De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 29 november pagina 7

29 november 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

29NOV. '19. No. 2214 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Tentoonstelling ' I collectie Goudstikker Pulchri Studio Den Haag Voorhout 15 Lange sluiting 30 November a. s. IIIIIUIIIIUHIIIIIIIIIII umi IIIHIIIIIII1II11IIII SCHILDERKUNST-KRONIEK VAN RlJSSELBERQHE Mij. VOORBEELDKUNSTBN, TE AMSTERDAM Van Rijsselberghe's tentoonstel ling in de Maatschappij voor Beeldende Kunsten is niet zoo belangrijk als vroegere, die dezelfde schilder hier in Holland hield. Er Is niet overal in de werken de ruige kracht te vinden, die ik gaarne in hem vind; Jaarbeurs voor Kunst n Q verheid. De Bazel, Muzlekkastje eenteekeningvaneen naakt mist de bloesem en het bloeien der schoonheid; is zelfs, voor zoover dat kan (en dat het kan, blijkt) lichtelijk akademh dl. Naast een paar landschappen, waarin de kleur verteederd werd tot een ylte, of haar kracht vertoont, is -deze tentoonstelling treffend voor mg door de schil derijen met v i s s c h e n (22, 23, 9 etc.) Het is niet een nieuwigheid voor Van RQsselberghe visschen te schilderen; van het Zoölo gisch Station te Napels heeft hl], als buit, meer dan een, ook in Holland gewaardeerd, goed werk meegebracht, waarin de kleur, zonder rxces, volop rijk was. Ook hier vindt ge Van RQsselberghe op rijn best in de vlsschen. Hij is in de beide krachtig ste werken boerscher dan in de schilderijen uit Napels;. de visch ligt, in haar zonder toover gegeven kleur, pardoes neer, inder daad boersch, maar in den goeden zin van het woord. In de grootere stukken met de visschen is kleur en leven gegeven, maar niet altijd vindt ge voldoende rhythme; de groep der vlsschen is niet logisch begrensd; zij lijkt niet een noodzakelijk geheel; soms is ze slechts een te willekeurige, niet rustig gevulde, rechthoek, gevuld met levends, be weeglij ks. Ik hoor, dat een deel van de verzameling door allerlei moeilijkheden Holland niet beJ reikte. Dat is te betreuren; een grooter j overzicht had, allicht, aanleiding gegeven tot meer waardeering. M. A D AM S E Het werk van Adamse, den Dordtenaar, is mij in zijn omvang bekend. Ik zal in dit kort artikel geen détailstud'e geven, maar in 't algemcei karakteriseeren. De hoofd-aard van deze uiting is, dat zij romantische t i s c h is; en, gege/en den tijd, kon daaruit volgen, dat zij soms revolutie nn a i r van gedachte moest worden, al was z\ niet schil derkunstig revolutionnair. Dit mogelijk gevolg vindt ge inderdaad; zij is soms opstan dig in gedachte. Maar zij is dat niet met scherpte, maar met liefde, zooals de Russi sche schrijvers dat zijn. Ge moet door deze qualificatie niet denken, dat Ik haar, naar grootte, naar diepte, naar omvorming, een gelijke vind; dat is niet in deze waardebe paling. Om haar anders te bepalen, zoudt ge kunnen schrQven, dat zijn opstandig gevoel zich uit, als bij iemand, dleDostojewsky leest. Kleur, hoewel Adamse soms daartoe groote lust gevoelt van tQd tot tijd, is niet zijn eerste deugd; zQ is dikwijls te Duitsch. Het'best is hij in soberheid een portret van een oude vrouw was, sober, een tQd geleden, een verras sing tusschen zijn overig schilderwerk. Als een echte romanticus heeft Adamse neiging tot de figuur, tot menschen. Als geheel is zQn werk: een eerlijk werk, waarin nog veel Jaarbeurs voor Kunstnijverheid. C. A. Lion Cachet, Scheepsbetimmering voor de Johan de WRt" te overwinnen is, wil het zuiver zQn. JAARBEURS VOOR KUNSTNIJVERHEID. H GLASWERK. Er zQn twee makers van glaswerk te noemen in Holland: de Bazel en Lan o o y. Beide maakten werk voor de fabriek te Leerdam, voor den heer Cochius, wien in deze die erkentenis niet mag worden onthouden. Ik zal over belden voor den Amsterdammer een uitvoerig geïllustreerd artikel schrijven, in dit nummer dus kort zijn. Het gewone glas van de Baiel, dik wijls vrouwelijk verfijnd van ijlheid bestaat uit twee soorten. D' eene soort is die waar bij voet of steel van kelk, vaas of glas geen zwellingen, herhaalde zwellingen, golving dus te vinden is, en die waar in deze golving" wel te vinden is. De niet .gegolfde" glazen verkies ik. Daaruit is blijvender eenvoud, eenvoudiger sierlijkheid, meer overeenkomst met het wezen van den sierkunstenaar de Bazel dan in de andere. Het eenvoudige glas van L a n o o y, waarin ge den pottenbakker nagevoelt, is krachtiger, mannelijker, meer nadrukkelijk. Het is niet zoo aangenaam iel als de Ba tel is, maar het heeft toch geen plompheid ; zQn zwaarte is zonder plomp heid. Dit glas is het gewone van Lanooy. Daarnaast maakt hQ andere soorten, een ietwat W e e n s c h-ongebonden versierd glas, en het kostbare, dat de eigenschappen van zijn aardewerk héft. Dit laatste besprak ik reeds, en zal ik in het bewust artikel bespreken. Het goedkoopere, versierde, meer gebrulks-glaswerk, vindt ge in de karaffen, de kannen met de glazen, in enkele schalen geornamenteerd, of eigenlijk niet georna menteerd met visschen etc.; maar a-rhythmlsch versierd. Hierin is Lanooy voor mij niet op zijn best. Een decor toch kan of afwezig zijn, dan is de vorm roemrijk, of het moet, sober, dien vorm verleven digen, dan is het ornament. PLASSCHAERT oonkamers van den Kunstpoitenbakker C. J. LANOOY Papestraat 24 - 's-Gravenhage Permanente Tentoonstelling INDISCHE CAUSERIEËN II VAN SYMBOLEN EN SYMBOLIEK Zooals de geest door middel van begrip pen denkt, die, veruitwendlgd, zich vertoonen als woorden, zoo denkt de ziel door middel van beelden, die, verultwendigd, zich ver toonen als symbolen. De symbolentaal is de sprake van ons dieper wezen: al wat er leeft, vagelijk in het duister of halfduister van den afgrond onzer natuurlijkheid, het spiegelt zich nimmer in den klaren spiegel van ons intellect, maar het wordt weerkaatst in onze droomen als symbool. In die diepere lagen der psyche, waar onze Instincten sluimeren, dringen de heldere stralen van de- geesteszon nimmer door: als op den bodem der zee is er ir»schemering eewemel van schoon heid en gedrochtelQkheid. Doch inden droom rijzen uit de omnevelde spelonken van ons oerwezen de beelden omhoog, uitsprekend voor wien kan verstaan, de geheimenissen van allerdiepst verborgen leven, want de geest die des daags de demonengestalten bant, rust nu. Bij de primitieve volken wier bewust zijns leven nog slechts even uit is boven het droomachtig leven der hoogere dieren, ligt bet Instinctieve leven, dat bQ de cultuur volken diep verborgen is onder het bewuste geestesleven n onder het masker van maat schappelijke conventie, aan de ziele-opper vlakte, zooals er ook immers op onze aarde plekken zijn waar de oudste gesteenten, elders diep verborgen onder jongere geologische formaties, aan de oppervlakte van de aardkorst liggen. Zoo zal dus bQ die primitieve volken, die oertaai der menschelijke psyche de Symbo liek ons slechts vertrouwd uit den droom en de poëzie een natuurlijke veruitwendiging zijn van Innerlijke bewogenheid. En inderdaad ziet men in het oosten ook, ja juist in het prozaïsch leven van allen dag, het wondere bloeien van de symbolentaal. Wie kent niet het schoone verhaal uit Addlson's Spectator" van de Perzische academie, die slechts honderd leden mocht tellen? Zeker geleerde, vernomen heb bende, dat een der leden gestorven was, spoedt zich QHngs naar de stad waar het genootschap zetelt, begeerig naar een plaats in den illustren kring. Doch juist als hQ aankomt is de vacante plaats vervuld. Als hQ de zaal binnentreedt waar het honderdtal vergaderd is, houdt men hem een bocaal 'voor ten boorde toe gevuld met rozenwater. Doch de fijnzinnige candidaat neemt het blaadje van een roos en vleit het op het water in den bocaal zó, dat geen druppel wordt gestort. Men neemt hem op als honderd-en-eerste lid. Hier is de symboliek helder, doorzichtig en haast westersch-vcrstandelQk. De chte oostersche synbolentaal is vaak zeer moeilQk te ontcijferen. Rudyard Kipllng geeft daarvan een merkwaardig voorbeeld in zfln Plain Tales from the Hills" en hj maakt de scherpe opmerking dat er behalve de noodige ethnologische kennis veel instinct noodig is tot het raden der geheime bedoeling van zulke beeld- en bloemenspraak. Het betreft een liefdesavon tuur van den half blo^ Trejago, den amateurdetectleve en Don Juan die in meerdere verhalen van Kipling. optreedt. Trejago krijgt van een Hindoedame een pakje thuis inhou dende: de helft van een gebroken glazen armband, een bloempje van den bloedrooden dhak", een weinig bhusa (veevoeder) en 11 stukjes cardamon. Trrjago, zelf half-oosterling, doorvoelt in tuïtief bQna onmiddellijk de erotische sym boliek van dezen minnebrief, want het pakje met den zonderlingen inhoud is een minne brief. De gebroken glazen armband beduidt door heel Hindoestan, ,de weduwe vaneen Hindoe" omdat als een Hindoe sterft de armbanden zQner weduwe worden stukgeslagen; de dhak" beteekent verlangen" in casu kom" of schrijf". Een stukje car damon beduidt jalousie", doch meerdere stukjes bijeen geven een getal aan. De brief luidt dus: een weduwe van een Hindoe wacht u om elf uur bij de bhusa. In het straatje waar de schoone weduwe haar min naar wachtte lag namelijk een stapel bhusa. Nog duisterder voor den westerling, doch helder blijkbaar voor de intuïtie van de pri. mitieve menschenzielen Is het huwelijksaan zoek, dat C. M. PleQte, de grondige kenner van taal en volk der Soendalanden, beschrijft in zijn Soendaneesche schetsen." Sl-Ianwil Nonot zQn liefde verklaren doch is een weinig beschroomd. Maar toen Si-jan aldus deze auteur iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii lederen volgenden dag haar telkens en tel kens zijn rijst was komen brengen, opdat zij toch maar veel naar de verzamelloods zou brengen en blzonder radjin", naarstig, blijken en eindelijk den moed gevonden had haar toe te fluisteren: Pisangs in menigte, ze zQn nog jong Zusje keer maar terug had zQ verstaan, dat de beteekenis hiervan nog een andere was, dan louter het haar overbekende rijmpje. Plots was toen de kracht van de bloementaal haar geopenbaard geworden en had zQ geantwoord: 1) De tortel heeft een grauwe kop Roode sirih, zwarte slrih De gele sirlh draagt geen bladers. Dit had Si-Ian der wereld te rQk gemaakt, want voor hem klonken slechts de rijm woorden : Fluks de baadjes neergelegd 't Komt me voor dat je een zwarte vogel bent Misschien ben je geel als j e een baadje aantrekt en toen hQ het daarop gewaagd had haar even in den molligen schouder te knijpen en zQ hem beknorde met Is bangor teuing" (foei, stoutertl) wist hQ genoeg en sprak nog dienzelfden avond met zijn vader. De belde natuurkinderen hadden onmid dellijk begrepen, eerder gevoeld deze, voor den westerling volmaakt onverstaanbare erotische symboliek. Onder de symbolen met eigenaardig ero tische strekking, die men in onzen Oost dikwQls tegen komt, behoort de bloempot, die, aan de voorgalerQ van het huis van een Chinees geplaatst, den Ingewijde kond doet, dat aldaar een huwbare dochter onder de bewoners is. Ieder die in Indië wat nader met Chlneezen is bekend geweest dan business- of amb telijk leven direct eischt kent dit weinig kiesch uithangbord. De psychische achter grond van dit symbool is mij echter nimmer opgehelderd. Couperus geeft in Stille kracht" een keurig voorbeeld van fijnzinnig symboliek 1) Ik schrijf hier PleQte's vertaling van het rQmpje neer. Wien de Soendaneesche tekst interesseert zQ verwezen naar boven genoemde Schetsen blz. 178 en 179. DE LETTERKUNDIGE VEREENI GING FLANOR" Dezer dagen viel mijn oog op een eigen handig geschreven brief van mevr. A. L. G. Bosboom-Toussaint aan de Letterkundige Vereeniging Flanor", gedateerd: den Haag November 1882. Daar ik gaarne iets meer van Flanor" wilde weten, zocht ik in onze UniversIteits-BibliotheeknaarbQzonderheden daarvan. Ik vond niet veel. Daar was In de eerste plaats een exemplaar van Het huls ^auernesse" van Bosboom-Toussaint, bege leid door bovengenoemd schrijven; verder twee Jaarverslagen van de eerste twee jaren van bestaan, geschreven door den Secretaris; dan een Notulen-boek van het eerste jaar en ten slotte een gedrukte Wet van Flanor". Hieruit bleek mij, dat Flanor" werd op gericht voor den tijd van 29 jaren te rekenen van den 9en Sept. 1881 af en dus nu niet meer bestaat. Ik meen dus de vrijheid e mogen nemen er iets over te zeggen. Het plan van de oprichting ging uit van de heeren: F. van der Goes, M. B. Mendes da Costa en H. C. Muller. Deze drie heeren riepen een vergadering samen van personen, die volgens hun meening daarvoor in aan merking kwamen, zich toeleggend op ver schillende kunstvakken, als daar zQn: Lettertunde (zoowel Classieke als Nederlandsche), Tooneel (ook Tooneelspelers), Schilderkunst, Bouwkunde, en wel tegen den Hen Juni, 's avonds te 8 ure in het gebouw De Eens gezindheid" op den OudezQds Voorburgwal, waarin bQ monde van Mendes da Costa, die voor dien avond het voorzitterschap op zich had genomen, het doel der vergadering werd uiteengezet, n. 1. te trachten een Ver eeniging te stichten, die zich ten doel zou stellen den bloei der Fraaie Letteren. Dat zou bereikt worden door het houden van vergaderingen, waar de verschillende leden lezingen en voordrachten zouden houden. Dit vond algemeene instemming. Zestien personen traden staande de ver gadering toe als lid, welk aantal in den loop van het eerste jaar toenam, doch later weer daalde. Leden personen, die ons allen min of meer bekend zQn waren: F. L. Abresch, A. Aletrlno, W. Blnger, H. J. Boeken, W. C. N. Boilaan, H. Cosman, Cn. M. van Deventer, G. F. van Duyl, Fred. W. van Ecden, Fr. Erens, F. van der Goes, H. F. Haverman, A. Ising J r., G. Jelgersma, W. Kloos, J. van Leeuwen jr., M. G. L, van Loghem, J., van Looy, Joh. de Meester, M. B. Mendes da Costa, C B. Posthumus Mtyjes.Gerard Muller, H. C. Muller, Hugo Mul ler, W. Paap, C. H. E. Reelfs, A. S. de Rochemont, G. Roodenburch, A. Roodhuyzen, H. G. Samson, K.J. L. Alberdingk Tnym, J. A. C. A. Timmerman, A. T. W. Tydeman, A. Verwey, J. P. Veth, Jan C. de Vos, S. J. Bouberg Wllson en Wlllem Witsen. De vergaderingen werden gehouden des Dinsdags om de drie weken. Het eerste jaar was voorzitter Abresch, eerste secretaris Mendes da Costa. BQ het doorlezen van de eerste t wee Jaar verslagen de eenige die bewaard zQn ge bleven en de Notulen, loopende tot Maart 1886, blijkt, dat met groote opgewektheid werd vergaderd. Vele voordrachten en lezingen werden gehouden o.a/.door J.van Leeuwen: Een metrische vertaling van Sophokles' Philokteles; door Jan C. de Vos: Sidin, een drama in verzen; door H. C. Muller: Een metrische vertaling van het 6e boek van de Odyssee; door Fr. van Eed tn: Het koninkrijk der wijzen, een dramatische Idylle; door M. B. Mendes da Costa: De Commissaris van politie; door Gerard Muller: Iets over Rembrandt; door Ch.M.van Deventer: George Ellot en the mill of the f loss; door A. Roodhuyzen: De verhouding der phllosophie tot de 19e eeuw, enr. Ook aan buitengewone bijdragen was geen gebrek, Pogingen om tot de oprichting van een Tijdschrift te komen, mislukten steedsl). Nooit werd de vrede verstoord; behalve toen den 13en Jan. 1882 een voorstel werd gedaan door Paap, Wilson en De Vos om Multatuli te huldigen. ?IIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII'llllllllllllllllllllll'llllllllllltllllllll spreken. De Resident wil den Regent doen blijken dat hQ met zekere misdadige plannen van den Regent te zijnen opzichte bekend is. De Regent doet den Resident drank aan bieden. Doch deze stoot, schQnbaar onop zettelijk, het glas om en put zich dan uit, in verontschuldiging. Doch het glas, dat hem opnieuw wordt aangeboden, drinkt hQ uit aldus wantrouwen en vertrouwen beide, symboliek uitdrukkende. Want het omwerpen van het glas wordt niet gemotiveerd door des Residents vrees voor vergif in d at glas: zoo dom was deze Regent niet den Resident bij zich aan huis te vergiftigen, maar het omwerpen is bedoeld als waarschuwing: denk, ik weet dat ge vandaag of morgen een gifbeker voor mij bestemt, ik ben op mijn hoede." En het uitdrinken van het nieuwe glas beduidt: toch wil ik U ver trouwen en ik vrees U niet." Het onderscheid tusschen dergelijke oos tersche symbolentaal en bepaalde westersche symboiensystemen bijv. dat der vrijmetselarg ligt hierin, dat de oosterling doorgaans spontaan, geheel origineele symbolen vindt voor hetgeen hij op zeker moment wenscht te vertolken, terwfll de symbolen der magons conventioneel zijn. Schoone, overigens echter k conventioneele symbolische handelingen kan men zien verrichten in de Indische rechtszalen. Is de eedsaflegging in onze rechtszalen n stereotiepe handopheffing onder het uitspreken der bekende plechtige woorden, in Indlë vormen de eedsafleggingen der ge tuigen een reeks kleurige, fantastische ver tooningen. De Mohamedanen spreken geknield de eedsformule uit, terwQl de pengoeloe 2) de koran op hun hoofd doet rusten. De Chlneezen branden een wierookstokje voor een beeltenis van Confuclus, waarbQ dan de Chineesche wQkmeester hun het eedsformulier voorprevelt. In iedtre Indische rechtszaal bevindt zich dan ook een kleine tepègong (Chineesch huisaltaar). De Klingaleezen Britsen-Indiërs, waar van er velen in onzen Oost zijn, meestal barbiers of handelaars in oostersche arti kelen drinken een weinig water uit een beker en plengen het overschot op den grond welk symbool waarschQnlQk uitdrukt dat de eedsaflegger de alom tegenwoordige moederaarde tot getuige neemt en haar daarom mede drinken laat. 2) Priester. Daarover werden heftige debatten gevoerd, zonder dat men tot een oplossing kwam en en slotte werd een motie aangenomen, lui dende: De vergadering, ten zeerste inge nomen met het denkbeeld van de.H.H. Paap, D»Vos en Wilson om een huldeblQk aan Multatuli te geven, rekent zich zelve als 'ereeniging daartoe niet bevoegd, maar be'eelt dat denkbeeld ten zeerste aan in ieders .ympathie." Dit voorstel werd aangenomen met n stem'meerderheid. De zaak: MuUatuli-hulde, was dus van de baan; maar de leden gingen uiteen met de wetenschap, dat twee hunner uit ergernis ontslag zouden nemen. « Voorspoediger ging het met de BosboomToussalnt-hulde. Den 6en Juni 1882 werd besloten aan Me vrouw Bosboom-Toussaint, bQ haar TOïten verjaardag, een huldeblijk aan te bieden. Dit geschiedde den 16sn Sept. ZQ ontving een prachtige Se/re-coupe, te Parijs gekocht door n der leden. Mevrouw Bosboom-Toussaint bedankte daarvoor in een brief, ged. Nov. 1882. Het was deze brief, welke mQ bQ toeval in handen kwam. HQ is hier beneden af gedrukt. Dit was de eenige keer, dat FJanor" zich naar buiten liet kennen. Intusschen was het leden-aantal achter uitgegaan: eerst gestegen tot 22, was het aan het einde van het tweede j aar gedaald tot 17. De malaise nam toe. Op de laatste vergadering vór het zomer-recès versche nen' slechts 7 leden. Men zocht naar de oorzaak. Flanor is niet amusant", werd er ge zegd. Men trachtte hieraan tegemoet te komen, door de verplichte voordrachten af te schaffen. Wel werd daardoor aan gezel ligheid gewonnen: men zat genoeglijk in clubjes bijeen, maar dat de beoefening der Fraaie Letteren op den achtergrond geraakte laat zich begrijpen. Geen wonder, dat het laatste van de twee eenig bewaard geble ven Jaarverslagen van den secretaris weinig hoopvol gestemd was. De toekomst heeft bewezen, dat hij gelijk had. Jammer, dat er niet meer van Flanor" kan bekend worden 2), daar het Archief is zoekgeraakt en tot nu toe nog niet te voor schijn is gekomen: merkwaardige, dingen zouden anders daaruit kunnen blflken, van belang voor onze kennis van de literaire beweging van '80. Amsterdam Dr. J. BERG 1) Het Tijdschrift De Nieuwe Gids" werd wel door eenige personen, die destijds leden waren van Flanor" opgericht, maar geheel onafhankelijk van die Vereeniging. 2) Tenzij een der nog levende oud-leden, door dit artikeltje opgewekt, uit zQn herin neringen ons het een en ander mocht willen vertellen. De Bengaleezen en Shiks plegen bij den eed een rund bQ de horens te vatten en aldus de formules uit te spreken. In streken in onzen Oost waar veel Britsen-Indiërs wonen, bijv. in Deli, z|n landraden waar men voor eedsdoeleinden er een speciale sappi 3) opnahoudt. De eedsaflegging vindt dan echter meestal plaats op een grasveldje vór het landraadgebouw, zulks ten gerieve zoowel van den landraad als van de heilige sappl zelve. Teekenend is, dat, in Indtë althans, de Japanners dit westersch wordend volk op uiterst nuchtere wQze zweren. Een ge schreven verklaring dat zij de waarheid spreken, wordt door den eedsaflegger onderteekend. Dit is al. De teedere bloesems der oostersche symboliek rijn blijkbaar niet be stand tegen de kille winden der westersche cultuur. De bezoeker van den Boroboedoer het eeuwenoude bouwsel op Midden-Java wordt getroffen door de scherpe tegenstel ling tusschen de vier onderste en drie opperste terrassen van het bouwwerk. De gaanderijen die de vier onderste ter rassen omsingelen hebben met beeldhouw werk verluchte wanden. In eindeiooze guirlandes van tafereelen ontrolt zich het leven van boeddha en boddhisatva n wemeling van symbolen voor ons verbaasd en verheerlQkt oog. In de nissen en op de muren immer beelden en statuetten van den Verlichte. Maar de drie opperste gaander|en zijn ' koud van lijn, streng van eenvoud, zonder eenige sculptureele wandversiering, terwQl de boeddha's aan het oog onttrokken zijn door klokvormige deksels. De vier onderste beeld-rijke terrassen stellen voor de ziel, de begeerende willende onbewustheid. De drie bovenste, de beeld-looze vanaf het allerhoogste plateau schouwt men vrjelijk in de klaarte van het hemellicht stellen voor den geest, den denkenden bewusten mensen Aldus werd het inzicht dat beeld en sym bool de taal zQn van ons onbewust zieleleven, zooals abstractie en begrip van ons bewust denken, een inzicht in onze dagen door Siegmund Freud wetenschappelijk ge fundeerd reeds vór duizend jaren ver zichtbaard in het reusachtig steenen sym bool, in het wonderbouwsel dat Boroboedoer heet. Mr. H. G. KOSTER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl