Historisch Archief 1877-1940
r,*,
6 Dec. '19. No 2215
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE LEVENSBERICHTEN
door dr. C. P. BURGER JR.
Bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek
? te Amsterdam
De Maatschappij der Nederlandsche Let
terkunde te Leiden is onder onze talrijke
geleerde genootschappen zeker een van de
meest bekende. Niet alleen door haar
eerwaardlgen ouderdom van ongeveer ander
halve eeuw, en door het groote getal van
meer dan vijfhonderd leden, maar vooral
door de jaarlijksche uitgaaf van de levens
berichten harèr afgestorven medeleden.
Het spreekt haast van zelf dat hierop wel
eens spottende glossen worden gemaakt.
Eene maatschappij die leden benoemt om
ze na hun dood in eene soort galerij van
OMterlelQken bij te zetten, en leden die niet
. altijd op het gebied der letteren iets gepres
teerd hebben, maar desniettemin door hunne
benoeming een wettige aanspraak op die
onsterfelijkheid hebbeo, en daarvoor ook
gaarne hun leven lang contributie betalen
het is een dankbaar onderwerp voor
goedkpopen spot.
Maar wat goed is, kan gelukkig spot ver
dragen. Men mag er van zeggen wat men
?wil, maar zeker is het, dat onder de vele
genootschapsultgaven die we jaarlijks zien
verschijnen, er weinige zjjn die zoo gretig
ter ? hand genomen worden en die zoo Vele
lezers boeien ais de te levensberichten. Ei
misschien verschijnt er in ons land geen
andere periodieke uitgaaf waarvan ook de
vroegere jaargangen nog zoo geregeld ge
raadpleegd worden als van deze. Bij elk
onderzoek naar personen die in de laatste
driekwart eeuw in ons land geleefd en ge
werkt hebben, is de eerste vraag die men
doet, of er ook in de levensberichten iets
over hen te vinden is. Is dit zoo, dan is
men geholpen; in het tegengestelde geval
wordt het vaak een wanhopig zoeken.
Maar nu dreigt er plotseling een ernstig
gevaar; een voorstel is eedaan, om de Le
vensberichten af te schaffen, d. w. z. om de
retks die al ongeveer 70 jaren geregeld
loopt, op eens te doen ophouden zonder er
iets voor in de plaats te stellen.
Olt afbrekende voorstel gaat nog wel uit
van het bestuur der maatschappij zelve l Voor
geleerde genootschappen is het een slechte
tijd. Alles is veel duurder dan tevoren,
de kotten aan het drukken van een periodieke
uitgaaf verbonden, zijn wer hoog. Verhoogt
men de contributie om de meerdere kosten te
bestrijden, dan is er gevaar jroor het be
danken van leden, die zich toch ook zei ren
tot bezuiniging genoopt sien.
BI deze heel begrljpeiqke beweegreden
komt nu echter iets anders. In genootschap
pen met een wisselend bestuur ziet men
soms op eens de wensen opkomen om
iets anders te doen dan wat de voorganger
deden, en zoo heeft dit bestuur het plan
opgevat, iets te doen voor de allernieuwste
Nederlandsche letteren. Het heeft daarvoor
een middel meenen te vinden, dat aan
menigeen nu juist niet nieuw, en ook niet
doeltreffend voorkomt, de ultlovtng vaneen
driejauUgkschen p»Jj* voor.een wetk op het
gebied der Nederlandsche schoone letteren".
Bij aanvankelijke gedachten wisseling is
het gebleken, dat dit voorstel onder de lederT
wel voorstanders vindt. Maar mag nu voor
zulk een geheel nieuw beginnen, zelfs al
bleek de meerderheid er voor te zij o, de tot
dusver door de Maatschappij vervulde taak
maar op eens ter zijde geschoven worden?
Dit zou toch een staali je zijn van zeer slecht
beleid.
Het bestuursvoorstel, dat In de zomer
vergadering van Juli II. in behandeling moest
komen, veroorzaakte natuurlijk groote be
roering. Twintig in Q-oningen wonende
leden, die bezwaarlijk ter vergadering kon
den komen, hadden in een gemotiveerd
schrijven .uiteengezet, dat zij een beslu't in
dezen zin zeer zouden betreuren. Huns
inziens vormen juist de Levensberichten een
van de meest waardevolle publtcaliën der
Maatschappij. Zrj zijn een onuitputtelijke
bron vdbr de beschavingsgeschiedenis van
ons vaderland. Uit den aard der zaak komen
onder de Levensberichten, naast talrijke
blographieën van mannen die eene eerste
plaats vervuld hebben in het letterkundig
Of maatschappelijk leven," ook zeer vele
N.V. TOONEELVEREENIGINQ: Nathan
de wijze. Vertaald door dr. E w.
B. Koster.
Sommige,~classlek geworden, w rken,
waaronder «Nathan der Welse" loonen alleen
dan de opvoering wanneer een regisseur
een persoonlijke visie op het stuk blijkt te
hebben, die ons het dichterlijk droombeeld,
dat uit de verzen opstijgt, voorzet in een
vorm welke er een nltuw leven voor schept
op het tooneel. Herleiden, zódat ons het
algemeene, dat van alle tflden is,
tegelijkertfld weder bijzonder toeschijnt in het licht
onzer dagen, het verborgene, datgene wat
dikwijls voor den dichter zelf en zijn
tfjdgenooten nimmer bewuste waarde verkreeg,
uitgraven met de -geslepen spade van onzen,
inmiddels verfijnden kunstzin, en dit doen
flankeren. Waarom Heyermans voor zija
ciassiek experiment nu juist Lessing nltkoos
is moeilijk te verklaren. In Lessing's too
neel werk liggen de waarden zódiep, dat
misschien alleen Goethe, die voor Nathan
der Weise" warme, collegiale bewondering
aan den dag legde, deze geheel vermocht
te peilen, w er is nauwelijks een weik naast
dit te stellen dat zich zoo ongenadig wreekt
wanneer de vertolkers het niet verder brengen
dan de omtrekken. Van deze figuren, die
met elkander de draden spinnen van fat
zeer voorname weefsel, dat de simpelste
levensles inhoudt, leeft er niet n, zelfs
Nathan niet, uit zichzelf. Indlentooneelspelen,
hetgeen beweerd wordt, slechts reproduceeren
zou zijn, dan kon men Lessing gerust van
het repertoire schrappen, want wat de
tooneelkunstenaars in dit werk hebben aan te
vullen, is schepping, ver over de door den
dichter geboden factoren heen. Zoo warm
en goed als Lessing' het gemeend heeft, zoo
moeilijk, zoo koel heeft hij zich uitgedrukt.
Slechts bet pittig rhythme dezer verzen doet
voor van personen die slechts een beschei
den rol gespeeld hebben, maar juist de
levensberichten dezer categorie achten zij
voor den cultuurhistoricus van groote waarde.
Immers, daarin weerspiegelt zich het leven
en streven van dien grooten kring van be
schaafden die op het maatschappelijk en
geestelijk leven van ons vaderland in de
laatste anderhalve eeuw zQn stempel heeft
gedrukt. Zonder de levensberichten zou van
velen der daarin beschrevenen de herinne
ring voor goed zijn ultgewischt. De
ondergeteekenden hebben bij hunne studie a allen
meer dan eens van de Levensberichten ge
bruik gemaakt, en voor zoover zij aan eene
bibliotheek of archief verbonden zrjn cf ge
weest zijn, hebben zij menigmaal slechts
uit die Levensberichten de van hen gevraagde
blo- en bibliografische inlichtingen kunnen
geven. Ztj zouden het daarom betreuren,
indien voor de latere geschiedschrijving
deze bron zou ophouden te vloeien."
De stellers verzoeken ten slotte het bestuur,
zijn voorstel omtrent het staken der levens
berichten in te trekken, en verlangen, Indien
dit niet geschiedt, dat dan over dat voorstel
niet door de jaarvergadering zal worden
beslist, maar bij wijze van referendum door
de meerderheid der leden.
In denzelfden geest hadden 134 andere
Uden, die niet ter vergadering konden komen,
door brieven en briefkaarten te kennen ge
geven dat zij de afschaffing der levensbe
richten zouden betreuren. Sommigen meen
den wel, dat eenlge bekorting mogelijk en
misschien wenschelflk zou zijn, maar allen
waren van meening dat de reeks niet mocht
worden afgebroken. Een der correspondenten
schreef, zeker volkomen juist, dat de reeks
der levensberichten voor 't overgroote deel
der leden aan .Letterkunde" zijn eenige
befeekenls geeft. En sommigen zouden nog
meer dan de levens zelve de daaraan veelal
toegevoegde bibliografische opgaven betreu
ren ; die zQn eenvoudig niet te missen."
Een van de alleroudste leden, intusschen
overleden, zag in de afschaffing nadeel
voor het wetenschappelijke karakter der
Maatschappij en groote schade voor de
beoefening van biografie en bibliografie."
Het bestuur bleef tegenover dat alles
hardnekkig. De voorzitter trachtte zelfs de
methode toe te passen die Koning Willetn I
in 1815 had aangewend bij de stemming
over zijn grondwet, om nl. de nlet-stemmers
als voorstemmers te tellen. Uit de uitingen
van die 134 leden concludeerde hij, dat dm
van het geheele getal van 539 leden verre
weg de meerderheid niet tegen de afschaf
fing gekant was l
De vergadering dacht er blijkbaar anders
over. Allereerst kwam Mr. J. A Levy in
een academisch betoog op voor de levens
berichten die voor ons land een
geschiedbron zijn, min of meer van dezesf ie waarde
als elders de .mémoires"; en na hem spraken
vele anderen in denztlfdcn zin.
Ten slotte werd overeenkomstig het
Groningsche voorstel besloten om In de ver
gadering niet te beslissen, maar de zaak
voor te leggen aan ds leden, bij schriftelijke
raadpleging. Overeenkomstig dit besluit Is
nu onlangs de zaak bij circulaire voorgelegd
aan de leden, die vór 15 December a. s.
hun gevoelen moeien kenbaar maken.
' We mogen dus hopen, dat de Miatschappij
der Nederlandsche letterkunde niet opeens
zal breken met hare traditie. We mogen dit
des Ie meer, omdat de leden tegelijk met
den oproep om over de levensberichten
te stemmen, de levensberichten zelve ont
vangen. Ze zijn samengekoppeld met de
Handelingen der Maatschappij''en de leden
stellen zich dus vanzelf de vraag, of het
voor hen nog de kosten van het lidmaat
schap waard zal zijn, als z: voortaan alleen
de Handelingen zullen ontvanger, zonder
de Levensberichten?
Het antwoord kan nauwelijks twijfelachtig
zrjn. De handelingen zelve zijn practisch
noodig, maar men heeft er verder niets aan;
deze jaargang geeft behalve de zakelijke
verslagen nog een voordracht over vrijheid
en letterkunde" die we in de vergadering
beleefd hebben aangehoord, maar die niet
velen nog eens zullen wenschen te lezen.
Qiheel anders is het met den bundel
levensberichten. Men gaat er van zelf In
lezen, en heeft men het boek eens ter hand
genomen, dan laat de lectuur niet spoedig
den stroom eener diepe bewogenheid ver
moeden, en eerst daaronder, op den bodem,
worden we iets van den schat gewaar.
Al het beeldhouwwerk Het hij den ver
tolkers en in ruil voor deze vrijheid
vroeg hfj den inzet van hun volle
mensch-zijn, hun gansene kunstenaarschap.
Niet alleen met Nathan", immers ook met
de kleine rol van den Derwisch", van den
Kloosterbroeder", zfjntriumfen behaald door
groote tooneelspelers, die er hun stempel op
wisten te drukken. En alle figuren, al be
reikten ze niet dien hoogen graad der wijs
heid, waar de wonderen van liefde en goed
heid een mensen als Nathan eigenlijk maar
doodgewone dingen voorkomen, Der
Wunder höchstes ist dasz uns die Wahren,
echten Wunder so a'.llaglich werden hönnen,"
ze dragen in zich hun deel van Lessing's
dichter-geloof, als een kiem waaruit op het
tooneel, met een oogopslag, een handge
baar, deze wonderen kunnen opbloeien.
SaladQn en zijn zuster Slttah, die iwee
innige verwanten, de Sultan, die den goeden,
van jeugdigen overmoed blakenden Tem
pelier genade schonk om de eenvoudige
rede»dat hij zijn overleden broeder'zoo
zeer geleekt En hce hangt Rccna aan
haar pleegvader, zoo volkomen nog, dat
zij ze telt maar achttien jaren den
grijzen jood om geen jonkman, om geen Chris
tenmensen, prijs zou geven. Een
ieekebroeder, die lezen kan noch schrijven, wan
delt door het werk als de eenvoudige van
hart," die immer zalig" is, en wat een
zonnig menschenkind is de Derwisch l Slechts
de gewichtige, maar dan ook lachwekkende
Patriarch in groot ornaat, deketterjagermet
zijn hazenhart, die groote kinderen, gelijk
Nathan, schrik aanjaagt, herinnert ons in
dit argeloos sprookverhaal, waarvan, een
gelijkenis, zósimpel dat we ons af vragen:
is dat nu alles? den geheelen catechismus
uitmaakt, aan het bestaan van, helaas, ook
booze menseden. Tagore's Brief van den
Koning", Lessing's Nathan de Wijze", waar
is de regisseur die ons doet erkennen hoe
ciassiek het moderne en hoe modern het
classleke kan zijn, hoe weinig de eeuwen
tellen die vergingen tusschen den dag dat
in het Westen en den dag dat in het Oosten
een dichter geboren werd.
weer los. Waarin zit de aantrekkelijkheid
er van ? Niet in den stijl; er zijn goed ge
schreven stukken in deze rijke reeks van vijf
tien levens, maar er zijn er ook, die niet
heel hoog staan. Ook niet in de groote
beteekenis der personen, waarvan hier het
leven besproken wordt; ook deze staan vol
strekt niet allen op ae IQn. Toch hebben
al de levensberichten eene innerlijke ver
wantschap ; in alle Is werkelijk leven. Men
komt, als men over deze afgestorvenen"
leest, in aanraking met levende menschen,
die men ziet in hun doen en laten, hun
denken en voelen, in hun omgeving van
jaren geleden, in hun loopbaan, in hun werk
zaamheid; en de'geheele schets wordt den
lezer voorgedragen door een schrijver die
hart heeft voor het onderwerp, voor de taak
die hij vrijwillig op zich heeft genomen.
D: archltekt Weissman wijdt slechts
enkele bladzijden aan zijn overleden vakge
noot en medewerker G. van Arkel, en zeker
zal geen lezer niet geboeid worden door
wat hrj hier verneemt over onze bouwge
schiedenis in de verloope'n jaren en over de
totstandkoming van het werk de
NoordHollandsche oudheden".
Uitvoerig wordt door N. J. Krom het leven
geschetst van C. M. Pieyte, den zoon van
onzen Leidschen oudheidkenner W. Pieyte.
We zien den jongen die zich aan het gere
gelde onderwijs moeielrjk kon onderwerpen,
den volwassen man die zich ook weer vaak
even slecht kon schikken in eene gewone
maatschappelijke betrekking, maar die zich
langs niet-off cieelen weg een schat van
kennis wist te verwerven van landen en
volken, en die eerst hier te lande, daarna
in Indlë altijd weer een werkkring wist te
vinden, waarin hfj wat tot stand kon brengen,
en intusschen onze wetenschappelijke litera
tuur verrijk'e met eene reeks w,erken, waarop
de meer schoolsche wetenschap vaak wat
vond aan te merken, maar die inderdaad
van groote blijvende waarde zijn.
Een aardig kort berichf schetst Adèle
Godoy, eene Mexlcaansche, die hier haar
letterkundige loopbaan vond.
Herderschee teekent weer uitvoeriger wat
het onderwerp ook eischte het Teven van
Nippold, den duitschen godgeleerde die in
zoo nauwe betrekking stond tot ons land
en onze wetenschappelijke wereld.
Zeer boelend is de Ie vensbeschrijving van
H. D. J. van Schevlchaven door Prinsen.
Wie hem op hooge jaren gezien of gekend
heeft ats archivaris van Nijmegen, wordt
hier verrast door kennismaking met een
alhrlnteressantst zwerversleveru een veld
tocht in de Krlrn, een leven vanlange jaren
als toerist, als echte globe-trotter, eene
werkzaamheid als Engelsch auteur van zeer
interessante en veel gelezen boeken, onder
den naam Larwood.
Weer van geheel anderen aard, maar zeet
belangrijk, Is de levensbeschrijving van J.
van Loenen Martlnet, godgeleerde, succes
vol prediker, vruchtbaar publicist. H. Oort
is er de schrijver van.
Met het volgende bericht krijgen we een
leven, dat reeds in de vergadering als voor
beeld is aangehaald, dat meer dan vele an
dere eene beschrijving waard is, en dat,
wanneer de reeks der levensberichten niet
bestond, misschien nooit te boek gesteld
zou worden F. G. Kramp wordt door
Kluyver geschetst in zijne verbazingwekkende
studies van landen en volken en talen van
Oost-Europa en Azië, terwijl zijne betrek
king die was van collecteur der staatsloterij.
Dan volgt het dubbel: levensbericht van
A. G. C. van Duyl en Theièse Schwartze
door Blok, een echtpaar dat we allen gekend
hebben, en waarvan we nu tot onze groote
voldoening dit waardeerende levensoverzicht
van bescheiden omvang, ontvangen.
En dan komt er weer een journalist van
groote bekendheid, Christiaan Nuys, door
J. Kalff jr. in enkele bladzijden g'teekend.
Als voorbeeld van een zeer eerbiedwaar
dige rechterlijke loopbaan krijgen we het
leven van van der Kaay, door mej. De Leeuw
(Qsertruida Carelsen) geschetst.
Mr. W. Polman Krujeman wordt door
Heerenga uitvoeriger behandeld. Heel in
teressant is weer hier de beschrijving van
ztjn studielijd die niet zoo heel vlot liep,
en hoe hij later zijn carrière vond in zijn
eigen gewest Zeeland, en daar door zijn
werk een heel belangrijke plaats innam.
UIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII
De majeur-toon der vriendelijke argeloos
heid is voor mij de grondtoon van Lessing's
verzen en alleen de volle overgave van
ongemeen begaafde spelers in d ie rollen,
kan bier een abstractie, een verhandeling
over humaniteit, opvoeren tot een levend
en zinrijk tooneelspel.
Men doet een regisseur als Gilhufjs
waar IQ k geen dienst met hem een dergelijken
last op de schouders te leggen. Hij blrek
daar zoodanig van onder den druk, dat hij
het blijspel in den graftoon stemde, geen
lichlje aanbracht, geen glimlach waagde,
den Derwisch zelfs knotte tot een starre
harlekijn, en van acht tot half een aan de
verzen hing, zender dat n oogenblik de
spel-vonk knetterde.
Wat Lobo van de hoof drol gemaakt heef t,
was beminnelijk, door warm getint geluid
en een schier plechtige toewijding aan een
taak waarvan we begrepen hoe z waar ze woog,
alhoewtl wij zoo gaarne in het tegendeel
hadden geloofd. Voor dezen bedachtzamen
Nathan waren de wonderen van hemel en
aarde nog allerminst eenvoudig! Gevoeld
hebben we: de liefde van den jood vooral
het zijne, voor zijn dame Daja, met haar
ool.Qk Anna Bljns-gezlcht, zoowel als voor
het aanhankelijk christenkind, met haar lieve
joodsche zieltje, Recha. Maar Nathan's scherts
die zijn wijsheid is, zijn glimlach om de
betrekkelijkheid aller dingen, welke ook in
de hachelijkste oogenblikken blijft monkelen
om zrjn zachten mond en het geheele stuk
draagt, waar waren ze? Nochtans om
Nathan te kunnen spelen moet men ten
naastenbQ zelf een Nathan zijn -*? datgene
wat Lobo ondeischeidt, het legendarische,
kwam ook deze rol ten goede, voor zoover
ze abstractie blijven mocht, en bij dezen
voorsprong hopen we van harte dat hij er
nog eens den lieven wijzen mensch in- en
uitspelen zal.
Regie in majeur zou mevrouw
GllhuysSasbach gewaarschuwd hebben van de
j:ugdlg dweepende, teedere, doch vooral
ze is Nathan's geesteskind pittige
Recha geen hysterische jonkvrouw te maken.
Een pathaloglsch geval wss dit gelukkig niet,
al verdiende zij van vader Nathan een heil
zaam stortbad. De eerste ontmoeting met
den Ridder, een allerliefst tooneel als men
SINTERKLAAS IN AMERONGEN
Teekenlng voor mde Amsterdammer" van Qeorge van Kaemdonck
iiiMiiiimiiiiiiiiiii film
iiiitiiMiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii
En we kunnen zonder verpoozen doorgaan.
De bundel geeft eene doorloopende afwis
seling, het gehalte van de opstellen daalt
niet. Generaal-majoor Boogaard, vooral van
beteekenls als schrijver over militaire zaken
onder den pseudoniem Mars, wordt door
Von Schmid beschreven.
Van den stillen geleerde A. J. A. Worp
geeft A. N. J. Fablus eene boeiende be
schrijving.
De reeks wordt besloten door het leven
van den bekenden Kampenschen archivaris
J. Nanninga Uitterdijk.
Volledige bibliografieën een toevoeg
sel van groote waarde b U de levensberich
ten ztjn gegeven van Pieyte, Van Loenen
Martlnet, Worp en Uitterdijk. Van de jour
nalisten was dit uit den aard der zaak niet
doenlijk; de levensbeschrijver doet voor hun
werk genoeg, als hij de bladen en de jaren
aanwijst, waarin de artikelen te vinden zijn.
Eene complete bibliografie van Nippold is
ook terecht niet gegeven; die zou in een
Duitsche publicatie behooren. En van hen
die slechts weinig in druk lieten uitgaan, kan
de levensbeschrijver volstaan met opnoeming
van de werken in het bericht zelf.
Overzien we al het ontvangene in gedachte,
dan blijft er geen aanleiding tot onvoldaan
heid ; hier is wel alles gegeven wat men
mocht vragen of verwachten. En nergens
iets van die belachelijke ophemeling, die
het leest, miste van haar kant de schuchtere
Ironie, van den zijnen de fiere bedremmellng,
terwijl Daja (Julia Ude) plechtanker en pièce
de milieu, behalve haar kostelijke muts, geen
glimp humor aan het geval toevoegde.
Mevrouw Gilhuys, trachtend naar het kin
derlijke, wist voor > het overige de verzen
levend te houden.
Gilhuys als de Tempelier (de tekst geeft
aan hoe deze zich door een bepaalde hou
ding van het hoofd, door een gebaar waarmee
hQ de wenkbrauwen opstrijkt, onderscheidt)
bracht, hoewel weinig marquant als persoon
lijkheid, een zeker pathos voor de rol mee.
Coen Hissink speelde Sultan Siladfjn, of
liever hij speelde dien niet. Noch van de
bijzondere verhouding tot zijn zuster Slttah,
noch van zQn verwantschap met o.a. Hamlet,
welke aan deze figuur richting geeft, hebben
we iets gemerkt. Saladijo is een dier licht
weemoedige vorstengestalten, zooals ook
Grillparzer er gaarne schiep, wier meer mo
derne geest zich boven den daagschen druk
gestaag tracht te verheffen. De dingen van
hooger orde (het verhaal der drie ringen)
brengen hem aanstonds in verrukking, rfjn
edele zin bestemt hem tot Nathan's vriend,
en zijn brave Slttah moet hij uit overmaat
van liefde altijd een beet je plagen, eenoude
vrijster en een luistervlnk, maar een vrouw
van ras, aan wie hij, ook In staatszaken,
een besten steun heeft l Coen Hissink verleen
de dezen charmanten potentaat de gelaatstrek
ken van een moordenaar, en aan de intelli
gente schaakspeelster" was kraak noch
smaak. Van den kloosterbroeder bezit ik
een portretje, het is thans Pagay in die rol,
en het vertelt mij met zijn twinkelende
oogjes, met al zijn vrome vouwtjes en
vriendelijke kerfjes, meer dan Daan van
Ollefen met zijn kleurloos reciet.
De eenige vreugde van deze, met geen
tableau de la troupe en repertoire te dekken,
classieke mislukking waren de, door Raoul
Hynckes ontworpen, decors. ZQn zin voor
weelde, waarvan Ik brj de kennismaking met
zijn eigen poppcntooneel-werk (zie de Am
sterdammer van 25 Oct.) zoozeer overtuigd
werd, heeft hij moeten inbinden, minder
omdat Lessing ook deze weelde niet ver
dragen zou hebben, integendeel, hij vraagt
de rijkdommen van een ieders fantasie,
men wel eens aan de levensberichten pleegt
te verwijten. Nog een ander verwijt, zelfs
in de laatste discussie ter vergadering nog
geuit, is wel heel valsch: de levensberichten
zouden niet dan een troebele geschiedbron"
zrjn. Het doorloopen van dezen bundel door
dringt den lezer van de onwaarheid van
deze bewering; alle schrijvers kennen hun
onderwerp goed, .en allen geven ons de
waarheid, het werkelijke leven. Voor de
geschiedenis van ons land en onze maat
schappij in de 19e en het begin van de 20e
eeuw brengt deze bundel ons een rijke stof,
een schat van kostbare gegevens.
Zou deze bundel nu de laatste moeten
zijn? Het zou domheid en schande zijn als
de Maatschappij die door deze jaarlijksche
uitgaaf haar naam en haar beteekenls heeft
gevestigd, hare taak plotseling liet steken.
Het zou bovendien voor de Maatschappij
zelve hoogstwaarschijnlijk het begin van het
einde zijn. Zf zou tal van leden verliezen,
deels omdat de aardigheid er voor hen af
zou zijn, deels omdat ze zich verplicht zou
den achten, liever eene andere aaneensluiting
na te streven, om de historische taak die
hier plotseling onvervuld bleef, weer op te
vatten.
Waakzaamheid is echter geboden. Het is
voor de leden eener Maatschappij die ver
spreid wonen over het geheele land, geen
gemakkelijke taak, de Maatschappij te ver
dedigen tegen haar eigen bestuur.
C. P. BURGER J r.
Invalid-Portwijn
DE BESTE MIDDAODRANK f 2.50 p. fltscft
Wijnbaodtf di Birbinson, 51 Anutol, Aoutordan
iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiifiiimiiiiiiiimiiiii
dan wel om, altijd te billijken, praktische
overwegingen. Niettemin heeft Hynckes
kans gezien, met bijna schamele midde
len, de illusie dezer weelde te wekken,
en in het bijzonder het palels van den Sultan
?tot iets voornaams te maken. Of ik dit nu
voor een blijspel voordeelige decors vind ?
Neen, het wezen van dit werk zou in een
omgeving met veel licht en lucht, in decors
die perspectief boden en de gelaatsuitdruk
king nergens in de schaduw stelden, onge
twijfeld beter tot zijn recht komen. Naar de
handeling verantwoord, was het echter op
deze wijze. De koele duisternis, die in de
Oostersche, door dikke muren tegen de zon
beschermde hulzen heerscht, was opmerke
lijk getroffen, en de thuiskomst van Nathan met
het lichte gerinkel der karavaan-bellen bulten
en de rosse, op den duur wat egale
palmstammen achter het venster, had zooveel
stemming dat er voor een regisseur een,
die het sp:l kon maken ook in dit kader:
leven, liefde, schoonheid en geest te tooveren
zou zijn geweest.
TOP NAEFF
itiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiii
Bij VAN HOLKEMA & WARENDORF
te Amsterdam is verschenen:
Dramatische Kroniek l en II
door TOP NAEFF
Bandteekening van
ANDRÉVLAANDEREN
Prijs per deel Ingenaaid f 3.«5
>, Gebonden ,, 3.85
Wat Mevr. Top Naeff over tooneel
in De Amsterdammer" schrijft, behoort tot
het beste en meest bezonkene dat onze ge
zamenlijke tooneelcritiek oplevert.
Met groot genoegen daarom iien wij deze
opstellen gebundeld. Veel ervan is voor
herlezing geschikt en het meeste belangrijk
boven de voorstelling van den dag....
18-11-'19 Algemeen Handelsblad