De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 6 december pagina 7

6 december 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

r,*, 6 Dec. '19. No 2215 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE LEVENSBERICHTEN door dr. C. P. BURGER JR. Bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek ? te Amsterdam De Maatschappij der Nederlandsche Let terkunde te Leiden is onder onze talrijke geleerde genootschappen zeker een van de meest bekende. Niet alleen door haar eerwaardlgen ouderdom van ongeveer ander halve eeuw, en door het groote getal van meer dan vijfhonderd leden, maar vooral door de jaarlijksche uitgaaf van de levens berichten harèr afgestorven medeleden. Het spreekt haast van zelf dat hierop wel eens spottende glossen worden gemaakt. Eene maatschappij die leden benoemt om ze na hun dood in eene soort galerij van OMterlelQken bij te zetten, en leden die niet . altijd op het gebied der letteren iets gepres teerd hebben, maar desniettemin door hunne benoeming een wettige aanspraak op die onsterfelijkheid hebbeo, en daarvoor ook gaarne hun leven lang contributie betalen het is een dankbaar onderwerp voor goedkpopen spot. Maar wat goed is, kan gelukkig spot ver dragen. Men mag er van zeggen wat men ?wil, maar zeker is het, dat onder de vele genootschapsultgaven die we jaarlijks zien verschijnen, er weinige zjjn die zoo gretig ter ? hand genomen worden en die zoo Vele lezers boeien ais de te levensberichten. Ei misschien verschijnt er in ons land geen andere periodieke uitgaaf waarvan ook de vroegere jaargangen nog zoo geregeld ge raadpleegd worden als van deze. Bij elk onderzoek naar personen die in de laatste driekwart eeuw in ons land geleefd en ge werkt hebben, is de eerste vraag die men doet, of er ook in de levensberichten iets over hen te vinden is. Is dit zoo, dan is men geholpen; in het tegengestelde geval wordt het vaak een wanhopig zoeken. Maar nu dreigt er plotseling een ernstig gevaar; een voorstel is eedaan, om de Le vensberichten af te schaffen, d. w. z. om de retks die al ongeveer 70 jaren geregeld loopt, op eens te doen ophouden zonder er iets voor in de plaats te stellen. Olt afbrekende voorstel gaat nog wel uit van het bestuur der maatschappij zelve l Voor geleerde genootschappen is het een slechte tijd. Alles is veel duurder dan tevoren, de kotten aan het drukken van een periodieke uitgaaf verbonden, zijn wer hoog. Verhoogt men de contributie om de meerdere kosten te bestrijden, dan is er gevaar jroor het be danken van leden, die zich toch ook zei ren tot bezuiniging genoopt sien. BI deze heel begrljpeiqke beweegreden komt nu echter iets anders. In genootschap pen met een wisselend bestuur ziet men soms op eens de wensen opkomen om iets anders te doen dan wat de voorganger deden, en zoo heeft dit bestuur het plan opgevat, iets te doen voor de allernieuwste Nederlandsche letteren. Het heeft daarvoor een middel meenen te vinden, dat aan menigeen nu juist niet nieuw, en ook niet doeltreffend voorkomt, de ultlovtng vaneen driejauUgkschen p»Jj* voor.een wetk op het gebied der Nederlandsche schoone letteren". Bij aanvankelijke gedachten wisseling is het gebleken, dat dit voorstel onder de lederT wel voorstanders vindt. Maar mag nu voor zulk een geheel nieuw beginnen, zelfs al bleek de meerderheid er voor te zij o, de tot dusver door de Maatschappij vervulde taak maar op eens ter zijde geschoven worden? Dit zou toch een staali je zijn van zeer slecht beleid. Het bestuursvoorstel, dat In de zomer vergadering van Juli II. in behandeling moest komen, veroorzaakte natuurlijk groote be roering. Twintig in Q-oningen wonende leden, die bezwaarlijk ter vergadering kon den komen, hadden in een gemotiveerd schrijven .uiteengezet, dat zij een beslu't in dezen zin zeer zouden betreuren. Huns inziens vormen juist de Levensberichten een van de meest waardevolle publtcaliën der Maatschappij. Zrj zijn een onuitputtelijke bron vdbr de beschavingsgeschiedenis van ons vaderland. Uit den aard der zaak komen onder de Levensberichten, naast talrijke blographieën van mannen die eene eerste plaats vervuld hebben in het letterkundig Of maatschappelijk leven," ook zeer vele N.V. TOONEELVEREENIGINQ: Nathan de wijze. Vertaald door dr. E w. B. Koster. Sommige,~classlek geworden, w rken, waaronder «Nathan der Welse" loonen alleen dan de opvoering wanneer een regisseur een persoonlijke visie op het stuk blijkt te hebben, die ons het dichterlijk droombeeld, dat uit de verzen opstijgt, voorzet in een vorm welke er een nltuw leven voor schept op het tooneel. Herleiden, zódat ons het algemeene, dat van alle tflden is, tegelijkertfld weder bijzonder toeschijnt in het licht onzer dagen, het verborgene, datgene wat dikwijls voor den dichter zelf en zijn tfjdgenooten nimmer bewuste waarde verkreeg, uitgraven met de -geslepen spade van onzen, inmiddels verfijnden kunstzin, en dit doen flankeren. Waarom Heyermans voor zija ciassiek experiment nu juist Lessing nltkoos is moeilijk te verklaren. In Lessing's too neel werk liggen de waarden zódiep, dat misschien alleen Goethe, die voor Nathan der Weise" warme, collegiale bewondering aan den dag legde, deze geheel vermocht te peilen, w er is nauwelijks een weik naast dit te stellen dat zich zoo ongenadig wreekt wanneer de vertolkers het niet verder brengen dan de omtrekken. Van deze figuren, die met elkander de draden spinnen van fat zeer voorname weefsel, dat de simpelste levensles inhoudt, leeft er niet n, zelfs Nathan niet, uit zichzelf. Indlentooneelspelen, hetgeen beweerd wordt, slechts reproduceeren zou zijn, dan kon men Lessing gerust van het repertoire schrappen, want wat de tooneelkunstenaars in dit werk hebben aan te vullen, is schepping, ver over de door den dichter geboden factoren heen. Zoo warm en goed als Lessing' het gemeend heeft, zoo moeilijk, zoo koel heeft hij zich uitgedrukt. Slechts bet pittig rhythme dezer verzen doet voor van personen die slechts een beschei den rol gespeeld hebben, maar juist de levensberichten dezer categorie achten zij voor den cultuurhistoricus van groote waarde. Immers, daarin weerspiegelt zich het leven en streven van dien grooten kring van be schaafden die op het maatschappelijk en geestelijk leven van ons vaderland in de laatste anderhalve eeuw zQn stempel heeft gedrukt. Zonder de levensberichten zou van velen der daarin beschrevenen de herinne ring voor goed zijn ultgewischt. De ondergeteekenden hebben bij hunne studie a allen meer dan eens van de Levensberichten ge bruik gemaakt, en voor zoover zij aan eene bibliotheek of archief verbonden zrjn cf ge weest zijn, hebben zij menigmaal slechts uit die Levensberichten de van hen gevraagde blo- en bibliografische inlichtingen kunnen geven. Ztj zouden het daarom betreuren, indien voor de latere geschiedschrijving deze bron zou ophouden te vloeien." De stellers verzoeken ten slotte het bestuur, zijn voorstel omtrent het staken der levens berichten in te trekken, en verlangen, Indien dit niet geschiedt, dat dan over dat voorstel niet door de jaarvergadering zal worden beslist, maar bij wijze van referendum door de meerderheid der leden. In denzelfden geest hadden 134 andere Uden, die niet ter vergadering konden komen, door brieven en briefkaarten te kennen ge geven dat zij de afschaffing der levensbe richten zouden betreuren. Sommigen meen den wel, dat eenlge bekorting mogelijk en misschien wenschelflk zou zijn, maar allen waren van meening dat de reeks niet mocht worden afgebroken. Een der correspondenten schreef, zeker volkomen juist, dat de reeks der levensberichten voor 't overgroote deel der leden aan .Letterkunde" zijn eenige befeekenls geeft. En sommigen zouden nog meer dan de levens zelve de daaraan veelal toegevoegde bibliografische opgaven betreu ren ; die zQn eenvoudig niet te missen." Een van de alleroudste leden, intusschen overleden, zag in de afschaffing nadeel voor het wetenschappelijke karakter der Maatschappij en groote schade voor de beoefening van biografie en bibliografie." Het bestuur bleef tegenover dat alles hardnekkig. De voorzitter trachtte zelfs de methode toe te passen die Koning Willetn I in 1815 had aangewend bij de stemming over zijn grondwet, om nl. de nlet-stemmers als voorstemmers te tellen. Uit de uitingen van die 134 leden concludeerde hij, dat dm van het geheele getal van 539 leden verre weg de meerderheid niet tegen de afschaf fing gekant was l De vergadering dacht er blijkbaar anders over. Allereerst kwam Mr. J. A Levy in een academisch betoog op voor de levens berichten die voor ons land een geschiedbron zijn, min of meer van dezesf ie waarde als elders de .mémoires"; en na hem spraken vele anderen in denztlfdcn zin. Ten slotte werd overeenkomstig het Groningsche voorstel besloten om In de ver gadering niet te beslissen, maar de zaak voor te leggen aan ds leden, bij schriftelijke raadpleging. Overeenkomstig dit besluit Is nu onlangs de zaak bij circulaire voorgelegd aan de leden, die vór 15 December a. s. hun gevoelen moeien kenbaar maken. ' We mogen dus hopen, dat de Miatschappij der Nederlandsche letterkunde niet opeens zal breken met hare traditie. We mogen dit des Ie meer, omdat de leden tegelijk met den oproep om over de levensberichten te stemmen, de levensberichten zelve ont vangen. Ze zijn samengekoppeld met de Handelingen der Maatschappij''en de leden stellen zich dus vanzelf de vraag, of het voor hen nog de kosten van het lidmaat schap waard zal zijn, als z: voortaan alleen de Handelingen zullen ontvanger, zonder de Levensberichten? Het antwoord kan nauwelijks twijfelachtig zrjn. De handelingen zelve zijn practisch noodig, maar men heeft er verder niets aan; deze jaargang geeft behalve de zakelijke verslagen nog een voordracht over vrijheid en letterkunde" die we in de vergadering beleefd hebben aangehoord, maar die niet velen nog eens zullen wenschen te lezen. Qiheel anders is het met den bundel levensberichten. Men gaat er van zelf In lezen, en heeft men het boek eens ter hand genomen, dan laat de lectuur niet spoedig den stroom eener diepe bewogenheid ver moeden, en eerst daaronder, op den bodem, worden we iets van den schat gewaar. Al het beeldhouwwerk Het hij den ver tolkers en in ruil voor deze vrijheid vroeg hfj den inzet van hun volle mensch-zijn, hun gansene kunstenaarschap. Niet alleen met Nathan", immers ook met de kleine rol van den Derwisch", van den Kloosterbroeder", zfjntriumfen behaald door groote tooneelspelers, die er hun stempel op wisten te drukken. En alle figuren, al be reikten ze niet dien hoogen graad der wijs heid, waar de wonderen van liefde en goed heid een mensen als Nathan eigenlijk maar doodgewone dingen voorkomen, Der Wunder höchstes ist dasz uns die Wahren, echten Wunder so a'.llaglich werden hönnen," ze dragen in zich hun deel van Lessing's dichter-geloof, als een kiem waaruit op het tooneel, met een oogopslag, een handge baar, deze wonderen kunnen opbloeien. SaladQn en zijn zuster Slttah, die iwee innige verwanten, de Sultan, die den goeden, van jeugdigen overmoed blakenden Tem pelier genade schonk om de eenvoudige rede»dat hij zijn overleden broeder'zoo zeer geleekt En hce hangt Rccna aan haar pleegvader, zoo volkomen nog, dat zij ze telt maar achttien jaren den grijzen jood om geen jonkman, om geen Chris tenmensen, prijs zou geven. Een ieekebroeder, die lezen kan noch schrijven, wan delt door het werk als de eenvoudige van hart," die immer zalig" is, en wat een zonnig menschenkind is de Derwisch l Slechts de gewichtige, maar dan ook lachwekkende Patriarch in groot ornaat, deketterjagermet zijn hazenhart, die groote kinderen, gelijk Nathan, schrik aanjaagt, herinnert ons in dit argeloos sprookverhaal, waarvan, een gelijkenis, zósimpel dat we ons af vragen: is dat nu alles? den geheelen catechismus uitmaakt, aan het bestaan van, helaas, ook booze menseden. Tagore's Brief van den Koning", Lessing's Nathan de Wijze", waar is de regisseur die ons doet erkennen hoe ciassiek het moderne en hoe modern het classleke kan zijn, hoe weinig de eeuwen tellen die vergingen tusschen den dag dat in het Westen en den dag dat in het Oosten een dichter geboren werd. weer los. Waarin zit de aantrekkelijkheid er van ? Niet in den stijl; er zijn goed ge schreven stukken in deze rijke reeks van vijf tien levens, maar er zijn er ook, die niet heel hoog staan. Ook niet in de groote beteekenis der personen, waarvan hier het leven besproken wordt; ook deze staan vol strekt niet allen op ae IQn. Toch hebben al de levensberichten eene innerlijke ver wantschap ; in alle Is werkelijk leven. Men komt, als men over deze afgestorvenen" leest, in aanraking met levende menschen, die men ziet in hun doen en laten, hun denken en voelen, in hun omgeving van jaren geleden, in hun loopbaan, in hun werk zaamheid; en de'geheele schets wordt den lezer voorgedragen door een schrijver die hart heeft voor het onderwerp, voor de taak die hij vrijwillig op zich heeft genomen. D: archltekt Weissman wijdt slechts enkele bladzijden aan zijn overleden vakge noot en medewerker G. van Arkel, en zeker zal geen lezer niet geboeid worden door wat hrj hier verneemt over onze bouwge schiedenis in de verloope'n jaren en over de totstandkoming van het werk de NoordHollandsche oudheden". Uitvoerig wordt door N. J. Krom het leven geschetst van C. M. Pieyte, den zoon van onzen Leidschen oudheidkenner W. Pieyte. We zien den jongen die zich aan het gere gelde onderwijs moeielrjk kon onderwerpen, den volwassen man die zich ook weer vaak even slecht kon schikken in eene gewone maatschappelijke betrekking, maar die zich langs niet-off cieelen weg een schat van kennis wist te verwerven van landen en volken, en die eerst hier te lande, daarna in Indlë altijd weer een werkkring wist te vinden, waarin hfj wat tot stand kon brengen, en intusschen onze wetenschappelijke litera tuur verrijk'e met eene reeks w,erken, waarop de meer schoolsche wetenschap vaak wat vond aan te merken, maar die inderdaad van groote blijvende waarde zijn. Een aardig kort berichf schetst Adèle Godoy, eene Mexlcaansche, die hier haar letterkundige loopbaan vond. Herderschee teekent weer uitvoeriger wat het onderwerp ook eischte het Teven van Nippold, den duitschen godgeleerde die in zoo nauwe betrekking stond tot ons land en onze wetenschappelijke wereld. Zeer boelend is de Ie vensbeschrijving van H. D. J. van Schevlchaven door Prinsen. Wie hem op hooge jaren gezien of gekend heeft ats archivaris van Nijmegen, wordt hier verrast door kennismaking met een alhrlnteressantst zwerversleveru een veld tocht in de Krlrn, een leven vanlange jaren als toerist, als echte globe-trotter, eene werkzaamheid als Engelsch auteur van zeer interessante en veel gelezen boeken, onder den naam Larwood. Weer van geheel anderen aard, maar zeet belangrijk, Is de levensbeschrijving van J. van Loenen Martlnet, godgeleerde, succes vol prediker, vruchtbaar publicist. H. Oort is er de schrijver van. Met het volgende bericht krijgen we een leven, dat reeds in de vergadering als voor beeld is aangehaald, dat meer dan vele an dere eene beschrijving waard is, en dat, wanneer de reeks der levensberichten niet bestond, misschien nooit te boek gesteld zou worden F. G. Kramp wordt door Kluyver geschetst in zijne verbazingwekkende studies van landen en volken en talen van Oost-Europa en Azië, terwijl zijne betrek king die was van collecteur der staatsloterij. Dan volgt het dubbel: levensbericht van A. G. C. van Duyl en Theièse Schwartze door Blok, een echtpaar dat we allen gekend hebben, en waarvan we nu tot onze groote voldoening dit waardeerende levensoverzicht van bescheiden omvang, ontvangen. En dan komt er weer een journalist van groote bekendheid, Christiaan Nuys, door J. Kalff jr. in enkele bladzijden g'teekend. Als voorbeeld van een zeer eerbiedwaar dige rechterlijke loopbaan krijgen we het leven van van der Kaay, door mej. De Leeuw (Qsertruida Carelsen) geschetst. Mr. W. Polman Krujeman wordt door Heerenga uitvoeriger behandeld. Heel in teressant is weer hier de beschrijving van ztjn studielijd die niet zoo heel vlot liep, en hoe hij later zijn carrière vond in zijn eigen gewest Zeeland, en daar door zijn werk een heel belangrijke plaats innam. UIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII De majeur-toon der vriendelijke argeloos heid is voor mij de grondtoon van Lessing's verzen en alleen de volle overgave van ongemeen begaafde spelers in d ie rollen, kan bier een abstractie, een verhandeling over humaniteit, opvoeren tot een levend en zinrijk tooneelspel. Men doet een regisseur als Gilhufjs waar IQ k geen dienst met hem een dergelijken last op de schouders te leggen. Hij blrek daar zoodanig van onder den druk, dat hij het blijspel in den graftoon stemde, geen lichlje aanbracht, geen glimlach waagde, den Derwisch zelfs knotte tot een starre harlekijn, en van acht tot half een aan de verzen hing, zender dat n oogenblik de spel-vonk knetterde. Wat Lobo van de hoof drol gemaakt heef t, was beminnelijk, door warm getint geluid en een schier plechtige toewijding aan een taak waarvan we begrepen hoe z waar ze woog, alhoewtl wij zoo gaarne in het tegendeel hadden geloofd. Voor dezen bedachtzamen Nathan waren de wonderen van hemel en aarde nog allerminst eenvoudig! Gevoeld hebben we: de liefde van den jood vooral het zijne, voor zijn dame Daja, met haar ool.Qk Anna Bljns-gezlcht, zoowel als voor het aanhankelijk christenkind, met haar lieve joodsche zieltje, Recha. Maar Nathan's scherts die zijn wijsheid is, zijn glimlach om de betrekkelijkheid aller dingen, welke ook in de hachelijkste oogenblikken blijft monkelen om zrjn zachten mond en het geheele stuk draagt, waar waren ze? Nochtans om Nathan te kunnen spelen moet men ten naastenbQ zelf een Nathan zijn -*? datgene wat Lobo ondeischeidt, het legendarische, kwam ook deze rol ten goede, voor zoover ze abstractie blijven mocht, en bij dezen voorsprong hopen we van harte dat hij er nog eens den lieven wijzen mensch in- en uitspelen zal. Regie in majeur zou mevrouw GllhuysSasbach gewaarschuwd hebben van de j:ugdlg dweepende, teedere, doch vooral ze is Nathan's geesteskind pittige Recha geen hysterische jonkvrouw te maken. Een pathaloglsch geval wss dit gelukkig niet, al verdiende zij van vader Nathan een heil zaam stortbad. De eerste ontmoeting met den Ridder, een allerliefst tooneel als men SINTERKLAAS IN AMERONGEN Teekenlng voor mde Amsterdammer" van Qeorge van Kaemdonck iiiMiiiimiiiiiiiiiii film iiiitiiMiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii En we kunnen zonder verpoozen doorgaan. De bundel geeft eene doorloopende afwis seling, het gehalte van de opstellen daalt niet. Generaal-majoor Boogaard, vooral van beteekenls als schrijver over militaire zaken onder den pseudoniem Mars, wordt door Von Schmid beschreven. Van den stillen geleerde A. J. A. Worp geeft A. N. J. Fablus eene boeiende be schrijving. De reeks wordt besloten door het leven van den bekenden Kampenschen archivaris J. Nanninga Uitterdijk. Volledige bibliografieën een toevoeg sel van groote waarde b U de levensberich ten ztjn gegeven van Pieyte, Van Loenen Martlnet, Worp en Uitterdijk. Van de jour nalisten was dit uit den aard der zaak niet doenlijk; de levensbeschrijver doet voor hun werk genoeg, als hij de bladen en de jaren aanwijst, waarin de artikelen te vinden zijn. Eene complete bibliografie van Nippold is ook terecht niet gegeven; die zou in een Duitsche publicatie behooren. En van hen die slechts weinig in druk lieten uitgaan, kan de levensbeschrijver volstaan met opnoeming van de werken in het bericht zelf. Overzien we al het ontvangene in gedachte, dan blijft er geen aanleiding tot onvoldaan heid ; hier is wel alles gegeven wat men mocht vragen of verwachten. En nergens iets van die belachelijke ophemeling, die het leest, miste van haar kant de schuchtere Ironie, van den zijnen de fiere bedremmellng, terwijl Daja (Julia Ude) plechtanker en pièce de milieu, behalve haar kostelijke muts, geen glimp humor aan het geval toevoegde. Mevrouw Gilhuys, trachtend naar het kin derlijke, wist voor > het overige de verzen levend te houden. Gilhuys als de Tempelier (de tekst geeft aan hoe deze zich door een bepaalde hou ding van het hoofd, door een gebaar waarmee hQ de wenkbrauwen opstrijkt, onderscheidt) bracht, hoewel weinig marquant als persoon lijkheid, een zeker pathos voor de rol mee. Coen Hissink speelde Sultan Siladfjn, of liever hij speelde dien niet. Noch van de bijzondere verhouding tot zijn zuster Slttah, noch van zQn verwantschap met o.a. Hamlet, welke aan deze figuur richting geeft, hebben we iets gemerkt. Saladijo is een dier licht weemoedige vorstengestalten, zooals ook Grillparzer er gaarne schiep, wier meer mo derne geest zich boven den daagschen druk gestaag tracht te verheffen. De dingen van hooger orde (het verhaal der drie ringen) brengen hem aanstonds in verrukking, rfjn edele zin bestemt hem tot Nathan's vriend, en zijn brave Slttah moet hij uit overmaat van liefde altijd een beet je plagen, eenoude vrijster en een luistervlnk, maar een vrouw van ras, aan wie hij, ook In staatszaken, een besten steun heeft l Coen Hissink verleen de dezen charmanten potentaat de gelaatstrek ken van een moordenaar, en aan de intelli gente schaakspeelster" was kraak noch smaak. Van den kloosterbroeder bezit ik een portretje, het is thans Pagay in die rol, en het vertelt mij met zijn twinkelende oogjes, met al zijn vrome vouwtjes en vriendelijke kerfjes, meer dan Daan van Ollefen met zijn kleurloos reciet. De eenige vreugde van deze, met geen tableau de la troupe en repertoire te dekken, classieke mislukking waren de, door Raoul Hynckes ontworpen, decors. ZQn zin voor weelde, waarvan Ik brj de kennismaking met zijn eigen poppcntooneel-werk (zie de Am sterdammer van 25 Oct.) zoozeer overtuigd werd, heeft hij moeten inbinden, minder omdat Lessing ook deze weelde niet ver dragen zou hebben, integendeel, hij vraagt de rijkdommen van een ieders fantasie, men wel eens aan de levensberichten pleegt te verwijten. Nog een ander verwijt, zelfs in de laatste discussie ter vergadering nog geuit, is wel heel valsch: de levensberichten zouden niet dan een troebele geschiedbron" zrjn. Het doorloopen van dezen bundel door dringt den lezer van de onwaarheid van deze bewering; alle schrijvers kennen hun onderwerp goed, .en allen geven ons de waarheid, het werkelijke leven. Voor de geschiedenis van ons land en onze maat schappij in de 19e en het begin van de 20e eeuw brengt deze bundel ons een rijke stof, een schat van kostbare gegevens. Zou deze bundel nu de laatste moeten zijn? Het zou domheid en schande zijn als de Maatschappij die door deze jaarlijksche uitgaaf haar naam en haar beteekenls heeft gevestigd, hare taak plotseling liet steken. Het zou bovendien voor de Maatschappij zelve hoogstwaarschijnlijk het begin van het einde zijn. Zf zou tal van leden verliezen, deels omdat de aardigheid er voor hen af zou zijn, deels omdat ze zich verplicht zou den achten, liever eene andere aaneensluiting na te streven, om de historische taak die hier plotseling onvervuld bleef, weer op te vatten. Waakzaamheid is echter geboden. Het is voor de leden eener Maatschappij die ver spreid wonen over het geheele land, geen gemakkelijke taak, de Maatschappij te ver dedigen tegen haar eigen bestuur. C. P. BURGER J r. Invalid-Portwijn DE BESTE MIDDAODRANK f 2.50 p. fltscft Wijnbaodtf di Birbinson, 51 Anutol, Aoutordan iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiifiiimiiiiiiiimiiiii dan wel om, altijd te billijken, praktische overwegingen. Niettemin heeft Hynckes kans gezien, met bijna schamele midde len, de illusie dezer weelde te wekken, en in het bijzonder het palels van den Sultan ?tot iets voornaams te maken. Of ik dit nu voor een blijspel voordeelige decors vind ? Neen, het wezen van dit werk zou in een omgeving met veel licht en lucht, in decors die perspectief boden en de gelaatsuitdruk king nergens in de schaduw stelden, onge twijfeld beter tot zijn recht komen. Naar de handeling verantwoord, was het echter op deze wijze. De koele duisternis, die in de Oostersche, door dikke muren tegen de zon beschermde hulzen heerscht, was opmerke lijk getroffen, en de thuiskomst van Nathan met het lichte gerinkel der karavaan-bellen bulten en de rosse, op den duur wat egale palmstammen achter het venster, had zooveel stemming dat er voor een regisseur een, die het sp:l kon maken ook in dit kader: leven, liefde, schoonheid en geest te tooveren zou zijn geweest. TOP NAEFF itiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiii Bij VAN HOLKEMA & WARENDORF te Amsterdam is verschenen: Dramatische Kroniek l en II door TOP NAEFF Bandteekening van ANDRÉVLAANDEREN Prijs per deel Ingenaaid f 3.«5 >, Gebonden ,, 3.85 Wat Mevr. Top Naeff over tooneel in De Amsterdammer" schrijft, behoort tot het beste en meest bezonkene dat onze ge zamenlijke tooneelcritiek oplevert. Met groot genoegen daarom iien wij deze opstellen gebundeld. Veel ervan is voor herlezing geschikt en het meeste belangrijk boven de voorstelling van den dag.... 18-11-'19 Algemeen Handelsblad

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl