De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 6 december pagina 9

6 december 1919 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

6 Dec. '19. No. 2215 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Prof. R. N. ROLAND HOLST, Avond, Nacht en Morgen (Jaarboek V.A.N.K.) JAARBOEK V.A.N.K. 1919 Het met gespannen verwachting tegemoet geziene Jaarboek van de Nederlandsche Vereeniglng voor Ambachts- en Nijvetheldskunst is dan eindelijk verschenen en het heeft ons niet teleurgesteld. Het Is een mooi, een goed boek geworden, fraai van uiterIflken vorm, goed van inhoud. En zoo heeft de redactie-commissie, ter leden-vergaderiDg van de V.A.N.K. gekozen, met recht eer van haar werk, dat op haar initiatief werd uit gegeven door de firma W. L. en J. Brusse te Rotterdam met steun van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De typografische verzorging is Van S. H. de Roos, die den bandstempel, een bloeiende plant met de honin g-zamelende bijen daar boven zwevend, als schoon symbool en ook het schutblad teekende en lithographeerde. En «oo zal dan telken jare (van rijkswege is voor deze jaarboeken eene jaarlijksche subsidie van /l500.?uitgetrokkenI)nevens een aantal bijdragen van vooraanstaande kunstenaren dit werk een overzicht geven van wat de Holland sche kunstnlj veren ver mogen op htt gebied van meubelkunst, metaalwerk, glas en ceramiek, decoratieve beeldhouw- en schilderkunst, gebrand glas, bouwaardewerk, textielkunst, toegepaste graphiek, typographie, bindwerk, speelgoed, rietvlechtwerk enz. enz. Nu is hierbij n ding zeer opmerkelijk, en het pleit voor het helder inzicht van hen die zich met deze uitgave bezig houden: voor de opname van reproductie's naar werken op het ge bied der toegepaste kunst "zal geen onderscheld gemaakt worden tasschen leden of ntet-leden van de V.A.N.K. Dit geeft dus Inderdaad een waarborg voor een goede H. G. WELLS. Meneer Br Kling. Ver t. van A. MORESCO. Amsterdam 1919. ? ?Em. Querido. DOROTHEE BUIJS. Als de zinnen ont waken. Amsterdam, P. N. van Kam pen en Zoon. I Wat zal men eigenlijk zeggen van .Meneer Britling"... Ik ben geneigd, het werk boeiend en belangwekkend te noemen, en tegelijk ben ik er van overtuigd, dat het als roman een onding is. Het belangrijke is de be langwekkendheid van een goed geschreven betoog, de roman" is een essay in roman vorm. Britling is de verpersoonlijkte Brit, de doorsnee-B rit, de gemiddelde Brit; zijn denkbeelden zijn dégemiddelde denkbeelden van het denkende Engeland gedurende den oorlog. De vertaler vergelijkt in de inleiding het boek bij den Werther" van Goethe en bij Jean-Christophe" van Romain Rolland, maar deze vergelijking gaat slechts gedeel telijk op. Wel zijn zoowel Weither als JeanChristophe representative men" doordat zQ bQ uitstek de qualiteiten vertoonen van het tijdvak, waarin de schrijvers hen plaat sten ; maar Werther en Jean-Christophe zQn in de eesrte plaats menschen; ze ontleenen hun belangrijkheid aan zichzelven, en niet aan den tijd, waarin zij leven. Bij Britling is het juist andersom. Want de ver taler moge in de inleiding als rijn meening verkondigen: wij blflven Britlicg steeds zien als een mensch van vleesch en bloed; een mensch van fijn en diep gevoel, van sterk physiek-zinnelijk, maar nog veel sterker geestelijk leven", of: niet om den oorlog als zoodanig is het hier te doen: slechts om de menschen en bovenal om den mensch Britling, die voor ons leeft als de schepping van den grooten kunstenaar, die Wells zich ook hier weer heeft getoond", de lijvige roman zelf is er, om het tegen deel te bewijzen. Tientallen bladzijden overzichtelijke keuze bij de samenstelling van het boek, waarvan ten opzichte van de zooeven verschenen eerste uitgave getuigd kan worden dat de 138 illustraties, al ont breekt natuurlijk de zoozeer onmisbare fac tor: kleur, niettemin een uitnemenden Indruk geven van de conceptie der verschillende voorbeelden. Een IQst met omschrijving der geproduceerde voorwerpen en het jaar van ontstaan (vooral dit laatste is voor allen die belang stellen in de ontwikkelingsgeschie denis onzer ambachtskunsten een zeer toe te juichen feit) is in het boek opgenomen en zoo vinden wQ telkens weer naast veel nieuwe werken ook dierbare oude bekenden, dingen waar men te midden van onze chaotischen tijd zulk een heerlijk houvast heeft en die te zamen met al het jonge, levens lustige, zoekende, de levenskracht vormen van een kunst welke ons om meer dan n reden na aan 't hart ligt en dierbaar is l Doch ook kan dit Jaarboek ter verspreiding van kennis omtrent de Hollandsche kunst nijverheid in den vreemde goede diensten bewijzen. De V.A.N.K. heeft dank zij het vol-flverige streven van het Bestuur met zijn krachtigen voorzitter Penaat den laatsten tijd in deze richting gewerkt en de verblijdende teekenen zijn er dat ook in dit opzicht veel bereikt zal kunnen worden. Dat de redactie-commissie haar taak met ernst heeft opgevat moge blijken uit haar werkplan volgens eene in het jaarboek op genomen inleiding waarin de te bnpreken materie aldus werd gerangschikt: lo. De behandeling van representatief werk uit den eersten herlevingstijd van onze moderne nijverheidskunsten, als onmisbare factor om die kunsten in hare evolutie te kunnen verstaan. . . . 2o. Ieder afgeloopen zouden zonder noemenswaardige wijziging overgeplaatst kunnen worden in een brochure, waarin een essayist reflecteerde over de afgeloopen gebeurtenissen. En nu kan men wel zeggen, dat Britling ook essayist is, dat de schrijver hem als zoodanig wenscht voor te stellen, maar zoo redeneerend, moet men ook de brochure over een of ander sociaal of economisch onderwerp, met twee regels inleiding over den schrijver, als roman accepteeren. Dat nu het boek toch boeiend en belangwekkend is, komt door de groote belangrijkheid van het tijdvak, waarover door Wells-Britling voortdurend heldere, kernachtige en gezonde taal verkondigd wordt. Ook als schets van de evolutie van den Engelschen geest, door de inwerking van den oorlog, is het boek van belang. Maar de menschelijkheid, het wezen als roman-figuur, van dezen Britling van de andere personen, evenzeer abstractie, spreek ik niet, daar zij bijna geen ruimte beslaan ik moet eerlijk bekennen, dat ik daar het heele boek door zoo goed als niets van bemerkt heb. Als mensch is Britling zoo onwezenlijk, dat men er door herinnerd wordt aan de figuren uit de middeleeuwsche moraliteiten: de deugd, het goed, de biecht. Zoo is Britling de Engelschman." Een boek van schoonheid en ontroering, van innigheid en diep gevoel is dit werk allerminst. De waarde van Meneer Britling" ligt geheel bulten de grenzen van het lite raire ; als kunstwerk is deze arbeid van Wells bastaardij. II Wij hebben op het oogenblik in onze letterkunde een aantal schrijvende vrouwen, die een merkwaardige overeenkomst ver toonen. Bijna allemaal werpen ze zich op de nauwkeurige, minutieus-uitgesponnene, soms wat precleus-aandoende analyse van kleine ziels-conflicten. Mevrouw GoedhartBecker, Jo de Wit, Jo van Ammers-Küller, Dorothee BulJs er zijn er meer, maar ik noem maar enkele op, die me zoo te binnen schieten vertoonen allemaal datzelfde verschijnsel, en hoewel er persoonlijke verschillen zijn waar te nemen, is de overeenkomst toch veel grooter dan die verschillen. Wat bij den sterk-waarneembaren onpersoonlijkheldsdrang niet te verwonderen is; want al deze jaar-tijdperk zal door voorname gebeurtenis sen, ondernemingen of nieuwe opvattingen in 't bizonder worden gekenmerkt 3o. Verkregen resultaten op kunstgebied worden begeleid door beschouwing en theorie, die de nieuwe vormen determineerend, de lijnen pogen te trekken waarlangs de kunst ontwikkeling zich beweegt naar een nog slechts uit strijd en voorteekenen aan te duiden toekomst". Zoo zal dan het Jaarboek van de V.A.N.K een schoone taak te vervullen hebben en nevens de uitmuntende artikelen, ditmaal van Holst, Cochlus, Smits, Van der Mey, Berlage en QranpréMolière, zullen de tal rijke afbeeldingen de belangstelling levendig houden in een tak van kunst, welke de geestelijke en stoffelijke elschen van den ouden enden nieuwen tijd verbindend,ver tolkt. Ook om deze reden zouden wij het Jaarboek gaarne in veler hand zien. Nu wij toch over de werkzaamheden der V.A.N.K schrijven kan het nut hebben te wijzen op hetgeen Penaat onlangs ge schreven heeft in verband met: EEN INLICHTINGSDIENST VOOR KUNST. Hij wees er o.a. op hoe men in het bui tenland doende is met de stichting van centrale-lnllchtings-bureaux in verband met de sier- en nijverheidskOnsten in de ver schillende werelddeelen. en zoodoende kan dus elk belanghebbende studie maken van kwesties welke op inheemsche en buitenlandsche kunstnijverheid en samenwerking tusschen industrie en kunst, op het vak-, kunstnijverheid- en kunstonderricht betrek king hebben en zich op de hoogte stellen van namen en adressen van vereenigingen en agentschappen, vak- en kunstscholen, tijd schriften en andere publicaties enz. Het deed ons genoegen te bemerken dat de V.A.N.K. een begin gemaakt heeft met het geven van IE lichtingen aan het buitenland en dat men wederzijds tracht wetenswaar digheden over de kunstnijverheid der ver schillende landen in te winnen. Dit kan niet anders dan verruimend werken en bevor derlijk zijn aan het prijzenswaardig jonge streven van allen die het belang eener expansieve beweging begrijpen. O, Holland is maar heel klein, maar dat Holland groot kan zijn bewees de oude tijd. Doch met stil zitten komt men er niet. Er is vernieuwing in alles, er is drang om los te komen van den verderfelijken Jan-Salle-geest, waardoor men altijd weer te laat is en het buitenland ten achter blijft. En zoo zal ook als het voorgenomen Instituut van Sier- en Kunst nijverheid" tot stand komt, veel goed te maken zijn en aan dezen tak van kunst een rijk-bloeiend leven zijn beschoren. Er is een zeer verblijdende groei in de publieke belangstelling merkbaar, den laatstentijd. De groote Rotterdamsche Tentoon stelling in 1918 trok gedurende ruim een m aar. d 8525 bezoekers, de Haarlemsche Tentoonstelling in 1919 in een zelfde tijd vak 6463 bezoekers en zeer vele werken vonden gretig koopers. Het zijn n voor de groote handelstad en voor het onder den rook van Amsterdam liggende Haarlem verblij dende cijfers en waar men rioe langer zoo meer gaat begrijpen' dat men het tiiet zon der de kunstenaren kan stellen, dat hunne adviezen even zoo goed noodzakelijk zijn als die van onmisbare accountants der groote DefinnallFetterXCo. vroeger Vijzelstraat 126, heeft haar Lijstenzaak en Kunsthandel verplaatst naar de WETERINGSCHANS 79. In den loop der maand December opening van de Tentoonstelling van Fransche Oorlogskunst. iiiiuiiniiiliiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiumiHi schrijfsters zijn dochters en kleindochters van Flaubert. Het geslacht leeft lang voort in Nederland. Men moet erkennen, dat deze vrouwelijke auteurs over het geheel haar taak ernstig opnemen; dat zij de werkelijkheid nauw keurig waarnemen en getrouw weergeven, zich beflveren Om hetinnerlijk-aanschouwde beeld niet door subjectieve bijmengsels te vertroebelen; dat zij doorgaans overwogene, zuivere, punctueel-noteerende taalschr|ven. Deze qualiteiten vertoont ook het nieuwe werk van Dorothee Bufls, de novelle Als de zinnen ontwaken." De titel heeft mij even verbaasd; er is in dat Als de zinnen ont waken" iets... romantisch, zij het iets voos-, iets beschimmeld-romantisch, en het verhaal zelf is vreemd aan alle romantiek, door de koele nuchterheid, waarmee het werd samen gesteld. Knap" is het passende praedicaat voor veel van dit soort werk; knap" is ook Als de zinnen ontwaken." Toske Lichtegaard, het pas van kostschool gekomen bak visch j e, Stephien, haar verouderende zuster, jaloersch op de jonge frlschheld van de zeventien jarige, de moeder, langzaam-heenstervende teringlijdster, de vader die zich verveelt, dat heele huishoudentje is in zijn onbe duidendheid goed gezien, en in goede taal te boek gesteld. Een goed boek dus? Achter het aar zelend gegeven ja" rijst de vraag, of het genre niet wat oud wordt. Men pleegt op zoo'n vraag nog al eens te antwoorden, dat het onderwerp nooit de waarde van een kunstwerk kan bepalen; dat de persoonlijk heid van den schrijver het doen moet. NatuurUk, dat is zoo; maar persoonlijkheid is er in een verhaal als dit toch niet veel. Menschelijkheid ? Ja, die is er; de hier geteekende menschen léven, onbetwistbaar. Maar het is een inferieure menschelijkheid, verzopen in middelmatigheid", bewust en willens zoo gezien en beschreven. Moet er niet eens wat anders komen? Meer roman tiek, meer fantasie, meer bezieling? Tus schen Couperus en Robbers ontstond het bekende twlstgeschrijf, in verband met deze vraag; kan het grootsche werk van Quérldo, dat de aanleiding was, het aanbreken van een nieuw tijdperk beteekenen ? Want hoe veel goeds het werk van Dorothee Butjs en G. A. H. VAN DER STOK, Gegrosfd en gepolychromeerd houten paneel (Jaarboek V.A.N.K.) handelsondernemingen, daar zal ook hierin de Nieuwe Tijd verwezenlijking brengen van veler wensch en langgekoesterd ver langen. Er is koit geleden, en terecht, eenig stof opgewaaid over de wflze waarop een twee tal schil'ers eene verzameling hollandsche schilderkunst heeft samengebracht en te Stockholm geëxposeerd. Het gold een greep in-den-wilde-weg, zonder eenig tysteem en zonder de voldoende en volstrekt noodige voorbereiding. De Heer Robbers wist echter door bemiddeling van de Zweedsche pers nog voor dat de Tentoonstelling was ge opend bekend te maken namens den Bond van Nederlandsche Kunstenaarsvereenigingen, dat deze in geen enkel opzicht als officieel Nederlandsche onderneming gel den kon. Het is treffend, dat een bekend beoor deelaar te Stockholm, aan wien de bezich tiging dezer collectie nog vór de opening der Tentoonstelling vergund was, reeds voor dat het schrijven van den heer Robbers was binnengekomen, de veronderstelling publi ceerde omtrent de juiste toedracht dezer zaak. En terwijl nu in Zwed>n een naam te winnen viel, ging een goede kans verloren! Dit had niet mogen zijn l Want waar moet het heen, zoo vragen wij ons af, als men bijvoorbeeld luk-raak eene verzameling Hollandsche kunstnijverheid bij een gaat brengen in het buitenland, zonder dat men hierin de gezaghebbende lichamen kent? Ook hier is voor een inllchtingsdlenst voor kunst een ruim veld van werkzaamheid: regeling van tentoonstellingen uit buitenland en exposities van ultheemsche kunst in ons land (daarbij ook gerekend het verzamelen van gegevens over technisch en aesthetlsch niiiiiiiiiiniiiiii hare medeschrijfsters in zlch-zelf moge be vatten, het zou toch kunnen zijn, dat de tijd rijp was voor een andere belangstelling, dan die voor de Maitje Vroom's, de Toske Lichtegaard's en zooveel andere lieve meisjes, die den harem van Robbers-pacha bevolken. HERMAN MIDDENDORP BIJ DEN EERSTEN JAARTIJDDAG" VAN OPPERRABB1JN RUDELSHEIM FKimmchen ! Du brennst voll Weh dein Licht, Das Huus geleert, weil die Jlutter geganger, Gelockerte /ahl das Herz ze.rhricht IQ Selileier verhiillst du tranende Wangen." Israël. Wochenblatt l'ur die Schweiz." Het jaarlijdlicht wordt aangestoken, brandt als de dag heengaat en de avond aanbreekt waarop hij de vorst van htt Nederlands ch Jodendom, een jaar geleden voor altijd heen ging. De lichten branden vanavond in de Synagoge en in de leerschool van het Leeuwarder Jodendom, dat het voorrecht had den heer S. A. Rudelsheim zijn Opperrabbijn te mogen noemen. En heilige gebeden worden uitgesproken hem ter eere, gevolgd door het gebed der berusting, dat heel het Nederlandsch Jodendom op den jaartijddag voor Rudelsheim eigenlijk moet uitspreken. Want wij hebben het gevoeld, nu al, in het jaar, dat achter ons ligt, dat Friesiand's joodsche opperherder er niet meer is. Het eenvoudige, veelzeggende jaarlijdlicht brandt in het hoekje van de kamer. Wij denken met eerbied aan hem. De geweldige pols slag van dezen tijd wordt niet in de aller laatste plaats in het Jodendom vernomen. En daarom is de jaartijddag van Opperrabfjn Rudelsheim dubbel een dag van droef herdenken. Want al leefde men ook niet in alles met den opperrabijn mede, zQ die zijn energiek pogen, om het Jodendom van Nederland te vereenigen in de Centrale Organisatie tot de moreele en religieuze verheffing van de Joden in Nederland, ter wille van de eenheidsgedachte allén reeds, steunden, zijn in het dweil-jaar" 1) van Rudelsheim diep teleurgesteld. De Centrale Organisatie heeft zijn vader verloren, zij is een wees geworgoede tentoonstellings-inrtehtingen); wederzijdsche inlichtingsdienst omtrent belang rijke Nederlandsche kunst in samenwerking met het verbond van Ned. kunstenaarsvereenigingen" en de diverse kunst-vak organisaties; het gebruik maken van de Nederlandsche gezantschappen en consulatlën om geregeld inlichtingen te verstrekken en in te winnen; bevordering van de stichting van Nederlandschekunstpaviljoens buit en ons land, op zich zelf stand of als onderdeel van Hollandsche Huizen in den Vreemde" enz. Ook hier wordt werkzaamheid aanbevolen in de goede zorgen van het Departement van den Heer Duparc, die zeer zeker dit alles wel in ernstige overweging zal nemen, want zoo ooit,.. men vergeve ons de her haling van een reeds te vaak geciteerd gezegde... dan is hij de rechte man op de rechte plaats. En alles zal reg kom l" OTTO VAN TUSSENBROEK *) de Heeren A. L. Koster en W. Marls J.Ezn. IllIIIlllllllllllllltlllllIIIlllllltllllllllllllllliiiilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii Kalenders voor 1920 De Liefde Sticht, almanak voor het jaar 1920, door Van Holkema en Warendorf te Amsterdam, uitgegeven voor de Vereenlging tot Verspreiding van de Stichtelflke Blaadjes." De almanak bevat bulten de dagkalender, met de stichtelijke spreuken en aphorismen, bijdragen in proza en poëzie van A. C. Bol-Denijs, A. W. Blaauw-Heering, Ellias, ds. Drqver, Tony de Ridder, dr. Herderschêe e.a. Internationale Scheurkalender. Uitgave W. J. Thieme et Cte., Zutphen. Dagbladen. Elk blad bevat een spreuk of vers in het Nedelandsch, Engelsch, Duitsch of Fransch. llllllllllllllflllllllllllllfllllllllllllllllllllllllllimillllllmilllllllllllllllllllt den. Nofele ateres rousjeinoel 2) Het jaartijdllcht spreekt, z'n schuchtere vlammetjes pogen op te laaien. Maar het is een vergeefsch pogen, zoaals het een onvruchtbare arbeid zal blijken te zijn, van de erfenis van Opperrabijn Rudelsheim een C. O. te maken zooals deze groote doode dacht te doen. En het jaartqdllcht spreekt van de eenheid die in de C. O. verloren gegaan is, van de Zionisten-Hetze die daar haar intrede heeft gedaan en van de Agudath-politiek die er zoo langzamerhand door het CentraalComitégevoerd wordt. Weg, die eenheid waarvan Rudelsheim in zijn mooi leven droomde, aan fhrden ge scheurd is het vaandel, waarachter heel het Nederlandsch Jodendom zich naar hij geloofde eens zou scharen. Er is geen eenheid, geen C. O. gedachte meer. De eenheld in de C. O. is zoek.... Maar Flammchenl Du brennst voll ? Weh dein Licht, Das Haus geleert, well der Oberrabbiner Rudelsheim gegangen ist, ja für immer l" Bij het jaartQdücht, dat zwakjes nog brandt, als de ochtend waakt, en wij ons naar Sjoel begeven, om daar onze gebeden uit te spreken, gehuld in het talles en getooid met de kroon, die Israël lederen werkdag met eere draagt. Hem ter eere vraagt de S. A. Rudelsheim-stichting zijn aandacht. Stumpers, die wezenloos en redeloos zijn als het stomme vee, vragen, smeekenuook al, om den jaartflddag van Opperrabbijn Rudelsheim, dien grooten selfmade-man, die wist wat hij wilde, en daardoor iedets achting afdwong, te herdenken. De S. A. Rudelshelmstichting, die aan achterlijke Joodsche kinderen een tehuis wil. geven, waarvan wij voor hun verder leven in alle opzichten goede resultaten verwachten, moet morgen kunnen getuigen, dat heel het Nederlandsch Jodendom wil blijven her denken den man, die te vroeg van ons ging... Groningen,* 10 Klslew 5680 2 December T9~Ï9 N. GODFRIED Journalist en lid van het Eere-Comit der S. A. Rudelsheimstichting." 1) rouwjaar. 2) De kroon is ons van het hoofd gerukt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl