De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 13 december pagina 1

13 december 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

8816 Zaterdag 13 December A°1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. j. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Pri|»per No. f 0.20. Per 3 mnd. 12.50. Abonn. loopen per jaar | j_ limoen, BUdi. 1: Hon je roer Beohtl, door prof. dr. G. W. Kernkamp. Bnitenl. Orenicht: Czernin, II, door dr, W. G. O. Byiranok. Polen en OostenrJJk, door dr. Zygmnnt Oargas. 2 : Das Bwig Weibliohe.,.1", teekening van Jordaan. Belasting op Oealaobtiwapeng, door O. W. H. Verrter, De moderuigeeriag onzer Weer m ach t, door P. W. Pieteis. 3: Feuilleton: De Viool speler, door Th. Plate. 5: Toor VrouwenHejonkrr. M. W. de Banitz, door N. Godfried. Weelde bezuiniging, door Geerir. Oarelgen. Penteekeningen, door A. H. Blaanw-Heering. Het Hongaareohe Kind. Morgen, door Anna Honüas. Wat Parfls brengt, teekening ran Boosje Bakhuis. Uit de Natuur: De Plassen, door Jao. P. Thflsse. 7: In het Mnsenm Boynrans. Een brnid van TatJs Maris, door mr. H. F. W. Jeltes. Sohildetk«nst-Kroniek, door Alb. Plassohaert. K»utsky*a onthullingen over het ontstaan van den Oorlog,? teekening van George van Baemdpnek. Boekbespreking, door profdr. H. Brugmaua. 9: Shakespeare'r Ham let, teakoaingen van Is. van Mene. Dram. Kroniek, door Top Naeff. 10: Frappec, frappez tonjcnn, door-A. Willemse.^?Financiën en Eco nomie, door J. D. Santilhano. Spreekzaal. Koomtoh worden?, door dr. Th. H. v. Cppeniaay, PrtfsopdrQving. Padvinders of Politiek, door D Herbsohleb. De Kudelsheimstiehting, door L. H] Sarlonis. Toeslag voor groote gezinnen, door Ank A. H. Peterse. 12: Ocze Pnzzle. Hofstad en Hofstr delingen, door Nuohterling. Boeketje Bofiitiek, door Gerh. v. D. Leekenspiegel. Uit het Eladsohrift van Jantje. - Sohaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. t Bcbietgat, door Melis Stoke. 13. De Kleeding der Anuterdamgohe Weeemeisjes, teekening v*n Joh. Braakensiek. BQvoegsel: De Minister van Marine en de Kruisers, teekening van Joh. Braakensiek. HOU JE ROER RECHT! Ben je mal, jongen! neem maar aan. Je zoudt van je leven niet gelooven, met hoe weinig wijsheid je het land kan regeeren". Met die woorden zou de grootmoeder van Koenraad van Beuningen haar klein zoon een hart onder de riemen hebben geschoven, toen-hij" voor een hem aan geboden belangrijk ambt wilde bedanken, omdat hij meende nog te jong en te onervaren te zijn voor zulk een gewichtigen post. De Amsterdamsche vrouwep hadden in de zeventiende eeuw de reputatie dat zij hare mannen geducht onder de pan toffel hielden. Misschien getuigen de woorden van de oude mevrouw van Beuningen dan ook van nog meer min achting voor de mannen dan voor de kunst van regeeren. In elk geval zal zij niet vermoed heb ben, dat men zich hare uitspraak nog in lengte van dagen zou herinneren. Anders had zij allicht hare woorden zógekozen, dat ze ook in onzen tijd niet geamen deerd behoefden te worden. Wijsheid verlangen wij wel van de mannen, wien de regeering van het land wordt toevertrouwd. Maar wij stellen niet aan elk minister den eisch, dat hij bij het aanvaarden van zijne portefeuille IIIII1IIHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIMIIIIIIIIIMIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII ^ OVERZICHT S ' CZERNIN II Das ist der Weltkrieg", relde Koning Carol van Roemenië, toen tig het Oostenrijksche ultimatum aan Servië van 23 Juli 1914 bad gelezen. Czernin wat toen Oostenrflksch gezant te Boecarest, hij was het die de dreignota aan den Koning meedeelde en die den directen indruk vernam welken het stuk maakte op den ervaren souverein. Tot op dien tijd had de dood van aarts hertog Frans Ferdinand in de toonaange vende kringen van de hoofdstad groote sym pathie gewekt; maar ou keerde de stemming van Roemenië om. Czernln begreep dat voor Oostenlij k de kans was verkeken, bet als bondgenoot in den oorlog aan zijn zijde te vinden, inte gendeel bet dreef den kant der EntentemogendKeden op. Ware Koning Carol een energieke man geweest en had Hongarije eenlge toegevend heid getoond voor déwenschen van Roe menië, dan zou het wel mogelijk zijn ge weest, misschien, het land bq de Centrale Mogendheden aan te sluiten; voor een staatsgreep echter deinsde de Koning terug, en Tisza had zelfs geen vierkante meter Hongaarsch grondgebied over om een vriend voor de Monarchie te verwerven. Czernin zag Koning Carol verkwijnen van leed, en dat hij zijn eenmaal gegeven woord niet gestand kon doen. HIJ heeft aangrijpende tooneelen bijgewoond... al geconfijt is in de speciale dingen, die tot zijn departement behooren. In som mige gevallen wordt hem de gelegenheid gegund, zich de kennis daarvan nog te verwerven. Zoo .hij uit het hout is ge sneden, waarvan je ministers maakt, zal hij dan over.eenigen tijd toonen, dat iiij die gelegenheid niet verzuimd heeft. Ook aan minister Bijleveld is respijt gegeven, toen hij het departement van marine voor zijne rekening nam. Niemand verwachtte van hem, dat hij ineenommezien voor den dag zou komen met een plan tot reorganisatie van onze vloot. In zijne advocatenpractïik mocht hij veel zeemanschap geleerd hebben, een oordeel over de Vraag, of snelle kruisers al of niet onmisbaar zijn. als verkennings organen van een moderne vloot" had hij zich er vermoedelijk niet door kunnen vormen. Als lid van de antirevolutionaire partij mocht hij al blaken van bizondere geestdrift voor een admiraal alsMichiel Adriaansz. de Ruyter, die aan zijne vele overige voortreffelijkheden ook deze paarde, dat hij, volgens zijn levens beschrijver Brandt, behalve de Heilige Schrift weinige en bijna niet dan theo logische boeken las", ook de vereering van dezen christelijker! zeeheld zal hem niet de kennis aangebracht hebben, die noodig is voor de beslissing of voor onze vloot het systeem van het groot mate rieel" of het klein materieel" moet worden gevolgd. Zoo werd 1iem dus de tijd gelaten om zich in zijn ambt in te werken, om zich op de hoogte te stellen van de vraag stukken, die opgelost moesten worden en vooral om goed uit zijne oogen te zien, wie hij tot zijne adviseurs zou kiezen. Voor een minister, die bij het aanvaarden van zijn ambt vreemd is aan zijn departement, komt dit laatste er vooral op aan; de wijsheid van een regeerder kan worden afgemeten naar de scherpte van den blik, waarmede hij de mannen onderscheidt, op wier oordeel hij zich kan verlaten. .De tijd van respijt is nu verstreken. Minister Bijleveld moet zijn bestek hebben gezet en zijn koers bepaald. Hij kan nu toonen wie hij is. Hij heeft het getoond in de vraag, of met den bouw van de kruisers Java en Sumatra al dan niet moest worden voort gegaan. Den 17den November gaf hij opdracht voor een bestelling pantserplaten, tot een bedrag van twee millioen gulden, ten behoeve va"n den verderen afbouw der beide kruisers. Den 20sten November ging hij over stag en besloot den afbouw niet voort te zetten.Den 22sten November had hij het roer weer omgelegd en in het concept van zijne Memorie van Antwoord ge schreven, dat hij de beide kruisers op de begrooting wilde handhaven. Den 28sten November verschijnt de Memorie van Antwoord; de ministerzet daarin een systeem uiteen, dat hij voor de verdediging ter zee van ons land en onze koloniën heeft uitgedacht; waar de op stapel staande kruisers niet in dit systeem passen, zal de consequentie zijn, dat de afbouw gestopt wordt." Den 5den December nadat de mi nister met de antirevolutionaire Kamerclub van gedachten heeft gewisseld over het al of niet passen van de kruisers in Maar waarom ons bij Czernin op te hou den, zoolang hij in Boecarest is? Wij willen hem zien op een ruimer terrein van werk zaamheid. Frans Ferdinand, de aartshertog, had hem zijn vertrouwen gegeven, en op hem zijn keus gevestigd voor aanstaand minister van Bultenlandsche Zaken. Frans Jozef had hem dan den post van minister aan het Roemeensche hof gegund en hem in het Oos tenrijksche Heerenhuls geroepen met bet oog op die toekomst. Dan leert hij ten minste nog iets," zei de oude Keizer voor naam uit de hoogte van zijn beproefde le venswijsheid. Maar afspraken of beloften uit het verleden, hadden, volgens Czernin zelf, niet te maken met zijn benoeming door den jongen keizer Carl in December 1916. Er was geen ander, zegt h|, altoos heel onverschillig wanneer hij in zijn ge denkschrift op het chapiter van den nieuwen Keizer komt. Wij waren buren op onze goederen in Bohemen, maar als aartshertog had Ik hem slechts een enkele maal gezien. Zijn aan dacht was waarschijnlijk op mQ gevallen, omdat hij mijn naam had geilen op de stukken gedrukt bij de oorlogsverklaring 'van Roemenië. En toen hij bij het aanvaar-' den der regeering van Burian afscheid nam, was er eigenlijk geen andere keus. Zoo'n woord als dit getuigt niet van veel geestdrift voor de taak die Czernin op zich zou nemen. Men kan zich voorstellen dat het hem is ingegeven door de teleurstel lingen, ondervonden nadat hQ zijn ambt had aanvaard. Toch, dunkt mi], moet hQ al van den beginne af het hebben gevoeld als een drukkende last. Het moment leende zich tot een pessimis tische opvatting van den toestand. Op het eind van bet jaar 1916 zag heter naar uit dat de Monarchie niet langer dan nog een half jaar den oorlog zou kunnen zijn systeem" krijgen de Java en de Sumatra weer een kans om nog eenmaal van stapel te loopen; met een kleine wijziging in den bouw kunnen zij toch nog wel geschikt worden gemaakt voor het systeem". Den 9en December, bij den aanvang van het debat over de marine-begrooting, doet de minister een mededeeling, waar uit men moet afleiden, dat hij ten slotte toch de kruisers niet wil afbouwen. Ook een op marinegebied volslagen ondeskundige iJan zich nu een oordeel vormen over het systeem" van minister Bijleveld. Het gelijkt buitengewoon veel op dat van een regeeringspersoon in Frankrijk, die indertijd aldus werd afge beeld: in zijn eene hand een papier, waarop : ordre"; in zijn andere een pa pier, waarop: contre-ordre"; en in zijn hoofd: désordre". Van zulk een minister kan Nederland niet gediend zijn. Als minister Bijleveld in de acht maan den van zijn ambtsbediening zich nog geen volkomen meesterschap had ver worven over alle détails van zijn depar tement, zou niemand hem dit verweten hebben. Maar' wat men van hem mag en moet eischen is dit: dat hij in een voor zijn departement zoo belangrijk vraagstuk als dat van het al of niet verder af bouwen der beide kruisers, zich thans een oordeel heeft gevormd; en bovenal: dat hij zeker zij van zijn oordeel. Het. was ook geen nieuw vraagstuk. Er was in de Tweede Kamer al uit den treuren over gedebatteerd. En de minister had kunnen voorzien, dat er een felle oppositie tegen hem zou worden ge voerd, zoowel wanneer hij besloot de kruisers af te bouwen, als wanneer hij den afbouw wilde staken. In het laatste geval zou hij alle marine-menschen tegen zich krijgen. Want nagenoeg de geheele marine heeft de onmisbaarheid der kruisers ver kondigd. Zoodra er reden bestond voor de vrees, dat de minister de kruisers van de begrooting zou voeren, is er dan ook van dien kant een felle campagne tegen hem begonnen. Een bij den marinestaf werkzaam zee officier is er zelfs niet voor terugge deinsd, in een ingezonden stuk in de Nieuwe Rotterd. Courant allerlei mededeelingen te doen over de herhaalde zwenkingen in 's ministers houding, die hem alleen door zijne ambtelijke positie bekend waren, met de klaarblijkelijke bedoeling om den minister onmogelijk te maken. Men mag er aan twijfelen of zulk een schending van het departementale ge heim die toch niet te verontschuldigen viel met de mededeeling, dat op de Witte" reeds druk werd gesproken over wat de bedoelde zeeofficier nu openbaar maakte, zoodat het eigenlijk geen geheim meer was - zou hebben plaats gehad tegenover een minister van marine, die geen burger" was. Ook onder de zeeofficieren schijnen er te worden gevonden, die voor een burger-minister dezelfde minachting koesteren als blijkens de onthullingen van Kautsky Keizer Wilhelm voor den burger-kanselier" Bethmann Hollweg. Indien minister Bijleveld den strijd had willen aanbinden tegen de meeningen, die bij het gros van onze zeeofficieren volhouden, zonder haar hulpbronnen ge heel uit te putten, en de eerste schoone schijn van het samengaan met het machtige Duitschland was reeds lang vervaagd. Het was puur en zuiver geworden het bondge nootschap van den zwakke met den sterke. Het beteekende dat men mee moest of men wilde of niet. Everals Keizer Carl koesterde Czernin vredesplannen, h g zou zeer gelukkig zijn geweest wanneer hjj Oostenrijk zonder te veel schade uit den krijg had gered, maar juist op het oogenbllk van z|n ministerschap, had het vredesaanbod, door Keiier Wilhelm met gemaliede vuist gepresenteerd, den onwil der Entente gewekt. En president Wilson was hij niet evenmin met zijn vredesbemiddeling geslaagd? De scherpste duik bootoorlog dreigde in het verschiet. Als Czernin zich, weinig dagen na zijn benoeming, aan den Dultschen Keizer in het hoofdkwartier kwam presenteeren en over vrede begon, moest hij van den Hohenzollern hooren: .Maar heb ik niet de hand toegestoken voor den vrede? en als beloo ning van de Entente een slag in het gezicht gekregen? Van nu af aan Is het oorlog tot het uiterste." Ja, tot deze conclusie moest de nieuwbe noemde minister komen: wanneer de zwakke met den sterke in verbond is, kan de zwakke niet op zichzelf den oorlog er aan geven, het zij dan dat hij een geheele omzwenking wil uitvoeren en met den gewezen bond genoot in krijgstoestand wil geraken. Dat waren ernstige gevolgen, men kon zich aan hun klem menden dwang niet ont trekken, zoo moest Oostenrijk zijn aandeel bijdragen in den dulkbootkrijg ofschoon het dien verfoeide... Het was bondgenoot en dus gebonden. Maar ook tegenover zich, aan den kant van zijn vijanden, zag het hoe alles was opgeld doen, zou hij in de Kamer zeker steun hebben gevonden. Maar hij had dan moeten toonen een kerel van stavast te zijn, die zich sterk voelde in zijne overtuiging. Zulk een stellige overtuiging ontbreekt hem echter ten eenen male. Hij weet niet wat hij wil. 17 November: wél kruisers; 20 November: geen kruisers; 22 November: wél kruisers; 28 Novem ber: geen kruisers; 5 December: wél kruisers; 9 December: geen kruisers zulk gezwaai en gezwabber kan men verwachten van een matroos, die aan het passagieren is, niet van een minister van marine. En zeker niet van een minister, die het zich, blijkens zijne Memorie van Antwoord, tot taak had gesteld om nuchter" te zijn. Hou je roer recht, Excellentie! Vooral nu je langs het begrootingsdebat van de Tweede Kamer zwaait. Je mocht er eens in tuimelen! KERNRAMP. mlllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllmlIlllllllmlIlllllllllllllllllllH POLEN EN OOSTENRIJK Hoe de Poolsche kwestie de nederlaag van Duitschland veroorzaakt heeft De verhouding van Polen tot de drieverdeelende mogendheden: Rusland, Pruisen en Oostenrijk was voor en tijdens den oorlog buitengewoon verschillend. Terwijl Rusland en Pruisen door de Polen als vijanden werden beschouwd, gold Oostenrijk bij vele Poolsche politici als vriend. Dit had zijn gegronde redenen. Terwijl Rusland en Pruisen een min of meer anti-Poolsche politiek voerden en als nationale machtsorganisaties de Polen in nationaal, ten deele ook in religieus opzicht onderdrukten, was het den Polen in Oostenrijk mogelijk, hun taal en beschaving, alsmede hun nationale cultuur en eigenschappen te ontwikkelen. De voornaamste Paolsche provincie van Oostenrijk, Qalicië, verheugde zich, in ver gelijking met de Poolsche provincies van Rusland en Pruisen, in een aanzienlijke mate van autonomie; de Poolsche politici namen in Oostenrijk, in de Oosten rij ksche regeering en in het Oostenrijksche parlement een zeer invloedrijke positie in. Zoo kwam het, dat, toen de groote oorlog uitbrak en de Poolsche kwestie zich tot een internationaal problee ontwikkelen moest, tal van Poolsche politici zich in den strijd tusschen Rusland en de centrale mogendheden aan de zijde der centralen schaarden, in het bijzonder de partij voor Oostenrijk opnamen en zich uilspraken voor de zoogenaamde AustroPoolsche oplossing, volgens welke Polen zich als drittes Glied im Bunde" bij de dubbelmonarchie OostenrQk-Hongarije zou aansluiten. Van Poolsch standpunt was er voor deze oplossing inderdaad zeer veel te zeg gen. De Ooslenrijksch-Hongaarsch-Poolsche staat zou een sterk economisch en politiek blok kunnen vormen, dat het Polendom in het vereenigde Donaur|k een zeer sterke positie en in Europa een duurzamen politieken invloed zou hebben verzekerd. De aanhangers van deze gedachte koester den tevens de hoop, dat de als uitgangs punt van de Austro-Poolsche oplossing voorziene vereeniging van Congres-Polen met Galicië mettert(d ook tot aanhechting van de Poolsche provincies van Pruisen aan het Austro-Poolsche rijk zou moeten leiden. Dit Austro-Poolsche rijk zou een steeds werkzame haard, de tegeji Duitsch land gerichte Poolsche irredenta zijn. Als ondanks deze veelbelovende mogelijk heden een groot, ja een overwegend deel der Poolsche politici stelling namen tegen aangelegd op zQn beanoeiïng, zijn ontbin ding en zijn verderf. Het was niet alleen dat het nationaliteiten beginsel werd hooggehouden doordeEntente, en in dat principe lag het uiteenvallen der Monarchie opgesloten; er was meer. Bij de overeenkomst van Londen, toen de Entente Italië tot haar zijde wilde overhalen, waren diep in Oostenrijk snijdende beloften aan het ambitieuze schiereiland gedaan; e ven zoo hadden Servië en Roemenië ze gekregen. Wie weet welke afspraken verder waren gemaakt ? Onder dien dwang der omstandigheden raadde Czernin zijn heer en meester een vrijwillig offer aan. Immers denkelijk konden bij een opgelegden vrede de Poolsche ge westen toch niet voor de Monarchie behou den blijven. Dan ware het beter uit eigen beweging, voor den vrede van Europa, een offer te brengen en het voorstel aan Keizer Wilhelm te doen om voor een aanstaand Poolsch rijk, waarvan de Hohenzollern heer zou zijn, de groote uitgestrektheid vin Galicië van Oostenrflk aan te nemen. Door de vergrooting van het Rijk in het Oosten zou Duitschland dan kunnen toe staan, dat in het Westen een voor Frankrijk voordeelige schikking omtrent Elzas-Lotharingsch gebied plaats had. Dat zou de reden tot vijandschap tusschen Duitschland en zijn Westelijken nabuur wegnemen. Oostenrijk had indertQd getoond wat het er voor over had om Italië bij het verbond der Centrale Mogendheden te behouden, het was bereid geweest tot zelfs aan Triest te raken. Kon Duitschland dan geen afstand doen van Straatsburg? Ik behoef hier de redenen niet op te geven waarmee Czernin keizer Carl won voor zijn plan. Maar noch Wilhelm, noch zijn omgeving, waren er gretig naar om de veroveringen in het Westen geheel op te geven. Het kon geen eervolle vrede worden de Austro-Poolsche oplossing, dan ge schiedde dit uit velerlei overwegingen. Sommigen geloofden aan een overwinning van Rusland en hoQpten met behulp der westelijke mogendheden voor de Polen een bijzondere politieke positie in het raam van het Russische rijk te kunnen verwer ven, waardoor de Austro-Poolsche oplos sing vanzelf afgedaan zou hebben. Maar ook die elementen, die aan een overwinning van Rusland niet geloofden of haar niet wenschtcn, bestreden min of meer open lijk de Austro-Poolsche oplossing. De oude, thans tot het verleden behoorehde Oostenr|kech-Hongaarsche Monarchie was een domein van het feudalisme, van de aristo cratie en van de bureaucratische sleur. De gelijkheid voor de wet bestond slechts op papier. De verouderde, economische poli tiek, tezamen met de legeruitgaven, brach ten den staat, voral echter z|n Poolsche landstreken, in steeds grootere ellende. De droom van den Galicischen boer was de emigratie naar Amerika. Daarnaast speelden overwegingen van geheel anderen aard een belangrijke rol. De uiteenloopende nationale geaardheid der bevolking van de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie had tenge volge, dat het de monarchie aan een poli tieken eenheidswil ontbrak. Reeds formeel staatsrechtelijk was er, geen parlementair wilsorgaan, dat bevoegd was, uiting te geven aan den eenheidswil. Dat het ook inwendig aan zulk een eenheidswil ontbrak, bleek niet eerst bij de vestiging der afzon derlijke nationale staten, maar was een aan ingewijden welbekend verschijnsel, dat kras tot uiting kwam bij het begin van den oorlog, in de reeds in 1914 op nationalen grondslag zich demonstreerende ontbinding van het Oostenrijksch-Hongaarsche leger, die het legerbestuur reeds destijds tever geefs trachtte te bestrijden. Ook in de monarchie zelf vond de AustroPoolsche oplossing talrijke tegenstanders. De Hongaren, die in de monarchie den meesten invloed hadden, wilden van zulk een «plosslng niets weten, daar zij in dit geval de Slaviseering van het r ij k vreesden. De Tschechen spraken slechts ongaarne over deze oplossing, daar de in dit geval onvermijdelijk geworden afscheiding van Galicië hen aan het gevaar van een Duitsch overzicht in het Oostenrijksche parlement en daarmede oek In de OostenHjksehe regee ring zou blootstellen. Zulk een eensgezindheid ware echter aan de zijde der monarchie des te noodzake lijker geweest, daar er wel nauwelijks aan te denken was, dat Duitschland zijn toe stemming zou geven tot de uitvoering van de Austro-Poolsche gedachte. Van de waar schijnlijkheid eener Poolsche irredenta in de Pruisische provincies van Polen was hierboven reeds sprake. Was dit moment van Pooisch standpunt een argument voor de Austro-Poolsche oplossing, van Duitsch standpunt was hetzelfde moment een krach tig argument tegen deze oplossing. Daarbij kwam de vrees voor de vorming van een machtig niet-Duitsch, dus tevens antiDuitsch blok. De Austro-Poolsche oplossing had der halve slechts tegen den wil van Duitsch land tot stand kunnen komen. De uitscha keling van den wil van het Duitsche rijk bij de regeling der Poolsche kwestie zou echter slechts mogelijk zijn ingeval van een volledige nederlaag van dezen militairen kolos. Zulk een nederlaag opende echter voor de Poolsche kwestie veel ruimere perspec tieven, daar zij op het vredescongres de kwestie der Poolsche provincies van Pruisen tot een open vraag moest maken. De Pool sche democraten te Parijs (Gasztowtt en consorten) dachten zich dan de ontwikke lingsgang der gebeurtenissen in Polen, nog in een in September 1918 verschenen vlug schrift, ongeveer zoodanig, dat de Poolsche staat nog vór het vredescongres tot stand zou komen, met Russisch-Polen als kern, waarbij zich nog voor het einde van den oorlog Galicië van zelf zou aansluiten; op het vredescongres zou dan de kwestie der genoemd waarbij 1870 uit Duitschlands historie werd weggewischt. Toen trachtte de bewegelijke Oosten rijksche minister een genoot voor zijn plannen te vinden in den Dultschen Kroonprins; hQ ging hem opioeken in zijn ooriogskwartier aan het Westen. Veel bijzonders en veel goeds heeft Czernin van den jongeren Wilhelm niet te vertellen. Het was ook niet zoozeer om den man te winnen dat hij zQn tocht onder nam dan ook wel den erfgenaam van het Rijk wiens woord mtêgold bij den afstand van grond waarover hij geroepen was, Keizer te zijn. HQ vond den Kroonprins, weinig oorlogzuchtig gestemd: misschien was hij het wet met hem eens dat Duitschland den rand van zfln macht vreeselflk dicht was genaderd. Ten minste daar in het kwartier van den krijg werden zeer pacifistische gesprekken gehouden. De Kroonprins beloofde naar Oostenrijk te komen en met Keizer Carl al daar de mogelijkheden van den vrede te bespreken. Maar hier kwamen de machthebbers van Duitschland tusschenbeiden. Hindenburg en Ludendoiff lieten hun stem hooren. .Wat hebt gij toch met onzen Kroonprins uitge voerd?" zoo werd Czernin door Ludendoiff geïnterpelleerd; hij is heelemaal slap ge worden; maar we nebben hem weder op gepompt." Ludendoiff met zijn commandotoon was niet in de gratie bij Czernin, of schoon de energie van den man hem impo neerde. Hindenburg mocht hQ wel. Die sprak tot den humorist in hem. .Zeventig jaar ben Ik nu oud geworden en niemand heeft ooit iets bijzonders aan mij gevonden-," zoo hoorde hij van Hindenburg. Nu heb ben zij op eenmaal ontdekt wat ik voor een interessanten kop heb, en alle fotogra fen vallen mij lastig". W. G. C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl