De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 13 december pagina 5

13 december 1919 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

:' 13 Dec. '19. No. 2216 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Mejonkvrouw Magdalena Wühelmlna De Ranitz f Zij Is niet meer zQ de groote en toch eenvoudige juffrouw De Ranitz". ZIJ is van de week in den ouderdom van 82 jaar overleden. Haar sterven was rustig en hoopvol in de verwachtingen des eeuwigen levens. Wfl zullen haar niet meer zien voort schrijden door Gruno's straten, deze een voudige, goede en groote burgeres van Groningen. Wie .juffrouw De Ranitz was" en wat ze deed? Haar persoon, haar levens beschouwing en baar arbeid kan niet beter gekenschetst worden, dan in de sobere, maar toch ook zooveel zeggende mededeeliBg, dat zij gropt en eenvoudig was. Groot en eenvoudig l Spreekt ook de BQbel niet van den grooten man Mozes die zeer be scheiden was. Magdalena Wilhelmlna de Ranitz is het te verwonderen, dat als een joodsch journalist tracht uwe eenvoudige, groote persoonlijkheid te schetsen, als hij het waagt van deze plaats in grove trekken uwen grootschen socialen en godsdlénstigen arbeid te schetsen, dat hl) dan denkt aan den grooten Meester, die eenvoudig van harte den grooten daad bedreef door zijn volk naar zijn land te voeren? En bestaat er niet een Tal mud-woord dat zegt, dat- de godsvruchtige vreemde een even groot aandeel heeft in het toekomstige leven, als hij die geboren en opgevoed is in de Thora-voorschrlften ?... Deze gedachten hielden mfj bezig toen ik vanmorgen haar aangrijpende, plechtige teraardebestelllng bijwoonde. De natuur huilde, de wind gierde. Takken van zwakke treurwilgen kraakten bij het forsche rukken van den wind. Liedekens rulschten, weeklaagden uit kleine kinderstemmetjes, die het lied des eeuwigen levens zongen op deze plaats van het eeuwige leven. En sprekers traden naar voren, vertelden van haar eenvoud, van haar kinderlijke naïvi teit waarmede z| nu ruim een halve eeuw geleden in de achterbuurten van ons heeriqk Groningen in de Kostersgang haar door God gezegenden arbeid begon. Met eenvoudige bijbelleringen, met een een voudig woord tot de eenvoudigen van geest, toog zij aan den arbeid, die zulke groote vruchten heeft opgeleverd. Hoort naar dien eenvoudigen werkman, die 't wagen durfde een analyse te geven van zich zelf. H(, de eenvoudige was niets verschrokken, dat hfj nu ook door al die officieele menschen, hooggehoed als ze waren, zou worden aan gegaapt, heeft het beter dan allen gezegd, wie .Juffrouw de Ranltz" was. De rfj der sprekers aan .Juffrouw de Ranitz"'s groeve zou gesloten worden, toen hfj naar voren trad, en zich aan de verzamelde dames en heeren voorstelde als een vrucht van den grooten arbeid van de eenvoudige doode. Toen snikte men 't uit, niet alleen huilden de eenvoudige vrouwen en mannen uit de achterbuurten van Groningen, maar de groot sten onder de grooten van onze stad haal den hunne zakdoeken te voorschijn, toen die eenvoudige werkman vertelde van het feit, dat .Juffrouw de Ranitz" hem nu on geveer vijf en dertig jaar geleden in de Kos tersgang uit de klauwen van het drankmonster redde, en hem maakte tot een eerzaam burger van Gruno's veste. Daar hit f een kinderkgor een klaagzang aan, en een familielid vertelde van de groote liefde in het leven, die ook deze vrouw eens had gekend. De man harer keuze had zij lief gehad, zooals een vrouw lief kan hebben hem, die zij mint. De dood kwam enkele weken voor haar huwelijk tusschenbeide, en rukte haar bruidegom van haar weg, voor altijd... Pracht-idealiste, voorbeeldige vrouwen dus ook voorbeeldige bruid als zij was, legde zij de waarlijk?gemeende rouw om haar bruidegom nimmer af, om haar verder leven het leven is toch eigenlijk maar zoo kort te wijden aan den arbeid waarvan zij mi] zoo dikwijls, in de Tuinstraat In het gesticht en in de Sint Walburgstraat in haar particuliere woning heeft verteld. Een inter view met haar was 'n genot, een les in DE PLASSEN De Westeinder plassen zullen worden drooggelegd. In drie jaar denkt men er mee gereed te komen en dan zullen zfj er uit gaan zien zooals nu de Schinkelpolder. Stellig zullen niet veel van onze lezers weten hoe die Schinkelpolder ei uit ziet, maar dat doet er niet toe; in elk geval de Westeinder plassen, een speelterrein voor de Amsterdammers, zullen dan dat uiterlijk hebben. Intusschen is ook de Koenemolen afgebrand, de Buitenveldertsche polder ultjournalistieke psychologie, waarbfl menden arbeid en de arbeidster tot in het diepst van den ziel kon ontleden. Breed van opvat tingen was ze, zeer breed. Eerbied voor andersdenkenden, eerbied voor hetgeen de innig-godsdienstlge overtuiging van anderen was. Ik kwam eens met haar praten over een gevallen joodsch meisje, en... wij (.Juffrouw De Ranitz en ik) waren het weldra eens, dat een specifiek joodsche vereenlging tot bescherming van het joodsche meisje in dit geval iets zou kunnen zijn. .Iets anders Is het", aldus de overleden freule, .dat wfj voor dit meisje gezamenlijk wel iets kunnen doen." Doen, dat was het parool in haar vruchtbaar leven. Door haar arbeid is nu ruim vijftig jaar geleden in Groningen het Doorgangshuis in de Tuinstraat opgericht. Daar vindt het zedelijk zwak-opgevoede deerntje een rustig tehuis, een rust, die haar sterkt en sterk maakt voor dit wrange aan teleurstellingen 'zoo rijke leven. Daar ondervindt het verlaten meisje, dat zQ niet verlaten is, daar leert zij God en het Christendom kennen, daar wordt zrjj.opgevoed tot een nuttig en degelijk lid in de maatschappij der samenleving. En naast haar arbeid voor het arme kind, moet haar even belangrijk werk genoemd worden, dat zij verrichtte in betrekking tot de Chris telijke geheelonthouding. Door haar leven liep n groote draad, dat was de draad der Christelijke levens beschouwing, die haar tot een heldin, tot een wakker strijdster voor het e van geile van Jezus Christus maakte, en die ook hen die haar levensbeschouwingniet deelden, noopten tot eerbied voor haar haar weik haar godsdienst. Rust zacht, groote eenvoudige doode. N. GODFR IED, Weelde-bezuiniging Aan het slot van een redevoering, onlangs gehouden door den President der Nederlandsche Bank, Mr. G. Vissering, kwam een opmerking voor, die m. i. wel waard is, hier te worden vermeld. Na het groote vraagstuk van duurte en levensmiddelenvoorziening van alle kanten besproken te hebben, wat betreft regeeringspllcht en distributie, oorlogswinst, loonverhoogingselschen, ene., wijdde hl) ook zijn aandacht aan die vele onzer landgenooten .die hun vast inkomen niet of onvoldoende verhoogd kunnen krijgen; pensioentrek kenden en kleine renteniers, intellectueele arbeiders, uiteraard meest ongeorganiseerd; o. a. vele beter gesitueerden, voor wie de ontzettende stijging van allerlei prijzen, de abnormale geldmarkt, de woningnood, de verwarring van normale verhoudingen tot bezuiniging dwingt. Hfj voelt mee met hunne moelelfjkheden, maar ontleende juist daaraan den moed, hun omtrent die .bezuiniging1' een welmeenenden raad te geven. Hfj spoort hen aan, bfj voorkeur die uit gaven te beperken, waartoe zQ zich alleen door gewoonte en traditie verplicht achten. Er heeischt een soort van .weeldedwang" (weelde in een zeer beperkte beteekenls ge bruikt), velen dwingend tot .uitgaven, die eigenlijk nutteloos zijn, daar ze ons voor deel of gerief niet vermeerderen, en enkel gedaan worden omdat anderen ze doen, bij wie wij niet willen achterstaan. Mode, fat soen, conventie; honderden dingen die men doet omdat men meent ze niet te kunnen laten want wat zou men er van zeggen ? ze zullen veel minder plaats in ons leven moeten gaan innemen dan tot dusver; in plaats van slaafsche navolging, van sleur in levensgewoonten, zal moeten komen een intelligent begrip van wat leder onzer waar lijk noodig heeft, om met de geringste mid delen het maximum te krijgen van levens geluk, voor zoover dat geluk van materieele dingen afhangt". Verdienen deze woorden van een onzer ruimstziende staathuishoudkundigen niet een plaats In het mVrouwenhoek/e van de Oude Groene" ? Want zijn het niet doorgaans juist vrou wen, die aan sleur en conventie hechten, en zich door weeldedwang" laten op het sleep touw nemen? Kennen wij niet allen dames, die, ofschoon in bekrompen omstandigheden verkeerend, iimmimiinii i. IMIMIIIIIIIIIIII geveend, daardoor het Karnemelksgat ver worden en zoo zal langzamerhand de heele oostzijde van het voormalig Haarlemmermeer, eens een aaneenschakeling van onovertreffelijk landschapschoon, gaan gelijken op de binnenlanden van Zuid-Holland. Ik weet, dat dit allemaal min of meer noodig is in ver band met de wenschelJjkheid van voor onze eigen voeding te kunnen zorgen, ge weet wel: zoo en zooveel hectoliters tarwe en dergelljken, maar dat wordt toch langzamer hand een zuur stukje brood. Nu komen ook weer de Utrechtsche plassen aan de orde en ik hoor al mompe len van droogleggen van de moerassen van Ankeveen en Kortenhoef. Ook Loosdtecht zou er aan moeten gJooven, maar die wateren hebben door zeil- en zwemsport een zeker prestige verworven en zijn daar door in een etnigszins minder gevaarlijke positie. Maar de Ankeveensche plassen l Weet men De Plassen Wat Parijs brengt Teetenlng voor de Amsterdammer" van Roosje Bakhuis Als 't vriest De bontmantel met zijn groote kraag van zwarte vos is juist kort genoeg om de robe van karmijnrood fluweel met een sleepje van zwarte tulle te verraden. De medezwevende gitten kwasten behooren aan een zwartzijden koord, dat om het middel der draagster is geknoopt iiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimiliiiitiinaiii het verschrikkelijk zouden vinden, tusschen twee en zes uur zonder glacéhandschoenen op straat te komen ? Een twaalfjarige bakvlsch betuigde on langs: dat je In een goedkoope jurk net evenveel plezier kan hebben als in een dure." Zelfs met den noodigen eerbied voor de eventueel opgeworpen aanmerking: dat .goed koop dikwijls duurkoop" is, meen ik dat de bedoeling van die kleine meld een stuk ge zonde levenskunst representeert. Moge zQ daaraan ook op later leeftijd trouw blijven, en steeds in zien dat beschaving in iets anders bestaat dan in vertoon van kostbare dingen. Voornaam in het geestelijke; eenvoudig in het stoffelijke l GEERTRUIDA CARELSEN Miiimiiiiiiiiiiiiiimii ..... iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Penteekeningen EÉN APRIL Kleine Bernard wist niet hoe hij het had! Inplaats dat alle menschen gezellig en aardig tegen hem waren, zooals eiken morgen aan het ontbijt, werd hQ door iedereen voor den gek gehouden. Iedereen plaagde hem, zoodat hij er verlegen van werd en bijna huilend zijn hoofd in moeders schoot verborg. Moeder tilde hem op schoot en vertelde hem dat altijd op den eersten April de menschen voor den gek werden gehouden : dan fopte je iedereen en als ze er inliepen, riep je n April, n April l" en dan lachte je ze lekker uit. Ja, dat leek hem leuk toe en zoodra hQ in zijn hoogen stoel aan tafel was geschoven, riep hij met guitige, tinte lende oogjes, maar met een kwasi verschrikt gezicht tegen zijn grooten broer: .Piet, Piet, daar is een mug op je wang en die zal je prikken!" Deze, geheel opgaande in de grap, roept verschrikt: Waar? waar? hfj bijt me toch niet?" en slaat zich met groot vertoon om zijn ooren. Kleine Bernard schatert het uit, blij dat zijn grap zoo goed gelukt en schreeuwt in vervoering: .Eén September ! n September !'? wel wat die te beduiden hebben voor de AmsterdamBche jongelingschap, voor de op voeding van een groot deel van het Nederlandsche volk? Om deze vraag goed te beantwoorden zou ik een veertig jaren terug moeten gaan en weer een jongen zijn van een jaar of vijftien met al de frlssche ontvankelijkheid, de begeerte en de verwondering van die heerlijke dagen. Dan op een moolen morgen in Mei ga je voor 't eerst van je leven naar Uitermeer en je ziet daar langs de spiegelgladde Vecht kilometers achtereen de oevers begroeid met duizenden zomerklokjes, roomwitte bloemen, knikkrnd boven donkergroen glanzend gebladerte. De zwaluwen scheeren langs het water, een meidoorn staat van onder tot boven in bloei, en de dijkberm is rood en wit en blauw van oooievaarsbek, hoornbloem en eereprijs tusschen hoog op geschoten graspluimen. Even over een hek geklauterd, kornuiten hebben je duidelijk gemaakt waar en hoe, of je hebt 't op een kaart ontdekt, want op school werd toen over die dingen weinig gesproken en dan Is alles op eens anders. Er zijn koeien en een sloot vol met waterviolieren en dan links een p'asje met wat riet en bruine donzige half uitgepluisde lischdodden van het vorig jaar. Daar vliegt een woudaapje uit op en ver vooruit liggen nu allemaal boschjrs en plassen met wijd uiteen hier een molen daar een torentje en in het ver schiet de blauwende bosschen van het Gooi. Achter ons de bewoonde wereld: een slin gerslang van boerderijen langs de Vecht elk met zijn hooiberg en zijn boomgaard met de appelboomen geheel in 't rose van hun overweldigender! bloei. Nog schalt van daar ons vinkenroep in het oor En dan de wildernis in, geurig van de elzen en berken, die pas In blad komen, van watrrmunt, die nog verkleumde blauwe bladeren heeft, van kal moes en scheerling langs den waterkant. Het gras gaat haast schuil onder al de bloemen van pinksterbloem, van jonge roode klaver, van hooge gele ratelaar en van orchideeën. De waterkant is op sommige plaatsen als met kant omzoomd, Maar waarom beginnen ze nu allemaal te lachen en op hem te wijzen? Kijk, zijn zusje stikt b|na van het lachen en moeder loopen de tranen over de wangen. Hij is het toch die gefopt heeft en Plet voor den gek gehouden l Het is heelemaal niet aardig om zoo te lachen! Met een p-ullmondje en de tranen om het hoekje, wendt hij zich tot moeder. Maar de groote broer krijgt mede lijden : .Houdt toch op met dat gekke gelach! Bernard heeft me prachtig gefopt; ik dacht heusch dat een dikke mug in mijn wang prikte! Nou maar, ik zal wel oppassen dat hfj me niet weer zoo voor den gek houdt l" Ja, ja", juicht Bernard en slaat geweldig met zijn lepel op de tafel. EEN RARE MORQEN Moeder moet een paar boodschappen doen in de stad en verzoekt Antje om een uurtje op de drie kinderen te passen. Antje, die juist bezig is aardappelen te schillen en zich dien morgen niet lekker voelt, ziet het drietal de keuken binnenkomen. Laurlentje, de oudste, gaat dadelijk zoet op een stoel zitten en begint een paar poppen uit en aan te kleeden. Maar de twee jongens be ginnen dadelijk in de kleine ruimte sojdaatje te spelen, terwijl de jongste een paar deksels met oorverdoovend geweld tegen elkaar slaat. Antje wordt er raar en duizelig van; en na eenigen tijd krflgt ze een flauwte en zakt zonder een i ge waarschuwing van haar stoel op den grond, terwijl de aardappelen rondom wegrollen. De kinderen staan ver stomd te kijken. Totdat Laurientje wijs moedertje haar poppen resoluut op de keukentafel gooit en de deur uitloopt. Ze gaat naar een bekende buurdame en kondigt daar aan: Moeder is uit en Antje doet zoo raar l" Mevrouw, die juist voor haar twaalf uurtje een pannetje erwtensoep wil op warmen, loopt mét het pannetje in de hand met Laurientje mee. In de keuken gekomen, waar Antje nog steeds op den grond ligt, ziet ze juist de melk overkoken, en een groote witte plas van het aanrecht op den vloer druipen. Kleine, dikke Loutje voert een soort eierdans uit tusschen de ver strooide aardappels, al roepende: Ze gaat dood ! Ze gaat dood l" Terwijl de filosoof Jantje gehurkt zit bij Antje's hoofd, zacht met een vingertje raakt aan haar witte wang en heel voorzichtig en bibberig een ooglid probeert op te tillen om te zien waar haar oogen gebleven zijn. * Mevrouw zet eerst het pannetje erwten soep neer, tilt de meid op een stoel en geeft haar wat ta drinken, dweilt de melkplas op en sust het dansende, opgewonden Loutje. En terwijl ze allen bezig zijn de aardappels op térapen, komt moeder de keuken in, verbaasd over het ongewone geval. .Moeder", zegt Laurientje, Antje deed zoo raar, en toen" heb ik mevrouw gehaald". Na een eenigszins verward ver haal, is moeder genoeg op de hoogte. Maar Laurientje zegt tot slot verontwaardigd: Moeder, Loutje riep aldoor: Ze gaat dood, ze gaat dood l" Dat heb ik heelemaal niet geroept!" zegt Loutje doodbedaard, waarop zelfs Antje begint te lachen. A. H. B L A A U W-^-H BERING IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlmlIIIIIIMIIIIIIIIlmlIMIlUMIIIIHIIIIIItllll INGEZONDEN Het Hongaarsche Kind" Wederom zal te Amsterdam een collecte worden gehouden. Wederom zullen huls aan huls schalen en bussen worden aan geboden, en weder durven wij hopen, dat ook dezen keer niet te vergeefs bij u zal worden aangeklopt. Want wij weten het wel, Amsterdam, dat zoo mild was voor het Joodsche en het Weensche kind, zal ook het Hongaarsche kind niet vergeten. Moeten wfl u vertellen van de bittere ellende, die door het gansche Hongaarsche volk, en inzonderheid door het Hongaar sche kind wordt geleden? Moeten wij u spreken van de folterende nooddruft der moeders, die voor haar pasgeborenen geen voedsel hebben en zelfs de meest nood zakelijke kleeren niet bezitten, en van de ontberingen en de doodende ondervoeding, waarvan jonge en oudere kinderen ten offer vallen ? Couranten en particuliere berichten hebben ons de treurige tijdingen in menigte gebracht. In Hongarije heerscht de bitterste nood. Na de diepe oorlogsellende kwam de geesel der Sovjctregeering, en daarna weer dat is het fijne loof der moerasvarens, elders weer gaan lange uitloopers het water in, daarnaast ontspruiten groote blauwgroene drietallige bladeren en trossen van sneeuw witte rood getipte bloemen Dat is de water klaver, die, als je ze voor het eerst ziet, de allerzeldzaamste bloem ter wereld l(kt, maar Inderdaad is het een der meest gewone ver schijningen , in ons echte veen(andschap. Maar zoo mooi, zoo mooi, dat je vooitaan, je heele leven door, elke Meimaand een oeverzoom gaat zoeken waar waterklaver groeit. Daarnaast is weer een plas waar dicht opeen de rozetten van de stekelige krabbeschaar uit 't water opsteken en dat doet je denken aan voorwereldlijke land schappen. Die plant laat je ook niet meer los, want zoek ik nu nog altijd niet naar mannelijke krabbescharen ? Hier nestelen de zwarte sterntjes en verderop de zwartkopmeeuwen en op den grooten waterspiegel links zwemt een paar groote gekuifde futen, schel van kleur en allerzonderlingst van beweging. Daar schokken ook meerkoeten over het water en in een hoek tusschen het riet liggen een drietal prachtige woerden. Ik wist toen nog niet dat ook de tafeleend in deze plassen broedt en dat er nog andere f u ensoorten zouden komen. Bij een klein huisje, dat heel alleen staat midden in de water wildernis, was een dijkje naar links, daar groeiden mooie wilgen langs en het dijkje zelf was wit van de wilde aardbeien. Hier en daar een partijtjstrilgras, maar het veenreukgras, overvloedig langs den waterkant, was al haast even mooi. Dan met vreeze en beven het trilveen in, dicht begroeid met elzen, berken, lijsterbes, vogelkers, Geldersche roos, kamperfoelie, .bramen. Op open plekjes bloeien moeras viooltjes en daar kruipt de wolfsklau w tus schen het gras. Elders is alles veenmos, bijna kniediep, met zwarte moddergaten er tusschen of er volgt een veld met moeraspaardestaarten allemaal rechtop, de meeste met zwarte sporenkoppen. : Dan nog weer varens en dotierbloemen, zeggen, nog meer waterklaver. Het begaanbaar stuk wordt al smaller en smaller eindelijk is het een reep, de Inval der Roemeenen, die den luttelen voorraad van het ongelukkige volk vernie tigden of wegroofden en de laatste akkers hebben platgebrand. Stadgenooteri, het Nederlandsche Volk, en Amsterdam niet in de allerlaatste plaats, heeft steeds met verheven offervaardigheid zijne gave geschonken. Laat de groote geest drift die in deze benarde tijden alle klassen, alle menschen bezielt, laat uw innig mede lijden zich ook tot het hongerende Hon gaarsche kind uitstrekken. Omstreeks half December klopt het kind bij u aan. Dat het niet te vergeefs moge zQn. Mevr^C. Ramondt-Htrschman, Presidente. R. de Vries Brandon, ViC'-Presldente. L. Feenstra?Stoffel, Secretaresse. . M. Schrödler - van Geuns, Penningmeesteresse. . J.Franco Mendes?Calisch, . F. Simons?Hartogh. Mej. I. P u se h. Uit Budapest werd telegrafisch bericht ontvangen bij de Ned. Ver. van Vrouwen voor duurz. Vrede, van de behouden aan komst der wagons, welke onder Roode Kruisgeleide op 17 November, tezamen met den trein Graadt van Roggen werden afge zonden. Ongeveer vier der zes wagons waren gevuld met kleeren, lijf-en huishoudgoed, zeep, garens, verstelleder enz., ons van verschillende zijden gezonden of aan gekocht voor het bedrag der giften in geld. Vooral was zeer veel ingekomen ten behoeve van de ongelukkige kinderen, die zoo weinig kinderlijke blijheid kennen en voor wie wf tegen Kerstmis eene zending willen gereed maken, welke behalve veel nuttigs ook een en ander moet omvatten dat wat poëzie brengt in de harde werkelijkheid. Reeds kwam tot ons een zeer dankbaar schrijven van de Hongaarsche vrouwen en moeders voor alles wat Holland doet en wij spreken zeker uit haar naam, wanneer wij U hartelijk dank zeggen voor alles wat wij ontvingen. Maar wij moeten voortgaan, wij moeten ons zelf wat ontzeggen om het lijden van honderdduizenden te verzachten. De Heer en Mevrouw Clinge?Fledderus zullen ons uit Budapest melden, waaraan het meest behoefte is. Stelt ons in de ge legenheid dat te zenden. De allerkleinste gave is reeds welkom. De Gebr. Boissevaln, Bankiers, Keizers gracht 221 Amsrerdam, zijn bereid gif ten in ontvangst te nemen. C. R A MONDT?KIRSCH MAN Pres. Ned. Ver. v; Vrouwen voor daurzamen Vrede. iiiiHiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiifiiiiqiiiiiiifiiiiiiiiiiijii, Morgen Als de wilte nachtfiguurtjes Van de kind'ren, in de vroegt' Blij de kamer binnentripp'len En hun mondjes kusjes geven Onder druk verhalen door, Wijken onze stille droomen Voor hun frissche jonge leven, Is het eerste dagbeginnen Door hun vreugde schoon. Schoon als 't eerste zongesprankel Op den schemerstillen pias, Waar in riet en wilgeloover Klare toontjes op gaan klinken * En een lenig zwaluwlflfje Langs het water scheert zoo dicht, Dat het teeder wordt bewogen Door dat zoet en speelsch gerucht. ANNA HONDIUS tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiitiiiiBiiiiiiiimiiiiiimiiii Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VAN SCHAICK BOOTHSTRflflT UTRECHT iiiimimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii n n , , waar nog een Meidoorn staat en een els en dan twee of drie zeggenpollen waar je nog net op kunt staan of zelfs zitten, om, ver zonken in al den rijkdom, de plas te over zien met zijn ruig beboschte oevers. Dan daar wachten op alles wat stellig nu nog moet komen: zwemvogels op het water, een nieuwen zang uit de struiken, een roof vogelpaar hoog in de lucht, een groote bronzen kever met zes rfjen gouden knoopen op zijn rug, die ligt te spartelen in het water, dat om onzen laatsten voetstap is opgeweld. O, honderden malen ben ik na dien eersten keer de Ankeveensche plassen in geweest en altijd was het er even nieuw en mooi, steeds met nieuwe vondsten. Meestal ga ik er echter been, om niets te zoeken, alleen maar om er te zijn, de rest komt van zelf. Honderden, jong en oud, kennen thans den weg erheen, eerste jaars hoogere burgers of kweekelingen, die er hun eerste plantenbus gaan deuken, bebrilde professors, die er ronddolen met hun studenten, wandelaars, die eens rustig uit het stof willen zijn. Maar 't meest toch heb ben de plassen te beduiden voor de jonge lui, die willen zwerven en zwer/en Is mis schien wel een van de allerbelangrijkste factoren van opvoeding en opgroei. Het komt niet voor onder de leervakken van onderwijswet of lesrooster en ik weet niet wat ik daarvan zeggen moet. Maar wel weet ik, dat zwerfteminen even noodig zijn als tarwevelden. Met handenarbeid en openluchtspelen alleen kom je er niet. Wij hebben er zelden aan gedacht, dat die Ankeveensche plassen eigei aars hebben en dat er ergens een stuk of zes menschen zitten, die te beslissen hebben, of ze in al hun heerlijkheid en onmisbaarheid mogen voortbestaan of dat ze veranderd zullen worden in zoo en zooveel hektaren min of meer moeilijk te ontwateren grasland en bouwland. Wanneer nu, eer een besluit werd genomen, 'slechts al de belanghebbenden ge hoord werden, dus Ook die jongelui, de professoren, de wandelaars en ikzelf dan kwam de zaak wellicht nog in orde. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl