Historisch Archief 1877-1940
13 Dec. '19. No 2216
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IN HET MUSEUM BOYMANS
Het Rotterdamsche museum, dat de taaiste
? jaten teeds zeer aanzienlijk werd verrijkt,
o. a. wet een der allerbeste schildergen
van Rembrandt'a zonder twijfel begaat Jsten
leerling, Aert de G:Ider, en voorts met
uitnemeade werken van Adriaen van Ostade,
Jan van Goyen (bruikleen, een prachtig win
terde, onder blijkbaren Invloed neg van
Esaias van de Velde), Roelant Stveiy, Jan
Fut, Abraham-van Belleren, Chardln, jong
kind, Pfcsarro, Boiboom en Istdor Opsomer,
hetft sinds kort weer eenlge belangr|ke
aanwinsten te. boeken, zoowel op het gebied
der oude als dat der moderne schilderkunst.
Met steun van de Vereenlglng Rembrandt
werd aangekocht een hoogst merkwaardig
schilderij van Adriaen Brouwer, met vloeiende
smijdigheid gedaan en voorstellende een
vweigpartq van boeren bfj een vlammend
en rockend houtvuur, waarvan de felle gloed
valt over de deels woeste, deels doezelige
gezichten der drlnkebroers en over de
groene, groenblauwe, roode, -paarsche en
grflze Jdeuren van hun kleeding, die op het
voorplan in een frlsichen, Heat vollen toon
te tintelen staan. Een der fulvers, met den
groeten stappen hoed, vol deuken en from
mels, op dan hel verlichten kop, kijkt met
verwezen, soezerige oogea naar de breede
golf van drank, die bij uit een kruik in zija
drinkkaa stroomen laat. Een ander, met een
slagersmes op zijde en een groote scheur
in de mouw, zet met beide hoog geheven
armen een reusachtige kruik aan den
gulzig opengesperden muil. Achter hen
ziet men wild gebarende en grof lachen
de kinkels met wfde brulmonden. Een
van hen staat met gesloten oogen, als
in een droom, te gestlculeeren. Weer een
ander, zich afwendend, bevrijdt,
noodgedrongen, zQn overladen maag. Op den voor
grond ligt een van de vrienden, languit op
-een smalle bank uitgestrekt, zijn roes uit te
te slapen, afstekend tegenover zijn metge
zellen evenzeer door zQn stomme beweging
loosheid als door de nog zooveel lichtere
kleur van kleeren. Een luguber tafereel in
bekoorlijke.sappige verven, waarin Brou wei's
itlseerende verbeelding zich even ruim
preekt als zfjn koloristische schlldersga ve.
/erder ontving Boy mans onlangs interes
sante schilderijen van den door Prof. Martin
eenlge jaren geleden als schilder her-ont
dekten Wlllem Buytewech en Pleterde Hooch,
het eerste ten geschenke, het tweede in
bruikleen. Eveneens werden in bruikleen af
gestaan een landschap van Courbet en een
van Vincent van Oogh (Kerk met kerkhof
van zeer goede kwaliteit en behoorend, ook
expressief, tot het beste van. Vincent in dezen
trant en deze vroegere periode).
Het eerstgenoemde van deze twee, getiteld
.Environs d'Ornans" en gedateerd 1849, is
een voortreffelijk werk van den grooten
Franschman, die niets me«r begeerde en be
weerde te zQn dan een simpel realist, die
den bestaansreden van alle poëzie in schilder
kunst theoretisch en hardnekkig loochende,
maar, ondanks dit principe en ondanks zich
zelf, zooveel poëzie legde In de lichtende
kleurenweeldeen de van gevoel doorstroomde
vormen der stoffelijke realiteit. DU landschap
vertoont een heuvelachtig boschterreln in
donker groenen toon onder een
groenigblauwe, wolkenzware regenlucht. Gele
zandplekken en de bloemig-teere, fijne en diepe
kleuren der even zorg'Ol als breed geschil
derde figuurtjes van het wandelend gezel
schap lichten bescheiden op tusschen struiken
en geboomte. Met een technische perfcktle,
opgevoerd tot het toppunt, waarin de vol
strekte beantwoording aan 'zijn visie is be
reikt, laat Courbet bier het figuren-bijwerk,
ofschoon als figuurweik op zich- zelf volmaakt
van uitvoering en in zekeren zin, ook in de
standen en bewegingen, minutieus behandeld,
niettemin in kleurwaarde, t tekening en pro
portie volkomen ondergeschikt b'fjven aan
het groot, stemmingsvol geheel van het met
overeenkomstige breedheid en finesse ge
schilderde landschap. EQ dan daarbij te be
denken, dat een zómodern-geaard meester
schap zich reeds in 1849 openbaarde, toen
de school van '30 de kinderschoenen
nauwewelQks ontgroeid mocht heeten !
H. F. W. JELTES
Brieven aan Johan de Witt. Eerste deel,
1648-1660, bewerkt door ROBERT
FRUIN, uitgegeven door N. JAPIKSE,
Amsterdam, Johannes Muller, 1919,80.
Deze publicatie van het Historisch Ge
nootschap sluit zich onmiddellijk aan bfl de
uitgave der brieven van den grooten raad
pensionaris, vroeger door Japikse bewerkt.
Zoo onmiddellijk, dat de uitgave der brieven
van De Witt in menig opzicht niet volledig
is zonder die van deze missives aan zijn
adres, die uit den aard der zaak dikwijls de
antwoorden ifjn of omgekeerd. Zoo vormen
deze bundels n geheel, in die mate zelfs,
dat de vraag geoorloofd is, of men niet
beter bad gedaan in n groote publicatie
de brieven van en aan den raadpensionaris
te vereenigen. Intusschen, dr. Japikse be
roept zich in zQn inleiding op de hem ge
geven opdracht die luidde, dat de aard van
Frulns werk in deze uitgave onaangetast
moest blijven; anders zou het Frulns werk
niet meer zijn. Daarmede is ook onze op
merking beantwoord: dr. Japikse wilde
Frulns werk uitgeven, wat hem des te ge
makkelijker viel, daar bij zich met diens
werkwQze zeer goed kon vereenigen. Die
zienswijze moet en kan men ook gemak
kelijk eeibiedigen, daar bet hier een kwestie
van methode betreft, waarover verschil van
gevoelen kan bestaan, maar die de waarde
EEN BRUID VAN THIJS MARIS
In de Kunstzaal Kieijkamp, Den Ha*g
Dit werk, zeer dun geschilderd in een
grijzen toon, waaruit bQ sterker belichting
aJlerteederste rose, gele en hemelsblauwe
toetsjes opdoemen, metende ongeveer 45 c.M.
In de hoogte en 35 c.M. in de breedte en
rechts gesigneerd M. M op de bekende
wQze, werd zeer onlangs ultdeLondensche
collectie-Westmacott door den heer Theo
Neuhuys aangekocht. Vojgens door dezen
vrrkregen inlichtingen zou het omstreeks
1897 ontstaan zfjn. Een afbeelding ervan
komt onder den naam .Novice taking te
veil" voor in het. ten votigen jare door Tire
French Gal lei y" uitgegeven boek van D Croal
Tnomson, getiteld .Matthew M ar is. A sou
venir", dat ook een reproductie naar het
vermoedelijk iets vroeger geschilderde werk
Tne veiled lady" bevat. In houding, gebaar
en expressie vertoont deze gesluierde vrouw
veel overeenkomst met de bier bedoelde
figuur, wier benaming .Novice" (kon 't bok
anders?) willekeurig gegeven en, al doet
dit er weinig of niets toe, minder Juist is;
waarschflnlfjk werd zfj er door handelaar
of verzamelaar aan toegekend ter voldoening
aan de kinderlijke behoefte van het publiek
aan exacte deflnleerlng der .voorstelling".
Een novice? Uit een duister, waarin geen
diepte daagt, treedt, wijd omslulerd, de
scnemergestalte. De punten van heur
kleine vjoetjeS tippen uit het sleepend kleed
zachtkens naar voren, als in zweving, nauwe
lijks de aarde rakend; de weeke ronding
van het. linkerbeen buigt onder de omhulling
/en voorwaarts. Witte bloemen schemeren
in het mat-blonde haar, dat over hoofd en
rug breed uitgolfl. Een mollig handje komt
uii de enge polsomsluiting, waarin de
bolwfjde pouffe-mouw eindigt; teerevingertjes
verdwijnen in de soepele omsluiering. Het
rechterhandje hef t zich, als in droom-extaze,
naar het tenger profiel, waarin het oog, zacht
gloeiend, te turen staat naar verre
heerljjk?held. De gazige fjlheid van den sluier, zich
aan de uiterste lijnen slechts lichtel|k ver
dichtend, omvloeit, omnevelt de brote bruid
als een fluïdum, als haar geestelijke ver
vluchtiging. '
H. F. W. JELTES
iMitiiiimiiiiHiui
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifimi
SCHILDERKUNST-KRONIEK
RENOIR (IN MEMORIAM)
Het werk van R e n o i r is feitelijk weinig
bekend in Holland. Het is ten eerste meer
afzonderlijk fransch dan de vele anderen,
die we hier zeer wel kennen. Het is, ten
tweede in den laatsten tijd niet te zien
geweest op zijn best. De Fransche tentoon
stelling, tijdens den oorlog in Holland ge
houden, bestond uit wat, na den verkoop
van jaren, in de handen der kunstkoopers
was gebleven. Wat we toen te beschouwen
kregen, was zeker eenigszlns het uitschot.
Daarbij was «en naakt van Renoir dat niet
ten gunste van de ware waardeering een
middel was, maar eerder de waardeering nog
ongewisser zou maken, en zou verminderen.
Weinigen zouden toch door dit naakt leeren
begrijpen, wat Geffroy, de verdediger der
Impressionisten, beeft geschreven: Het werk
van Renoir is een reden tot verheuging voor
de oogen". Vreemd zou hen hebben aange
daan, wat hfj erop laat volgen: hij is een
der meest oorspronkelijke talenten van de
negentiende eeuw, en een der hartstochte
lijke ... zijn werk is eens schilders gelukkige
en toch hevig bewogen poe de; hrj is vol
vao een warmen ademtocht"...
En toen is wat Geffroy schreef voor
gedeelten van dit werk waar en zeker. Niet
voor het laatste deel van J. Renolr's uitin
gen. Deze franschman is een schilder,
wien het ongeluk getroffen heeft, te laat te
levea, zich te herbalen, zich te zien ver
zwakken, clichéte worden en zwak cliché,
van wat hfj eens levend en levendig kon,
en vermocht. E a wat vermocht h<j ?
Hfj is een natuurlijk scnilder geweest
van een bepaald type van vrouwen, dat
niets dramatisch heeft, niets inderdaad aris
tocratisch, niets tragisch, maar wier zinnen
en zinnelijkheid een genoegelijkheid waren
te midden van een natuur, evenzeer vervuld
van dien hoewel feilen toch leien gloed van
het leven. Daarin is een analogie met de
achttiende eeuw geconstateerd, en niet ten
onrechte; maar achter de vrouwen van de
achltiend'eeuw doemt de Revolutie op; bij
Renoir is de natuur teedere en willig mee
gevende, willig meewerkende achtergrond.
Er is een fleurige vreugde in dit werk, die
een kenmerkend deel er van is. Ge vindt
dit, even opgeruimd van toch teeder wezen,
in een Bal op Montmartre, met de dansende
figuren, en met op den voorgrond de
zlttcnden met de fijne gezichten,
metdevrou
der geheele publicatie niet rechtstreeks raakt.
Deze bundel bestrijkt de jaren 1648 tot
1660; met een tweede zal de uitgave der
brieven aan De Witt en dus de gebeele De
Witt-publieatie voltooid zijn. Het zfjn voor
den raadpensionaris de jaren van opkomst
en klimmende macht geweest. Het waren
jaren van zwaren arbeid; De Witt werd
voor zware problemen van binnen- en
bulteniandsche politiek gesteld. Daar waren
de moeilijkheden in Holland zelf, inhaerent
aan de vestiging van het nieuwe bewind
zonder stadhouder, zooals de republiek nog
niet had gezien. Er waren zwarigheden met
Zeeland, waar de Oranje-partij nog altijd
machtig was. Er waren binnenlandsche
twisten in Orerusel en in Groningen, waar
de ordenende en schikkende hand van den
raadpensionaris steeds noodlg was, boewei
hQ als Hollands eerste minister eigenlijk of
ficieel met de zaken der andere provinciën
niets van doen had. Nog veel zwaarder waren
de buitenlandsche zaken. Toen De Witt zfjn
ambt in April 1653 aanvaardde, was de re
publiek in een zwaren, on gelukkig gevoerden
oorlog met Engeland gewikkeld. Alle staat
kundige gaven van den grooten leider waren
noodig om niet alleen den oorlog te voeren,
maar ook om den vrede tot stand te brengen;
ook toen was tenslottedevredeveelmoellflker
dan de oorlog. Nauwelijks was de vrede
van Westmlnster gesloten, of in het noor
den van Europa kwamen verwikkelingen
op, waarin de rrpublick noodwendig een rol
moest spelen, hetzij dat dan ten slotte een
hoofdrol t f een bijrol zou moeten zfjn. Ein
delijk begon onze verhouding tot Frankrijk
tegen 1660 moeilijker te worden, naai mate
herdikwijls grooter succeshad in den oorlog
met Spanje en dus voor de republiek
geC. J. LANOOY
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
Permanente Tentoonstelling
llllltllllllllllllllllllllHIIII
wen fijn van een sensualiteit, die wij in
Holland niet kennen, en die is als van een
laat, maar niet angstig geworden Heidendom.
De vrouwen zijn bij Renoir bfj elkaar geschikt
zooals een lievende hand de bloemen schikt
voor een boeket, hevig toch verfijnd, haast
uitbundig en toch verleederd. En het ont
breekt mfj niet aan lust om hierover uit
voeriger te schrijven, maar dat bewaar ik
voor een andere beschouwing, die geen
in memoriam" zal zfjn. En wilt ge Renoir
waardeeren op een u gemakkelijker zijnde
wfjze dan is daarvoor een schilderij uit
1874 de Loge in den schouwburg" aar ge
wezen. Hier vindt ge een -grootheid, die
Renoir later niet zómeer zou bezitten,
vereenigd met weer die zoete zinnelijkheid,
die niets laf s heeft noch gesulkerds. Deze
Loge is een schilderij van den afzonderlijken
schilder, dat hem rijk en niet
overdreventypeerend zal vertegenwoordigen en zal
blijven vertegenwoordigen.
De dood van Renoir is dus een gerust
stelling voor hen, die dit weik waardeeren,
want het latere, dat de vreugde om het
vroegere verhinderde, hield automatisch op
zijn funeste functie te vervullen. We kunnen
DU weer eenvoudig ons keeren, tot het
beste in hem, en dat is goed genoeg om
te doen betreuren wat de latere jaren
brachten, en het is teeder genoeg, het is
afzonderlijk, en vol van die zinneljke be
koring, die we door blank, doch warm
lichtspel, door bloemen en soms door
vrouwen genieten; er is niets zwaars in,
niets dogmatisch; niets dan een vuur, een
bloemig-zlnnelljk vuur
DE WINTER'S KUNSTHANDEL, WITTE VROU
WENSINGEL, UTRECHT.
Er is in Utrecht, naast de overige kunst
handels, een andere mogelijk, en zelfs nood
zakelijk; een kunsthandel, die vrij is van
den invloed van een element, dat, niet erg
achter de schermen, den handel daar beïn
vloedt; 't zij door eigen handeling, hetzf
door het voorwaarts schuiven van een per
soon, die als adjudant (én graad boven
sergeant-majoor, meen ik) van dezen beïn
vloedende ongetwijfeld mag gelden. Er is
om nog een andere reden een kunsthandel
mogelij K in Utrecht, zooals de Winter, de
expressionistische schilder, die begonnen is.
Utrecht is een stadv die traag-weg zich ziet
ontwikkelen tot een grooter stad. De traag
heid, en niet de schoone, vindt ge er veel;
een ouderwetschheld treft u er, zonder en
thousiasme, alleen met vasthoudendheid nu
genoeg begiftigd (zoo ge dat een gave wilt
heeten). Maar ge vindt er naast de behou
dende ouderwetschheld toch nieuwe nei
gingen; het ge roei der jongeren is er, en
het zocht naar een centrum. Het vond
dat middelpunt al gedeeltelijk in De Winter,
die naast een expressionistische schilder,
steeds een natuur was, met zucht tot pro
paganda, tot uitleg, tot waardeering en soms
tot haat.
Het schijnt mij toe, dat de kracht van
De Winter niet verminderd werd door het
openen van zijne tentoonstellingszalen. Ten
eerste werd die kracht niet minder ten op
zichte van de schilderkunst. Zfjn natuur,
die graag propaganda maakt, kan bij vol
doenden steun vao Utrecht, deze propaganda
uitbreiden. De Winter, dit is zijn weg, moet
werk laten zien, dat, nog niet gecöieerd in
den officleelen handel, vol waarde is, 't z|
deze waarde een afzonderlijke is, of een
nieuwe, nog nlet-geziene (ten opzichte van
het onmiddellijk voorafgaande). En hij is
zelf in dit opzicht een afzonderlijkheid in
Holland. Vincent .van Qjgh heeft indertijd
bfl Goupll (niet zeker zQn broer) als een
kunstenaar het werk van andere kunstenaars
doen zien, doen waardeeren, daarna hebben
we dat geval niet meer gezien. En... er
is een veiligheid in deze manier van
kunsthandelen. Ge hebt oneindig veel minder
kans, dat ge er komt te staan voor werk
dat weinig echtheid of weinig werkelijk
leven bezit (het leven In De Winter zal
hier het andere leven maklflk erkennen).
Ge hebt veel minder kans dan dikwijls, dat
u Iets voor d'oogen wordt gezet, wat buiten
de wezenlijke waarden zich toch naar voren
drong dat Is tegen den draad in van het
wezen van den verkoopende.
Maar ik zie de actie van De Winter in
Utrecht als een nog grootere (en ik hoop,
III1IIIIIIMIIIIIIJ
vaarlfjker begon te worden.
Al die politieke verwikkelingen vinden
natuurlijk hun reflex in de correspondentie
van De Witt. De raadpensionaris heeft zijn
correspondenten in de groote steden van
Holland, met name In Amsterdam, in
de meeste gewesten, vooral in Zeeland,
Overijsel en Groningen. WQ vinden in dit
deel een groot aantal brieven van de
Nederlandsche gezanten In het buitenland. De
briefwisseling van De Witt met Beverningb,
die te Londen den zwaren kamp om den
vrede had te voeren, dien wij uit de groote
publicatie der achttiende eeuw kennen, wordt
door die van dr. Japikse gelukkig aangevuld.
Maar vooral vinden wij hier een uitgebreid
dossier van brieven van Van Beuningen
tijdens z)n beroemd gezantschap in Dene
marken tijdens den Noordschen oorlog in
1656 en volgende jaren, van groot belang
voor de kennis van de politiek van dien
staatsman, die in menig opzicht van die
van De Witt afweek. Deze was de man van
het voorzichtig beleid, gene van de stoute
vermetelheid, van het kloeke doortasten.
Maar niet alleen de politieke geschiedenis
vindt baat bij deze publicatie. Onder de
papieren van De Witt is ook heel wat par
ticuliere correspondentie; een groot deel
van zijn archief wordt juist gevormd door
de zoogenaamde particuliere missives. Daar
mede is evenwel ook weer niet gezegd, dat
die stukken alleen over particuliere zaken
van De Witt handelen. Scherp werd in die
dagen de publieke zaak niet van de private
aangelegenheden onderscheiden. Dat zou
trouwens in den tijd der familieregeering
wel zeer bezwaarlQk zijn geweest. Duidelijk
blijkt het uit deze correspondentie, hoe
familiezaken staatszaken werden en hoe
KAUTSKY S ONTHULLINGEN OVER HET ONTSTAAN VAN DEN OORLOG
Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonck
DAAR OAAT-IE l'
A. SORMANI&!/hJk.«JJtil DELDEN,
Rokln 24-26 - Tal. N. 905 - A'dam
dat h$ ook daar niet te kort zal schieten).
Een kunsthandel als deze moet een werklfjk
middelpunt worden voor wat nieuw zich
rept en zich beweegt in en om Utrecht.
Naast een aantalbelangrflketentoonstelllngen
(geen van alle beneden een zuiver gesteld
peli) moet hij lezingen organlseeren over
belangrijke onderwerpen, die niet enkel, hoe
wel bij voorkeur, aestheilsch moeten wezen.
HIJ moet zijn actie vergrooten door het
gesproken woord. HQ moet dan niet het in
de veelheid der ultgenoodlgden zoeken, maar
in de intensiteit dier uitgenoodigden. Door
dezen moeten de plaatselijke goden gestort
worden van hun onverdiend voetstuk;
Utrecht moet leeren inzien, dat een Gabrlëlse
niet overeenkomt met zfjn geestelijke .stan
ding"; dat half-gedoe niks is en niks, en...
dat de andere heeren, die de geit willen
sparen en de kool, thuis hooren, zelf, in een
armoedig en schraal gemeubeld belletje, met
klinkktank van zinnelijke romantiek van geen
allooi en met klinkklank, nog eens, van
schichtige derderangsch Intellect... Kan de
Winter dit bereiken, dan is hij een waarde,
en maakt hij waardigheid voor d' eigen stad.
Eo... Ik vind: hij moet dat kunnen; er
is vermolmds genoeg in Utrecht...
TACHTIG JAAR VAN ARTI. KEUZE-TENTOON
STELLING BIJ DIE GELEGENHEID.
De leden van Artl staan anders tegenover
dezen tachtigsten verjaardag van hun ge
nootschap dan ik; zij voelen er meer de
Intimiteit van, en hunne souvenirs zijn van
persoonlijker aard. Dat komt in het gewone
familie-leven eveneens voor dat iemand
80 wordt, en dat de neven, de nichten, de
gebaarde en de gekuifde ooms, de bedaagde
tantes, vol verrukking zfjn, en vol herinne
ringen elkaar bezien, en om het oude mensen
zich groepeeren vol warmte, en toch..
onI' llflItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMUIIIIIIIIIIIinilllllllllllMllllllHllllllllll
gestoord, hooghartig gaat buiten het grooter
Leven voort, en ziet niet ter-zQ naar de
soms aandoenlijke groep der familieleden.
Is het zoo bij Artl, dezen dag? Gedeeltelijk
is het zeker lóen gedeeltetyk is het
anders. Deze erkenning vond ik niet in de
rede van den voorzitter van Artl, den peter
van den iachtigsten jaardag, maar de waar
heid van deze bewering is niet te ontgaan.
Artl heeft dat voor boven een mensen, dat
het, zooals ieder genootschap, zich kan
vernieuwen. Ik zeg niet dat de genoot
schappen dat altijd doen. Het tegendeel
komt dikwijls voor, en schijnt gemakkelij
ker te zijn. Daarom ben ik altijd wat
angstig om deze feestvierlngen, zelfs bQ
genootschappen, en daarom wenschte Ik wel
dat zulke genootschappen nooit voor langer
dan vijf (ten hoogste tien jaren) worden aan
gegaan als een contract, (ik zie de bezwaren
daarvan in, natuurlek, maar ze zijn te onder
vangen!) Ik hoorde dus in de rede van den
voorzitter van Artl veel wat op het verleden
betrekking had maar niet alles wat er in
moest zijn, was er. Er was trots op
finantleele kracht, en een rhetorlsch respect voor
de stichters van het genootschap maar
hoe Is Arti, met Pulchri Studio het belang
rijkste genootschap in Holland, ten opzichte
der schilderkunst gebleken te zfjn? Daarover
zal ik, een andermaal eveneens, een aitlkel
moeten schrijven, dat al lang in mijn hoofd
gereed is? Het zal niets hebben van een
feestrede, ik ben daarvoor te kritisch (en
kritiek is zuiver zucht ter schoonheid), het
zal, zoo zuiver mogelijk, een aesthetlsch
overzicht zijn, en geen artikel van politieke,
kunstpolitieke daden enz. Daarvoor zal ik
echter een artikel publiceeren over deze
keuze tentoonstelling, die Artl's eet bewijs is
aan zijne leden, dood (dat beteekent ge
storven) en leven...
Vandaag volsta ik met deze korte consta
teering, en hetzij mij vergund de hoop uit
te spreken, dat het diner en de dtaeurs op
dezen tachtigsten verjaardag malkander niet
tegenvallen, het is de toast, die ik kan
riskeeren.
ssr-y PLASSCHAERT
deze laatste menigmaal uit het oogpunt van
familiebelangen werden bezien en behandeld.
Vooral blijkt dat wel bij het begeven van
ambten. Men kan niet zeggen, dat daarbij
het staatsbelang over het boofd werd ge
zien en dat de hooge ambten aan onbe
kwame mannen werden gegeven. Maar wel
kan men met de stukken bewQzen, dat de
famtllerelatiën dikwijls meer gewicht in de
schaal legden dan met het openbaar belaag
vereenigbaar was.
Maar behalve zulke half private half
publieke aangelegenheden bevat de particu
liere correspondentie van De Witt ook veel
wat zuiver persoonlijk is. Het ligt voor de
band, dat dr. Japikse hier vooral moest schif
ten tusschen wat als belangrijk of liever
typisch in den letterlijken zin des woords
moest worden opgenomen en wat als min
derwaardig of zelfs waardeloos ter zflde
moest worden gelaten. In die correspondentie
leeren wij zien, hoe een deftig huishouden
als dat van den raadpensionaris was inge
richt, ook hoe het toilet van De Witt was
geregeld, dan ook hoe de luiermand werd
gevuld, verder hoe men reisde, hoe men
kermis hield en .ook thuis feest vierde, wat
men deed als er werd getrouwd of als men
rouwde. Zoo bevatten deze brieven heel
wat over het huiselijk en maatschappelijk
leven van ons voorgeslacht in zij n beste
kringen.
Ook nog uit ander gezichtspunt is die
correspondentie van gewicht. Wij leeren er
een echt gelukkig oud-Hollandsen familie
leven in kennen. Hoe intiem is niet naar
oud-Hollandsche zede de betrekking lustenen
den ouden Jacob de Witt en zijn beide
zoons Cornells en Johan. Hoe hartelijk is
niet de verhouding tusschen De Witt en
en zijn zusters; hoe trouw zorgen zij niet
voor zijn vrfjgeze'.lenhulshouding. En ten
slotte, welk een gelukkig huiselijk leven
had de raadpensionaris. Zeker, Wendela
Bleker, die in 1655 mevr. de Witt werd, was
geen zeer ontwikkelde vrouw; de briefjes,
die zfj aan haar man schrijft, zfjn zeer kin
derlijk van stijl en spelling, gebrekkiger dan
men destijds in dien kring gewoon was. Maar
welk een innige lief Je voor haar man spreekt
er uit dat kreupele geschrijf. En welk een
bewondering ook voor den man, op wiens
schouders de last van een geheel staatsge
bouw rust. Dezen grooten dienst heeft
Wendela Bleker den raadpensionaires bewe
zen, dat zij hem een huiselijk leven'schonk,
waar hfl veilig kon schuilen voor de staat
kundige stormen en waar hem ook ,geen
nieuwe zwarigheden wachtten.
Daarbuiten had hij al zwarigheden genoeg.
Hoort hoe Beverningh ..van hem spreekt, als
hfj voor enkele dagen in Amsterdam is:
Dat den stierman van het roer Is ende
dengenen, die het waarneemt, niet machtig
hetzelve te regeren ende dat wfl oock ver
volgens, sonder eenlgen voortgangh, gelijk
als op onze anckers rijden, met
genoechsaemtfperikel, dat ons yemandt drijve voor
den bough, aal UEd. blj^slch selven wel
connen overleggen. Maer dat de meesters
van het schlp.net soo^nlet langer hazarderen
derven en de al .desen gehelen dagh in
particuliere,, dellberatiën igestelt hebben om
UEd. tot het roer weder te roepen, heb lek
aengenomen, niet uyt den pubycquen name,
maer in 't particulier, bekent te maken".
Zoo zien wij inderdaad den grooten raad
pensionaris het liefst;.met de stevige hand
aan het roer .vangnet staatsschip op de
schuimende golven. H. BRUGMANS