De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 20 december pagina 1

20 december 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

*. 8817 Zaterdag 80 December A°1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMAN S, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDQRF i per Na. f 0.20. Per 3 mnd. 12.50. Abonn. loopen per jaar | j Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Adverteiftën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel"} ??^^IHMHn^BI^^Hia«MHIB^«HiB^^^^H^^H^^aMIHIIV>H^i^^H^^iaHl^B^^H^HHM^l^M^B^H^HM^^^^^HW^wa^l^l^Hp^^^^^l^^^BIIB^M^BVpHHB^^^i^l^i^M|H|^H^HH^l^^^^^^p>^^^^^^^^^^^^^^ ??^^?M ^^B^^|^MMM^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^MMB MMH^^H ^IBIIi^BI^^V^HH^V De Inhoud staat op pag. 11 DOE WEL EN ZIE NIET.OMf Toen in Athene door het scher vengerecht moest worden uitgemaakt wie der beide partijleiders, Aristides of Themistocles, zou worden verbannen, ver zocht een boer aan den eerstgenoemde, dien hij niet kende, den naam Aristides op de scheif te schrijven. Op diens vraag: waarom wil je dien man ver bannen? wat heb je tegen hem? heeft hij je kwaad gedaan?" antwoordde de boer: neen; ik heb hem zelfs nooit gezien; maar het verveelt mij, dat ik hem altijd: de rechtvaardige" hoor noemen" ". Wij, Nederlanders, kunnen mede ge voelen met dezen Atheenschen Jantje Contrarie. Ook wij zijn beu geworden, niet van de voortreffelijkheid van een ander, maar van enkele deugden, die ons zelf tot vervelens toe worden toegekend. Onze slapen zijn al zoolang versierd met den lauwerkrans der degelijkheid, dat wij soms bedenkelijk veel neiging beginnen te gevoelen om de wereld te verbluffen door een reeks van lichtzin nigheden, waartoe zij ons nooit ofte nim mer in staat had geacht. De Nederlandsche vrouwen zijn in alle tijden en door reizigers van allerlei landaard om hare zedigheid zoozeer feprezen al mag men soms achter ien lof een lichte teleurstelling vermoe den dat sommige dames eventueele afwijkingen van dezen nationalen karak tertrek zouden kunnen verontschuldigen met den onweerstaanbaren maar daar om niet minder afkeuringswaardigen liist om ook eens stout te zijn: zooals een schoolmeisje, dat door een tactlooze onderwijzeres aan de andere kinderen als model wordt voorgehouden, het ver langen bekruipt om wegens onbehoorlijk gedrag in den hoek te worden gezet. Maar indien- er een wereldplebisciet kon worden gehouden, zou de liefdadig heid toch de meeste kans hebben om te worden aangewezen als de voornaamste deugd van het Nederlandsche volk. De lofzang op deze onze eigenschap wordt zoo unisono aangeheven, dat wij er tureluursch van zouden worden en het bijna zouden vertikken onzen naam gestand te doen, wanneer er voor de zooveelste maal weer een wissel wordt getrokken op. den bekenden liefdadigheidszin van het Nederlandsche volk". Of wij hoog of laag springen, of onze bescneidenheid zich er al tegen verzet, dat andere volken niet even-gewillig de beurs zouden trekken wanneer er nood te lenigen valt, het baat ons niet. Wij staan nu eenmaal bekend als een natie van barmhartige Samaritanen. En laat ons het ook maar toegeven: wij zijn liefdadig en wij zijn het al tijd geweest. De arm- en weeshuizen, de hofjes, de CZERNIN III Hij is de eenige man die nog verstand heeft in heel Duitschland." Kühlmann zei het in Brest Litowsk aan Czernin van Keizer Wilhelm, en wij mogen op dit oogenblik, nu hij door zooveel kwade noten heen moet, hem deze goede nota niet onthouden. Maar om geheel recht te gaan, laat ons er bij voegen dat de lof den Keizer toebedeeld meer een klacht was over de brutale opwinding van zijn militaire omge ving dan een zuivere kenschetsing van zijn intellectutele elgenschappen.De Keizer diende als contrastfiguur en dan worden iemand licht royaal deugden toegemeten. Czernin zelf brengt het niet tot een duidelflke karakteiistlek van den man die zoo zeer zijn best deed om meer dan een kwart eeuw lang voor de oogen van het wereldpubliek te staan. HQ heeft den Keizer niet goed gekend, en hem de enkele malen dat hij tot een besluit moest worden gebracht, moeilijk te treffen gevonden; maar daaren boven heeft hfl geen slag om portretten te teekenen, en als diplomaat is hij voorzichtig. Wat hij van Keizer Wilhelm zegt is, dat die hem het naast stonden, voor hem de aan raking met de werkelijke wereld afweerden, omdat hQ tegenspraak niet verdroeg. De heerscher over Duitschland leefde dus in zfn eigen gedachtenkring, met de overtuiging van zijn goddelijke zending. Dat hebben w| meer gehoord. Zijn eigen Keizer Carl was beter gehu meurd. Hij bleef altoos even vriendelijk gestemd. Maar, kan men tusschen de regels provenierswoningétn, de oudemannen- en vrouwenhuizen maken het ons onmoge lijk dit laatste te ontkennen. Elke stad bewaart de herinnering aan een aantal brave burgers en burgeressen, die, zoo vór als na de Hervorming, hebben uitgemunt in goede werken." Amsterdam heeft zijne Agneta Deutz, Claas Claasz. Anslo en JacobOly; Hoorn gaat trotsch op Trudeman en zijn wijf; utrecht biedt er tegen op met Agnes van Leeuwenborch, Dirck van Zuylen en de Vrij vrouwe van Renswoude. De vreemdelingen, die in de zeven tiende eeuw de indrukken van reis of verblijf in ons land opteekenden, raken niet uitgepraat over onze gods- en gast huizen. Niets trof mij te Amsterdam zoozeer" verhaalt John Evelyn in zijn Diaiy als een stichting voor oude en gebrekkige mannen, die om haar deftig voorkomen en de orde en het gemak, die er heersenen, een der be wonderenswaardigste inrichtingen is, die de wereld heeft aan te wijzen. Inderdaad, het is verbazend wat voor gestichten hier al bestaan tot wering van armoede en bedelarij." Maar wij teren niet Alleen op het verleden. Wij zijn nog liefdadig. Vooral in engeren kring. Met inachtneming van de sacramenteele schotjes en schutjes, die verschil van geloof en stand ten onzent hebben opgetrokken. Hadden de heeren Blankenberg, de Dompierre de Chaufepi en Smissaert, toen zij een 20 jaar gele den hun Gids der Nederlandsche Wel dadigheid uitgaven, niet meer dan 1100 bladzijden noodig om alle vereenigingen nauwkeurig te catalogiseeren? Wij zijn nóg liefdadig. Want de ge-r middelde Nederlander is goedhartig; hij kan wat missen en hij heeft genoeg om er aan anderen iets van mede te geven. Die hulpvaardigheid van ons volk is in het eerste oorlogsjaar aan de Belgen gebleken. Vluchtelingen, die met hun armzalig hutje en mutje over de grens komen, die geen dak meer boven het hoofd hebben en slechts teerkost voor enkele dagen meebrengen, wekken altijd het mede lijden van hen, in wier land zij een schuilplaats zoeken. In' zijn Hermann and Dorothea heeft Goethe het klassieke beeld geteekend van een volk op de vlucht, in verwarring en ellende, en van de helpende en troostende naastenliefde. Wat daar de kluge, verstandige Hausfrau" zegt: Valer, nicht gerne verschenk' ich die abgetragene Leinwand; Denn sic ist zu manchem Qebrauch und ifir Geld nicht zu haben, Wenn man ihrer bedaif. Doch heute gab Ich so gerne Manches bessere Stück an Ueberzügen und Hemden; Denn ich hörte von Kindern und Alten, - die nackend daher genen" dat heeft in het najaar van 1914 menige Nederlandsche huisvrouw zooal niet ge zegd, dan toch in practijk gebracht. En zij heeft meer dan dat gedaan. Zij heeft den hulpbehoevenden het dagelijksch maal bereid en een onderkomen verschaft. In haar eigen huis. Zonder te vragen naar godsdienst of stand. De iiHiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiimiiiiini iiiiiiiiiiiinmiii bij Czernin doorlezen, hij was absoluut niet te vertrouwen. In zijn gedenkschrift deelt de graaf een brief mee, dien Jifl aan een vriend over zijn posi'.ie in de Monarchie heeft geschreven. Hij noemt er de verschillende groepen van vijanden op die hem als minister belagen. In de eerste plaats rekent hij daaronder enkele personen die hQ niet nader aanduidt en die hem de gevaarlijksten schijnen; uit net verband blijkt dat het de Keizer en de Keizerin met hun intiemen moeten zijn. Zij hebben hem verraden. Toen hij in het midden van 1917 aan zQn vredeswerk voor Europa bezig was, hebben z| achter zijn rug besprekingen gevoerd en onderhandelingen aangeknoopt welke zijn vredespogiqgen in een geheel verkeerd licht plaatsten. Het kreeg er den schijn door alsof het Oostenrijk was te doen om zich apart te gaan houden en dan steun bij Frankrijk en Engeland te gaan zoeken. Die intriges hebben hem niet alleen z|n eigen weik uit de handen genomen, maar ook voor goed zijn streven bedorven. Im mers Duitschland, dat Oostenrijk niet kon missen, moest het wel beschouwen als een soort van verraad. De Monarchie werd met wantrouwen aangezien. En om den vrede te kunnen verkrijgen, was het juist in dien tfld noodig dat de Centrale Mogendheden tegenover de Entente als een vast aaneengesloten geheel voor kwamen. ? Czernin doelt hier op de onderhandelingen door bemiddeling van de broeders der Kei zerin met den President der Fransche Repu bliek. Hij heeft daarvan toen niet geweten, en nog zijn hem de bijzonderheden niet geheel bekend. Voor hem is het ook de vraag of thans de wereld daaraan nog iets heeft. Zoo was Czernin, die er niet aan kon denken om de Monarchie het bondgenoot schap met Duitschland te doen opzeggen, door omstandigheden genoopt een anderen weg in te slaan tot bereiking van zfln doel. Het doel zelf veranderde niet. Dat was de vrede in Europa. Want zonder een vrede op een tijd die schutjes en schotjes waren opgeruimd. En allen verleenden hulp: overheid en particulieren, arm en rijk, groot en klein. Hulp metterdaad vooral de vrouwen uit de middenklasse. Zooals toen de ellende der Belgische vluchtelingen de volksverbeelding trof, zoo doet het nu de ellende van de kinderen in Weenen. Zeker, er wordt ook elders gebrek geleden. Ook in Hongarije en Duitsch land, om te zwijgen van de ellende der bourgeoisie" in Rusland. En, zoo gij wilt, zijn wij er niet het naast aan toe om de Oostenrijkers te helpen. Maar in Oostenrijk is de nood toch wel het hoogst gestegen. En al binden ons met het volk daar geen betrekkingen van nabuur- of stamverwantschap, het zijn ook medemenschen van ons. Zij mogen van ons zelfs eerder hulp ver wachten dan van hunne buren, stamgenooten en vrienden, de Duitschers, omdat wij het, in vergelijking bij de Duitschers maar ook in het algemeen gesproken zoo goed hebben, al mogen wij allen dan nog zoo hard klagen. Misschien is het juist het besef van ons bevoorrecht-zijn boven zooveel andere volken, dat ons thans het nijpende gebrek in Oostenrijk voor oogen houdt als het inbegrip van alle materieele ellende, die er tengevolge van den oorlog op de wereld wordt geleden. Zoomin als de volken, die den oorlog hebben gevoerd, door eigen schuld daarin be trokken werden, zoomin was het onze verdienste, die ons er buiten deed blijven. Elk onverdiend geluk heeft iets benauwends. Van dien druk kunnen wij iets verminderen door met milde hand te geven aan de stumperds die te Weenen van kommer vergaan. Van alle kanten wordt die hulp reeds geboden. Gemeentebesturen hebben bedragen beschikbaar gesteld voor de verschaffing van levensmiddelen. Comité's zijn er gevormd om de uit zending van kinderen en hunne verzorging hier te lande te regelen. Andere comité's verzamelen weer geld en kleeren en konden reeds treinen met levensmiddelen naar Weenen laten ver trekken. De groote vakvereenigingen hebben hare leden uitgenoodigd het loon van n dag af te staan ten behoeve van de werkliedeh-gezinnen daarginds. In de studentenwereld is het plan ge opperd om zich n dag van allerlei luxe-uitgaven te onthouden of althans voor wie dit te zwaar mocht vallen! om het bedrag van die uitgaven te be stemmen als gift voor de hongerlijders in Oostenrijk. Er is al veel gedaan, maar nog niet genoeg. Er is meer noodig. Help ook gij, lezeres of lezer, hét tekort aanvullen; zend uw bijdrage aan een der comité's voor Oostenrijk of Hongarije, zoo gij dit niet reeds gedaan hebt. Overwin uwe neiging maar mis schien hebt gij die zelfs nooit gevoeld om die eeuwige reputatie van liefdadigheid nu eens te logenstraffen. Erger u er niet aan, dat ook bij deze uiting- van liefdadigheid de schotjes tusschen de verschillende godsdienstige Illlllllllllltlllllllll heel dichtbij moest zijn, omdat anders de krachten geheel zouden zijn uitgeput, was Oostenrijk reddeloos verloren. HQ maakte zijn terrein van actie voor zich vrij door het houden van een groote rede voering te Boedapest, 2 October 1917. (Eigenaardig dat de geheele houding van graaf Czernin, sinds zijn optreden als minis ter, meer den journalist-politicus dan den handelenden staatsman verraadt). De rede behandelde de vraag of de groote oorlog die nog gevoerd werd, niet moest leiden tot het scheppen van een nieuwe wereldorde. Die nieuwe toestand kon niet anders zfln dan een van algemeene ontwapening; voor het vervolg zou niet langer de krijg maar het recht de beslissing brengen der internationale vraagstukken. De vrede werd dan een blijvend bezit. Twee motieven dreven Czernin tot zijn voorstel. Het eene was de afkeer van het milita risme. De vrees voor overweldiging door een militaire kaste was een van de voor naamste oorzaken geweest van het samen gaan der Entente tegen Duitschland. Alleen door een bevrijding daarvan werd de rust in Europa gevestigd. Maar dan en dit was zijn tweede mo tief ontwapening was een machtige leus, waarmee tegen onwillige legeeringen het volk in beweging kon worden gesteld. Een handig staatsman zou weten hoe door zulk een motto, te zijner tijd, druk uit te oefenen. In Berlijn nam men, rooals Czernin ons vertelt, hem zijn rede niet bijzonder kwalijk. Men hield hem daar verder voor half wijs. Maar de gebeurtenissen gaven spoedig den Oosten rij kschen minister gelijk. HQ had zijn redevoeiing voornamelijk met het oog op Rusland gehouden. Berichten uit dat groote Rijk brachten hem sinds den zomer van 1917 tot de gewlsheld dat men er* met alle geweld den vrede zocht; nu, in November van het jaar, was het de revolutie welke Lenin en Trotrkl aan het hoofd der zaken plaatste, die Czer nin's idee op eens tot de werkelijkheid deed Uitslag van de Kracht- en Warmteprijsvraag In den vorigen winter is een prijs van duizend gulden uitgeloofd voor plannen en vindingen van technischen of organisatoiischen aard, die na afloop van dezen winter zullen blijken het meest te hebben bijgedragen om tegemoet te komen aan de behoefte van ons land gedurende het lijdvak l September 191S?l Mei 1919 aan kracht en warmte of die de economische voortbrenging of aanwending hiervan gedurende gemeld tijdvak hebben bevorderd." In de toelichting tot deze prijsvraag werd o.a. gezegd: Niet alleen de uitvinders van nieuwe brandstoffen of van middelen ter besparing van brandstoffem of ter vergrooting van het nuttig effect hiervan komen1 in aanmerking. Het is zeer goed denkbaar, dat in de practijk de belangrijkste diensten aan ons volk worden bewezen door een organisator, die aangeeft en tot practische toepassing weet te brengen om* in ons land aanwezige brandstoffen (b.v. steenkolen of turf) tot intensiever exploitatie Ie brengen; of door eenbekwaam onderhandelaar, die weet te bereiken dat ons in ruimer mate brand stoffen uit het buitenland worden toegezonden." De Jury bestaat uit de heeren: J. G. BELLAAR SPRUYT, Directeur der Stroomverkoop-Maatschappij te Maastricht. E. A. Du CROO, Directeur der N.V. Constructie Werkplaatsen, voorheen Du Croo <& Brauns te Amsterdam. . DE KUYSER, Directeur der Vereeniging Rookvrij Stoken" te Amsterdam. Dr. W. LULOFS B. Sc., Directeur der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam. C. G. VATTIER KRAANE, Directeur der N.V. Blaauwhoedenveem Vriesseveem te Amsterdam. Zij heeft aan de Commissie thans het hieronder volgende rapport doen toekomen, op grond waarvan de Commissie besloten heeft den prijs van f 1000.?uit te keeren aan den Heer Mr. Dr. W. F. J. FROWEIN te 's-Gravenhage, Directeur der Rijkskolendistributie. Namens de Commissie voornoemd Mr. K. JANSMA, Secretaris-Penningmeester RAPPORT DER JURY. Aan de Commissie voor de uitschrijvirg van de Kracht en Warmte Prijsvraag MijneLHeeren, Naar ons aller meening moet de door U uilgeschreven prijs zeer stellig worden toegekend aan den Heer Mr. Dr. W. F. J. FROWEIN, directeur der Rijkskolendistributie te 's-Gravenhage. In deze functie werd aan den Heer Frowein door den Minister van Landbouw, Nijverheid & Handel de algeheele zorg voor de brarrdstofvoorziening van ons land toevertrouwd, en hij heeft in deze functie meer dan eenig ander Nederlander er toe bijgedragen tegemoet te komen aan de behoefte van ons land aan kracht en warmte gedurende het tijdvak l Sep tember 1918?1 Mei 1919. Het wil ons voorkomen dat de Heer FROWEIN, die zich met evenveel bekwaamheid als toewijding aan de hem opgelegde taak heeft gegeven, zich daarvan met een zoo bevredigend mogelijk resultaat heeft gekweten en dat hij daarmee den dank van geheel Nederland heeft verdiend. De Jury voor de Kracht en Warmte Prijsvraag. J. G. BELLAAR SPRUYT. E. A. Du CROO. J. DE KUYSER. W. LULOFS. C. G. VATTIER KRAANE gezindheden weer zijn opgetrokken en dat het eene comitéalweer met het andere aan het kizzebissen is geraakt: ten slotte verrichten zij alle nuttig werk. Merk niet schamper op, dat het hulp betoon aan Weenen voor vele Neder landers de veiligheidsklep is, waardoor hun vooral na den wapenstilstand tot barstens toe gespannen Duitschgezindheid een uitweg krijgt. Dit moge waar zijn, maar hun ijver bespaart u moeite, en de kinderen in Weenen vragen er niet naar, of hun boterham is ge smeerd door een pro-Duitscher of door Minimum iiimmmmi iiiiiimmiimiiiiimimiiiimiiiiimiiiM naderen. Van Rusland ging de noodlging aan Europa uit tot een algemeenen vrede en een ontbinding van de legers. Duitschland en Oostenrijk gaven aan de oproeping gehoor, Duitschland vooruitziende dat het op die wijze zQn macht aan de Oostzee en nog verder zou uithielden, de Monarchie met het idee dat het ontbreken van oorlog aan den Oostkant tot een gunstige beslissing van de wapenkans zou leiden in het Westen. Want Czernin getuigt het uitdrukkelijk de Duitsche legerleiding rekende er vast op: wanneer zij de troepen vrij kreeg in het Oosten, zou het overwicht In het Westen in haar bereik komen. Zoowel Parijs als Calais zouden worden vermeesterd en de Entente zou zich ten slotte mogen verheugen, wanneer haar een vrede werd gegund die den toestand van Europa ongeveer Het als hij voor het verbreken van den vrede was geweest. In die stemming kwam men met de Rus sische afgevaardigden te Brest Litowsk samen. Een kleurige schildering van het bQeenzijn op Russisch gebied der Wcstersche staatslieden met de bolshevisten verwachte men niet van Crernin's pen. In zijn dagboek, dat het gedenkschrift I m K r i e g e ons voorlegt, treft men hier en daar slecht een enkele trek aan; en daarbij biqft het. Over het eerste gezamenlijke middagmaal b.v. spreekt hij zQn verwondering uit, hoe daar prinsen, gezanten en generaals met de Russische gedelegeerden aanzaten. Naast den prins van Beieren die presideerde, zegt hij, had de voorzitter van de Russische dele gatie zijn plaats, een pas onlangs uit Siberië ontslagen Jood, met name Joffe. Dan wordt zijn aandacht getrokken door de derde gede legeerde, Mevrouw Bizenko die twaalf jaren geleden een generaal had gedood. Zij is bijzonder stil en teruggetrokken en zit daar vastberaden in zich gekeerd met soms plotseling hartstochtelijk opvlammende oogen. Wat er om haar heen gebeurt, laat haar onverschillig; alleen wanneer het geeen pro-geallieerde. En tast vooral niet minder diep in de beurs, omdat gij wrevelig zijt over de ondankbaarheid van België; want gij helpt toch om nood te lenigen, niet om dankbaarheid te oogsten? Wat deert het u of sommige Belgen gelukkig niet allen hun Nederlandsche gastvrouw achter den rug bespotten en uitjouwen ? Doe wel en zie niet om l KERNKAMP iiiiiiiiMiiiiiiilliiiimmillilliliiiiiiiiiiiimiiiimmiiiiiiiiliiiiiiiimi sprek raakt aan de groote principes der in ternationale revolutie, dan slaat zQ haar oogen op, het gezicht verandert en zij doet denken aan een roofdier, klaar om uit te schieten op zijn buit." Na bet eten heeft Czernin een onderhoud met Joffe en beduidt hem zich niet te moeien met de inwendige aangelegenheden der Monarchie. Had hl zulke voornemens dan zou het beter zijn wanneer hij rechts om keert maakte en terugreisde, want van een vrede zou onder zulke omstandigheden niets komen. Met zijn vriendelijke zachte oogen keek ?Joffe mfl verwonderd aan, zeide een tijd lang niets en kwam dan voor den dag met een lieve, bQna smeekende stem, die Ik nog niet kan vergeten: Ik hoop toch dat het ons zal gelukken, ook bij u de revolutie te doen uitbreken." Laat ons niet stilstaan noch bij de ont moeting met Trotzki, noch bij den str|d tusschen de Duitsche generaals en de staats lieden, als de Keizer de eenige was die zich verstandig gedroeg, van de aanstaande revolutie kreeg Czernin toch een voorgevoel als in Oostenrijk dien winter van 1918 een opstand dreigde door het gebrek aan levens middelen. Het werd toen zaak dadelijk vrede te sluiten met de Ukiaine om zich toegang tot een voorraadschuur te verschaffen. Naar Roemenië gaat dan Czernin's weg, hij zal er met Kühlmann te zamen het ge teisterde land in den vrede met de Centrale Mogendheden opnemen; maar nog voordat zQn taak daar is geëindigd, bereiden de hof intriges zijn val als minister. Burian, dit n hij had opgevolgd, de eenige staatsman op dat oogenblik in de Monarchie beschikbaar, werd nu weder zfln opvolger om getuige te wezen van het instorten der Monarchie. Is het niet het geheele beschaafde Europa dat voor Czernin's blik instort? HQ, de echte OostenrQksche edelman die met zijn zwakke schouders en zijn spelend vernuft had ge dacht de Monarchie te kunnen schragen! W. G. C. B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl