Historisch Archief 1877-1940
*. 8817
Zaterdag 80 December
A°1919
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMAN S, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDQRF
i per Na. f 0.20. Per 3 mnd. 12.50. Abonn. loopen per jaar | j Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Adverteiftën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel"}
??^^IHMHn^BI^^Hia«MHIB^«HiB^^^^H^^H^^aMIHIIV>H^i^^H^^iaHl^B^^H^HHM^l^M^B^H^HM^^^^^HW^wa^l^l^Hp^^^^^l^^^BIIB^M^BVpHHB^^^i^l^i^M|H|^H^HH^l^^^^^^p>^^^^^^^^^^^^^^ ??^^?M ^^B^^|^MMM^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^MMB MMH^^H ^IBIIi^BI^^V^HH^V
De Inhoud staat op pag. 11
DOE WEL EN ZIE NIET.OMf
Toen in Athene door het scher
vengerecht moest worden uitgemaakt wie
der beide partijleiders, Aristides of
Themistocles, zou worden verbannen, ver
zocht een boer aan den eerstgenoemde,
dien hij niet kende, den naam Aristides
op de scheif te schrijven. Op diens
vraag: waarom wil je dien man ver
bannen? wat heb je tegen hem? heeft
hij je kwaad gedaan?" antwoordde
de boer: neen; ik heb hem zelfs nooit
gezien; maar het verveelt mij, dat ik
hem altijd: de rechtvaardige" hoor
noemen" ".
Wij, Nederlanders, kunnen mede ge
voelen met dezen Atheenschen Jantje
Contrarie. Ook wij zijn beu geworden,
niet van de voortreffelijkheid van een
ander, maar van enkele deugden, die ons
zelf tot vervelens toe worden toegekend.
Onze slapen zijn al zoolang versierd
met den lauwerkrans der degelijkheid,
dat wij soms bedenkelijk veel neiging
beginnen te gevoelen om de wereld te
verbluffen door een reeks van lichtzin
nigheden, waartoe zij ons nooit ofte nim
mer in staat had geacht.
De Nederlandsche vrouwen zijn in alle
tijden en door reizigers van allerlei
landaard om hare zedigheid zoozeer
feprezen al mag men soms achter
ien lof een lichte teleurstelling vermoe
den dat sommige dames eventueele
afwijkingen van dezen nationalen karak
tertrek zouden kunnen verontschuldigen
met den onweerstaanbaren maar daar
om niet minder afkeuringswaardigen
liist om ook eens stout te zijn: zooals een
schoolmeisje, dat door een tactlooze
onderwijzeres aan de andere kinderen
als model wordt voorgehouden, het ver
langen bekruipt om wegens onbehoorlijk
gedrag in den hoek te worden gezet.
Maar indien- er een wereldplebisciet
kon worden gehouden, zou de liefdadig
heid toch de meeste kans hebben om te
worden aangewezen als de voornaamste
deugd van het Nederlandsche volk. De
lofzang op deze onze eigenschap wordt
zoo unisono aangeheven, dat wij er
tureluursch van zouden worden en het bijna
zouden vertikken onzen naam gestand te
doen, wanneer er voor de zooveelste
maal weer een wissel wordt getrokken
op. den bekenden liefdadigheidszin van
het Nederlandsche volk".
Of wij hoog of laag springen, of onze
bescneidenheid zich er al tegen verzet,
dat andere volken niet even-gewillig de
beurs zouden trekken wanneer er nood
te lenigen valt, het baat ons niet. Wij
staan nu eenmaal bekend als een natie
van barmhartige Samaritanen.
En laat ons het ook maar toegeven:
wij zijn liefdadig en wij zijn het al
tijd geweest.
De arm- en weeshuizen, de hofjes, de
CZERNIN
III
Hij is de eenige man die nog verstand
heeft in heel Duitschland."
Kühlmann zei het in Brest Litowsk aan
Czernin van Keizer Wilhelm, en wij mogen
op dit oogenblik, nu hij door zooveel kwade
noten heen moet, hem deze goede nota niet
onthouden. Maar om geheel recht te gaan,
laat ons er bij voegen dat de lof den Keizer
toebedeeld meer een klacht was over de
brutale opwinding van zijn militaire omge
ving dan een zuivere kenschetsing van zijn
intellectutele elgenschappen.De Keizer diende
als contrastfiguur en dan worden iemand
licht royaal deugden toegemeten.
Czernin zelf brengt het niet tot een
duidelflke karakteiistlek van den man die zoo
zeer zijn best deed om meer dan een kwart
eeuw lang voor de oogen van het
wereldpubliek te staan. HQ heeft den Keizer niet
goed gekend, en hem de enkele malen dat
hij tot een besluit moest worden gebracht,
moeilijk te treffen gevonden; maar daaren
boven heeft hfl geen slag om portretten te
teekenen, en als diplomaat is hij voorzichtig.
Wat hij van Keizer Wilhelm zegt is, dat
die hem het naast stonden, voor hem de aan
raking met de werkelijke wereld afweerden,
omdat hQ tegenspraak niet verdroeg. De
heerscher over Duitschland leefde dus in
zfn eigen gedachtenkring, met de overtuiging
van zijn goddelijke zending. Dat hebben w|
meer gehoord.
Zijn eigen Keizer Carl was beter gehu
meurd. Hij bleef altoos even vriendelijk
gestemd. Maar, kan men tusschen de regels
provenierswoningétn, de oudemannen- en
vrouwenhuizen maken het ons onmoge
lijk dit laatste te ontkennen.
Elke stad bewaart de herinnering aan
een aantal brave burgers en burgeressen,
die, zoo vór als na de Hervorming,
hebben uitgemunt in goede werken."
Amsterdam heeft zijne Agneta Deutz,
Claas Claasz. Anslo en JacobOly; Hoorn
gaat trotsch op Trudeman en zijn wijf;
utrecht biedt er tegen op met Agnes
van Leeuwenborch, Dirck van Zuylen en
de Vrij vrouwe van Renswoude.
De vreemdelingen, die in de zeven
tiende eeuw de indrukken van reis of
verblijf in ons land opteekenden, raken
niet uitgepraat over onze gods- en gast
huizen. Niets trof mij te Amsterdam
zoozeer" verhaalt John Evelyn in zijn
Diaiy als een stichting voor oude
en gebrekkige mannen, die om haar
deftig voorkomen en de orde en het
gemak, die er heersenen, een der be
wonderenswaardigste inrichtingen is, die
de wereld heeft aan te wijzen. Inderdaad,
het is verbazend wat voor gestichten
hier al bestaan tot wering van armoede
en bedelarij."
Maar wij teren niet Alleen op het
verleden.
Wij zijn nog liefdadig. Vooral in
engeren kring. Met inachtneming van de
sacramenteele schotjes en schutjes, die
verschil van geloof en stand ten onzent
hebben opgetrokken. Hadden de heeren
Blankenberg, de Dompierre de Chaufepi
en Smissaert, toen zij een 20 jaar gele
den hun Gids der Nederlandsche Wel
dadigheid uitgaven, niet meer dan 1100
bladzijden noodig om alle vereenigingen
nauwkeurig te catalogiseeren?
Wij zijn nóg liefdadig. Want de ge-r
middelde Nederlander is goedhartig; hij
kan wat missen en hij heeft genoeg om
er aan anderen iets van mede te geven.
Die hulpvaardigheid van ons volk is
in het eerste oorlogsjaar aan de Belgen
gebleken.
Vluchtelingen, die met hun armzalig
hutje en mutje over de grens komen, die
geen dak meer boven het hoofd hebben
en slechts teerkost voor enkele dagen
meebrengen, wekken altijd het mede
lijden van hen, in wier land zij een
schuilplaats zoeken. In' zijn Hermann
and Dorothea heeft Goethe het klassieke
beeld geteekend van een volk op de
vlucht, in verwarring en ellende, en van
de helpende en troostende naastenliefde.
Wat daar de kluge, verstandige
Hausfrau" zegt:
Valer, nicht gerne verschenk' ich die
abgetragene Leinwand;
Denn sic ist zu manchem Qebrauch und
ifir Geld nicht zu haben,
Wenn man ihrer bedaif. Doch heute gab
Ich so gerne
Manches bessere Stück an Ueberzügen
und Hemden;
Denn ich hörte von Kindern und Alten,
- die nackend daher genen"
dat heeft in het najaar van 1914 menige
Nederlandsche huisvrouw zooal niet ge
zegd, dan toch in practijk gebracht.
En zij heeft meer dan dat gedaan. Zij
heeft den hulpbehoevenden het
dagelijksch maal bereid en een onderkomen
verschaft. In haar eigen huis. Zonder te
vragen naar godsdienst of stand. De
iiHiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiimiiiiini
iiiiiiiiiiiinmiii
bij Czernin doorlezen, hij was absoluut niet
te vertrouwen.
In zijn gedenkschrift deelt de graaf een
brief mee, dien Jifl aan een vriend over zijn
posi'.ie in de Monarchie heeft geschreven.
Hij noemt er de verschillende groepen van
vijanden op die hem als minister belagen.
In de eerste plaats rekent hij daaronder
enkele personen die hQ niet nader aanduidt
en die hem de gevaarlijksten schijnen; uit
net verband blijkt dat het de Keizer en de
Keizerin met hun intiemen moeten zijn.
Zij hebben hem verraden.
Toen hij in het midden van 1917 aan zQn
vredeswerk voor Europa bezig was, hebben
z| achter zijn rug besprekingen gevoerd en
onderhandelingen aangeknoopt welke zijn
vredespogiqgen in een geheel verkeerd licht
plaatsten. Het kreeg er den schijn door alsof
het Oostenrijk was te doen om zich apart
te gaan houden en dan steun bij Frankrijk
en Engeland te gaan zoeken.
Die intriges hebben hem niet alleen z|n
eigen weik uit de handen genomen, maar
ook voor goed zijn streven bedorven. Im
mers Duitschland, dat Oostenrijk niet kon
missen, moest het wel beschouwen als een
soort van verraad. De Monarchie werd met
wantrouwen aangezien.
En om den vrede te kunnen verkrijgen,
was het juist in dien tfld noodig dat de
Centrale Mogendheden tegenover de Entente
als een vast aaneengesloten geheel voor
kwamen.
? Czernin doelt hier op de onderhandelingen
door bemiddeling van de broeders der Kei
zerin met den President der Fransche Repu
bliek. Hij heeft daarvan toen niet geweten,
en nog zijn hem de bijzonderheden niet
geheel bekend. Voor hem is het ook de
vraag of thans de wereld daaraan nog iets
heeft.
Zoo was Czernin, die er niet aan kon
denken om de Monarchie het bondgenoot
schap met Duitschland te doen opzeggen,
door omstandigheden genoopt een anderen
weg in te slaan tot bereiking van zfln doel.
Het doel zelf veranderde niet.
Dat was de vrede in Europa.
Want zonder een vrede op een tijd die
schutjes en schotjes waren opgeruimd.
En allen verleenden hulp: overheid en
particulieren, arm en rijk, groot en klein.
Hulp metterdaad vooral de vrouwen uit
de middenklasse.
Zooals toen de ellende der Belgische
vluchtelingen de volksverbeelding trof,
zoo doet het nu de ellende van de
kinderen in Weenen.
Zeker, er wordt ook elders gebrek
geleden. Ook in Hongarije en Duitsch
land, om te zwijgen van de ellende der
bourgeoisie" in Rusland. En, zoo gij
wilt, zijn wij er niet het naast aan toe
om de Oostenrijkers te helpen.
Maar in Oostenrijk is de nood toch
wel het hoogst gestegen. En al binden
ons met het volk daar geen betrekkingen
van nabuur- of stamverwantschap, het
zijn ook medemenschen van ons. Zij
mogen van ons zelfs eerder hulp ver
wachten dan van hunne buren,
stamgenooten en vrienden, de Duitschers,
omdat wij het, in vergelijking bij de
Duitschers maar ook in het algemeen
gesproken zoo goed hebben, al mogen
wij allen dan nog zoo hard klagen.
Misschien is het juist het besef van
ons bevoorrecht-zijn boven zooveel
andere volken, dat ons thans het nijpende
gebrek in Oostenrijk voor oogen houdt
als het inbegrip van alle materieele
ellende, die er tengevolge van den oorlog
op de wereld wordt geleden. Zoomin
als de volken, die den oorlog hebben
gevoerd, door eigen schuld daarin be
trokken werden, zoomin was het onze
verdienste, die ons er buiten deed blijven.
Elk onverdiend geluk heeft iets
benauwends. Van dien druk kunnen wij iets
verminderen door met milde hand te
geven aan de stumperds die te Weenen
van kommer vergaan.
Van alle kanten wordt die hulp reeds
geboden.
Gemeentebesturen hebben bedragen
beschikbaar gesteld voor de verschaffing
van levensmiddelen.
Comité's zijn er gevormd om de uit
zending van kinderen en hunne verzorging
hier te lande te regelen.
Andere comité's verzamelen weer geld
en kleeren en konden reeds treinen met
levensmiddelen naar Weenen laten ver
trekken.
De groote vakvereenigingen hebben
hare leden uitgenoodigd het loon van
n dag af te staan ten behoeve van
de werkliedeh-gezinnen daarginds.
In de studentenwereld is het plan ge
opperd om zich n dag van allerlei
luxe-uitgaven te onthouden of althans
voor wie dit te zwaar mocht vallen!
om het bedrag van die uitgaven te be
stemmen als gift voor de hongerlijders
in Oostenrijk.
Er is al veel gedaan, maar nog niet
genoeg. Er is meer noodig. Help ook
gij, lezeres of lezer, hét tekort aanvullen;
zend uw bijdrage aan een der comité's
voor Oostenrijk of Hongarije, zoo gij dit
niet reeds gedaan hebt.
Overwin uwe neiging maar mis
schien hebt gij die zelfs nooit gevoeld
om die eeuwige reputatie van liefdadigheid
nu eens te logenstraffen.
Erger u er niet aan, dat ook bij deze
uiting- van liefdadigheid de schotjes
tusschen de verschillende godsdienstige
Illlllllllllltlllllllll
heel dichtbij moest zijn, omdat anders de
krachten geheel zouden zijn uitgeput, was
Oostenrijk reddeloos verloren.
HQ maakte zijn terrein van actie voor zich
vrij door het houden van een groote rede
voering te Boedapest, 2 October 1917.
(Eigenaardig dat de geheele houding van
graaf Czernin, sinds zijn optreden als minis
ter, meer den journalist-politicus dan den
handelenden staatsman verraadt).
De rede behandelde de vraag of de groote
oorlog die nog gevoerd werd, niet moest
leiden tot het scheppen van een nieuwe
wereldorde. Die nieuwe toestand kon
niet anders zfln dan een van algemeene
ontwapening; voor het vervolg zou niet
langer de krijg maar het recht de beslissing
brengen der internationale vraagstukken.
De vrede werd dan een blijvend bezit.
Twee motieven dreven Czernin tot zijn
voorstel.
Het eene was de afkeer van het milita
risme. De vrees voor overweldiging door
een militaire kaste was een van de voor
naamste oorzaken geweest van het samen
gaan der Entente tegen Duitschland. Alleen
door een bevrijding daarvan werd de rust
in Europa gevestigd.
Maar dan en dit was zijn tweede mo
tief ontwapening was een machtige
leus, waarmee tegen onwillige legeeringen
het volk in beweging kon worden gesteld.
Een handig staatsman zou weten hoe door
zulk een motto, te zijner tijd, druk uit te
oefenen.
In Berlijn nam men, rooals Czernin ons
vertelt, hem zijn rede niet bijzonder kwalijk.
Men hield hem daar verder voor half wijs.
Maar de gebeurtenissen gaven spoedig
den Oosten rij kschen minister gelijk.
HQ had zijn redevoeiing voornamelijk
met het oog op Rusland gehouden.
Berichten uit dat groote Rijk brachten
hem sinds den zomer van 1917 tot de
gewlsheld dat men er* met alle geweld den
vrede zocht; nu, in November van het jaar,
was het de revolutie welke Lenin en Trotrkl
aan het hoofd der zaken plaatste, die Czer
nin's idee op eens tot de werkelijkheid deed
Uitslag van de Kracht- en Warmteprijsvraag
In den vorigen winter is een prijs van duizend gulden uitgeloofd voor plannen
en vindingen van technischen of organisatoiischen aard, die na afloop van dezen
winter zullen blijken het meest te hebben bijgedragen om tegemoet te komen aan
de behoefte van ons land gedurende het lijdvak l September 191S?l Mei 1919
aan kracht en warmte of die de economische voortbrenging of aanwending hiervan
gedurende gemeld tijdvak hebben bevorderd."
In de toelichting tot deze prijsvraag werd o.a. gezegd:
Niet alleen de uitvinders van nieuwe brandstoffen of van middelen ter
besparing van brandstoffem of ter vergrooting van het nuttig effect hiervan komen1
in aanmerking. Het is zeer goed denkbaar, dat in de practijk de belangrijkste
diensten aan ons volk worden bewezen door een organisator, die aangeeft en tot
practische toepassing weet te brengen om* in ons land aanwezige brandstoffen
(b.v. steenkolen of turf) tot intensiever exploitatie Ie brengen; of door
eenbekwaam onderhandelaar, die weet te bereiken dat ons in ruimer mate brand
stoffen uit het buitenland worden toegezonden."
De Jury bestaat uit de heeren:
J. G. BELLAAR SPRUYT, Directeur der Stroomverkoop-Maatschappij te Maastricht.
E. A. Du CROO, Directeur der N.V. Constructie Werkplaatsen, voorheen
Du Croo <& Brauns te Amsterdam.
. DE KUYSER, Directeur der Vereeniging Rookvrij Stoken" te Amsterdam.
Dr. W. LULOFS B. Sc., Directeur der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam.
C. G. VATTIER KRAANE, Directeur der N.V. Blaauwhoedenveem Vriesseveem
te Amsterdam.
Zij heeft aan de Commissie thans het hieronder volgende rapport doen toekomen, op
grond waarvan de Commissie besloten heeft den prijs van f 1000.?uit te keeren
aan den Heer Mr. Dr. W. F. J. FROWEIN te 's-Gravenhage, Directeur der
Rijkskolendistributie.
Namens de Commissie voornoemd
Mr. K. JANSMA,
Secretaris-Penningmeester
RAPPORT DER JURY.
Aan de Commissie voor de uitschrijvirg van de Kracht en Warmte Prijsvraag
MijneLHeeren,
Naar ons aller meening moet de door U uilgeschreven prijs zeer stellig
worden toegekend aan den Heer Mr. Dr. W. F. J. FROWEIN, directeur der
Rijkskolendistributie te 's-Gravenhage.
In deze functie werd aan den Heer Frowein door den Minister van
Landbouw, Nijverheid & Handel de algeheele zorg voor de
brarrdstofvoorziening van ons land toevertrouwd, en hij heeft in deze functie meer dan
eenig ander Nederlander er toe bijgedragen tegemoet te komen aan de
behoefte van ons land aan kracht en warmte gedurende het tijdvak l Sep
tember 1918?1 Mei 1919.
Het wil ons voorkomen dat de Heer FROWEIN, die zich met evenveel
bekwaamheid als toewijding aan de hem opgelegde taak heeft gegeven,
zich daarvan met een zoo bevredigend mogelijk resultaat heeft gekweten
en dat hij daarmee den dank van geheel Nederland heeft verdiend.
De Jury voor de Kracht en Warmte Prijsvraag.
J. G. BELLAAR SPRUYT.
E. A. Du CROO.
J. DE KUYSER.
W. LULOFS.
C. G. VATTIER KRAANE
gezindheden weer zijn opgetrokken en
dat het eene comitéalweer met het
andere aan het kizzebissen is geraakt:
ten slotte verrichten zij alle nuttig werk.
Merk niet schamper op, dat het hulp
betoon aan Weenen voor vele Neder
landers de veiligheidsklep is, waardoor
hun vooral na den wapenstilstand
tot barstens toe gespannen
Duitschgezindheid een uitweg krijgt. Dit moge
waar zijn, maar hun ijver bespaart u
moeite, en de kinderen in Weenen vragen
er niet naar, of hun boterham is ge
smeerd door een pro-Duitscher of door
Minimum iiimmmmi iiiiiimmiimiiiiimimiiiimiiiiimiiiM
naderen. Van Rusland ging de noodlging
aan Europa uit tot een algemeenen vrede
en een ontbinding van de legers.
Duitschland en Oostenrijk gaven aan de
oproeping gehoor, Duitschland vooruitziende
dat het op die wijze zQn macht aan de
Oostzee en nog verder zou uithielden, de
Monarchie met het idee dat het ontbreken
van oorlog aan den Oostkant tot een
gunstige beslissing van de wapenkans zou
leiden in het Westen.
Want Czernin getuigt het uitdrukkelijk
de Duitsche legerleiding rekende er vast
op: wanneer zij de troepen vrij kreeg in het
Oosten, zou het overwicht In het Westen
in haar bereik komen. Zoowel Parijs als
Calais zouden worden vermeesterd en de
Entente zou zich ten slotte mogen verheugen,
wanneer haar een vrede werd gegund die
den toestand van Europa ongeveer Het als
hij voor het verbreken van den vrede was
geweest.
In die stemming kwam men met de Rus
sische afgevaardigden te Brest Litowsk
samen.
Een kleurige schildering van het
bQeenzijn op Russisch gebied der Wcstersche
staatslieden met de bolshevisten verwachte
men niet van Crernin's pen.
In zijn dagboek, dat het gedenkschrift I m
K r i e g e ons voorlegt, treft men hier en
daar slecht een enkele trek aan; en daarbij
biqft het.
Over het eerste gezamenlijke middagmaal
b.v. spreekt hij zQn verwondering uit, hoe
daar prinsen, gezanten en generaals met de
Russische gedelegeerden aanzaten. Naast
den prins van Beieren die presideerde, zegt
hij, had de voorzitter van de Russische dele
gatie zijn plaats, een pas onlangs uit Siberië
ontslagen Jood, met name Joffe. Dan wordt
zijn aandacht getrokken door de derde gede
legeerde, Mevrouw Bizenko die twaalf jaren
geleden een generaal had gedood.
Zij is bijzonder stil en teruggetrokken
en zit daar vastberaden in zich gekeerd met
soms plotseling hartstochtelijk opvlammende
oogen. Wat er om haar heen gebeurt, laat
haar onverschillig; alleen wanneer het
geeen pro-geallieerde.
En tast vooral niet minder diep in de
beurs, omdat gij wrevelig zijt over de
ondankbaarheid van België; want gij
helpt toch om nood te lenigen, niet om
dankbaarheid te oogsten?
Wat deert het u of sommige Belgen
gelukkig niet allen hun Nederlandsche
gastvrouw achter den rug bespotten en
uitjouwen ?
Doe wel en zie niet om l
KERNKAMP
iiiiiiiiMiiiiiiilliiiimmillilliliiiiiiiiiiiimiiiimmiiiiiiiiliiiiiiiimi
sprek raakt aan de groote principes der in
ternationale revolutie, dan slaat zQ haar
oogen op, het gezicht verandert en zij doet
denken aan een roofdier, klaar om uit te
schieten op zijn buit."
Na bet eten heeft Czernin een onderhoud
met Joffe en beduidt hem zich niet te moeien
met de inwendige aangelegenheden der
Monarchie. Had hl zulke voornemens dan
zou het beter zijn wanneer hij rechts om
keert maakte en terugreisde, want van een
vrede zou onder zulke omstandigheden
niets komen.
Met zijn vriendelijke zachte oogen keek
?Joffe mfl verwonderd aan, zeide een tijd
lang niets en kwam dan voor den dag met
een lieve, bQna smeekende stem, die Ik nog
niet kan vergeten: Ik hoop toch dat het
ons zal gelukken, ook bij u de revolutie te
doen uitbreken."
Laat ons niet stilstaan noch bij de ont
moeting met Trotzki, noch bij den str|d
tusschen de Duitsche generaals en de staats
lieden, als de Keizer de eenige was die zich
verstandig gedroeg, van de aanstaande
revolutie kreeg Czernin toch een voorgevoel
als in Oostenrijk dien winter van 1918 een
opstand dreigde door het gebrek aan levens
middelen. Het werd toen zaak dadelijk vrede
te sluiten met de Ukiaine om zich toegang
tot een voorraadschuur te verschaffen.
Naar Roemenië gaat dan Czernin's weg,
hij zal er met Kühlmann te zamen het ge
teisterde land in den vrede met de Centrale
Mogendheden opnemen; maar nog voordat
zQn taak daar is geëindigd, bereiden de
hof intriges zijn val als minister. Burian, dit n
hij had opgevolgd, de eenige staatsman op
dat oogenblik in de Monarchie beschikbaar,
werd nu weder zfln opvolger om getuige
te wezen van het instorten der Monarchie.
Is het niet het geheele beschaafde Europa
dat voor Czernin's blik instort? HQ, de echte
OostenrQksche edelman die met zijn zwakke
schouders en zijn spelend vernuft had ge
dacht de Monarchie te kunnen schragen!
W. G. C. B v v A N c K