De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 27 december pagina 1

27 december 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

8818 { K E R S T N U M M ER, taimuiniminmllliiiillilHmnmiililinumiiimimiiiiiiiimiilnimniimiiuimiiiiiiiiiiiiimiilimiimiim Zaterdag 27 December A°1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND «HtDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Advertentfën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. 10.50 p. regel~j WIJZIGING JN DE REDACTIE Met l Januari 1920 zal Prof. Dr. O. W. Kernkamp als Hoofdredacteur van ons blad optreden. De heer Van Hamel, die wegens het aanvaarden van zijne werkzaamheden aan het Internationaal Secretariaat van den Volkenbond reeds sedert eentgen tijd minder gelegenheid vond, zich met de geregelde leiding van het blad bezig te houden, heeft zich nu geheel moeien terugtrekken. De Amster dammer behoudt echter de belangstelling van den heer Van Hamel en het is ons bijzonder aangenaam^ te kunnen mededeelen dat als blijk ^daarvan Mr. van Hamel onder de rédacteuren zal blijven behooren. . . De Uitgevers: ? VAN HOLKEMA & WARENDORF DHHOUDi Blftdc. 1: De Volkenbond, door prof. dr. O. W. Kernkamp. Moet Nederland tct den Volkenboid toetiedei.?, door piof. dr. H. T. Ooienbrander. BoitenUndseh Overzicht: Laatste Dagen, door dr. W. G. O. Byvanok. 2: De Vol kerenbond, door dr. Pred. tan Beden. Moet Ne derland tot .den Volkenbond toetreder?, door mr. H. O. Dresselhotjs. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Kerstnacht 19,G, door Cyriel Bpysae,' met teekeningen van B. van Vlijmen. 3: Moet Nederland tot den Volkenbond toe treden?, door W. v»n Kallie-Van Embden en piof. mr. J. de Louter. De Gedachte", door J. de Meesttr. 5: tfott Nederland tot den Vol kenbond toetreder,?, door prif -mr. M. W. F. Treub en prof. mr. J". H. W. Yerzjjl. Keretvergehtikking, dcor Mtauui Venter-Bosch Beitz, met teekeningen van Max winterwerp, Verzen van Charles Willy. - 7: Voor Viouwen: Onze Kerstviering, door E. K. Bogce. Babbeltje, door Yvonne de Tecsao. Kerstliedje, door Betty Rosmal»Janssen, met teekening van Felix Hess. Hoe het Weennohe Kindje Keratfoett vierde, door A. B. van Tienhovpr», met teekeningen van Netty Hetjligera. 9: Nieuwe Fraaiche Boeken, door Job. Tielrooy. Onze Hollandsohe Artiesten, I, door J. Koning. Vleugje Haagache Wind, door Ari. Keistmls 1919, teekening van Jordaan. 11: De Drnoker-Oolleotie, door mr F. J. W. Jeltes. 13: Kerstmis 1919, teekening vin Oeorge van Baemdonok. De Zetel van den Volkenbond, t tekening v»n B. van Vlrjmen Jr. Boekbespre king, door H. v. (iorkum. Uit de Natuur: Hit Boeohmnseum, II, door Jao P. Thrjsse. 15 Een Kentnaohtgeiykenn, door Feliz Timmermans, met teekeningen van Qeone \n Baemdonok. De Bigde Bocdiohap, door H. Salomoneon.?16: Uit het Kladsohrift van Jantje. Finan, iën an Economie, door j. D. SantUhano. De Kerttengel. door Joh. W. Bioedelet, met teekeningen van B. van Vlijmen Jr. 17. Economisch a Geschriften, door jhr. mr. H. BmiMMit 18: Biljartjport. door B. Onze Pnzale. De Arxelooz-n, door F. de Sinolair, met teekeningen van Is. van Mens. 19. De gift van Amsterdam aan Weenen door dePiov. Staten verhinderd, teekening vin Joh. Braakensiek. Muziek ia da Hoofdstad, door H. J. den Hertog. Bijvoegsel: De Volkenbond, teekening van Joh. Braakensiek. DE VOLKENBOND Daar komt toch niks van l" Met die woorden, als interruptie of epiloog bij de rede van een minister of mede-afgevaardigde, placht een veertig jaar geleden een liberaal Kamerlid voor het district Hoorn, de heer K. de Jong, uiting te geven aan zijn ongeloof in de LAATSTE DAGEN Geen profetische of tragische ingeving zoeke men achter dezen titel. Van een zin speling op den ondergang der wereld is hier niet sprake, alleen van dien van het jaar. Voor ons, gewone ouderwetsche men schen met beperkten blik, beduidt het einde van het jaar de afsluiting van een periode. Men maakt de balans op; tenminste de moreele balans van eigen persoon en persoonl|kheld, wanneer de zakenbalans weinig tijd en inspanning vereischt. -Daarbij komt dan, daar sombere winter dagen het vroolijk uitzicht naar buiten be letten, de ietellectueele (och zoo weinig I) kamergymnastiek van een tQd- en wereld beschouwing alsof men zich rekenschap wou geven welke resultaten de afgeloopen jaarperiode voor het algemeene leven heeft gebracht. Qoethe waarschuwt ons er tegen, in tqden van hoog&aande beroering en verbijsterende verwarring, met ons oordeel te overijld te weeën. Hf heeft tfjn versje, ik citeer het zooals ik het heb onthouden : Sie machen's allzu toll, Ich fiircht' es breche; Nicht jeden Wochenschlusz Macht Gqtt die Zeche. Nu wij uit het scheppingsverhaal weten wat een enkele dag voor den Hemelheer beteekent, mogen wij een heele week niet al te koit nemen eer HQ de rekening aan verwezenlijking van grootsche hervor mingsplannen. En hij heeft er destijds een zekere mate van populariteit door gekregen. Want populair wordt wie in zijne persoonlijkheid sommige eigenschappen van zijn volk, die zoowel tot deugd als tot gebrek kunnen overslaan, scherp uitbeeldt. En de stugge houding of het afwerende gebaar, waarmede een Nederlander instinctmatig reageert op de verkondi ging van een ideaal, doet hem zoowel van zijne goede als van zijne slechte zijde zien. Ons nuchter en practisch volk schiet niet gauw uit zijn slof. Het mist de edel moedige, maar ook lichtgeloovige geest drift, die zuidelijker volken zoo snel vlam doet vatten. Voor woordenpraal en gloed van overtuiging is het niet spoedig ontvankelijk. Met spot of vijandschap bejegent het elke persoon, elke zaak, elke beweging, die afwijkt van de gewoonte, die de maat niet in acht neemt, die de grenzen overschrijdt. Tegen apostels en profeten, die luider moeten spreken en breeder moeten gebaren dan gij of ik, gedraagt het zich wreed. Maar niet alleen tegen de buitenissige vormen, waarin nieuwe ideeën plegen te worden verkondigd, voelt de Nederander vijandig. Hij staat ook uitermate sceptisch tegenover haar inhoud. In een hemel op aarde gelooft hij niet spoedig. Ook al laat hij zich overtuigen van de wenschelijkheid en uitvoerbaar heid van hervormingen, hij zal blijven twijfelen of de wereld er veel beter door zal worden. Maar zelfs wanneer hij dit aanneemt, zult gij hem niet licht ertoe krijgen de klok een uur vooruit te zetten. Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet; de soep wordt niet zoo heet gegeten, als zij wordt opgediend; Keulen en Aken zijn niet op n dag gebouwd in hoeveel dergelijke zegswijzen is de bedachtzaamheid onzer vaderen niet gebotteld en gekurkt! Tegen het gevaar van zich te laten meesleepen door den stroom van het ongewisse ligt ons volk vertuid op de ankers van zijne nuchterheid en scep ticisme. Maar te dikwijls laat het zich door valsche schaamte weerhouden, de idealen waaraan het zijn hart heeft verpand, met den mond te belijden en met de daad van zijne volle toewijding ie dienen. Het is opmerkelijk, hoe geheel anders de houding van een groot deel van ons volk tegenover het ideaal van den Volken bond is geweest, dan zich uit onze nationale eigenschappen liet verwachten. Dat in Nederland de vredesidee zoo goed als algemeene instemming vond, behoeft niemand te verwonderen. Alle volken zijn in oorlogstijd dapper, moedig enz.; maar geen enkel uitge zonderd misschien eenige negerstarrrmen in Afrika is oorlogszuchtig en het Nederlandsche volk heeft bovendien een ingeschapen afkeer van militaire tucht en militair vertoon. Toen de oorlog uitbrak, heeft dit feit op zich zelf afgezien van de vrees, itiimiiitiiiiiiiHMimiiitiiiiiiiiiiiiilii de menschheid presenteert voor wat zij zich in haar roes heeft veroorloofd. Maar de mensch die zich een kleine god dunkt, wil wel in sommige oogenblikken van bepeinzing, ongeduldig, de taak van den hoogen Heer overnemen en afrekening hou den met de troebele, onstuimige zee der wereldgebeurtenissen om hem heen. En mogen wij, ja moeten wij, niet inder daad het vonkje van licht in onzen poveren geest, voor iets goddelflks aanzien, al slaapt het meestal onder de asch van ons gewone bestaan. Men heeft vrij spotten gehad in dezen tijd, met de ideeën van Wilson. De man heeft ciets dan kwaad gesticht hoont de een; hij heeft met al zQn omhaal van zin nen niets kwaads kunnen verhinderen, zoo beticht hem de ander en spreekt luid van misdadige huichelarij; ik voor mij wil mijn dlenstbaarschap aan Wilson's ideeën niet opzeggen, al lijden zfj ook, gelijk meer bij luisterrijke lichten voorkomt, aan een tijde lijke ecllps. Politiek," las ik onlangs met instemming, kan de weieldsche dingen niet besturen, zQ is alleen een middel, waaneer zQ zichzelf tot doel stelt, slaat zij bankroet. Slechts twee besturen de wereld: de zaken en de idetën, het stoffelijk belang en wat zwaarder weegt en sterker is dan het belang, de ideeën, dat wil zeggen, de wil om macht uit te oefenen, door macht te scheppen." La voloniéde ei r," daar komt het op aan. Een idee l hoort men dikwijls zeggen en ziet men dikwijls geschreven, wat is een idee anders dan een spiegeling van de toestanden der maatschappij? Het is een symbool, een resultante in woorden van krachten die stoffelijk werkzaam zijn in de samenleving. Zoo -wil het 't historisch ma terialisme. Een eigen werking oefent het idee niet uit. Het is een echo, geen gebiedende stem. dat wij er in zouden worden betrokken en afgezien ook van de gevoelens, die de schending van België's onzijdigheid hier wekte de overgroote meerder heid van ons volk verbijsterd. Deze had immers in volslagen onwetendheid ge leefd van wat er in de laatste jaren in Europa gebeurd was en beschouwde de vrees voor een Europeeschen oorlog als een hersenschim. Juist het volkomen verrast worden door den oorlog heeft hier te lande, ook bij bezadigde menschen,' opstandigheid doen uitbreken tegen het feit, dat een oorlog tusschen beschaafde volken nog tot de mogelijkheden behoorde. De idee Vrede door Recht" sloeg hier in en werd als een spoedig te verwezenlijken ideaal beschouwd ook door hen, die zich anders dubbel en dwars rekenschap plachten te geven van de langzame evo lutie der dingen. . Toen straks Wilson de idee van den Volkenbond opvatte en de mogelijkheid opende van een nieuwe samenleving tusschen de volken, waarin recht en rede zouden heersenen in plaats van geweld, en de internationale wedijver zou worden vervangen - door internationale samen werking gold die mogelijkheid voor velen als een zekerheid. De oorlog zou eindigen met een verdrag, waarbij de Volkenbond werd gesticht. Inderdaad is dit gebeurd. Maar de Volkenbond was een andere, dan waar van men gedroomd had. Geen bond van volken, die elkaar de broederhand reiken en in gemeenschappelijk overleg het bestel der internationale betrekkingen ordenen, maar een bond van overwinnaars, die aan de terneergevelde tegenpartij de wet voorschreef. Tot zulk een Volkenbond voerde de oorlog en moest hij voeren, wanneer hij zou eindigen met een overwinning van ne der partijen, onverschillig welke. Voor het geval dat hij onbeslist ware gebleven en er een vrede bij onderlinge schikking ware gesloten, zou er even min een Volkenbond tot stand zijn ge komen, die aan het door Wilson in het leven geroepen ideaal zou hebben be antwoord. Alleen dan zou dit zijn gebeurd, wanneer tijdens den oorlog bij de groote oorlogvoerende natiën de volkenbindende idee van broederschap en gemeenschap van belangen de overwinning had be haald op de volkenscheidende idee van voor eigen belangen strijdende nationa liteit. Maar wanneer vór den oorlog de groote natie* geen Volkenbond hebben kunnen stichten, gegrondvest op de basis van internationale belangengemeenschap en samenwerking en zij hebben dit toen niet kunnen doen, omdat zij het niet waarachtig gewild hebben was het dan waarschijnlijk, dat de wil daartoe krachtig zou zijn gegroeid, zókrachtig dat hij de daad mogelijk had gemaakt, in oorlogstijd, toen de nationale tegen stellingen zoozeer verscherpt waren? En mag men vragen zouden er onder de voorstanders van een Volken bond, van. een veritabelen, a l'instar de Wilson, niet velen teruggeschrikt zijn voor het eenige middel, waardoor zulk iiiliiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimmiiiiimmiiiiimiiimmiimiiiiiiimmiiimmi Dat Wilson de idee heeft hooggehouden dat hij al wat er voor levende kracht in zijn geest en zijn persoonlijkheid school, heeft ingespannen om het te doen zegevieren, tot dat hij van uitputting is neergestort op het oogenblik toen hij nog meende zijn doel te kunnen bereiken, dat maakt hem voor mij tot den held die een nieuwen kring van werkelijkheid voor de gedachte van de menschheid heeft ontsloten. Hij moge dan in verschillende opzichten niet gelukkig hebben gehandeld en zijn per soon te veel apart hebben gehouden om van een afstand uit op menschen en dingen in te werken, hij blijft toch een echte represen tant van het nieuw-Amefikaansche idealisme, een Columbus, die den weg naar (ndle, in verbeelding gezien, niet tot het eind heeft kunnen bevaren, maar die toch de vruchtbare ontdekking heeft gemaakt en het pad heeft gewezen aan anderen. Wilson, zegt men ook, heeft niet genoeg gerekend met wat men in de Vereenigde Staten noemt, the big interests, de magnaten der industrie, van den handel en van het transportwezen. Wanneer bij van die hulp had gebruik ge maakt bij de vredesvoorziening in Parijs zou hij een macht achter zich hebben gehad in het rijke, ongedeerde Amerika die zijn wil zou hebben doen triomfeeren. Hij heeft meer geluisterd naar stemmen van den anderen kant, en thans is de strijd tusschen anarchie en gezeten maatschappelijke klassen in volle felheid naar Amerika over gebracht. Laat men hem daar uitvechten, zou ik willen zeggen, de anarchie zal het niet winnen in liet land met ztjn landbouwers, al behaalt zij successen; en de uitkomst zal in allen geval van gewicht voor de wereld zijn. Wat anarchisten en communisten drijft, zijn ook ideeën, zfj hebben ongetwijfeld een scheppende kracht. Zfj veroveren den geest een Volkenbond bad kunnen worden gesticht: verzet van de volken tegen den oorlog tijdens dien oorlog zelf? Zouden zij, die in overgroote meerder heid bij politieke en maatschappelijke vraagstukken aan evolutie de voorkeur geven boven revolutie, den Volkenbond ook uit de handen der revolutie hebben willen ontvangen? Men mag h»t betwijfelen. Wanneer bezadigde Nederlanders zich voor nmaal vergaapt hebben aan een ideaal, schamen zij zich daarover gron dig en trachten zij hunne fout te beteren door het ideaal te verloochenen. Zoo is in de laatste helft van dit jaar de vlag van den Volkenbond weer ge streken door velen, die haar in 1918 met geestdrift hadden geheschen. Vooral door hen, die in den Volkenbond, zoo als zij dien gehoopt hadden, aan Duitschland zooal niet de leiding, dan toch een voorname plaats hadden toegedacht. Maar juist omdat de Volkenbond van nu niet aan het ideaal beantwoordt, moet de vlag van het ideaal blijven wapperen. Alleen dan zal men dichter tot het ideaal naderen, wanneer bij de volken de gezindheid van broederschap en het besef van belangengemeenschap worden gekweekt, waaruit alleen de andere en betere Volkenbond zal kunnen geboren worden. De vraag, of Nederland tot den tegenwoordigen Volkenbond zal toetreden, is een vraag van practische politiek. Maar buiten het gebied der practische politiek valt de werkzaamheid, waartoe allen zich geroepen moeten gevoelen, die de komst van dien nieuwen Volken bond willen helpen bevorderen: het wekken van het nog sluimerende besef van de broederschap der volken. - juist in deze dagen moge de wil daar toe versterkt worden, onder den invloed van den Kerst-geest, die, naar het dichter woord van Frederik van Eeden: rassen, volkeren en sekten heimelijk vereenigt in n hecht verband, die teedere gedachte-draden spant eer nog de menschen 't wonder zelf ontdekten. In jJe duisternis dezer tijden strale bet licht van den idealen Volkenbond; voor hem rijze het Kerstlied: Daar is uit 's werelds duistre wolken Een licht der lichten opgegaan ; Komt tot zijn schijnsel, alle volken! KERNKAMP iiimiiiimiiiiimimmiimiiiiiimiiiiiiiiiiiimmitiiiiiiimiimiiiiiiitiim MOET NEDERLAND TOT DEN VOLKENBOND TOETREDEN ? Nu het oogenblik nadert, waarop de Regeering en Volksvertegenwoordiging het antwoord op bovenstaande vraag ?zullen moeten geven, heeft de redactie van de Amsterdammer het wenschelijk geacht, haar aan een aantal vooraan staande Nederlanders voor te leggen, om ook harerzijds iets bij te dragen tot het wekken van belangstelling bij het Nederlandsche volk voor een der geminimi iiiiiiiiitiiiii i iiiliiiiiiiiiiiiiitiilitiiiiiiiiiiiiiiiiitiHiiiimiiiiiiMiii van allen die bun plaats nog niet hebben gevonden in de samenleving. En wier ge dachte niet meer is gebonden door maat schappelijke bonden. Hier zou het de plaats zijn om over de anarchie in Europa te spreken en aan te toonen, hoe de instinctieve macht waaruit zij in hoofdzaak ontsprong, haar in een richting leidt, tegenovergesteld aan haar bedoeling. Want heeft de idee bij Wilson, den verstandsmensen), reeds met haar ver werkelijking te kampen, hoe oneindig grooter wordt niet de afstand tusschen bedoeling en werkelijkheid, wanneer men te doen heeft met de uitzichzelf tegenstrijdige be hoeften der massa. Maar ik wil mij t hans niet met de anarchie bezig houden. Er komt een grootere vraag nog op in deze laatste dagen. Men gaat in Dultschland, en waarschijnlijk elders eveneens, meer en meer spreken over een boek dat reeds een paar jaar geleden het licht heeft gezien. Ik weet niet of het ?ten onzent de aandacht heeft getrokken die het verdient. Die het verdient volgens den schrijver zelf, Oswald Spengler. HIJ immers, in een tfjd dat Duiischland alle kans had om te triomfeerer, leidt 2 ij n boek in: Der Untergane des Abendlandes, met woorden: Ich habe den Wunsch, dasz dieses Buch n e ben den milit a rischen Leistungen Deutschlands, nicht g a n z u nwürdig dastehen möge." Het mooie is dat men den man gel9k moet geven. Oswald Spengler, naar ik meen mathematicus van beroep en van n encyclopaedlsche kennis waarvoor men ontzag moet voelen, mocht den wensch koesteren dat zijn werk getuigenis zou afleggen voor den aard van den Duitschen geest. Vol van Ideeën en met een eigenaardige zeggings kracht om de gedachten .uit te beelden legt het beslag op den lezer en boeit tot het wichtigste vraagstukken waarover bin nenkort een beslissing zal moeten wor den genomen. Tot dusverre hield deze quaestie de publieke opinie veel minder bezig, dan het groote belang ervan mocht doen verwachten. Het verheugt de redactie zeer, hier onder de antwoorden te kunnen publiceeren, die Mevr. W. van Itallie?van Embden en de heeren Prof. Dr. H. T. Colenbrander, Mr. H. C. Dresselhuys, Prof. Mr. J. de Louter, Prof. Mr. M. W. F. Treub en Prof. Mr. J. H. W. Verzijl haar op de gestelde vraag hebben doen toekomen; zij betuigt hun hier haar welgemeenden dank voor de bereidwilligheid, waarmede zij aan haar verzoek gevolg hebben gegeven. REDACTIE i Prof. dr. H. T COLENBRANDER: Om de vraag te beslissen, of Nederland verstandig doet tot den Volkenbond toe te treden, is m. i. niet meer nood i g, dan in volkomen eerlijkheid, zoo even hier onder ons alleen, elkander eraan te beiinneren, hoe onwaardig dikwijls de toestand was, waarin wij ons gedurende de oorlogsjaren hebben bevonden. Wfl zijn er doorgerold, zeker; maar het te laten aankomen op eene herhaling beteekent, hoogere macht te verzorken. Immers door niet-toetreding houdt Neder land den Volkenbond niet tegen. In het oorlogsgeval zal voortaan dit lichaam onze vrQheid aan banden leggen of wij lid zijn of niet; en wij weten dat wrj, als niet-lid, ons daaitegen niet zullen kunnen verweren. Tenz| dan door den sprong te doen naar eene zijde waar men onze vrijheid evenmin eerbiedigen zal. ' Wat nu is waardiger: zichzelf van te voren lot corpus vilete bestemmen, of mede te dragen wat de groote meerderheid der volken van den aardbol thans gevoelt of behoort te gevoelen als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid ? Er zullen op bet nieuwe lichaam invloeden werken die wij zullen wenschen te bestrijden. Wij doen dit alleen doeltn ffeod als medelid. De kleine neutrale natiën van Europa, zoo zij zich maar niet verstoppen, vertegen woordigen in den Volkenboi d iets meer dan hun eigen getalsterkte: ook denk beelden en belangen die aan een deel oer publieke opinie in de gewezen oorlogvoe rende landen niet vreemd zijn, en die, naar mate de oorlog verder af ligt, daar weder aan kracht zullen winnen. In den oorlog zelf verdedigden wij. zoo men wil, k een denkbeeld: dat der hand having van het neutraliieitsrecht zooals het vór 1914 was beschreven. Wij hebben die verdediging gevoerd in de zwakke woorden van eenlge protesten in daarin allén. Nimmer met de daad; hadden wij het be proefd, het ware met onze onzijdigheid zelf gedaan geweest. Blijven wfl bulten den Volkenbond, onze woorden van morgen zullen ook woorden blijven. Klem krijgen zij voortaan niet meer dan in een verband waarvan het lidmaat schap verplichtingen oplegt. Tusschcn vrijwillige aanvaarding eener gevarenkans waarvan ook onbeweeglijkheid ons niet langer ontheft, en geheele vereen zaming, zie ik geen derde meer. einde. Of de hoofdgedachte die het boek bezielt, geheel nieuw is voor iemand die in de wereldliteratuur thuis mocht zijn, zou ik betwijfelen. Spengler wil in de wereldhistorie niet elkander opvolgende perioden zien van een algemeen geschiedverhaal waar gevolgen uit oorzaken voortvloeien en dat in zfln geheel voortgang héft; maar hij beschouwt de groote complexen van het historisch leven der menschen: Egyptische geschiedenis, Indische en Helleensch Romeinsche geschie denis enz. als op zichzelf staande levende organismen, die, ieder apart, in al hun leverjsuitingen een eigenaardig karakter hebben, en op hun beurt wegsterven T,\ zijn als planten van verschillende soort, die de algemeen e regels van het plantetileven deelen. Zij hebben hun opgang, hun bloei en hun ondergang. Daarom is het voor het historische weten weggelegd riet alleen den aard te bepalen van het heden geschiedende, maar het kan ook in de toekomst zien. Zoo behoort de tegenwoordige tijd tot die levensperiode van het West-Europeesche geschiedcompltx die den ondergang van het organisme inleidt. De oorspronkelijke krachten zijn opgeteerd. Het verstandelijke element zet door verfijning het leven rog voort, totdat het weten «elf door twijfel wordt aangetast. Wij beleven een jdaideellng overeen komende met de 2e *euw voor Christus, toen de Romeinen, de Pruisen der oudheid, de Hdleensche beschaving overnamen en daarop hun stempel drukten. Maar waar blijft dan de scheppingskracht der idee? Het historisch leven, fatalistisch gebonden, heeft een eigen vorm met eigen wetten. Het nieuwe heeft daattusschen geen plaats. Onderwerp om gedurende deze laatste dagen te overpeinzen en misschien voort. te zetten! W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl