Historisch Archief 1877-1940
27 Dec. '19. - No. 2218
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
. KERSTMIS 1919
Teekenlng voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
.
iimiiiniiiiHiiiititimiiiiiimimi
Het Naakt in de Hollandsere Kunst, met
een algemeene beschouwing van M.
DE BOER en een inleidend woord
van prof. dr. W. MARTIN. Uitg. M.
M. COUVÉE, Den Haag.
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat
«en dokter mij eens vertelde, dat, toen hfl
«tegen een moeder uit de burgerstand zeide,
dat haar dochter een zenuwzwak meisje
zich lederen dag geheel met koud water
moest wasschen, hij ten antwoord kreeg:
Maar dokter, mij a dochter is een fatsoen
lijk meisje". Nu zou Ik dit niet durven
proipageeren ats een staaltje van algemeen
«Hollandsen iatsoensbegtip», maar ik zeg
?toch heusch niet te veel, wanneer ik beweer
dat de doorsnee-Hollander zijn geboortekleed
?als een uiterst weinig presentabel pakje be
schouwt en het naakt, ook het geschilderde,
met een scheel oogje aankijkt. Misschien
kijken sommigen extra goed met dat scheele
"oogje, maar voor dezulken is het hier boven
genoemde boek niet geschreven; ik raad hen
af het te koopen, het zal hun niets dan te
leurstelling brengen, want schrijver en uit
gever zijn er juist beide op uit geweest, nu
eens te bewijzen, dat naakt en eerbaar twee
volstrekt niet tegenstrfdige begrippen zij a.
Zoo kulsch als het kind-meisje van
Hamman op het titelblad is elke hier af geheelde
'.figuur en als we er noode een reproductie
naar werk van onzen knappen jongen schil
der, P. v. d. Hem, in missen, dan kunnen
HETBOSCHMUSEUMTEUTRECHT
11
Het derde zaaltje is gewQd aan de studie
van den bodem, waarop onze bosschen
groeien. Ze moeten zich tevreden stellen
met het overschotje, dat door landbouw en
veeteelt niet zoo onmiddellijk gebruikt kon
worden. Het loont niet genoeg om op onze
?kleigronden bosschen aan te leggen; de
erwien en boonen, de tarwe en de aard
appelen Ie ver e.i meer op, doch de beplan
tingen van sommige huizingen en groote
boerderijen zijn daar, om u te laten zien,
flioe weelderig onze boomen zich kunnen
we niet aannemen, dat delheer de Boer nie*
aan hem gedacht heeft, maar wel b.v. dat v. d.
HemJ'geen naakt-studie voor hem beschik
baar had, die niet .een beetje ondeugend"
was. Neen, de schrijver zal hem wel niet
vergeten hebben, want het is werkelflk ver
rassend hoevele schilders men in dit boek
bijeen vindt en hoevele daarbfl zijn, aan wie
men niet denkt als er van naakt-schilderen
gesproken wordt. In het geheel zijn er
tusschen de algemeene beschouwing" van de
Boer ruim 80 reproductlen gevoegd, (waar
van 75 rotogravures), naar werken van 52
schilders en 3 beeldhouwers. Van elk
hunner zfln een of twee, hoogstens drie
werken afgebeeld. Van J. Maris vinden we
hier zijne in een boschbeek badende vrouwen
uit -de colL Cremers in den1 Haag, van diens
broeder Wlllera Badendejongens", van jozef
Uraëls de Eva" uit het Stedelflk Museum,
van M. Bauer twee prachtige naaktstudies,
van Th. Goedvriend een torsenen
vetgeschilderden vrouwenromp, twee goede figuren van
M: v. d. Maarel, beide het lichaam in lig
gende houding gestrekt en de beenen in het
verkort gezien. Verder vielen ons op: het
zittend meisje Lena" van Suze Bisschop
Robertsen uit de verzameling van den heer
M. J. Tiele, de mooie naakten van Fl.
Arntzenius, J. v. Looy's Offerande" uit het
Stedelijk Museum te Amsterdam,Th.
Schwartze's Vrouw van den Leviet", het
vragendbllkkend figuurtje van Hulb Luns, Buttet's
naakten, die zoo een van toon met het hun
omringende landschap z|n; het
prachtfiguurtje, Verlustiging" van Haverman met het
ininnig-welbehagenneergegooide lichaampje,
de vroolijk tintelende oogjes en het even
schitteren der tanden in het half geopende
mondje; dan Breitner'sfrisch
neergepenseelde naakte lichamen, een paar goede Isaac
Israëlsen, Jan Sluyters' Naakt op een divan,
ontwikkelen, als zQ het goed hebben. De
groote meerderheid van onze bosschen
stellen het echter met zandgrond, hetzij van
de duinen, hetzij van het diluvlum en die
laatste speelt wel de grootste rol. Het mu
seum van het Staatsboschbeheer geeft
daaromtrent nu alweer zeer leerzame en
interessante dingen te zien. Allereerst kijken
we in deze zaal naar een nog al indrukwek
kende plaat, die ons landschap weergeeft
zooals het er in den ijstijd moet hebben
uitgezien. We weten vr( zeker dat we hier
destijds toestanden hadden ais thans in
Groenland en hoogerop en dat het landijs
zich uitstrekte tot aan de tegenwoordige
Bctuwe. Zoodoende kreeg Noord-Nederland
een dek van Skandinaafsche en Baltische
gesteenten, die we nog zoo mooj kunnen
zien op de keienvelden ia Drente. In Brabant
en Limburg echter vinden we de kelen die
door de voorvaderen van de tegenwoordige
Rijn en Maas zfln aangebracht, vandaar een
groot verschil tusschen de Drentsche en
«Onderplank in een dennenbosch, het Maasbosch bq Breda, (foto van het Staatsboschbeheer.
*Ü&
1'(PQ^sQs&CL^
CRÈME oe BEAUT
DE l
IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIII
en het zeer belangrijke werk van Frans
Hoogerwaard In het Atelier". EindelQk E.
Pieters' Vrouwenfiguren in landschap-omge
ving gezien. Bjj alle deze afbeeldingen was
er slechts een die ons hinderde, die voor
ons gevoel van slechten smaak getuigt,
namelijk Sarluis' Dlonysius". Hoe leelijk
verwrongen is de linksche figuur en hoe
onaangenaam, op effect berekend, doet het
overdreven oogwit aan.' <.-*?>
Na de schilderijen komt de 'beeldhouw
kunst van Pier Pander, Dupuls en Smout
en aan het slot eenige grafische werken van
Toorop, Van Konijnenburg, v. d. Stok. Hulb
Luns en Roland Holst. Aan het geheel gaat
als titelblad een orlgineele houtsnede van
Aarts vooraf.
In de door prof. W. Martin geschreven
Inleiding wordt gewezen op de moeilijkheden,
waarmede het uitbeelden van het naakt steeds
te kampen heeft gehad. Zei niet Aretino in
1545 van Michelangeip's Jongste Oordeel",
dat het wel in een heerlflke badkamer, maar
niet in een allerheiligste kapel ihuis behoorde?
ZedeUke barbaarschheid bracht de menschen
op het denkbeeld, over de geschilderde
naaktfiguren gewaden en draperieën te penseelen
en de gebeeldhouwde figuren te verrijken
met geverfde mantels l Zoo is het nog in
de Qlyptotheek te Munchcn en in de
Vatlkaansche musea gesteld. Die misverstanden
ontstaan, doordat men de verheffende
beteekenis, die het menschelïjk naakt heeft voor
den kunstenaar en den kunstgevoelige, ver
wart met de banaliteit, die aan het naakt
der werkelgkheld soms eigen kan zijn. Een
verwarring, die trouwens helaas in de hand
wordt gewerkt door de vele naakt afbeel
dingen, die, uit andere dan artistieke be
doelingen geboren, onder den dekmantel van
artisticiteit slechts minderwaardige doel
einden nastreven.
In het Noorden is het vooroordeel tegen
het naakt sterker dan in het Zuiden, waar
het mildere klimaat toelaat, dat men zich
niet zoo inbakert als men in het Noorden
wel doen moet. De sport heeft echter ook
ten onzent verandering van opvatting [te
weeg gebracht.
Het Noord-Europeesche naakt-begrlp In de
Kunst was gewoonlijk min of meer geïm
porteerd ; het kwam fot ons van Griekenland,
Italië of Frankrijk. Maar niet immer kwam
het uit den vreemde. Reeds de van Eycken
gaven een oorspronkelijke opvatting en na
hen vooral Rem brandt, die ook hierin weer
het grootste heeft bereikt.
In de 19e eeuw is er een tfld geweest
waarin de artistieke vereering van het naakt
tot het academisme dreigde beperkt te
blQven. Daaraan heeft het zich ontworsteld
en de hernieuwde belangstelling voor de
figuur in kunsteaaarskringen maakt, dat het
voor het verschenen van een werk als dit
van den heer de Boer een zoo gunstige tijd is.
Gtlflk de Boer in zfjne algemeene be
schouwing opmerkt, zijn de elementaire
voorwaarden voor een nieuwe figutale kunst
opeens schooner dan in langen tijd. Het
figurale naakt is niet langer een verborgen
heid, een intimiteit. Een nieuwe aera voor
de figurale kunst, dlenu alie-schakeeringen:
naast het intieme ook het levensvolle, niet
meer verstard conventioneele, openbare
naakt kent, is aangebroken.
Het heeft niet in de bedoeling van den
schrijver gelegen alles, wat er door de laatste
generaties geschilderd werd, gedetailleerd
te beschouwen. Daarvoor is de tijd nog niet
r(p genoeg. Men kan nog slechts de ver
schillende stroomingen en hun toekomstig
verloop aanduiden. Hij wijst op het roman
tische in de reeks, die begint met de
.Badende" van Jacob Maris en de .Eva"
van Israëls en gaat tot de Nimf en Faun",
I1IIIIHIIIIIHIIII
DEN HAAG
WARMOND
PADOX
HOUTBOUW
LEVERT DE/VERLANGD IN ZEER KORTEN
TUD ALLE HOUTCONSTRUCTIES
AL/
cmv
IUNO.
VLIEGTUICHALLEN
TENTOON/TELLING/BOUW
/CHOOLCEBOUWEN
ZIEKENHUIZEN
CATALOCU/ OP AANVRAAG
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuimiiim
Brabantsche of Limburgsche helden. Ons
museum bevat een keurige verzameling van
groote en kleinere zwerfsteenen van de
verschillende diluviale gronden, alle behoor
lijk gedetermineerd en geëtiketteerd, voor
het meerendeel nieuw werk, afkomstig van
enthousiaste onderzoekers van denjongsten
tQd, met name de heeren Van der Lijn en
Van der Sleen. Als bij-aardigheld ook nog
een collectie schelpen en fossielen, alles pulk
in orde en smakend naar meer. 't Is een
buitenkansje voor de Utrechtsche jongelui,
dat ze hier zoo maar kunnen blnnenloopen
en dat mooie zoo maar voor het grijpen
hebben, daar komen onze arme
Amsterdammertjes veel aan te kort. Nu zult ge zeggen,
wat heeft dat allemaal met boschbouw te
maken, maar dat is toch nog meer dan 't
zoo oppervlakkig lijkt, want de soort en
veelvuldigheid der zweifsteenen heeft toch
veel invloed op der structuur van den bodem
en in verband niet de verweeringsproducten
ook op de vruchtbaarheid. Tot nog toe
hebben wij aan bodemkunde juist veel te
weinig gedaan."
Van meer onmiddellijk belang echter is
de uitstalling bij de ramen. Hier vinden
we den bodem zelve, grondzuilen van boven
af waar het mos groeit tot onderaan waar
de worteluiteinden het voedsel moeten
zoeken. Naast elkaar liggen een dozijn ver
schillende kwaliteiten van boschgrond, goede
en slechte, in allerlei mooie kleurtjes van
grijs en geel, oranje en bruin tot zwart toe.
DE ZETEL VAN DEN VOLKENBOND
Teekenlng voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen Jr.
Waar moet de Kerstman zijn boom planten?
iiiiiiiiiiiiimiimiiiiiuiiiiiiiiimiuiiiiiiiiiiMiniiiiiiiMtiiiiiiiiimiiHi HiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiMitni
Nieuwe Uitgaven
Newlandsmith's Kunstmoraal. Een Kriti
sche Beschouwing over De Tempel der
Kunst, door S. Eyl. [Zooals uit het voor
woord blijkt, heeft deze uitgave haar ont
staan te danken aan de behoefte om meerdere
belangstelling te wekken voor de schodne
gedachten van Newlandsmith's Kunstmoraal.
En hierin is de inleider, m i. zeer goed ge
slaagd, en ik kan dit lezenswaardige boekske
den jongeren ten zeerste aanbevelen; er
staat zeer veel in dat de moeite waard is
om te overdenken, en wat bun helpen kan
b| de vorming hunner eigene gedachten.
Tevens constateer ik het heugelijke feit,
dat de heer Eyl de eerste is die de spelling
van Dr. van Eeden openlijk gebruikt, waar
door hij het kamp der strijders voor diens
gemakkelijke en juiste spelling vermeerdert.
Eigenaardig is het, dat hoewel er zeer velen
zijn, die het volkomen eens zQn met de
opvatting ervan, toch nog blijven aarzelen
haar in toepassing te brengen. v. N.
van van der Stok en de .Marsyas-affiches'
van Roland Hoflt. In eenige andere werken
ziet men een eigenaardige mengeling van
natuurzin met romantische verbeelding,
zinnebeeldigheid enz.
Met enkele IQnen toont de schrijver aan,
welken weg de ontwikkeling der moderne
naaktschllderfj gaat. Ontegenzeggelijk neemt
deze steeds vaster koers naar het
illustratiefen monumentaal decoratieve.
M. v. GORKUM
Sonnet
De liefste wilde 't stille licht ontsteken
toen vér de moede zon verzinken ging
Der vlammen streelende verteedering
vervloeide om haar gezicht, terwijl de bleeke,
Trillende toover een verwondering
mfl openbaarde en donker' oogen keken
naar vlammen, die als hóge bloemen leken
te wieglen lichtjes hel in schemering.
Zoo zat zij roerloos peinzend, overtogen
van teer geschijn, rustige fonkeling
van nkle vlammen in een klare kring
Verbazende den droeven zwerveling
om zooveel schoonheid in zijn mijmering
een ernstig vrouwtje, donkerblauw van oogen.
WIJBRAND G. REDDINGIUS
mum m i IIIIIIIH
iiiiiiiiiiiiniiiiiimi
Duidelijke opschriften typeeren in het kort
elke grondsoort en foto's of aquarellen
laten zien, wat voor type van bosch in
oorzaak en gevolg met die grondsoorten
is verbonden. Al lezende en kijkende be
merken we al heel spoedig, dat het hier
vooral gaat om .zure humus" en .milde
humus", de eerste een en al narigheid, de
tweede louter zegen, 't Is een levensbelang
voor den boom, dat zijn wortels onbelem
merd ver in den grond kunnen doordringen
en overal behalve de voedseloplosslng ook
voldoende ademhalingslucht kunnen aan
treffen. Hiervoor bestaan de beste kansen,
waar milde humus voorkomt, d.w.z. waar
de afgevallen bladeren ieder jaar door de
vereenigde werking van paddestoelen,
bakteriën, wormen en nog andere organismen
geheel omgezet kunnen worden in een
zwarte kruimige massa, die lucht doorlaat,
warmte absorbeert, water vasthoudt, maar
het overtollige water laat wegzakken, kortom
alles, doet, wat voor den groei van de
boomen bevorderlijk Is. In 't algemeen vormt
die milde humus zich het best in gemengde
bosschen en het zijn vooral de heesters van
de tweede tage zooals de hazelaars, vogel
kersen, sneeuwballen,lijsterbessen, die hierbij
een zeer heilzamen invloed uitoefenen. Het
Staatsboschbeheer is daar ter allerzeerste op
bedacht en heeft met den onderplant van
loof hout in dennebosch al jaren geleden
prachtige resultaten bereikt in de reeds meer
genoemde houtvester^ Breda. Dit kleine
zaaltje van het museum geeft ons de blijde
gerustheid, dat de vele duizenden hektaren
staatsbosch nu mettertijd ook werkelijk goed
en schoon bosch zullen worden.
Geen ,iure humus". Waar dennetjes of
beuken dicht op een staan op gronden die
van zichzelf al niet te best zijn, daar vor
men de afgevallen naalden of bladeren een
dichte laag die ieder jaar dikker wordt en
in zQn onderste lagen samen koekt tot een
duffe massa die haast geen water doorlaat.
Je vindt er wel wat zwamdraden in, maar
de werking van bakteriën en wormen is er
onbeduidend of nihil. Wel vormen er zich
humuszuren die naar beneden een aller
ongunstigsten invloed uitoefenen op den
bodem en ten slotte aanlei'ding geven tot
het vormen van oerbanken, hard als steen,
ondoorlaatbaar voor water en waarlangs de
halfverstikte wortels tevergeefs een uitweg
zoeken naar beter oorden. Het eind van
't liedje is dat het bosch gaat kwflnen en
al stervend nog een kweekhaard wordt voor
allerlei ziekten en plagen. Er zfln in 't
museum een paar foto's, die een sprekend
beeld geven, van de worsteling der dennetjes
met de oerbank, die ge trouwens niet alleen
in onze bosschen, maar ook op de heiden
hebt aangetroffen want ook daar vormt zich
de zure humus of korsthumus. Als zoo'n
hei ontgonnen zal worden, dan móet men
eerst de oerbank breken, dan moet er diep
geploegd worden en 't is de moeite waard
om dan te zien hoe de stoomploeg de
oerbankschollen opiQ gooit. En een goede
bebosschlng zorgt ervoor, dat zich dan geen
zure humus meer vormt, naar dat er milde
humus komt met varens en viooltjes, ane
monen en klaverzuring. 'i Is nog al jammer,
dat de lekkere boschbessen het houden met
den zuren humus,
We mogen dat zaaltje niet verlaten zonder
de prachtige teekeningen te vermelden van
professor Valckenier Suringar voor zijn studie
over de planten der zandverstuivingen, in
het bijzonder, hoe sommige grassoorten zich
weten te vrijwaren voor verdroging. Van
die zandverstuivingen en hoe het Staats
boschbeheer daarmee omspringt krijgen we
in de volgende zaal belangrijke dingen te zien.
JAC. P. THIJSSE
Een oerbank in een Brabantsch bosch.