Historisch Archief 1877-1940
N°. 2319
Zaterdag B Januari
A°1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K AM P
«Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mri E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.20. Per 3 nmd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertenfiën f 0.50 per regel plus 10 cent dispositiekosten
' INHOUDt Bladx. 1: Een woord tot de Ltzeis
van de Groene, door prof. dr. G. W. Keinkamp.
Bij het uiteengaan vun de Vredesconferentie, door
T. H. Bnitenlandsoh Overzicht: De Ondergang
van het Wetten", I, door dr. W. G. O. Byvanek.
2: Op 't Nippertje, teekening van Jordaan. Most
Nederland tot den Volkenbond toetred ei ? door
door pre f. mr. G. W. J. Biuins. Krekelzang,
door J. H. Speenhoff. Epische Knnst. door dr.
Pred. tan Eeden. 3: Fjnilleton: Thomas'Dood,
door Arnold Paalborn. 5: Voor Vronwen (rtd.
Klis. M. Rogge) Yergadeiing dar Staatsburgeressen,
door B. B. O. N. Internationale
Kerstgerechtenin zorgelocze tfjden, I, door Panline
Ncyon-Wae;dorp. Uit de Natuur: Museum voor
Staatiboschbeheer, door Jac. P. Thflsse. 7: H. Th. de
Meester, door mr. P. Kink. J. J. L. ten Ka te
door F. v. E." Kwatiycen, door mr. J. J. da
Haan. Arbeidsverhoudingen in bet Havenbedrijf,
door D. Hudig J.Lz. 9: Sohildertunst-Kroniek,
door PlasBohaert.?Berejissenr EJuard Veikade,
door G. Bingmans. 1920, teekening van George
van Raemdonck. Nieuwe Engelsche Boeken,
docr W. van Doorn. 10: Nilverheideknnet, door
Coin. v. d. Sluis. Op den ECOD. Uitkijk: Bevae,
door jhr. mr. H. Smissaert. Pandbiieven, door
mr. A. J. 8. van Lier. Dramatische Kroniek,
door Top Nat ff, 12: Ooze Puzzle. Uit htt
Kladsohrift van Jantje. Leekerspiegel. Boe
ketje Soflstiek, door Gerh. van D. 't Sohietgat,
door Melis Stoke. 13: De gestolen Yliegmaehino,
teekening Vf.n Joh. Braakensiek. Boyal Anction
Bridge, door Biidger. Vleugje Haagsche Wind,
door Ari.
Bijvoegsel: Bvj het Uiteongaan der
Vredcsconferentie, teekening van Joh. Braakensiek.
AAN DE LEZERS VAN DE
* GROENE
Bij het verschijnen van het eerste
nummer van De Amsterdammer, waarop
mijn naam als hoofdredacteur voorkomt,
heb ik enkele persoonlijke mededeelingen
aan de lezers te doen.
Voor velen hunner zal ik geen onbe
kende zijn. Van December 1914 tot Maart
1918 heb ik het Buitenlandsch Overzicht
voor dit weekblad geschreven; de toe
nemende beslommeringen, verbonden aan
een academisch ambt, dat ik destijds
bekleedde, en het vooruitzicht dat deze
in het volgende studiejaar nog aanmer
kelijk zouden toenemen, hebben mij toen
tot mijn leedwezen genoopt mijne
wekelijksche medewerking aan De Amster
dammer op te zeggen. Tot mijn leed
wezen, want ik verrichtte die taak met
opgewektheid en mocht ook af en toe
ervaren, dat mijn werk door sommige
lezers werd gewaardeerd.
Eigenlijk dagteekenen mijne betrek
kingen tot De Groene al van een veel
vroeger tijdvak. Het is al meer dan 25
jaar geleden, dat mijn eerste artikel erin
werd opgenomen: een beoordeeling van
Ritter's Ethische Fragmenten! Sedert
schreef ik nog herhaaldelijk in De Groene,
maai meestal over onderwerpen op het
gebied van mijne studie, al trachtte ik
dit dan ook in populairen vorm te doen.
Ik zou deze dingen, die voor de tegen
woordige lezers van dit weekblad geheel
zonder belang zijn, niet ophalen, als zij
voor mijzelf niet eenige beteekenis had
den. Aan de geelgeworden exemplaren
van De Amsterdammer, die ik uit die
jaren bewaard heb, is voor mij de her
innering verbonden aan het begin van
mijne werkzaamheid als publicist. Voor
het weekblad, waarin ik het eerst voor
DE ONDERGANG VAN HET
WESTEN
I
Mag Ik mij met die paar woorden, een
vorig maal opgeschreven, van Oswald
Spenglei's Der U n te r gang des
Abendlandes afmaken ? Er is iets on
heilig betooverends In boeken van dat soort.
Zulk een aantrekkingskracht heeft Netzsche
ju zfln tijd op lichtgeroerde zielen uitge
oefend. En, herinner ik mi] nog vel? met
wat voor eerbied hebben wij nit, veel
vroeger, Buckles geschiedenis der beschaving
in handen genomen l
Om niet te spreken van Comteen zijn
Cours de philosophle potitive
waardoor wij leerden hoe de menchheid,
na zich ontworsteld te hebben aan iet theo
logische en metaphyslsche tijdper), thans
het positief wetenschappelijke wa inge
treden. En haar baan open voor ze h zag.
Maar van Comte heb ik niet dieet den
invloed gespeurd, evenmin natuulflk als
van die nog veel ouderen, veel vrder
afstaanden, Condorcet en Godwin, dt op het
eind der 18e eeuw een nieuwe peride voor
de wereld verkondigden. Met dlkk letters
stond op de entree geschreven: V o) r u i
tg.a n g. En de menschen vernamenvast te
k"nnen rekenen op een gevleugel nage
slacht, gereed om zich boven het tof der
aarde te veihtffen.
Een profetie die is uitgekomen.
Dat is alles overlevering voor rij. Van
Buckle echter kunnen mijn jonge iren en
een ruimer kring van lezers mocht schrij
ven dan door een vaktijdschrift wordt
bereikt, heb ik altijd een zekere voor
keur behouden.
De oude relatie tot de Groene" deed
mij in December 1914 besluiten, het
schrijven van het buitenlandsch overzicht
op mij te nemen; het toenmaals weder
aanknoopen van vroegere banden bracht
mij in nauwer betrekking tot dit weekblad
en maakte het mij gemakkelijker, gevolg
te geven aan het verzoek van redactie
en uitgevers om met l Januari 1920, de
leiding van de redactie te aanvaarden.
Ik zou het besluit daartoe zeker niet
hebben genomen, wanneer mijn voor
ganger mij den werkkring, die mij wacht,
niet zotzeer verlicht had door de voor
treffelijke organisatie van den
redactioneelen arbeid, die hij heeft ingevoerd.
Gedurende vijf jaren heeft Van Hamel
zich op veelzins uitnemende wijze ge
kweten van de taak om de Groene"
te doen beantwoorden aan de velerlei
eischen, die haar worden gesteld. Het
verheugt mij, dat hij ook in zijn nieuwe
ambt zijne belangstelling aan dit weekblad
niet onttrekt en lid der redactie blijft,
zoodat zijne ervaring voor mij niet ver
loren gaat en de lezers van de Groene"
zijne artikels niet geheel zullen behoeven
te missen. Zijne veelzijdige begaafdheid
en de kennis der internationale betrek
kingen, die hij door zijne werkzaamheid
bij het Secretariaat van den Volkenbond
meer dan eenig ander lid onzer redactie
zal kunnen opdoen, zullen, naar ik hoop,
ook aan dit weekblad nog dikmaals ten
goede komen.
De plaats, die mijn voorganger in de
redactie innam, werd aan het hoofd van
dit blad te kennen gegeven doordat zijn
naam aan dien der overige redactieleden
voorafging. Het was de wensch der uit
gevers, dat ik de leiding in handen zou
nemen onder den titel van hoofdredacteur;
ik vertrouw echter, dat de verhouding
tusschen de overige redactieleden en mij
dezelfde zal blijven als die, waarin zij
tot Van Hamel stonden.
Met hunne hulp er, met die der vaste
medewerkers de ruggegraat van de
Groene" hoop ik mij van de taak,
die van nu af de mijne zal zijn, naar
behooren te kwijten.
Een nieuwen koers behoef ik niet in
te slaan. De Groene" zal ook voortaan,
gelijk tot dusverre, een beeld trachten
te geven van de roerselen van den tijd
op het gebied van kinst en wetenschap,
staat en maatschappij. Zij zal dit doen
in vrijzinnigen geest, zonder zich te
maken tot het orgaan van een bepaalde
politieke partij. Zij zal er naar streven
aan de spits van de Nederlandsche week
bladen te blijven door de degelijkheid,
maar ook door de verscheidenheid van
haar inhoud en bovenal door een tot
lezen uitlokkenden vorm. Elk beschaafd
Nederlander moge onder hare rubrieken
er althans ne aantreffen, die hij niet
Ongelezen wil iaten.
Vanouds is de Groene" het week
blad geweest, waarin jonge talenten op
elk gebied zich hebben ontplooid en het
eerst de aandacht op -zich hebben ge
vestigd. Zij zal hun gaarne de gelegen
heid daartoe b'ijven bieden.
Maar eveneens stelt zij prijs op de
medewerking van de beproefde krachten
uit de krirgen der kunstenaars en ge
leerden, uit de wereld der practijk van
het staatkunjig en maatschappelijk leven.
filinimiiiiiiiillllllMiiiiiiiiuiiiiiilillliiiiiiiiiiiiliiMiiiiiiiiiiiiiiiMimiiil
mijn heel joig enthousiasme meespreken.
Hij was wn de lijn van Comte. Om de
zedelijke kranten en gevoelens taalde hij
niet zoozeer; dat was een kapitaal eenmaal
door den metsch bezeten en niet bijzonder
aangegroeid: wanneer men een paar duizend
jaar teruggirg leek de deugdzame mensch
van toen, acders aangekleed, wonderveel op
den deugdamen mensch van thans. Maar
de kennis tn de verspreiding dtr kennis
was een geletl andere.
In de uitbreid ing der positieve wetenschap
lag de waarborg van den vooruitgang.
Dat werd dan bewezen met een keus van
voorbeelden, met tal van hartelijkneden tegen
de theologen, de olficieele deugdvoorslanders
en met weinig respect voor koringen en
officieele regeeringen.
Het was ee» boek vol bekoring en vlijt,
treffend door jljn dujdelflke leering; alleen
wat bar soms voor ons burgerlijk-zedelijk
gemoed. Wij dachten dat de deugd in het
verloop van tijd toch wel wat krachtiger
van consistentie was geworden; w| genoten
toen immers van Mis. Qeorge Elliot. Heerlijk
deed het toch ons liberaal geweten aan dat
de wereld positief vooruitging.
Het was in de dagen vóór Busken Huet's
Lidewijde.
Er zijn zeker veel menschen en ook boeken
geweest, daarna, om het thema te behande
len, en zrj zjn misschien wel tot mijn kennis
gekomen : maar de onwaardeerbare, ja bijna
goddelijke gaa. van te kunnen vergeten, der
menschheid als tegengift geschonken tegen
het zich herinneren en op z'n stuk blijven
staan, heeft hen uit mijn geheugen gevaagd.
Maar Nietzsche's weerhaan raakt men niet
gemakkelijk kwijt.
Hij heeft nieuwe woorden geleerd; zij
zïjn gebleven : a p o 11 i n i s c h
dionys l s c h. En een heele tros van ideën en ge
voelens hangt aan die woorden.
Dan heeft hij de wereld, ik bedoel de
gedachten wereld - niet alleen interessant
De Groene" heeft het voorrecht onder
hen vele vrienden te tellen, die haar
gaarne een bijdrage zenden, zij het een
onderwerp van eigen keuze, zij het er
n, waarop de redactie hunne aandacht
heeft gevestigd, omdat zij hen bij uitstek
bevoegd acht hare lezers daarover voor
te lichten. Moge hunne zeer gewaar
deerde medewerking aan De Groene"
ook onder haar nieuwen hoofdredacteur
niet worden onthouden; moge hij zelf
voor dit weekblad er nog nieuwe vrienden
bijwinnen!
?* K E R N K A M P
BIJ HET UITEENGAAN DER
VREDESCONFERENTIE
Op het bureau van een der voornaam
ste secretarissen van de
Vredesconferentie lag een, hieronder
volgend,ontwerpproclamatie. Hare bestemming is duidelijk:
zij is ontworpen om bij het uiteengaan
der plenipotentiarissen, op het
oogenblik waarop het algemeene vredestractaat
definitieve kracht gekregen heeft, aan de
volken der wereld de beteekenis van
den verrichten arbeid te doen gevoelen.
De Mogendheden", 'zoo luidt het, zijn
op de Conferentie vereenigd geweest om
de schikkingen te volmaken en te bevestigen
waarvan het beloop des oorlogs de
grond,.slagen had gelegd: de taak van dit Congres
was moeilijk en ingewikkeld. Het ging er
om te herstellen hetgeen jaren van wanorde
hadden verwoest; om het politieke gebouw
met de uitgestrekte pulnhoopen, welke door
een verschrikkelijke vernieling den bodem
van Europa hadden bedekt, weder op te
bouwen; om de Staten welke in het
algemeene systeem noodlg waren, en welke ge
heel ineergestort waren onder het gewicht
van hunne rampen, weer op te richten en
te versterken; om aan andere hunnejuis'e
ta/metirgen terug te. geven; om eene
hoeveelheid grondgebied, verzwolgen in de diepte
van een monsterachtige heerschappij en
welke de val van deze heerschappij
onbeheerd had gelaten, te verdeelen; om
einde, l(jk, door een verstandige verdeeling der
machten tusschen de vocrnaamste politieke
lichamen, het rampzalige oveswicht vaneen
enkele, en het terugkceren van de gevaren,
waa'van de wereld zoo /ulst het vootbeeld
In al zijn verschrik kir, »,: had leeren
kennen, te verhtndereu....'
Nu het voornaamste tractaat door het
deponeeren der ratificatiën definitieve
kracht erlangd heeft, is dit een taal,
die moet kunnen worden aangeslagen:
De belangrijke arbeid", zoo gaat de ver
klaring voort, is voltooid. Talrijke en
machtlge hindernissen zijn overwonnen; netelige
kwesties geregeld, tegenstrijdige aanspraken
uit den weg geruimd; interessante
vraagstukken j geheel opgelost of hunne
oplossing naderbij gebracht?"
Daarna treedt ook de bescheidenheid in.
Het publiek moet niet alleen in bewon
dering gebracht. Het moet ook van kri
tiek worden teruggehouden:
Indien de Conferentie de overdreven ver
pachtingen van zijn tijdgenooten niet heeft
vervuld, indien het Congres aan alle wenschen
niet heeft kunnen voldoen, alle behoeften niet
heeft kunnen verhelpen, alle kwalen genezen
die op de natiën en op de individuen
drukken; indien het eindelijk die ideale volmaakt
heid van maatschappelijke orde, naar welke
de verlichte geesten en de welwillende zielen
van alle eeuwen te vergeefs hebben verlangd,
niet heeft kunnen verwezenlijken, het
heeft minstens volbracht hetgeen zijn
rechtstreeksche opdracht uitdrukkelijk had
begemaakt, maar ook omgetooverd. Hij brengt
ons, niet bij het absolute, want daar in
de hoogte is het 1)1 en men heeft heel weinig
te zien, - maar bij het J e n s e i t s.
Van daaraf bekeken gaan de wereldsche
dingen op hun hoofd staan. Wat zij rijkdom
noemen, dat wordt een arm zoodje; waar
wij heen heeten te streven als naar een toe
komst, blijkt een macht te wezen uit het
verleden die ors opduwt. Waar wij van
vooruitgang spreken, daar toont nfl ons aan
dat wij onherroepelijke decadenten zijn ...
Mochten wfl ons ergeren aan die bena
ming, hij zal raden om trotsch te zijn dat
wij er zoo genadig afkomen. Zelf is hij on
gedeerd door de besmetting.
Voorzeker, hfl is ook decadent, maar dat
is slechts de ene pool van zijn wezen, de
andere pool is zijn echtheid, zijn opwaarts
uit den grond gegroeid zijn.
In zijn laatste geschrift, zijn testament aan
de wereld. Die Umwerthung aller
W e r t h e, hij sprekend over 3e toekomst van
Europa, voorspelt hij aan de wereld: twee
honderd jaren nihilisme. Door die hel moet
zij heen. Hem zelf deert het niet.
Hij heeft voor zich dien tocht reeds ge
maakt, hij staat j e n s e 11 s, en hij heeft de
kuur gevonden, waaraan de wereld moet
leeren gelooven. Ironisch kijkt hij ons aan.
De ongelukkige! Jenseits van het ge
zond verstand.
Oswald Spengler, 'n kleine dertigtal jaren
later dan Nietzsche, plaatst aan het front
van zijn boek dat den loop der wereld
geschiedenis zal onthullen, eenvoudig weg:
Der Untergang", het is la mort sans phrase.
Meende men zich voorheen, niet gerech
tigd over de tot komst een oordeel te vellen,
wanneer men niet den eigen tijd als punt
van uitgang nemend, een beeld van vooruit
gang kon ontrollen, en heeft zelfs Nietzsche
tegenover de decadentie als tegenwicht zijn
Ueöermensch geplaatst, en voor zijn
paald, hetgeen de grenzen van zijn duur,
de uitgestrektheid en de veelsoortigheid van
zijn onderwerpen en de moeilijke
omstandigheden waarin het geplaatst was, het in
staat stelden te doen.
Het heeft belangen geregeld, waarvan
het samentrtffen Europa in nieuwe
beroeringen kon storten, door schikkingen
waarmede alle partyen genoegen konden
nemen; het heeft onvermijdelijke
moellijkheden vereffend door duidelijke
voordeelen; en, doof voor elke andere stem
dan die van de uitgeputte en lijdende
menschheid, heeft het aan het verlongen
om den vrede te verzekeren, de
voorbijgaande schittering opgeofferd welke minder
verzoenende wijzen van doen op zijn
verloop zouden hebben kunnen werpen.
De Regeeringen, deze Conferentie
verlatende, doordrongen van het gewicht van een
oogenbllk waarop een nieuw tijdperk
in de wereldgeschiedenis gaat
beginnen, erkennen dat de eerste van
hunneplichten is: dezen vrede, gekocht
door zooveel edelmoedige pogingen, door
zooveel smartelijke opofferingen, door de
heldhaftige toewijding van hunne onder
danen, en door de voor altijd merkwaardige
heldendaden van hunne dappere legers, te
bewaren en te bevestigen.
Zij gevoelen de gebiedende noodzakelijk
heid om zit.fi opnieuw te wijden aan die
heilzame bezigheden, welke de gevaren en
de stormen van de voorbijgegane tijden hen
maar al te dikwijls verplicht hebben te
onderbreken. Het geluk van hunne volkeren
ie verzekeren, alle soorten van nuttige
n(jverheid te herstellen, alle kunsten die het
land verrijken en verfraaien te beschermen,
de administratie, de wetgeving, de
lichame,,lyke en moreele opvoeding in al zijne ver
pakkingen te verbeteren; ziedaar hetgeen
voortaan het groote doel van hun werken,
van hun zorgen en hun eerzucht moet
zijnZij zijn meer dan ooit overtuigd, dat de
ware grondslag van de veiligheid en de
kracht der Staten wordt gevonden in de
wijsheid der Regeeringen, in de rechtvaar
digheid der wetten, in de lief de en de trouw
der volkeren; dat de meest stellige verbin
tenissen, de meest plechtite tractaten, de
knapste combinatiën van de diplomatieke
kunst, slechts onmachtige toevluchten zijn
indien de rechtvaardigheid en bezadigdheid
de raadslieden der rcgeeringen niet leiden;
en dat de beste waarborg voor de
algemeene rust is: de vaste wil van iedere
mogendheid om de rechten van zijn buren
te eerbiedigen, en het vast uitgesproken
voornemen van allen, gemeent zaak te
maken tegsn haar die. dit beginsel mis
kennend, de perken te buiten gaat welke
haar door een staatkundig stelsel, bekrach
tigd door de algemeene goedkeuring, zijn
voorgeschreven.
De Regeeringen, heden ieder haars weegs
gaande, voldoende verbonden door de her
innering aan hun vroegere onheilen, en door
het gemeenschappelijk gevoel van hun
verhevenste belangen, hebben slechts ne
oprechte en heilige verbintenis
aangegaan, n.l. om elke andere overweging
ondergeschikt te maken aan den
onverbreekbaren wil om den vrede te
handhaven, en om, door gemeenschap
pelijke engoedberaamde pogingen,
of, Indien dit vreedzame wapen mocht
falen, door oprechte samenvoe
ging van alle middelen welke de
Voorzienigheid hun heeft
toevertrouwd, elk voornemen dat de
bestaande orde zou pogen om te werpen,
en opnieuw de wanorde en de ramptn van
den oo log zou teweegbrengen, bij de. ge
boorte te smoren ". <**,
Zoo kondigt zich de Volkenbond aan!
En tevens de aansporing tot rust:
Dat de Natiën van Europa zich verlaten
op deze plechtige verbintenis! Dat de
gerustfield, het vertrouwen, de hoop en met
hen de vreedzame arbeid, de vooruitgang
tweehonderdjarig nihilisme als troost en
redmiddel, wanneer het had uitgeraasd, de
Unwerthung aller W e r t hèop weg
meegegeven, deze Oswald kent geen mede
lijden. De dood zal het zijn, een langzame
executie.
Het begin daarvan is al ingetreden.
Reeds heb ik er op gewezen een vorig
maal, maar er dient hier aan herinnerd, dat
dit wel doordachte en naar n vast plan
geschreven werk niet is opgesteld naar aan
leiding van Duitschlar.ds miserie, toen het
't hoofd moest bukken voor den vijand.
Integendeel het is gedacht voor het begin
van den oorlog en uitgegeven in 1918 als
er nog alle kans was op een eindelijke over
winning.
Ik geloof ook niet dat de schrijver door de
tijdelijke uitkomst van dit laatste jaar zich
in zijn redeneering zal laten storen. Die
nederlaag behoort tot het uiterlijk gewaad
der historie; waar het op aankomt, dat is
op het wezenlijk uitbloeien en te gronde
gaan van het groote West Europeesche be
schavingscomplex welks eindpunt een
wereldstadscivilisatie is.
Of die wereldstad nu Parijs of Berlijn is,
dat heeft voor den universeelen historicus
geen beteekenis.
Hij heeft zijn schema zoo wijd uitgezet
en zijn lijnen zoo vast getrokken dat er
ruimte is in zijn voorstelling zonder daar
door nauwkeurigheid te missen. Dit is zijn
trotsche bewustzijn.
Hij ziet daarom op Nietzsche neer, al er
kent hij hem eenlgermate als een voorgan
ger. Nietzsche heeft geen overzicht van de
geheele geschiedenis en hem ontgaat, naar
hij zegt, alle mathematische en
natuurkennis. Wat de moralisten-kunstenaars be
treft, een Ibsec, een Strindberg, een Shaw
(van Shaw wordt nog met de meeste er
kenning gesproken), zij hebben iets provin
ciaals, zij klampen zich vast aan sfxueele
der nijverheid, de publieke en particuliere
welvaart alom herlevel Dat de sombere
ongerustheden over de toekomst niet weer
levendig worden en niet aanhoudend de
rampen in herinnering roepen, welker
terugkeer de souvereinen voor eeuwig wilden
verdrijven en tot het laatste spoor
uitwlsschen t Dat de godsdienstige gevoelens, de
eerbied voor de bestaande machten, de
onderwerping aan de wetten en de afkeer
voor alles wat de openbare orde zou kunnen
ventoren,opnieuw de onvet breekbare banden
worden van de burgerlijke en staatkundige
gemeenschap J Dat de broederlijke omgarg,
wederkeerig nuttig f n weldadig, zich tusschen
alle landen herstellel Dat alle naijver,
anders dan dit ingfgeven door het verheven
verlangen om zijne buren te evenaren ofte
overtreffen in de deugden die tot eer
strekken, in de kunsten die verheffen, in de
talenten die tot siefaad strek kt n aan het
menschtlyk geslacht, verdwijne uit het tot
rust gebrachte Europa!
Endateindelijkhuldebewezen
worde aan dit eeuwige beginsel
dat er voor de volkeren zoowel
als voorde individuen geen
werkelijk geluk bestaat, dan: in den
voorspoed van allen "
En daarmede heeft de behagelijke
ontwerper zijne schoone strophen afge
vuurd, tot streeling van de betrokken
staatslieden en tot stichting van de
goegemeent.
Het stuk blijkt evenwel ten slotte
niet voor publicatie geschikt geoordeeld
te zijn. Noch in deze, noch in soortge
lijke bewoordingen vindt men de ver
volmaking van den vrede rondgebazuind.
De schoone verklaring blijft een stuk
bureaupapier, al is het daarom niet
minder aardig haar eens machtig te
worden en in te zien.
Twijfelt iemand aan de echtheid?
Aan de historische juistheid van het
oogmerk van den stillen ontwerper? Aan
de beteekenis van het oogenblik, waar
voor zij gereed gemaakt is?
Klinkt de taal hier en daar wat vreemd,
wat oudachtig?
Wij staan voor de authenticiteit in.
Het document komt in de recueils der
officieele stukken van de
Vredesconferentie voor!
Alleen moet, wat dezer dagen zou
geschreven kunnen ziin. gedateerd wor
den uit het jaar "1815!
* *
*
Als ontwerper van dit merkwaardige
document wordt genoemd de
Oostenrijksche hofraad Von Gentz,
devoornamegeheimsecretaris van het Weener-Congres.
Hij heeft het aan de potentaten van toen
voorgelegd, toen zij na de slotratificatie
uiteengingen. Doch zoomin zij toen, als de
heer Clemenceau en zijne medeleden nu,
hebben een dusdanige speech in de wereld
willen sturen. Zij waren toen ook nog min
der klaar, dan de proclamatie zou doen
denken. Het Poolsche en het Saksische
vraagstuk lagen nog ter afhandeling,
zooals nu o.a. met het Turksche het
geval is.
De gelijkheid der algemeene atmosfeer
van toen en van nu echter is merk
waardig. Slechts een enkel woordje
hebben wij hier en daar veranderd.
Toen sprak men van Souvereinen,"
thans zijn het de Regeeringen," direct
op 't vertrouwen der volken gevestigd,
die de zaken in handen hebben gehad.
Doch dit verschil is al.
Is er reden om pessimist, of om
opof sociale vraagstukken die over honderd
jaren geen problemen meer zullen zijn.
Daarentegen was het hem, Oswald Spengler,
gegeven om de onderschelden beschavingen
dezer wereld, in hun gedachten- en gevoels
leven karakteristiek opgroeiend, de inge
schapen krachten in eigen vcrmen en op
eigen mank. te zien uitspreken. Om ze, na
hun opkomst en bloei als gewassen, te zien
te gronde gaan en wegsterven ...
Let wel, in eigen vormen.
Want inderdaad bestaat er, van den grond
uit, een tegenstelling tusschen de antieke
zielsbeschaving en die van het latere Euro
peesche Westen. Zij uit zich direct in de
verschillende getallenwereld. De mathesis:
brj de antieken heeft tot grondslag het
zichtbare, grijpbare getal dat de gestalten
zoowel van de kunsten als van het praktische
Ie een beheerscht; bQ de anderen is het 't
gedachte getal, het getal als functie.
De mathesis van de twee beschavingen
is niet n, maar onderscheiden, het is
de stelling waarvan Spengler uitgaat en
daaruit verklaart zich hoe het eene getallen
systeem dat de voor oogen liggende waarden
huldigt als zusterkunst de Grleksche plastiek
naast zich heeft, terwijl het andere wordt
begeleid door de dultsche muziek, de minst
zinnelijke van alle kunstvormen.
Bestaat er dan geen aanraking ?
Ji, de geschiedenis wijst het uit, maarzij
berust op het streven van de zoekende mo
derne ziel dat alleen voldoening vindt door
de beschouwing van haar contrast, de totale
overgave aan een zinnelflk-klarc omgeving.
Antieke en moderne mathesis hun ra
dicale scheiding Is een der grondfeiten, welke
Spengler den bouw der verschillende bescha
vingen van de wereld hebben leeren zien.
Wij moeten nog de rpe ontwikkeling van
dit thema in zijn boek aandachtig volgen ...
o
W. G. C. BYVANCK