Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Jan. '20. No. 2219
OP 'T NIPPERTJE.
Teekenlng voor .de Amsterdammer" van fordaan
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
Heila, vullismannetje. Neem dat vrachle nog mee...l"
iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiitiniiiiiiiinit i
timist te zijn, over zoo'n wederkeer der
dingen?
Oppervlakkig misschien het eerste.
In den grond het laatste, zou onze
meening zijn.
** *
Oppervlakkig is 't niet heugelijk dat
na zulke schoone vermaningen de
menschheid honderd jaar verder tóch weer
uit den band gebroken blijkt, en in
dezelfde penurie ter neder zit. Zal zij
nimmer duurzaam verstandiger zijn?
In den grond echter maakt 't verschil
met toen, de overeenkomst tot een
gunstiger profetie!
Ook toen verkondigde men nheid
der volken. Ook toen riep men de
menschen tot samenwerking en rust.
Maar, welke blijvende krach
ten bleven er over om dit alles ook
gestand te doen, en de wereld in 't goede
spoor te leiden, nadat de
vredesonderhandelaren hun werk nederlegden?
De vorsten gingen uiteen: elk weer
huns weegs," naar de proclamatie luidt.
En de volken? Hingen er machte
loos bij.
In deze twee opzichten grijpt onze tijd
nu anders aan. Het vredestractaat zelf
draagt aan eenen georganiseerden Vol
kenbond op, geregeld de volken bijeen
te blijven houden, en gestadig werkzaam
te zijn om wat den vrede en het even
wicht zou kunnen storen, tijdig af te
wenden.
Dit is de groote eigenaardigheid van
den vrede van de 20ste eeuw, de eeuw
der mechaniek en der organisatie: dat
zij ook in 't vredeswerk niet alleen bij
algemeene oude idealen en theoriën blijft
staan, maar tevens een werkdadig inter
nationaal mechaniek zoekt te
organiseeren, om aan die staatkundige ver
wachtingen vaste kracht bij te zetten.
Gedachtig aan de waarheid, dat op aarde
de schoone bedoelingen niet door
zichzelve alleen, maar slechts door
dagelijksche praktische zorg kunnen leven.
En mag men in de tweede plaats
niet hopen, dat nu de volken zelve meer
dan toen hun eigen zaken hebben in
eigen hand? En dat zij dus daarvoor
beter zullen weten te zorgen, dan de
alleenheerschers van toen?
Op deze verwachting tenminste is de
toekomst vandaag gebouwd, al blijkt het
ook nu telkens weer, dat het ten slotte
toch op de leiders aankomt.
Doch elke leider in dezen tijd kan slechts
werken, zoo hij een druppel van de zalf
der waarachtige democratie deelachtig is.
Zoo wijkt de toestand van heden van
dien van voor honderd jaar niet in be
ginsel af. De vredes verhouding van heden
iiililiiiiiiiniii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliliiiiiiiiiiiiAlilllimii
kan in beginsel met die van voor hon
derd jaar gelijkluidend zijn.
Doch in de praktijk steekt het groote
verschil.
Het is een verschil van meer mogelijk
heid, omdat er meer krachten zijn. Daarin
mag de wereld van heden voor haar
eigen toekomst het groote voordeel zien.
Zwaar zullen al die krachten het te
verantwoorden hebben, 't Eéne jaar dat
terugligt, toont reeds genoeg hoeveel
moeilijker het is iets tot stand te brengen,
dan dit te willen doen. Wellicht gaat de
arbeid voor eene gansche generatie met
het vernieuwingswerk henen.
Maar de taak is dan ook van de grootste,
die ooit voor menschenhanden is weg
gelegd. Zij is de volle toewijding waard,
zelfs zoo t slechts een poging geldt, en
zelfs waar teleurstelling dreigt.
Met deze gedachten leide de
menschheid de inwerkingtreding van het eerste
en grootste vredestractaat in 1920 in.
v. H.
MOET NEDERLAND TOT DEN
VOLKENBOND TOETREDEN?
door Prof. Mr. Q. W. J. BRUIN s
(Wff ontvingen de bffdrage van Prof.
Brulns tot ons leedwezen niet tijdig ge
noeg om haar in ons Kerstnummer een
plaats te geven). Red.
De vraag, of Nederland zich al dan niet
b| den Volkenbond zal hebben aan te sluiten,
kan bezien worden en behoort zulks te
worden uit tweeërlei oogpunt.
Nauwlettend en in détails behoort in de
eerste plaats te worden onderzocht wat van
ons land wordt gevraagd. Waartoe ons land
zich naar de letter verbindt en wat de geest
Is, die voor het heden en den eerst komen
den tijd achter de letter schuilt.
Dat het statuut, gel t) k het uit den smelt
kroes der Parijsche beraadslagingen is voort
gekomen, verre van volmaakt is, valt niet
te ontkennen. Men twijfelt, of het een Volken
bond is dan wel een Statenbond. In het
ontwapeningsvraagstuk wordt den Bond
zelfs geen schqn van sanctie gegeven, terwijl
ook de procedure, volgens welke men in de
toekomst oorlogen hoopt te voorkomen, in
verschillend opzicht vol gebreken is. De
Vflf G ooten geven in den R»ad volstrekt
den doorslag, terwijl ook in de Algemeene
Vergadering hun positie uiterst machtig is.
In het bij zonder geldt dit laatste van het
Brltsche rijk, dat in de vergadering in totaal
zelfs 6 stemmen uitbrengt. Wel geheel
anders is daarnaast de positie der
mlddenr(ken! Tot den Bond, een fixatie van den
mi ,1111 minimum i min i HM i " iiiiiiiiiin 11 i' "
OELOF
Kalverstraat 1
- Opgericht 1850
TELEFOON 658 N
f|ITROE
Paaflen, Brillanten
U
Goud, Zilver en Horloges
Uitsluitend eerste kwaliteit
IIIIIIIIIIIIIIIIDINIIIIIIIIIIII
EPISCHE KUNST
Koningen, door Is. QUERIDO. De Jeugd
van Beethoven, door Is. QUERIDO
Het is met Querido een eigenaardig en
alleenstaand geval. Veele jaren lang heeft hij
ons eigenlijk voor den aap gehouden, zonder
dat te bedoelen. Hij kwam met de allure,
de houding, en de pretentie van een reus,
een titan. Maar hij bracht zQn bagage nog
niet mee. Hij kondigde aan, dat nfl
reuzewerken zou gaan verrichten, en was ont
stemd als men daaraan twijfelde. Maar de
reuze-werken waren niet van dien aard, dat
ze voor de meerderheid der leezers beant
woordden aan de a ophef waarmee ze werden
aangekondigd.
Ja, een zeeker aantal bewonderaars ver
klaarden zich oovertuigd en bigonnen den
gebruikeHken helden-cultus. Maar wat be
wijst dat? Er is niemand zoo dwaas of hij
vindt een nog grooter dwaas die hem be
wondert. En Qjerido eischte erkenning, op
straffe van de nuld volgescholden te worden.
Ook dat is niet bevorderlijk voor eerlijke
waardeering. Ik herinner mij de voldoening
van Albert Verwey, toen hij mij, nu reeds
veele jaren geleeden, er opmerkzaam op
maakte dat Qaerido's naam nog nooit in
zij a tijdschrift was genoemd. Dat vond hij
de beste straf voor een zoo oovergevoeligen
Qdeltuit als Querido toen scheen te zijn. Maar
de straf is op Verwey's eigen hoofd
neergekoomen, want thans kan het niemand tot
eer strekken, een schrijver als Qaerldo
genegeerd te hebben. Ik beken gaarne dat
ik ook aan die verloochening heb meege
daan. Maar ik heb het niet verzweegen, en
dan ook den vinnigen toorn van den ver
zaakten held mij op den hals gehaald. Maar
hoe kon het anders ? Ik hield niet van die
dikke bjeken met hun onsmakelijken inhoud.
ik lees boeken voor mijn genoegen, voor
schoonheids-emotie en stichting niet uit
pllchtgevoel. En als ik een boek niet kan
uitleezen dan doe ik het digt en neem een
ander; er zijn er genoeg. Het spijt mij dan,
dat er niet genoeg sympathie is tusschen
den dichter en m| zelven maar ik kan
er niets aan doen. Ik geloof niet aan een
absoluten, universeelen standaard van mooi
of leeiqk in literatuur. Ik kan alleen zeg
gen : dit boek bevalt mij al of niet. Maakt
de schrijver zich daarom boos, dan slaat
hl hègekke figuur, ik niet. Ik heb gezegd
dat ik het Jordaan-ep s van Querido i^et
uit kun leezen. En Querido heefc een sch
pping van mf, waar ik zelf xeer goed van
denk, .weerzinwekkend" genoemd. Welnu,
daar staan we l ik zou zegge .1: eeven goeye
vrinden l" Misschien maken we beiden nog
iets, dat we allebei heelemaal uitleezen
zonder weersin.
Van Querido's kant is dit al geschied. D;
reuze-bagage is eindelijk aangekoomen, en
w^ staan er voor en neemen den hoed af.
Ik voel neiging den schrijver te zeggen:
zeg, waarom zei j s dat nu niet in eens,
dat je dit In je mars voerde? of waarom
heb je niet rustig doorgewerkt en ben je
hier voor den dag gekoomen toen dit groote
werk voldoende gereed was om ons te dosn
begrfjpen wie je was?"
Maar die neiging is niet verstandig, want
misschien is juist die vechters-bazige drukte
voor het werk nuttig geweest, en was het
ook materieel onmoogelijk om zooals
Adwaita deed het groote werk in alle stiite
gereed te maken.
Maar hoe het zij: het werk is er, en Querido
heeft getoond de groote schrijver te z|rr,
waarvoor hfl, van den aanvang van zijn
j oop:nbaar optreeden af, heeft geposeerd.
Er zijn nog menschen, die ook dit werk
van Qaerido pose noemen. Ik hoorde een
ffln-verstandig man er vaa zeggen, dat het
j reusachtig zou zijn, als het echt was.
Daar{ meede bedoelde h| vooral het Boek d*r
Toe! lichtingen. Dat vond hij boerenbedrog,
ge! leerdheids-vertoon om mee te oovcrblufhn,
j en van joodsche zijde is de zwakheid in
i al die cltaten-pracht voldoende aangetoond.*i
i Maar dat laat m3 geheel onverschillig
ik neem al die geleerdheid aan, als een soort
paspoort, waarmee de schrflver In de cul
tuur van ons land, en van de waereU, bin
nen komt. Hij wil zegden: Ik bsn op de
hoogte van de dingen waaroover ik schrijf,
al beschouw ik ze niet als Geleerde maar
als Dichter.
Maar de stijl is het. de nu tot voltooying
en vastheid gegroeide stijl van den
Hollandsch-joodschen Dichter Querido, die mijn
eerbied wekt, en mij alle ontiebbelijkheeden
doet vergeeten.
Nu moet men onder stijl" niet iets
uiterlijks verstaan, iets wat louter den vorm be
treft, en ook niet meenen dat ik in
Querido's boek alleen door een oppervlak
kige taalschoonheid word get'offen. Nsen!
de zaak Is fijn en hoo?st belangtijk, en zit
zóó: de wijstieid ea schoonheid van het bojk
l *) In de J^odachc Wachter.
is hoofdzaak, maar de stijl toont aan dat
deeze schoonheid en wijsheid echt en waar
achtig zijn.
In deeze dagen, kort na het verschijnen
van Koningen" deed Q jerido een geschriftje
van 1909 herdrukken oover De Jeugd van
Beethoven''. Dit boekje is vooral merk
waardig, als w|| bedenken dathetgeschreeven
werd toen het Groote Werk bij Qiérldo
reeds in woroiig was. Want de stijl van
Koningen" is er in merkbaar, maar zoodanig
dat het hindert. Qaerido was toen niet ge
reed en had nog niet het groote materiaal
tot zijn beschikking. Maar nu spreekt hij In
dit kleine boekje al met de klanken en het
zware ritme van Koningen". Daardoor ont
staat een onb-vreedlgende, on-eevenwigtfge
indruk. Het lijkt pose, aansteller!},
ooverdadige woordenpraal en min of meer
smakelooze literaire speelschheid.
O.n een voorbeeld te geeven Qjerido keert
zich, ik geloof zeer terecht, teegen de dwaze
Bsrthovren-vereerders die Bjethoven willen
voorstellen als een '?'uisch en asketisch min
naar, wiens verliefdhecden puur
platonischromantisch ljn. A!s dit waar is, zegi Quérido,
,Dan is di roode kers, b?fl mkerd door het
zongoud van den omtrmo.gcn ook geen aas
meer voor den kers?ndief, »eert diens scha
terend snuvelt/'e zich met schuwheid van het
vruchtsap at".
Nu vraag ik u, wat een nootlelooze, en
werkinglooze mooi-praterij. Zoo 'n zinnetje
doet het nu heeltmaal niet, zooals de schil
ders zeggen.
Hetzelfde geldt voor pagina 104, volgende
op het cnaat van esn Beethoven-brief, die
roerend, zakelijk en eenvoudig is Dan zegt
Qjerido tot den leezer: Bombast, zult n ij
prevelen. Goed, maar dan gevoelde bombast,
die zien alleen niet uit dikke woorden kan
opwerk'n . Wilt gv spotten met Mit ont
roerend gebrekkig uitsche taaltje, zoek dan
ergens anders een proefveld voor ongare
satyre".
Welk een smakeloos-oulerwetsche stijl
wending. Het doet denker-, aan epistels van
voor honderd jiar. Geen verstandig leezer
denkt er aan Bjmbast" te preevelen". Noch
voelt hij eenigen aandrang tot spotten oovtr
Beethoven's Duitsch en de vermaning om
een ander proefveld voor ongure satyre te
k!eten, is o-moodig, breedsprakig en vrijwel
j onuitstaanbaar rdiiorisch.
j Wat ontbreekt hirr nu? En hoc ontstaat
i hf.t winder dat d«e« zelfde stfll, die in het
kleine b-jekje onulistaaiibaar is, in het
thans door het Vredesverdrag geschapen in
ternationalen toestand, zullen zij slechts na
een tijdperk van overgang worden toege
laten, en dan nog of> den voet van
rainstbegunstiging indien al van eenige be
gunstiging gesproken mag worden.
Van het grootste belang voor den geest,
die den Bond zal kenmerken, is de vraag,
wat de Vereenlgde Staten zullen doen. Velen
zijn te dien opzichte hoopvol, en wellicht
terecht. Immers dat de oppositie in de Ver
eenlgde Staten uitsluitend zoude zijn een
orthodox vasthouden aan het beginsel der
volstrekte souvereinltelt, is stellig niet juist.
Afgezien van politieke factoren, die het
vraagstuk in sterke mate doorkruisen, is
het voor een niet onbelangrijk deel ook de
afkeuring, die het Vredesverdrag als geheel
bij velen in Amerika ondervindt, welke
zich keert tegen den Volkenbond. En in
de critiek op het statuut worden dezelfde
klachten gehoord als in Zwitserland en andere
neutrale landen. De cry six votes to one",
doelende op de bevoorrechte positie van
het Britsche rijk, geeft zelfs, naar het schijnt,
meer en meer het centrale doelwit weer
van den Amerikaanschen aanval.
Goed en kwaad bezien van het stand
punt van den kleinen Europeeschen staat
is dus in de oppositie der Vereenigde Staten
dooreengeweven. In welke bedding deze
stroomingen ten slotte zullen worden geleid,
zal voor het karakter en het wfzen van
den Volkenbond van de allergrootste
beteekenls zijn. Of wijziging van het statuut
die zoowel- ten goede als tea kwade
kan uitvallen gevolg van een en ander
zal zijn, Is niet het voornaamste. Hoofd
zaak, voor de neutrale staten, is dat de
Vereenigde Staten toetreden. Immers mér
dan van alle neutrale landen gezamelijk zal
van de Vereenigde Staten afhangen, of en,
zoo ja, in welke mate de Volkenbond voors
hands het karakter zal dragen van voort
zetting van de vroegere Entente. Hoe minder
dit het geval zal zfjn, des te geringer be
zwaar is verbonden aan het aanvaarden
van de verplichting om, bij het falen van
andere middelen, deel te nemen aan een
economischen boycot of een gewapend op
treden tegen den staat, die zich in het oog
van den volkenbond misdraagt. Het op
zich nemen van den anderen plicht, dien
het verdrag medebrengt, den plicht tot ver
mindering van bewapening geeft minder
bezwaar, aangezien bij de redactie der be
trokken bepalingen alle gelegenheid bestaat,
rekening te houden met wat andere staten
gelieven te doen.
Dit weinige is voldoende o m te doen zien
dat, beiien van uit het hier besproken ge
zichtspunt, in het heden en voor het heden,
het vraagstuk, waarvoor ons land zich ziet
gesteld, tal van zijden vertoont, waarbij licht
en donker zijn dooreengeweven en die alle
nauwkeurig en onbevangen op hun voor en
tegen moeten worden overwogen.
De geographische ligging van Nederland,
de positie onzer Koloniën zullen hierbij
evenzeer gewicht in de schaal moeten leggen,
gelijk aan den anderen kant de houding der
overige kleine neutrale landen, van wie
Zwitserland'reeds voorging.
Toch zou, wie het vraagstuk uitsluitend
aldus beziet, eenzijdig zien. Immers, indien
er n vraagstuk is, dat niet naar het
oogenblik moet worden gemeten, dan Is het wel
dat van den Volkenbond, onder de organi
satievraagstukken oneer menschelQke samen
leving wtllicht het notüijkste Wat droom
beeld was tot dusver, staat thans als wer
kelijkheid voor ons. Een begin van
werkeHkheid, maar een begin, dat naar mijn
vaste overtuiging niet ongedaan kan
worden gemaakt. Uit de verschrik
kingen van dezen oorlog is het besef ge
groeid van de noodzakelijkheid eener betere
organisatie onder de volkeren.' Dit besef
heeft moeten strijden tegen alle gevoelens
van haat en wraakzucht door dienzelfden
oorlog gewekt, op een oogenblik, dat deze
gevoelens zich nog in volle kracht deden
gelden. Gehavend is het uit het strijdperk
getreden, gehavend doch als overwinnaar.
Thans is de tijd zijn bondgenoot. Deze zal
iiiiiiiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiitttitiiimttiiiiiiDtiiiiiitiiiiiiiiiniiiiii
groote plotseling zich verheft tot machtige
klank en ritme.
Het woord dat hier ter plaatse is heet
eenvoud. Het is maar een gebrekkig woord,
maar het zegt in deeze kwesie het meeste.
Een goede stijl ontstaat uit de natuurlflke
houding van een eenvoudge, van een
mensen dus die het bijkomstig:, ooverdadlge,
vooze en onechte verafschuwt en met sim
pele klaarheid zijn wel-bewust: doel vervolgt.
De twee aangehaalde stijl groeven uit het
kleine boekje van Qierido zijn zwak en
werkeloos, door hun gemis aan eenvoud,
ze zijn leeigk omdat ze 10! onnoodige
fraaygheid «ijn, ze zijn hindirlljk omdat ze
in den leczer allerlei malle et onwaarschijn
lijke gedachten onderstellen.
Maar toen Qjerido dit toekje schreef,
woelde en gistte reeds in «Jn hoofd het
groote werk, dat hij eerst jir«n later vol
tooide, en waarin diezelfde stijl uit de Jeugd
van Beethoven" plotseling tet materiaal
vindt waarvoor zij geschikt is.
Wat in het kleine boekje pcmpeus, aan
stellerig en zwaar schijnt, dat U in het groote
werk natuurlijk, plechtig en ssnoor. Want
hier vindt Querido zfln kracht, en hier is
hij too eenvoudig en simpel il s het groot
ste gegeeven hem maar toelaat te zijn.
Als hij in Koningen" zinnen neerschrijft
als deeze: Een zilveren ladder stond tegen
het Rad der maan en hierov kon ieder der
God'vertrouwende dochterei, twaalf malen
'*jaa's den lichtenden fienel beklimmen,
tusschen de vonken der staren"
of deeze
,Toen richtte de Eeuwige zich op en tot
de verre bergen van Arab'.ë, tot waar de
toppen tegen dampenden dauw bleekten in
't verschiet, versomberde ie hemel onder
koperen luchten van noodweer"
dan vergaat ons alle neijlng, tot spotten
of glimlachen. Deeze zinnen zijn eenvoudig
en niet gekunsteld. Ze zijn statig, alleen omdat
ze oover werkelijk grootscheen statige dingen
handelen. Wat in het Beethoven boekje soms
gekunsteld en gezocht scheen, is hier
opgeheeve-i en tot natuurlijke, solide eenvoud
ge -oerd.
Bij het leezen van het Beethoven boekje
moest ik voortduurend denken aan den stijl
van een Hollandsen schrijver uit het midden
der vorige eeuw een geleerd, hartstochtelijk
en gtcstig schrijver, m:t wien Querido zeeker
| niet verwacht ia ecnademgenoemdte worden.
Ik bedoel dr. Johannes van Vloten.
Van Vloten heeft zich een eigen stijl
geDE WANDELAAR
'Een beklagenswaardig wezen
Is de arme wandelaar,
Nergens is hij vrij en veilig
Overal dreigt doodsgevaar.
Als hij doof is of bijziende
Pas hersteld en slecht ter been,
Wroet hij als een zenuwlijder
Door de drukke straten heen.
Als hij niet wordt overreden
Door een postkar of een tram,
Als hem niets met groentenwagens
Of mei auto's overkwam.
Als hij nog niet werd vermorzeld
Tusschen al wat holt en sist,
Als hij nog niet ligt te kermen
Bij een slager of drogist
Als hij na een uurtje loopen
Niet verminkt werd of gesmoord
Komt zijn beul:
het motorrijwiel
Dat hem roekeloos vermoordt.
In de armen van een diender
Zakt hij stervend in elkaar,
En zijn rustig luchtje-scheppen
Eindigt hij in een brankaar.
Als een rammelende donder
Op zijn stinkend helle-ding,
Raasde, ramde, rende, zakte
Een bezeten jongeling.
Als hij even vloekend stopte
Krijgt hij een proces-verbaal,
Maar wanneer hij 't kan flikken
Gaat hij grijnzend dan de 'haal.
In zijn glimmend apenpakje
Breekt die losgelaten gek,
Uitgeput en overspannen
Hier of daar tot slot zijn nek.
Zoo een onbezonnen jonkman
Met zijn zenuwzieken-haast,
Door zijn tachtig sigaretten
En de opium verdwaasd.
Is het monster van de wegen
Is de schrik van het publiek,
En hij maakt de min-gegoeden
Communist en Bolsjewiek.
J. H. SPEENHOFF
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiliiiiiimiiliiiiiiitililiii
DEVO
Geurige Sigaar
FABRIKANTE
N.V. DIEVENBACH's
Hall. SfgaranfabrUk UTRECHT
liiiillllllniiiii
de tegenstellingen van thans allengs haar
kracht en scherpte ontnemen en daarmede
de staketsels voor verderen uitbouw en
rechtvaardige herziening opruimen. Lang
durig en moeizaam zal de weg zijn, doch
de eerste stap is gezet.
Wie het volkenbondverdrag onder dit
licht beziet, zal weten, welke keuze Neder
land heeft te doen. Geen blind idealisme
mag beslissen. Bij de concrete
overweginiiiiiimiiitiiiimitmuiiiiimiiiiiimiiiiiiiuiinuitiiiiiimitiiiiiimiiiiiiiii
vormd, min of meer kunst-taal, opgebouwd
uit elementen zijner enorme geleerdheid.
Deeze taal gebruikte hij voor zijn scherpe
causeriëin en instruktieve verhandelingen.
Ze was een weinig gekunsteld, maar werd
hem langzamerhand zoo eigen, dat ze kwam
tot de soliede, eenvoudige natuurlijkheid die
een stijl schoon en sterk maakt.
Naast Qaerido staat, als groote Smeeder
van Holland's taal in de twintigste eeuw,
Advvaïta. En deeze dwong zichzelven tot de
uiterste eenvoud, met onverbiddelijke hand.
Hij duldde geen woord, dat, door uit de da
gelij ksche spreektaal te verdwijnen, dood
of leedig scheen te zijn geworden. Het woord
weenen" kon hij niet gebruiken. Eevenmin
het woord beminnen". Wfl weenen" niet
meer, zei hij, we huilen of we schreven. Ook
beminnen" jongens en meisjes «Ikaar niet
meer, ze hou n van elkaar.
Zondertwijf cl ging Adwaïta te ver. Ach hoe
gaarne had ik hem het heerlijke werk van
Querido voorgehouden,om hetgoed rechtte
laten zien van woorden die de massa niet meer,
maar de Dichter nog steeds met volle wer
king gebruikt. Hoe gaarne had ik den bouw
en de kracht onzer taal met desze twee groote
oorspr*nkelrjken besprooken.
In voorden-smeeden gaat ook Querido
soms e ver, naar mijn meening. In Ko
ningen' werd ik niet gehinderd door de
schrijfvgze couleuren" voor kleuren".
Maar n het Beethoven-boekje vond ik het
gekuniteld en geaffecteerd.
Maap hoe heerlijk is het, als men het ont
staan :an constateeren van een groot kunst
werk, uit zuivere bron. Dat geeft werken
als loningen" en , Brahman" een
waardighel en grootheid, waarbij al het
dagelijkscte succesjigend gepruts verbleekt en
verdunt. Goddank! dat zulke boeken in
onzen tijd ontstaan. Ze zijn gebouwd uit
lief de, zuivere schoonheidszin, opstreeving
naar iet hoogste en heiligste en
weiverwekte en tot eigen weezen geworden
weeteschap. Wie zou teegenover zulke
schepingen geen eerbied voelen, ondanks
alle bmtteling waartoe zQ vat geven.
En >IJ Koningen" vergeete men niet, dat
hier en der prachtlievende en hartstochte
lijk steevende kinderen van het Oosten aan
't word is, wiens weezen zoo wonderlijk
versrnlten is geraakt met dit voorzichtige,
bezacgde en van alle overdreeven drukte
of pmk afkeerige Hollandsche ras.
FREDERIK VAN EEDEN
Walen, 2e Kerstdag 1919.