De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 10 januari pagina 2

10 januari 1920 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Jan: '20. No. 2220 IN DAGEN VAN STAKING Teekening voor de Amsterdammer" van fordaan PALË16 v VOLKSv/L'J Directeur-BouwmeesterJr: Wat doe je daar, vader?" Staker-Bouwmeester: Posten voor de organisatie, pngel" tijd natuurlijk met zeker voorbehoud aan de volken openbaren in een reeks van boelende tafereelen, spannende momenten, meesleepende voorstellingen; lectuur, vaak eenzijdig, niet ongevaarlijk voor het juiste oordeel van de meeste lezers maar toch belangwekkend! Het is wel merk waardig,'dat het zoo juist verschenen werk van Dr. Leyds reeds in 1914 afgedrukt, maar door den oorlog niet uitgegeven door den aard van het onder werp bij uitstek geschikt is om onze aan dacht een o ogenblik af te leiden 'van de onthullingen van Kautsky, die de geheime diplomatie der centrale regeeringen aan het licht bracht, om ons opnieuw binnen te leiden in den doolhof der B ritsene Intrigues, die zich mogen beroemen op een welhaast 140-jarigen leeftijd, zonder nochtans de gebreken van een dergelQken eerbledwaardlgen ouderdom te vertoonen. Schrijft Dr. Leyds niet aan het slot van zijn voorrede, bijna met dezelfde woorden als in het vroeger verschenen werk: Zooveel is zeker: wij zien in de j iren tusschen 1884 en 1900 in Zuid-Afrika een reeks van ge beurtenissen voorvallen, zóó buitensporig van karakter, dat men in de nieuwere ge schiedenis ternauwernood de wedergade zal vinden." (Men bsdenke, dat dit ia Juni 1914 werd geschreven.) Welnu: .De pogingen van Groot- Britanje, om de Kaap in hare koloniale politiek te trekken, da teeren van 1781" zoo lezen we op blz. 4 van De eerste Annex ttie, waarmte meteen wordt gewezen op de reeds bijna anderIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIII1111IIIMIIIIIII K, V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL: Gysbreght van Aemstel. Een van de redenen waarom ik sedert jaar en dag de wenschelQkheid bepleit Royaards te Amsterdam de plaats te geven die hem toekomt, is diens betrekking tot Vondel. Vondel is onze roem, zooals Goethe de roem van Duitschland, en Shakespeare de roem van Engeland is. En hoe voller deze luister naar bulten straalt, hoe leven diger dit rijke hart, door middel van het tooneel, gaat spreken tot ons volk, des te beter. Om de schatkamer van Vondel's taal te openen moet men zijn een hem verwant kunstenaar, die de waarde en de weelde van het woord gelijk een dichter doorleeft, en opgaat in het visioen van een versregel met de overgave van een kind en den hartstocht van een man. Vondel, de over dadige, is voor hen, die niet te verzadigen zijn. Royaards kwam met de Geboortklok" toen zijn liefde voor het Vondelvers de spon uitbarstte, en de Vondel-voorstellingen, die hij op ons tooneel bracht, waren festijnen van een bil-gestemden geest. Renaissance. Het ietwat majesteitelijke - door Pieternel even terecht als gracieus gereleveerd dat hem bovendien als kunstenaar onderscheidt, de voornaamheid en de zwier als van onze 17e eeuwers, past zich in het bijzonder bij den vorst onzer dichters aan. De GQsbreght van Aemstel", gelijk dit werk in 1914 door de N.V. Het Tooneel", met de muziek van Dlepenbrock en met medewerking van Gerard Zalsman als Gozewijn, is opgevoerd, was, dank zij deze eigenschappen, een voorbeeld van een, fel en schoon op het vers levende, Vondelvertooning, die de wel eens betwijfelde dramatische speelbaar heid van dit werk afdoende bewees. Zoolang daar nu geen GQsbrecht-opvoering halve eeuw-oude voortdurende werkzaam heid" der Engelsche diplomatie ten opzichte van Zuld-Afrika. Haar meest geduchte tegenstander Is sedert 1884 de schrijver van bovenstaande werken. In dat jaar immers werd Dr. Leyds, Staatsproeureur van de Zuld-Afrlkaansche Repu bliek, vervolgens Staatssecretaris en nog later, in 1898, Gezant van dien staat, tot diens ondergang In 1902. Zijn boeken heb ben dus op dat van Kautsky om dezen nog eenmaal te noemen voor, dat de schr|ver alles van nabij heeft meegemaakt en meegestreden, vaak als leidende persoon heeft tot stand gebracht, zoodat wij volko men onderschrijven, wat dezer dagen gezegd werd: niemand anders zou dit werk hebben kunnen schrijven." De lezing wekt in de allereerste plaats een gevoel van bewondering voor, van ver bazing over de geduchte werkkracht van Dr. L-yds. Binnen tien jaar tijd? werden de belde weiken, die wij hier noemen, ge schreven: meer dan 1200 bladzijden groot octavol Daarvoor werden geraadpleegd de Engelsche ofh'cieele bronnen, zooals blauwboeken, Hansard's verslagen van de debat ten in het Parlement, wltWaden, meer dan 50, meer Engelsche, week- en dagbladen, Staats couranten, wetten en groenboeken der Boerenrepublieken enz. Voeg daarbij het uitgebreid materiaal, dat de schrijver zelf bezit uit zijn ambtelijke loopbaan, en men heeft eenig denkbeeld van de overstelpende stof, waaruit Dr. L°yds heeft kunnen putten om deze meesterwerken saam te stellen. ii ui iimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiilii van ongeveer gelijk gehalte, of wellicht nog daarboven, naast komt, zoolang men op het Leidsche Plein voortgaat dit prachtwerk, dat zoo innig met de stad verweven is, te versloffen en te verknoeien, zoolang zal ik met onbeschroomde partijdigheid dit voor beeld aanhalen. Voor het overige zou ik kunnen verwijzen naar wat ik hier twee jiar geleden over de GIJsbrecht" van het Ne derlandsch Tooneel" heb geschreven, en nader toegelicht. Noch de vertooning, noch mijn oordeel wijzigden zich noemenswaard. Weer ontbrak het rhythme, de pols slag, die bewijst dat er in een kunstwerk een hart leeft, weer misten we de geladen atmosfeer, waarin wij ons een ontredderd patricisch gezin in een geteisterde, vlam mende stad nab| kunnen wanen, weer speelde ieder op zijn eigen houtje, een lappendeken van stijlen, en was het beeld grauw van bloedeloosheid. Verkade staat tegenover Vondel's lyriek als een geheel onthouder, alle vreugde om de innigheid, de heerlijkheid van het vers schijnt hem vreemd. Heer broeder zij t gerust, en luid' van vreugd de klokken!" Op dezen warmen jubelklank is de opzet van de Gljsbrecht" gestemd, met nog daaronder de nagalm van het doorgestane leed. De Aemstel-heer schiep een lucntje, en Willebord (hier misten we het gelukzaligpatertje van Van Warmelo) deed in te langzaam tempo een saai verslag; en er was niets dat ons herinnerde aan onrust en verraad, niets ook van het angstig geluk om dat het hemelsche gerecht zich ten lange les ten scheen te hebben erbarmd over de stad. Deze figuratie, enkele zwijgende, doellooze gestalten, als operakorlsten op den achter grond, wat beduidt ze, wanneer niet uit de houding en op de gezichten dezer burgers te lezen is wat er omgaat in de benauwde, eindelijk verloste veste? En zou men nu waarlijk gelooven dat een middeleeuwsch krijgsman, h( mag zoo vroom zQn als hij wil, op het oogenblik dat hij, met den vijand op tijn hielen, het klooster binnensnelt om den Bisschop en de nonnetjes te redden, daar eerst nog een tijdje zou gaan staan toezien en bidden vóór hij met den kreet: Dat G'd u allen spaar, is 't hier nog tijd van tingen l'' eindelijk uit z|]n slof schiet ? Zoo iets mag mystiek hecten, ik noem het onzuiver verN.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N Werd De eerste Annexatie in de eerste plaats met het oog op het Britsche publiek geschreven het laatst verschenen werk is in de eerste plaats bestemd voor ZuidAfrika, wat o. i. niet wil zeggen, dat Neder land, Engeland en eigenlijk heel de beschaaf de wereld niet het hoogste belang louden hebben bij de lezing van deze... tragedie, dit aangrijpend-grootsch drama, zoo sober en welsprekend, in eenvoudige, maar rake woorden neergeschreven door onzen grooten landgenoot, voor wien Zuid-Afrika een tweede vaderland was geworden. Vooral in deze dagen is het lezen en verwerken van de beide deelen, waarin Afrlka's lijden en strijden wordt geteekend, een volstrekte noodzakelijkheid voor wie op de hoogte van z|n tijd" wil blijven. Engeland, dat sedert eenige jaren zoo gaarne als de be schermer der kleine naties poseert, heeft sedeit den Qrooten Trek in 1836 nimmer opgehouden de zwakke Boeren-staatjes, waar die ook in het onmetelijk gebied van Z.-A. gesticht werden, te vernietigen of te onder werpen, eerst in Natal, toen in den OranjeVrijstaat, vervolgens ten Noorden van de Vaal. Ondanks allen tegenspoed waren de Z. A. R. en de O. V. S. toch staande geble ven, totdat ten slotte Engelands machtige vangarmen ook hen insloten en worgden. Opzet en Indeeling van het werk zij n zo 3 gekozen, dat de lezer rustig de duizeling wekkende massa feiten altoos gedocu menteerd door onweerlegbare gegevens aan zijn blik kan doen voorbijtrekken. Op een inleidend hoofdstuk, dat een overzicht geeft van heel de insluiting, volgen vier Boeken, die tot opschrift hebben: Zoeloeland en de Nieuwe Republiek; Beetsjoeanaland en de Weg naar het Noorden: Swaziland en de Weg naar Zee; Matabeleland en Mashonaland. [Het gebied van de Brlllsh Chartered Company.] Elk dier Boeken is onderverdeeld in hoofdstukken, die met een korte opsomming van feiten en jaartallen beginnen en die aan den voet der bladzijden een onafgebroken reeks van aanhalingen geven, soms de bescheiden zelf, in hun ge heel of verkort, in den tekst aanhalen, boven dien nog verduldelflkt door kaarten, bllagen, lijsten van Ministers, Gouverneurs en Staats presidenten kortom er Is een Werk ontstaan, zoo verbfjsterend-volledig, zoo vernieti gend-waar van inhoud en strekking, dat wij de verschijning gerust als een meesterwerk van den eersten rang mogen prijzen. Reeds de uitgave van het vorige werk De *erst^?A^Séxatie" bad de ernstige aandacht getrokken van Engelsche bladen en tqdschrlften en bekend is, hoe The Tribune zelfs geschreven had: If all these facts had been before the British people In 1899, there could have been no war." Ofschoon wij die onderstelling niet onderschrijven, getuigt het gewis van eerlijke waardeering van Dr. Leyds' arbeid... hoeveel te meer nog kan die aan dit nieuwe werk gegeven worden, zelfs door tegenstanders van den schrijver! Het is hier de plaats niet om uitvoerig uit het boek aan te toonen met bewijs op bewijs, hoezeer Dr. Leyds geslaagd is in zijn prachtig en onvermoeid pogen om de Boeren te verlossen van den laster en den leugen, waarmede hun gedragingen gedu rende zooveel tientallen jaren zijn bezoedeld voor het oog van de wereld. In de eerste plaats dankt het werk zQn welslagen aan de omstandigheid in tegenstelling met zooveel andere onthullingen in deze dagen dat het hoor en wederhoor op haast pijnlfjk-nauwgezette wijze is volgehouden, daar op alle vertoogen aan de eene zijde altoos het antwoord van de tegenpartij volgt. zlnsel. Stellig, fantasie kan en moet in dit werk telkens tooneel-maken", maar die oogenblikken doen zich van-zelf voor, ze komen op uit den tekst, en de intuïiieve regisseur siert zijn werk niet op, het vol tooit zich onder zijn tastende handen. Zulk een hoogtepunt, waarin zich de fantasie liefde vol kan uitleven, is o.a. de dood van Arent, den naasten bloedverwant, Gysbreght's rechterhand". Het huis van Aemstel, ik her haal wat ik hierover vroeger reeds schreef, wordt op dit moment in zijn fundamenten geschokt, het huiselijk drami culmineert in het onherstelbaar verlies dat het gezin" treft, de stad ontvalt een held. In onze ver beelding zien wij een diep ontro-rde groep, gebogen over den sterbende. En heel dit fraai .toono^ gaat verloren wanneer men, zooals Verkade deed, dezen beminden broe der en edelen krijgsman maar even laat sterven in een hoehj», om daarop het koste lijk lijk onbedekt, gelijk een gemeen soldaat te laten wegsleepcn. Het publiek, dat meent dat er in .de Gysbreght" te weinig handeling" is, krijgt dan gelijk. Een ander groot oogenbllk is het onder houd tusschen Gysbreght en den heer Van Vooren, den gemachtigde van den vijand. De hooghartigheid, die dez-n adel, trots nederlaag, smaad en doodsgevaar, niet ontvalt, spreekt daar uit Gysbreght's mond. Wij gaven Vooren kort en duidelijk bescheed." Hier hadden wij dan toch mannentaal mogen verwachten. En wat werd er weer van de ie ontmoeting, waarbij Verkade zonder eenig ceremonieel een man, die de houding van een dienstknecht had, terloops te woord stond, hem korzelig den rug toe kende, als gold het maar een verdelende affiire. Twee edellieden, tegenstanders, oog in oog. Wie heeft iets van den fieren ernst ook van dit hoogtepunt" bemerkt! Nergens verheffing, nrrgens een kern van leven. Wat mevrouw Mmn (Bad-locti) om zich heen trachtte te scheppen, stiet af op koude muren, onbewogen gestalten, geen klank uit het hart vond weerklank. Toen Van Dalsum, een acteur uit een andere school, waar hij leerde een rol uit te beelden en het vers te kleuren, optrad met het relaas van den slag, gaf dit, in deze doodsche Zoo is het mogelQk heel den diplomatleken strijd te volgen en kan de lezer zijn oordeel vormen. Het kan niet anders, of diens gemoed wordt onder de lectuur door de meest tegen strijdige aandoeningen bestormd. En zijn stemming hangt daarbij niet in de voor naamste plaats van zQn genegenheid voor een der partijen af. Immers springt n karaktertrek van de Boeren-staatkunde zoo scherp, zoo helder naar voren, dat wel ieder, die kennis neemt van de stukken, zich daar van heel klaar rekenschap moet geven. Hoe eerlijk, rustig-zeker en eenvoudig-waar is de gedachiengang. de bewijsvoering, de argumentatie van de Boerenleidersge weest, sedert President Brand van den OraojeVrljstaat op 7 Februari 1872 tegen de aan matigingen van het Britsche Gouvernement protesteerde (in zake de annexatie der Diamantvelden, die toen aan de orde was); sedert de regeering van de Nieuwe Republiek [ten W. van Zoeloeland] op 13 September 1884 aan den Kolonialen Secretaris van Natal over haar uitroeping als zoodanig schretf; sedert generaal Joubert op 28 April 1882 zich bij H r. Ms. regeering over het stoken der Kaffers in Beetsjoeanaland be klaagde; sedert op 20 Januari 1888 de regeering der Z.-A. Republiek aan den Hoogen Commissaris van Z.-A. over de kwestie der weide- en mijnrechten in Swaziland schreef; ten slotte, sedert consul Grobler over het woelen der Engelschen in Matabeleland een rapport opstelde aan den Uitvoerenden Raad der Z. A. R. op 13 September 1887 alle welke stukken in hun rustige bezonnenheid, hun uitvoerige uiteenzetting van de betref fende onderwerpen, hun verrassende kennis van land en volk, van wetten en ordonnantlën ook der Engelschen de waarheld en het recht naar bulten doen schitteren voor wie lezen kan en wil. Eere aan de Afrlkaansche staatkunde en de Af rikaansche staatslieden, wier taal in zoo schrijnende tegenstelling stond tot die der Europeesche mogendheden l Welk een verademing is het om eens, bij uitzondering, dergelijke open hartige, ondubbelzinnige, eenvoudige en toch klemmende vertoogen te lezen van mannen, die voor hun goed recht opkwamen en niets te verbergen hadden! Evenzeer blijkt het uit deze uitgave niet eens, maar honderd malen, hoe de Boeren met verbazingwekkende tact tegenover de Kaff-rs optraden, waardoor zQ bijna nimmer met hen in strijd kwamen, wanneer zQ een maal orde op de zaken in eenig gebied ge steld hadden. De waarlijk-vaderlijke manier van omgaan met de naturellen de eenigjuiste die derhalve strengheid, mits recht vaardige, niet uitsloot, trek ons door alle hoofdstukken heen. Wij denken b.v. aan President Kruger's onderhoud met de afge vaardigden van den ongelukklgen Matabrlekonlng Lobengoeloe op 14 September 1887, toen de President in z|n kernachtig Hollandsch aan het slot den inboorlingen toe voegde : Ik heb nu nog een boodschap mede te geven aan den koning en gij moet die woorden goed onthouden; n.l. wanneer iemand mij eens gepierd heeft, dan kan ik geen vertrouwen meer in zoo iemand stellen, maar wanneer iemand dat nooit heeft gedaan, dan bestaat er vertrouwen?"Had Dr. Ltyds ongelijk, toen hij als motto voor zijn voor gaand werk de woorden uit de Spreuken van Salomo koos: Gerechtigheid verhoogt een volk"?... Het is in Déeerste Annexatie en dit werk niet anders dan de voortdurende worsteling tusschen gerechtigheid en onge rechtigheid Wij zouden te kort doen aan de waardig heid van den schrijver dezer hoogst merk waardige boeken, wanneer wij, aan het slot onzer bespreking gekomen, en van zins den stijl te loven, de uitdrukking bezigden dat het werk zich vlot lezen laat.". Dit woord past niet in het kader van dezen arbeldvan-doodelQken-ernst, waar haat en laster en leugen voortdurend hoogtg vieren en als het ware de doodsklok onafgebroken geluid wordt over recht en gerechtigheid, Neen, boeiend is het verhaal in hooge mate,het laat ons niet los, maar houdt ons vast tot het dramatisch einde van koning Lobengoeloe, waarmee het boek voltooid is, juist als de spanning haar hoogtepunt bereikt heeft. Immers, hoe weerzinwekkend vaak de hou ding der Kaffjrs is, Dr. Leyds verzuimt omgeving, een ware sensatie. Een regisseur, die de voorstelling als geheel in zijn hand had gehouden, zou dit spel van Van Dalsum hebben Ingebonden en afgestemd, totdat het zonder aan Innerlijke bewogenheid in te boeten, niet meer uit het kader sprong. H) zou Van Dalsum, die onder het maliënkolder een sentimenteel hart heeft, en zoolang hfl een rol niet beheerscht, licht over de climax heenstreeft, hebben gewaarschuwd voor te groote uitbundigheid, welke de gedragenheid van het verhalend gedicht, en bijgevolg de voornaamheid van Vondel, in gevaar brengt. Maar een voorstelling als deze is geen maat staf, en gaarne schorten wij ons oordeel over dit, boven alles levend en boeiend, afzon derlijk spel op tot het een meer passend milieu heeft gevonden. Herman S:hwab, een bekwaam acteur, was gelukkig in zijn rol van Bisschop Gozewyn gebleven, zoodat het tooneel in de kloosterkapel, door hem en de lieve Klaeris van Fie Carelsen, een zekere wQding behield. Hij speelde de rol nu minder oud dan vroeger, doch het leek mij ook minder geconcentreerd. Op de gedachte dat dit klooster vol opgejaagde, tot den dood be angste vrouwen is, brachten deze karig uit gestalde, zingende nonnetjes ons ook thans niet. En waarom zingt Gozewyn ci;t mee, of laat een mannestem voor hem zingen? Er staat niet alleen: ,,en dat een ieder non met mij den lofzang zing van oude Slmeon," de tekst van dit gezang welt in de eerste plaats op uit het hart van den Bisschop. Het is geen dames-zangvereeniging. Vergun, o God, op zijne b:de Na uw belofte, uw' knecht verlof." De verschijning van Rafaël, een lijvige witte engel, en de wijze waarop hij w gwandelde, was ontstellend. Dit had Verkade nu toch wel beter gekund. Een visioen, dat verschijnt en verdwijnt. Wil men dit visioen mobiel maken, dan moet er ook iets op ge vonden worden dat het blijft, tot de familie van Aemstel reisvaardig Is, om alsdan den stoet lichtend" vóór te kunnen gaan. Men kan echter even goed, en in elk geval is dit minder hachelijk, de tekst-aanwflzing: WIJ volgen op uw licht" overdrachtelijk nemen. Maar dan ook geen engel op twee DAN STAKEN1 Nederlandsche tooneelisten Hooren we uw eigen stem? Staat ge koel en vastberaden Aan het handel en de rem? Na eendrachtig en voortvarend, Nu hooghartig aan het werk Allen zij t ge kameraden; Samenwerking maakt u sterk. Iedereen kan baasje worden, Iedereen is directeur; Iedereen is rolverdeeler, Maar niet iedereen acteur. Let ook op de zaalverhuurders Waar ge zooveel werk voor doet Waar ge honderd vijftig gulden Eiken dag aan dokken moet. Tonnen gouds moogt ge verdienen, Bij elkaar millioenen 'sjaars, Harder dan uw directeuren Zijn de schouwburg-eigenaars. Met een simpel paar contracten En wat apen-kapitaal Gaan die potters met een derde Van uw duiten aan den haal Eischen moet ge dat uw zaalhuur Met de helft verminderd wordt. Gaat niet eerder aan den arbeid Want ge doet uw zelf te kort. Als uw zaken zijn geregeld En uw rechten zijn erkend Eischt dan juist geschatte gages Naar de maat van uw talent Geeft de grooten en de kleinen Volgens recht en billijkheid En bedenkt dat ge niet allen Eerste-klas vertolkers zijl. Nederlandsche tooneelisten Blijft uw stakingsplichten doen Voor een ruim, menschwaardig leven En tot slot: een flink pensioen. J. H. SPEENHOFF miiiiiMiiimnumiiiitiitiiiMiHMii DEVO Gourige Sigaar FABRIKANTE N.V. DIEVENBACH'a Holl. Sigarenfabrlik UTRECHT nimmer de goede karaktereigenschappen te vermelden hunner hoofden en zoo maakt het einde van dit hoofdstuk en van heel het werk een haast grootschen indruk: Hij [Lobengoeloe] is dikwijls een barbaar ge noemd en waarschQnlfk niet geheel tenonrechte. Maar althans n feit pleit in zijn voordeel: toen de troepen der Compagnie [de British S. A. Company] aankwamen in B leloewarjo, dat de koning verlaten had na bevel gegeven te hebben al de koninklijke kralen te vernietigen, toen vonden zij de iiniiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiyiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiii beenen; een stem, een licht, en iets dat naar een menschelljke gedaante in abstractie zweemt. Als tooneelbeeld geeft dit laatste tafereel, met de in het donker angstig omdolende vluchtelingen, een indruk van desolatle en picturale schoonheid; de ver schijning van Rafaël is de dramatische uitredding, maar tevens de verlossing uit allen aardschen nood in God. Hier spreekt de vrome dichter de innigste taal van zij n hart, en hier bovenal heeft hij recht op een ver heven wedergave. Zoolang men Vondel blijft offeren aan het beginsel dat een tooneel voorstelling in den Stadsschouwburg tevens moet zfln een openbare les, waarbij leder op zijn beurt gelegenheid krijgt te toonen wat hij kan, heeft het geen zin over de afzonderlijke praestaties te oordeelen. Het toeval brengt nu eens een meer, dan een minder geschikte figuur in een rol en aangezien de leider niemand in het bijzonder voor zijn taak bleek te hebben opgeleid, moesten we het maar nemen zooals het viel- In plaats van den gemoedelljk-romantischen .Spie" van Hunsche, kregen we de moderne jongeling van Eerens, terwijl Hunsche tot zijn ongeluk in de rol van Diedrick van Haarlem over geplaatst, vóór de kloosterpoort, met nog een paar krijgshaftige^ onze herinnering aan Shaw's Helden" verlevendigde. Ook Hans Brüaing als broeder Peter: .Geduld, Mevrouw, geduld", neigt in zijn dienst vaardigheid immer naar het Shaweske. Kommer Kleyn viel het buitenkansje te beurt Louis Bouwmeester te vervangen als de Bode. Het werd geen openbaring van expressionisme, zooals indertijd vanMusch, maar het was vlot en verdienstelijk in den vlakken toon van het Nederlandsch Tooneel. In dien toon zei ook Fie Carelsen, met gevoelige schakeering, haar Rey van Klaerissen, en Paul Huf de Rey van Burghzaten, waarbij hij zich met tact van de lastige opdracht, even buiten de handeling te treden om dan weder zijn plaats te her nemen, kweet. De beide andere Reyen haalden onvoldoende. Een treurig tooneel-selzoen, Thomasvaer. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl