De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 17 januari pagina 1

17 januari 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8881 Zaterdag 17 Januari A°1920 D E' A -M STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaarRedactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam INHOUD: Blads. 1: De Uitleveringskwesüe door prof. dr. G. W. Kernkamp. Da Econ. toe stand n de Valuta in Dnitschland, door pre f. I. Jastrow.?Bnitenl. Overzicht.door W.G.O.Byvanok. 2: De Jongste Worp, teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Tweeërlei k(jk op de toekomst van ons Strafrecht, door N. Mnller. 3: Feuilleton: Bohémiens temming, door Nico Bost. 5: Voor Vrouwen: Mevr. Bonlet-Andriessen, door Carelsen. Volkskunst, door Etis. H, Rogge. De Vrouwenbeweging en de Jongeren, door Joh. W. A. Naber. Over Boeken en Tijdschriften, door G. C. Winterzang, door Jac. P. Thflsae. 7: In het Manritshnis, door mr. H. F. W. Jeltes. Schilderknast-Kroniek, door Plassch'aert. Boek bespreking, door prof. dr. H. Bingmans.?Dram, Kroniek, door Top Nat ff, 8: Paul Fort, door Joh. Tieliooy, 'Op denEcon. Uitkijk, door jhr. mr. H. Smissaeit. De Overstroomiag, tekening van Raemdoriok. Het Rapport van Bnllit, door dr. J. G. van Dillen. 10: Acteursstaking, door Joh. W. BroedeUt. Uit het Kladaohrift van Jantje. 't Bohietgat, door Melis Stoke.?11: De Briefwisseling tnssehen Willy en Niofcy, teekening v. Joh. Braakensiek. Jengdorganisatie, door O. N. 8. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. 12: Bpreekzaal. Bijvoegsel: Wethouder Wibaut verdedigt de schatkist van Amsterdam, teekening van Joh. Braakensiek. DE UITLEVERINGSKWESTIE Sinds Zaterdag 10 Januari is het nu heusch vrede. Maar tusschen wie? Men zou meenen: alleen tusschen Frankrijk, Engeland, Italië, Japan, België, Polen, Tsjecho-Slovakiëen nog zes Amerikaansche of Aziatische mogend heden, die het verdrag van Versailles be krachtigd hebben, eenerzijds, en Duitschland anderzijds. Voor de Vereenigde Staten en nog 13 andere van de geal lieerde en geassocieerde mogendheden, die nog niet tot de ratificatie zijn over gegaan, is het nog niet: vrede, maar blijft het: wapenstilstand. In deze meening wordt men bevestigd door een telegram uit Washington van 11 Januari: De Vereenigde Staten heb ben officieel aan Duitschland kennis gegeven, dat de wapenstilstandsvoorwaarden nog altijd de betrekkingen tus schen de Vereenigde Staten en Duitsch land beheerschen". Deze opvatting is dan ook volkomen in overeenstemming met de bepalingen, die men vindt in art. 440 van het ver drag van Versailles: Te beginnen met den datum van dit eerste protokol" (bedoeld is het protokol van de ratificatiën dat op 10 Januari 1.1. is opgemaakt) zal het verdrag in werking treden tusschen de hooge contractanten, die het op de aangegeven wijze zullen hebben bekrachtigd. Voor de berekening van alle in dit verdrag genoemde termijnen zal deze datum gelden als die, waarop het verdrag in werking treedt. In alle andere opzichten zal het verdrag voor iedere mogendheid in werking treden op den datum, waarop zij hare-ratificatie zal deponeeren." Maar men gaat er aan twijfelen, of de Entente er eveneens over denkt, als men leest, dat Clemenceau verleden Zaterdag heeft gezegd: van dit oogenblik af is het vredesverdrag van kracht en zal het in alle zijne bepalingen ten uitvoer wor den gelegd." Bedoelt hij daarmede, dat het vredes verdrag nu ook van kracht is geworden voor de mogendheden, die het nog niet bekrachtigd hebben? en dat zij, die dit DE ONDERGANG VAN HET WESTEN II Zal ik nog een poging wagen door te dringen in het heilige of onheilige bosch der ideeën van Spengler's Untergang des Abendlandes, om met hem tot het uitzicht te geraken van het einde onzer beschaving in de komende twee of drie eeuwen? Ik moet erkennen, hQ maakt het den man die z|n schreden wil volgen niet steeds even gemakkelijk. Al is het een samenhan gend boek dat hQ heeft willen schrijven, en al volgt men gewillig de paden der bewijs voering welke hij opgaat, men krijgt toch dikwijls het gevoel van een verbijstering, zooals men het ook bij Nietzsche's rede neering vindt. Nietzsche die geen strenge redeneering geeft, maar als lichtpunten op den weg hier en daar zQn aphorlsmen Iaat opflitsen, en ondertusschen ons bezig houdt met allerlei invallen van twljfelachtigen aard! Zoo bevindt men zich ook in dit boek van Spengler vele malen in een doolhof, hoewel het dan toch, verborgen, een groot doel ver voor zich uit houdt. De schrijver wil ons iets zeggen dat h( van het uiterste belang meent, zoodat hij 't ons in een duidelijke, ja plastische voorstelling voor oogen wil brengen, en hij draalt om zijn gedachten heen, daar hij ze niet geheel kan grijpen, misschien omdat ze ongrijpbaar zijn. wél deden, voortaan zullen zorgen voor de ten-uitvoer-legging van het verdrag en daarbij zullen optreden namens alle geallieerde en geassocieerde mogend heden, dus ook als plaatsvervangers van die mogendheden, die hare ratificatie nog niet hebben ingeleverd? Daarmede zou de knoop zeker zijn doorgehakt. Het is echter geraden, nog eens af te wachten, wat Clemenceau precies bedoeld heeft. Indien de Entente de slotbepaling van art. 440 buiten wer king wil stellen, zal zij dit toch iets" uitdrukkelijker te kennen moeten geven en motiveeren. Met name voor de quaestie van de uitlevering van den gewezen Duitschen Keizer is de houding van de Entente in dezen niet zonder belang. Art. 227 van het verdrag van Versailles bepaalt: ;,De geallieerde en geassocieerde mogendheden stellen een openlijke aanklacht in tegen Wilhelm II van Hohenzollern, gewezen Keizer van Duitschland" (zoo staat er in den officieelen Franschen tekst en de officieele Duitsche vertaling! De officieele Engelsche tekst noemt hem bij zijn juisten titel: Duitsch Keizer") wegens de allerzwaarste schennis van de internationale moraal en van de heiligheid der verdragen". Vervolgens bepaalt hetzelfde artikel, dat er een afzonderlijk gerechtshof zal worden ingesteld om het vonnis over hem te vellen, hoe dit hof zal zijn samengesteld en door welke beginselen het zich bij zijne rechtspraak zal laten leiden. Ten slotte kondigt het aan: de geallieerde en geassocieerde mogendheden zullen tot de Nederlandsc'he regeering het verzoek richten, den gewezen Keizer aan hen uit te leveren opdat hij gevonnist worde". Waarom dit artikel eigenlijk in het vredesverdrag met Duitschland is opge nomen, valt moeilijk te begrijpen. Immers, dit laatste rijk heeft er feitelijk niets mee te maken; alles wat in art. 227 wordt verklaard te gebeuren of te zullen ge beuren, kan geschieden, zonder dat Duitschland er de hand tóe leent. De geallieerde e"n geassocieerde mogend heden stellen een openlijke aanklacht in tegen den gewezen Keizer; er staat ?niet: zullen stellen, maar: stellen; alleen in de overige alinea's van het artikel wordt de toekomstige tijd gebruikt. Zij hebben dit dus reeds gedaan; zij geven hiervan eenvoudig kennis; maar waar om doen zij dit in het vredesverdrag? Zij hadden het ook buiten dat verdrag kunnen mededeelen. Zoo is het ook met de overige alinea's van art. 227; wat daarin wordt aange kondigd als te zullen gebeuren, kan alles geschieden ook zonder dat Duitschland het goedkeurt of zijne medewerking er toe verleent. Ook die van Nederland is er niet voor noodig; het verzoek tot uitlevering kan immers in elk geval ge daan worden, onverschillig of Nederland bereid is het in te willigen. Nu art. 227 echter in het vredesver drag werd opgenomen, is het in werking treden van dit artikel afhankelijk ge worden van de uitlegging, die de Entente aan het straks aangehaaldeart.440zal geven Volgens de letterlijke uitlegging van dit slotartikel is op 10 Januari 1920 het vredesverdrag alleen van kracht gewor den voor de mogendheden, die de rati ficatie hebben ingeleverd en dus niet Wellicht dat niet wrj in den doolhof zijn, maar h f zelf. Wie weet! Hij komt er toch uit, uit zijn labyrinth. HIJ rijst weer op boven de tegenstrijdige golven en zijn woorden dragen de sporen van zijn inspanning. In 't groot genomen om het nog eens te herhalen heeft hQ zich de voorstelling ) gemaakt van het relatieve, niet voor onbcpaalden tijd geldende, onzer West-Europeesche beschaving door haar te vergelijken met de groote Helleensch-Romaansche be schaving die haar voorafging. Telkens in de vele, overvele bladenden van zijn boek, komt hQ terug op de karakteristiek van de beiden. De oudere beschaving heeft het dadelijk zichtbare, telbare, en meetbare ten grond slag. Op de Dorische zuil, eenvoudig en klaar opstekend, rust haar architectuur; de volmaaktste uitdrukking van haar kunst is het beeld in marmer. Al wat mateloos is weert die beschaving van zich af. De Phoenlclërs hebben in de oudheid groote zeereizen gemaakt, maar de Grieken, in hun eilandenwereld geboren zeelui, beperken hun tochten tot een be trekkelijk klein gebied. En uit hun gedachten weren ze ook al wat hen in het evenwicht van hun beschouwing zou kunnen storen. Zij hebben geweten, en 't is hun bewezen geworden, dat niet de aarde het middelpunt was van het, voor hen, zichtbare heelal. De beweging der aarde om de zon is hun be kend geweest; maar zij hebben dat nooit opgenomen in hun bewustzijn. De aarde lag vlak voor hun oogen, de hemel omsloot haar. Wat het standbeeld Is voor de oudheid, het inbegrip en symbool van haar vlakke, krachtige, uiterlijke kunst, dat is de fuga van Bach voor de West-Europeesche be schaving: zij spreekt, op haar manier, van voor de Vereenigde Staten en nog 13 andere mogendheden Daar nu art. 227 bepaalt, dat het uitleveringsverzoek zal worden gedaan door de geallieerde en geassocieerde mogendheden, d. w. z. door alle, heeft men het recht te beweren, dat art. 227 pas in werking kan treden", d. w. z. dat het verzoek tot uitlevering eerst kan worden ingediend, wanneer alle geallieerde en geassocieerde mogendhe den het vredesverdrag hebben bekrachtigd. Een andere moeilijkheid is deze: vol gens art. 227 zal het gerechtshof, dat het vonnis over den gewezen Keizer moet vellen, bestaan uit vijf rechters, aan te wijzen resp. door de Vereen. Staten, Engeland, Frankrijk, Italiëen Japan. Wanneer de Vereen. Staten, zooals zij officieel te kennen hebben gegeven, met Duitschland niet op vredesvoet zijn, maar op voet van wapenstilstand, kunnen zij nog geen lid voor het gerechtshof aanwijzen, omdat het vredesverdrag, en dus ook art. 227 daarvan, voor hen nog niet in werking is getreden. Zoo zal de volkomen onnoodige opneming van art. 227 in het vredes verdrag dus misschien ten gevolge hebben, dat dit artikel voorloopig zonder uitwer king blijft. Daarmede is echter niet gezegd, dat de quaestie van de uitlevering van den gewezen Keizer vooreerst nog niet aan de orde zal worden gesteld. Het zou b.v. mogelijk zijn, dat de Entente zich in het geheel niet be kommerde om art. 227 dat immers geen enkele voor Duitschland bindende bepaling bevat, maar alleen een aan kondiging van wat de geallieerde en geassocieerde mogendheden doen of zullen doen en dat b.y. Frankrijk of Engeland, hetzij voor zich zelf, hetzij namens een aantal geallieerde en ge associeerde mogendheden, tot Nederland een verzoek om uitlevering richtte. Indien dit geschiedt, zal Nederland niet kunnen antwoorden: op dit verzoek kunnen wij geen beschikking nemen, want art. 227 van het verdrag van Versailles schrijft voor, dat de uitnoodiging moet geschieden door alle ge allieerde en geassocieerde mogendheden want de uitvoering van het verdrag va.n Versailles raakt onze regeering niet. Zij zal bij een eventueel verzoek tot uitlevering, dat niet volgens art. 227 van het verdrag van Versailles wordt gedaan, hare gedragslijn moeten laten bepalen door dezelfde overwegingen, die voor haar zouden gelden wanneer het verdrag had gezwegen van een tegen den ge wezen Keizer in te stellen procedure. Een andere uitleverings-quaestie is sedert 10 Januari 1920 zeer dringend geworden, de uitlevering n.l. van de Duitschers, die beschuldigd worden de oorlogswetten en -gebruiken te hebben overtreden. Volgens art. 228 van het vredesver drag erkent Duitschland het recht van de geallieerde en geassocieerde mogend heden om de zooeven bedoelde personen voor hare militaire rechtbanken te brengen en zal het hen moeten uitleveren aan de geallieerde en geassocieerde mogend heden of aan diegene van haar, die het verzoek ertoe zal doen', (cursiveering van ons). Hier wordt dus het collectieve begrip de geallieerde en geassocieerde mogend heden" niet gehandhaafd, maar uitdrukIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII1IIIIIIIIIIIIIII1IIIMHIIIIIIII de innerlijke ge voeler s eener nieuwe wereld die rekening houdt met onzienlijke waarden. Fuga, de naam reeds duidt een be weging aan, een pogen, een inspanning om zich van een band los te maken. Ik laat nu daar de mathematische theoilën, waardoor, als door formules, de schrijver van den Untergang zijn voorstelling, op een vast steunsel, voor onzen geest opbouwt scheidend de mathesis der Grieken van die der nieuwe beschaving; wat hij dan in verschillende gedeelten van zijn boek met tal van voorbeelden opheldert, tref t door zijn juistheid en ruimheid van blik. Zoo spreekt hl] over de tragedie der Grieken en haar latere ontwikkeling bij de Romeinen. Bepaalt zij zich niet tot den slag die het noodlot slaat en de gevolgen van den slag ? Van ontwikkeling der karakters, van per soonlijkheid is weinig of geen sprake. De tragedie begint waar zQ in het nieuwer drama het eind is genaderd of heeft bereikt. Persona is voor de ouden het masker waarachter de handelende of lijdende per sonen schuil gaan. Goethe, als hij zijn drama Prometheus had voltooid, zou geëindigd zijn, daar waar Aeschyius het zijne begint: bij het vastklinken van den held aan de rots. Stel daartegenover het rijke innerlijke leven der hoofdfiguren van Shakespearc. Alles is daar beweging, beweging naar een doe), en naar een beschikking van het lot, nog geheel iets anders dan het looden fatum der ouden. Msn heeft Shakespeare's K i n g Lear een groot en breed georchestreerd muziekstuk genoemd, en muziek is het zeker die in ons gevoel wordt gewekt bij de aanschouwing van menig plastisch werk der moderne tijden. Het is het innerlijk bewegen dat naar voren dringt in het schilderstuk: innerlijk leven van den tijd, innerlijk leven van den persoon. Het beeldhouwwerk der Grieken daaren tegen is gemaakt voor het marktplein; het kelijk erkend, dat ook een afzonderlijke j mogendheid het verzoek tot uitlevering ' kan doen. Daar nu art. 228 sinds 10 Januari 1.1. van kracht is geworden voor de mogend heden die het verdrag hebben geratifi ceerd, kunnen bv. Engeland, Frankrijk, Italiëen Belgiëvan Duitschland de uit levering eisenen van door hen met name te noemen of naar dienstgraad of functie aan te duiden personen, die van de be doelde misdrijven worden beschuldigd. Hieraan valt, naar onze meening, niet te twijfelen. Toch gebeurt dit in* de rubriek De toestand" van de Nieuwe Rott. Courant van 9 en 10 Januari 11. Daarin wordt zelfs beweerd, dat geen onbevooroordeelde" kan ontkennen, dat het verzoek om uitlevering van de be doelde personen, eerst kan geschieden, wanneeïalle geallieerde en geassocieerde mogendheden het verdrag hebben be krachtigd. Als eenig argument voor deze bewe ring vindt men daar de volgende regels: de strafartikelen vormen een'afzonderlijk deel van het verdrag; zij moeten in onderling verband worden gelezen"; uit dit verband zou dan blijken, dat de op stellers van de strafbepalingen in alle artikelen (nl. in artt. 227?230) van het denkbeeld zijn uitgegaan, dat er een regeling wordt getroffen tusschen alle geallieerde en geassocieerde mogend heden eenerzijds en Duitschland ander zijds. Wij ontkennen dit ten stelligste. Zoo als wij reeds herinnerden, wordt in art. 228 aan Duitschland de plicht opgelegd om hen, die zich aan oorlogsmisdaden schuldig maakten, uit te leveren aan de geallieerde en geassocieerde mogenheden of aan diegene van haar, die het ver zoek ertoe zal doen". Nu de door ons gecursiveerde woorden in dit artikel zijn opgenomen, staat het naar onze meenirtg vast, dat de mogendheden, die het ver drag van Versailles hebben bekrachtigd, thans de uitlevering van de bedoelde personen kunnen eischen. In Duitschland twijfelt men er dan ook niet aan, of de eisch tot uitlevering zal weldra worden ingediend en men betwist het recht daartoe niet aan de mogendheden, die den vrede van Ver sailles ratificeerden. Vreemd, dat geen enkel Duitsch jour nalist op het denkbeeld komt, eens na te kijken, wat er van deze zaak in het vredesverdrag staat", schrijft de N.R.Ct. Veel vreemder echter is het, dat de N.R.Ct. niet op het denkbeeld komt, dat de Duitsche journalisten de bewuste artikels van het vredesverdrag wel op hun duimpje kennen, maar er een andere uitlegging aan geven dan de N.R.Ct. Of de Entente er verstandig aan doet, van haar recht gebruik te maken en daardoor misschien nieuwe beroeringen in Duitschland uit te lokken, is een andere vraag, die wij voorloopig in het midden laten. Wij hebben hier slechts willen aantponen, dat, wanneer Engeland of Frank rijk of Belgiëstraks de uitlevering eischt van Duitschers, die oorlogsmisdaden bedreven, deze mogendheden gebruik maken van een recht, dat haar is toe gestaan, en dat men dan niet zal kunnen zeggen (zooals gezegd wordt in de N.R.Ct. van 10 Januari 1.1.): de geallieerden doen immers toch wat zij willen." KERNRAMP schilderwerk der nieuweren voor de aan dachtige beschouwing, dan b;gint het innig te fluisteren en neemt den beschouwer op in zijn kring. De beschaving van na het jaar 1000 in de wereld van West Europa heeft geen afge meten lijnen en overzienbare vlakken voor zich; maar zij heeft ruimte in zich en zij zoekt de ongemeten ruimte. De oudheid kende vele goden, zij waren machten van de aarde en bleven verbonden aan de aarde; de andere beschaving met haar onbepaalde ruimte heeft enen God vereerd en blgfr, welken naam zij hem ook mogen geven, enen God vereeren. Hoe zou er naast het ongemetene plaats zijn voor iets anders ongemetens! Tegenover die almacht plaatst zich de mensen met zijn oneindig streven, als om gelijk te worden aan het hoogste dat hij sich schept. Vandaar de wil om te han delen en het gevoel van de vrijheid en de gebondenheid van den wil. Er komt span ning in het leven. Dat nieuwe levensgevoel geef t den schrij ver van den Untergang het recht om de nieuwe generatie die van F au s t te noemen, de oude beschaving heet hi] de Apol linische. Twee primitieve gevoelens der menschheid hebben den mensen begeleid bij zijn ontwikkeling; het zijn het verlangen, dat men ook kan noemen het echte levensbewustzQn, naar uitbreiding en vervulling hakend, en de levensangst, het gevoel van vreemdheid en gevaar in zijn omgeving. Dat laitste is dikwijls het machtigste; men ontdekt het in de groote muzikale schep pingen en op den bodem der moderne tragedie vindt men het terug als het diepe leed van volstrekte eenzaamheid. Demensch die alles verlangt en alles wil, beseft in de groote oogenblikken van zijn leven hoezeer hij alleen staat tegenover het lot. DE ECONOMISCHE TOESTAND EN DE VALUTA IN DUITSCHLAND door Prof. I. JASTROW, Hoogleeraar in de Staathuishoudkunde aan de Universiteit te Berlffn In Duitschland kostte voor den oorlog een pond (^ kilo) suiker l1/? -2 Mk., thans 25-32. Een ei T/~?\Q pfennig, heden on geveer 2 Mk.; voor een gewoon porceleinen kopje dat men voor den oorlog altgd «oor 50 pf. kon krijgen, moet men tegenwoordig 3V2 Mk. betalen; voor een winterpak van 100?200, tegenwoordig minstens 1000 Mk. De stijging der prijzen schijnt geen grenzen meer te kennen. In alle bedrijven werd het loon der werklieden verdrledubbeld, in enkele gevallen zelfs meer dan verviervoudigd. En zij toonen telkens weer opnieuw aan dat ze er nog slechter aan toe zijn dan te voren Reeds lang heeft de arbeidersbeweging" in Duitschland een rulmeren zin gekregen, doordat niet alleen de arbeiders van het land zich btj die der steden hebben aangesloten, maar ook bandelsbedienden tot procuratie houders toe, secretarissen van advocaten, academisch gevormde journalisten blijken plotseling vast onderling georganiseerd te zijn en de bank-beambten" brengen met volledige instemming van al hun bonden een geregelde" staking te weeg, spreken een uitbetalings-?Sperre" uit over geheel Berlijn en stellen een arbelds-contract op, precies zooals de letterzetters, de metaalbewerkers en de metselaars. En terwijl zij er allen nog over klagen dat de verkregen loonsverhoogingen niet voldoende zijn, zfjn ten gevolge van deze loonsverhoagingen toch de prflzen der goederen weer op nieuw gestegen en die lagen der bevolking welke geen loon-actie kun nen voeren, weten niet meer hoe zij de kosten van hun huishouding moeten bestrijden.Klelne en grootere bazen, winkeliers en groente handelaren n neringdoenden van ledere soort moeten hetzij hoogere loonen, hetzij hoogere prijzen betalen, en niet allen van hen zijn in staat hun schade op de clientèle te verhalen. Vooral het groote leger der rljks-, staats-, en gemeente-ambtenaren, lieden die vroeger een bescheiden doch zeker bestaan hadden, zoekt vergeefs uitkomst. De salarissen die immers op de wet berusten, kunnen niet in een oogwenk veranderd worden. In den vorm van duurte- en andere extra toeslag hebben de ministeries en magistraten" reeds meer gedaan dan men ooit voor mogelijk zou hebben gehouden. Het is alles slechts een druppel op een gloeiende plaat: een deel der ambtenaren begint een.'actie om nog meer te bereiken, een ander deel lijdt in stilte, omdat zij meer nog dan onder hun eigen nood, gebukt gaan onder den nood van het vaderland, en omdat zij bedenken dat zij zelven waren zij in de plaats van hun superieuren evenmin in staat zouden zijn, de salarissen in eens te vertienvoudlgen. En op dit land, waar de ongehoorde duurte het onderwerp is van ieders bezorgdheid en alle gesprekken, komen alle buitenlanders af, die goedkoop willen inkoopen. Ja, men beschuldigt er ons herhaaldelijk van door lagere pr ij ten met de bultenlandsche industrie op schunnige wijze (dumping) te concurreeren. Aanvankelijk kwam ons dit slechts als een vaag gerucht ter oore. Vervolgens echter vernamen wij bepaalde cijfers. De directeur der A E. G. (Allgemeine ElektrizitatGesellschaft), Deutsch, heeft onlangs in de Vossische Zeltung eenige opzienbarende gevallen gepubliceerd die velen pas de oogen hebben geopend voor het feit dat wij, die Dit is de bron der religie. Maar het is ook de drijfveer van het per soonlijk leven. hn hier betreedt onze auteur het moeilijk chaplter dat hl] niet geheel meester is ge worden. Hij stelt den mensch niet alleen tegen over de ruimte die hij denkt te kunnen be heerschen omdat hij haar leert meten en quallflceeren tot in de uithoeken van het heelal, maar hQ plaatst hem ook tegenover den tijd dien hij persoonlijk beleef r, en dien hij daardoor ziet niet als een voorwerp van oorzaak en gevolg, onderworpen aan een vaste te berekenen wet; maar is als een le vende beschikking wier aard saamgeweven is met zijn levende persoonlijkheid. Er wordt een eisch gesteld aan de tucht van zijn gevoel en van zijn verbeelding. Die toch, naar hun aard, natuurlijk en vrij moeten blijven. Alleen enkele menschen kunnen zich het historisch gevoel van den tijd verwerven. Goethe heeft het gehad. Maar onderwijl begint de voortgaande tijd de oorspronkelijke krachten der nieuwere beschaving uit te putten.ZJj bereikt den ouder dom, zrj heeft zich uitgesproken. De weten schappen naderen naar elkander toe, zQ gaan zich oplossen in mathematische for mules bruikbaar voor vele nieuwe vindingen, maar verstaanbaar voor slechts heel enkelen. Het leven mechaniseert zich, het blijft niet langer een levend organisme. In de plaats van den drang tot handelen treedt de tyrannie van den arbeid. Het vlakke, karakterlooze ongodsdienstige leven van de wereld stad vervangt het oneindig verlangen en kent noch de eenzaamheid, noch den diepen angst... Maar laat ons het einde, den ondergang. kort maken. Ook met den schrik aan het slot vindt men veel rijks en dieps in Speng ler's boek ' W. G. C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl