Historisch Archief 1877-1940
N°. 8881
Zaterdag 17 Januari
A°1920
D E' A -M STERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per
jaarRedactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
INHOUD: Blads. 1: De Uitleveringskwesüe
door prof. dr. G. W. Kernkamp. Da Econ. toe
stand n de Valuta in Dnitschland, door pre f. I.
Jastrow.?Bnitenl. Overzicht.door W.G.O.Byvanok.
2: De Jongste Worp, teekening van Jordaan.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Tweeërlei k(jk
op de toekomst van ons Strafrecht, door N. Mnller.
3: Feuilleton: Bohémiens temming, door Nico Bost.
5: Voor Vrouwen: Mevr. Bonlet-Andriessen, door
Carelsen. Volkskunst, door Etis. H, Rogge.
De Vrouwenbeweging en de Jongeren, door Joh.
W. A. Naber. Over Boeken en Tijdschriften,
door G. C. Winterzang, door Jac. P. Thflsae.
7: In het Manritshnis, door mr. H. F. W. Jeltes.
Schilderknast-Kroniek, door Plassch'aert. Boek
bespreking, door prof. dr. H. Bingmans.?Dram,
Kroniek, door Top Nat ff, 8: Paul Fort, door Joh.
Tieliooy, 'Op denEcon. Uitkijk, door jhr. mr. H.
Smissaeit. De Overstroomiag, tekening van
Raemdoriok. Het Rapport van Bnllit, door dr. J.
G. van Dillen. 10: Acteursstaking, door Joh. W.
BroedeUt. Uit het Kladaohrift van Jantje.
't Bohietgat, door Melis Stoke.?11: De Briefwisseling
tnssehen Willy en Niofcy, teekening v. Joh.
Braakensiek. Jengdorganisatie, door O. N. 8.
Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. 12: Bpreekzaal.
Bijvoegsel: Wethouder Wibaut verdedigt de
schatkist van Amsterdam, teekening van Joh.
Braakensiek.
DE UITLEVERINGSKWESTIE
Sinds Zaterdag 10 Januari is het nu
heusch vrede. Maar tusschen wie?
Men zou meenen: alleen tusschen
Frankrijk, Engeland, Italië, Japan, België,
Polen, Tsjecho-Slovakiëen nog zes
Amerikaansche of Aziatische mogend
heden, die het verdrag van Versailles be
krachtigd hebben, eenerzijds, en
Duitschland anderzijds. Voor de Vereenigde
Staten en nog 13 andere van de geal
lieerde en geassocieerde mogendheden,
die nog niet tot de ratificatie zijn over
gegaan, is het nog niet: vrede, maar
blijft het: wapenstilstand.
In deze meening wordt men bevestigd
door een telegram uit Washington van
11 Januari: De Vereenigde Staten heb
ben officieel aan Duitschland kennis
gegeven, dat de
wapenstilstandsvoorwaarden nog altijd de betrekkingen tus
schen de Vereenigde Staten en Duitsch
land beheerschen".
Deze opvatting is dan ook volkomen
in overeenstemming met de bepalingen,
die men vindt in art. 440 van het ver
drag van Versailles:
Te beginnen met den datum van dit
eerste protokol" (bedoeld is het protokol
van de ratificatiën dat op 10 Januari 1.1. is
opgemaakt) zal het verdrag in
werking treden tusschen de hooge
contractanten, die het op de aangegeven
wijze zullen hebben bekrachtigd. Voor
de berekening van alle in dit verdrag
genoemde termijnen zal deze datum
gelden als die, waarop het verdrag in
werking treedt. In alle andere opzichten
zal het verdrag voor iedere mogendheid
in werking treden op den datum, waarop
zij hare-ratificatie zal deponeeren."
Maar men gaat er aan twijfelen, of de
Entente er eveneens over denkt, als men
leest, dat Clemenceau verleden Zaterdag
heeft gezegd: van dit oogenblik af is
het vredesverdrag van kracht en zal het
in alle zijne bepalingen ten uitvoer wor
den gelegd."
Bedoelt hij daarmede, dat het vredes
verdrag nu ook van kracht is geworden
voor de mogendheden, die het nog niet
bekrachtigd hebben? en dat zij, die dit
DE ONDERGANG VAN HET
WESTEN
II
Zal ik nog een poging wagen door te
dringen in het heilige of onheilige bosch
der ideeën van Spengler's Untergang
des Abendlandes, om met hem tot
het uitzicht te geraken van het einde onzer
beschaving in de komende twee of drie
eeuwen?
Ik moet erkennen, hQ maakt het den man
die z|n schreden wil volgen niet steeds
even gemakkelijk. Al is het een samenhan
gend boek dat hQ heeft willen schrijven, en
al volgt men gewillig de paden der bewijs
voering welke hij opgaat, men krijgt toch
dikwijls het gevoel van een verbijstering,
zooals men het ook bij Nietzsche's rede
neering vindt. Nietzsche die geen strenge
redeneering geeft, maar als lichtpunten op
den weg hier en daar zQn aphorlsmen Iaat
opflitsen, en ondertusschen ons bezig houdt
met allerlei invallen van twljfelachtigen
aard!
Zoo bevindt men zich ook in dit boek
van Spengler vele malen in een doolhof,
hoewel het dan toch, verborgen, een groot doel
ver voor zich uit houdt. De schrijver wil ons
iets zeggen dat h( van het uiterste belang
meent, zoodat hij 't ons in een duidelijke,
ja plastische voorstelling voor oogen wil
brengen, en hij draalt om zijn gedachten
heen, daar hij ze niet geheel kan grijpen,
misschien omdat ze ongrijpbaar zijn.
wél deden, voortaan zullen zorgen voor
de ten-uitvoer-legging van het verdrag
en daarbij zullen optreden namens alle
geallieerde en geassocieerde mogend
heden, dus ook als plaatsvervangers van
die mogendheden, die hare ratificatie
nog niet hebben ingeleverd?
Daarmede zou de knoop zeker zijn
doorgehakt. Het is echter geraden, nog
eens af te wachten, wat Clemenceau
precies bedoeld heeft. Indien de Entente
de slotbepaling van art. 440 buiten wer
king wil stellen, zal zij dit toch iets"
uitdrukkelijker te kennen moeten geven
en motiveeren.
Met name voor de quaestie van de
uitlevering van den gewezen Duitschen
Keizer is de houding van de Entente in
dezen niet zonder belang.
Art. 227 van het verdrag van Versailles
bepaalt: ;,De geallieerde en geassocieerde
mogendheden stellen een openlijke
aanklacht in tegen Wilhelm II van
Hohenzollern, gewezen Keizer van
Duitschland" (zoo staat er in den officieelen
Franschen tekst en de officieele Duitsche
vertaling! De officieele Engelsche tekst
noemt hem bij zijn juisten titel: Duitsch
Keizer") wegens de allerzwaarste
schennis van de internationale moraal en van
de heiligheid der verdragen".
Vervolgens bepaalt hetzelfde artikel,
dat er een afzonderlijk gerechtshof zal
worden ingesteld om het vonnis over
hem te vellen, hoe dit hof zal zijn
samengesteld en door welke beginselen
het zich bij zijne rechtspraak zal laten
leiden. Ten slotte kondigt het aan: de
geallieerde en geassocieerde
mogendheden zullen tot de Nederlandsc'he
regeering het verzoek richten, den
gewezen Keizer aan hen uit te leveren
opdat hij gevonnist worde".
Waarom dit artikel eigenlijk in het
vredesverdrag met Duitschland is opge
nomen, valt moeilijk te begrijpen. Immers,
dit laatste rijk heeft er feitelijk niets mee
te maken; alles wat in art. 227 wordt
verklaard te gebeuren of te zullen ge
beuren, kan geschieden, zonder dat
Duitschland er de hand tóe leent.
De geallieerde e"n geassocieerde mogend
heden stellen een openlijke aanklacht
in tegen den gewezen Keizer; er staat
?niet: zullen stellen, maar: stellen; alleen
in de overige alinea's van het artikel
wordt de toekomstige tijd gebruikt. Zij
hebben dit dus reeds gedaan; zij geven
hiervan eenvoudig kennis; maar waar
om doen zij dit in het vredesverdrag?
Zij hadden het ook buiten dat verdrag
kunnen mededeelen.
Zoo is het ook met de overige alinea's
van art. 227; wat daarin wordt aange
kondigd als te zullen gebeuren, kan alles
geschieden ook zonder dat Duitschland
het goedkeurt of zijne medewerking er
toe verleent. Ook die van Nederland
is er niet voor noodig; het verzoek tot
uitlevering kan immers in elk geval ge
daan worden, onverschillig of Nederland
bereid is het in te willigen.
Nu art. 227 echter in het vredesver
drag werd opgenomen, is het in werking
treden van dit artikel afhankelijk ge
worden van de uitlegging, die de Entente
aan het straks aangehaaldeart.440zal geven
Volgens de letterlijke uitlegging van
dit slotartikel is op 10 Januari 1920 het
vredesverdrag alleen van kracht gewor
den voor de mogendheden, die de rati
ficatie hebben ingeleverd en dus niet
Wellicht dat niet wrj in den doolhof zijn,
maar h f zelf.
Wie weet!
Hij komt er toch uit, uit zijn labyrinth.
HIJ rijst weer op boven de tegenstrijdige
golven en zijn woorden dragen de sporen
van zijn inspanning.
In 't groot genomen om het nog eens
te herhalen heeft hQ zich de voorstelling
) gemaakt van het relatieve, niet voor
onbcpaalden tijd geldende, onzer
West-Europeesche beschaving door haar te vergelijken
met de groote Helleensch-Romaansche be
schaving die haar voorafging. Telkens in
de vele, overvele bladenden van zijn boek,
komt hQ terug op de karakteristiek van de
beiden.
De oudere beschaving heeft het dadelijk
zichtbare, telbare, en meetbare ten grond
slag. Op de Dorische zuil, eenvoudig en
klaar opstekend, rust haar architectuur; de
volmaaktste uitdrukking van haar kunst is
het beeld in marmer.
Al wat mateloos is weert die beschaving
van zich af. De Phoenlclërs hebben in de
oudheid groote zeereizen gemaakt, maar de
Grieken, in hun eilandenwereld geboren
zeelui, beperken hun tochten tot een be
trekkelijk klein gebied. En uit hun gedachten
weren ze ook al wat hen in het evenwicht
van hun beschouwing zou kunnen storen.
Zij hebben geweten, en 't is hun bewezen
geworden, dat niet de aarde het middelpunt
was van het, voor hen, zichtbare heelal. De
beweging der aarde om de zon is hun be
kend geweest; maar zij hebben dat nooit
opgenomen in hun bewustzijn. De aarde lag
vlak voor hun oogen, de hemel omsloot haar.
Wat het standbeeld Is voor de oudheid,
het inbegrip en symbool van haar vlakke,
krachtige, uiterlijke kunst, dat is de fuga
van Bach voor de West-Europeesche be
schaving: zij spreekt, op haar manier, van
voor de Vereenigde Staten en nog 13
andere mogendheden Daar nu art. 227
bepaalt, dat het uitleveringsverzoek zal
worden gedaan door de geallieerde en
geassocieerde mogendheden, d. w. z. door
alle, heeft men het recht te beweren,
dat art. 227 pas in werking kan treden",
d. w. z. dat het verzoek tot uitlevering
eerst kan worden ingediend, wanneer alle
geallieerde en geassocieerde mogendhe
den het vredesverdrag hebben bekrachtigd.
Een andere moeilijkheid is deze: vol
gens art. 227 zal het gerechtshof, dat
het vonnis over den gewezen Keizer moet
vellen, bestaan uit vijf rechters, aan te
wijzen resp. door de Vereen. Staten,
Engeland, Frankrijk, Italiëen Japan.
Wanneer de Vereen. Staten, zooals zij
officieel te kennen hebben gegeven, met
Duitschland niet op vredesvoet zijn,
maar op voet van wapenstilstand, kunnen
zij nog geen lid voor het gerechtshof
aanwijzen, omdat het vredesverdrag, en
dus ook art. 227 daarvan, voor hen nog
niet in werking is getreden.
Zoo zal de volkomen onnoodige
opneming van art. 227 in het vredes
verdrag dus misschien ten gevolge hebben,
dat dit artikel voorloopig zonder uitwer
king blijft.
Daarmede is echter niet gezegd, dat
de quaestie van de uitlevering van den
gewezen Keizer vooreerst nog niet aan
de orde zal worden gesteld.
Het zou b.v. mogelijk zijn, dat de
Entente zich in het geheel niet be
kommerde om art. 227 dat immers
geen enkele voor Duitschland bindende
bepaling bevat, maar alleen een aan
kondiging van wat de geallieerde en
geassocieerde mogendheden doen of
zullen doen en dat b.y. Frankrijk of
Engeland, hetzij voor zich zelf, hetzij
namens een aantal geallieerde en ge
associeerde mogendheden, tot Nederland
een verzoek om uitlevering richtte.
Indien dit geschiedt, zal Nederland
niet kunnen antwoorden: op dit verzoek
kunnen wij geen beschikking nemen,
want art. 227 van het verdrag van
Versailles schrijft voor, dat de
uitnoodiging moet geschieden door alle ge
allieerde en geassocieerde mogendheden
want de uitvoering van het verdrag
va.n Versailles raakt onze regeering niet.
Zij zal bij een eventueel verzoek tot
uitlevering, dat niet volgens art. 227 van
het verdrag van Versailles wordt gedaan,
hare gedragslijn moeten laten bepalen
door dezelfde overwegingen, die voor
haar zouden gelden wanneer het verdrag
had gezwegen van een tegen den ge
wezen Keizer in te stellen procedure.
Een andere uitleverings-quaestie is
sedert 10 Januari 1920 zeer dringend
geworden, de uitlevering n.l. van de
Duitschers, die beschuldigd worden de
oorlogswetten en -gebruiken te hebben
overtreden.
Volgens art. 228 van het vredesver
drag erkent Duitschland het recht van
de geallieerde en geassocieerde mogend
heden om de zooeven bedoelde personen
voor hare militaire rechtbanken te brengen
en zal het hen moeten uitleveren aan
de geallieerde en geassocieerde mogend
heden of aan diegene van haar, die het
verzoek ertoe zal doen', (cursiveering
van ons).
Hier wordt dus het collectieve begrip
de geallieerde en geassocieerde mogend
heden" niet gehandhaafd, maar
uitdrukIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII1IIIIIIIIIIIIIII1IIIMHIIIIIIII
de innerlijke ge voeler s eener nieuwe wereld
die rekening houdt met onzienlijke waarden.
Fuga, de naam reeds duidt een be
weging aan, een pogen, een inspanning om
zich van een band los te maken.
Ik laat nu daar de mathematische theoilën,
waardoor, als door formules, de schrijver
van den Untergang zijn voorstelling, op
een vast steunsel, voor onzen geest opbouwt
scheidend de mathesis der Grieken van
die der nieuwe beschaving; wat hij dan
in verschillende gedeelten van zijn boek
met tal van voorbeelden opheldert, tref t door
zijn juistheid en ruimheid van blik.
Zoo spreekt hl] over de tragedie der Grieken
en haar latere ontwikkeling bij de Romeinen.
Bepaalt zij zich niet tot den slag die het
noodlot slaat en de gevolgen van den slag ?
Van ontwikkeling der karakters, van per
soonlijkheid is weinig of geen sprake. De
tragedie begint waar zQ in het nieuwer
drama het eind is genaderd of heeft bereikt.
Persona is voor de ouden het masker
waarachter de handelende of lijdende per
sonen schuil gaan. Goethe, als hij zijn drama
Prometheus had voltooid, zou geëindigd
zijn, daar waar Aeschyius het zijne begint:
bij het vastklinken van den held aan de rots.
Stel daartegenover het rijke innerlijke
leven der hoofdfiguren van Shakespearc.
Alles is daar beweging, beweging naar een
doe), en naar een beschikking van het lot,
nog geheel iets anders dan het looden
fatum der ouden.
Msn heeft Shakespeare's K i n g Lear een
groot en breed georchestreerd muziekstuk
genoemd, en muziek is het zeker die in ons
gevoel wordt gewekt bij de aanschouwing
van menig plastisch werk der moderne tijden.
Het is het innerlijk bewegen dat naar voren
dringt in het schilderstuk: innerlijk leven
van den tijd, innerlijk leven van den persoon.
Het beeldhouwwerk der Grieken daaren
tegen is gemaakt voor het marktplein; het
kelijk erkend, dat ook een afzonderlijke j
mogendheid het verzoek tot uitlevering '
kan doen.
Daar nu art. 228 sinds 10 Januari 1.1.
van kracht is geworden voor de mogend
heden die het verdrag hebben geratifi
ceerd, kunnen bv. Engeland, Frankrijk,
Italiëen Belgiëvan Duitschland de uit
levering eisenen van door hen met name
te noemen of naar dienstgraad of functie
aan te duiden personen, die van de be
doelde misdrijven worden beschuldigd.
Hieraan valt, naar onze meening, niet
te twijfelen. Toch gebeurt dit in* de
rubriek De toestand" van de Nieuwe
Rott. Courant van 9 en 10 Januari 11.
Daarin wordt zelfs beweerd, dat geen
onbevooroordeelde" kan ontkennen, dat
het verzoek om uitlevering van de be
doelde personen, eerst kan geschieden,
wanneeïalle geallieerde en geassocieerde
mogendheden het verdrag hebben be
krachtigd.
Als eenig argument voor deze bewe
ring vindt men daar de volgende regels:
de strafartikelen vormen een'afzonderlijk
deel van het verdrag; zij moeten in
onderling verband worden gelezen"; uit
dit verband zou dan blijken, dat de op
stellers van de strafbepalingen in alle
artikelen (nl. in artt. 227?230) van het
denkbeeld zijn uitgegaan, dat er een
regeling wordt getroffen tusschen alle
geallieerde en geassocieerde mogend
heden eenerzijds en Duitschland ander
zijds.
Wij ontkennen dit ten stelligste. Zoo
als wij reeds herinnerden, wordt in art.
228 aan Duitschland de plicht opgelegd
om hen, die zich aan oorlogsmisdaden
schuldig maakten, uit te leveren aan de
geallieerde en geassocieerde mogenheden
of aan diegene van haar, die het ver
zoek ertoe zal doen". Nu de door ons
gecursiveerde woorden in dit artikel zijn
opgenomen, staat het naar onze meenirtg
vast, dat de mogendheden, die het ver
drag van Versailles hebben bekrachtigd,
thans de uitlevering van de bedoelde
personen kunnen eischen.
In Duitschland twijfelt men er dan
ook niet aan, of de eisch tot uitlevering
zal weldra worden ingediend en men
betwist het recht daartoe niet aan de
mogendheden, die den vrede van Ver
sailles ratificeerden.
Vreemd, dat geen enkel Duitsch jour
nalist op het denkbeeld komt, eens na
te kijken, wat er van deze zaak in het
vredesverdrag staat", schrijft de N.R.Ct.
Veel vreemder echter is het, dat de
N.R.Ct. niet op het denkbeeld komt,
dat de Duitsche journalisten de bewuste
artikels van het vredesverdrag wel op
hun duimpje kennen, maar er een andere
uitlegging aan geven dan de N.R.Ct.
Of de Entente er verstandig aan doet,
van haar recht gebruik te maken en
daardoor misschien nieuwe beroeringen
in Duitschland uit te lokken, is een andere
vraag, die wij voorloopig in het midden
laten.
Wij hebben hier slechts willen
aantponen, dat, wanneer Engeland of Frank
rijk of Belgiëstraks de uitlevering eischt
van Duitschers, die oorlogsmisdaden
bedreven, deze mogendheden gebruik
maken van een recht, dat haar is toe
gestaan, en dat men dan niet zal kunnen
zeggen (zooals gezegd wordt in de N.R.Ct.
van 10 Januari 1.1.): de geallieerden
doen immers toch wat zij willen."
KERNRAMP
schilderwerk der nieuweren voor de aan
dachtige beschouwing, dan b;gint het innig
te fluisteren en neemt den beschouwer op
in zijn kring.
De beschaving van na het jaar 1000 in
de wereld van West Europa heeft geen afge
meten lijnen en overzienbare vlakken voor
zich; maar zij heeft ruimte in zich en zij
zoekt de ongemeten ruimte.
De oudheid kende vele goden, zij waren
machten van de aarde en bleven verbonden
aan de aarde; de andere beschaving met
haar onbepaalde ruimte heeft enen God
vereerd en blgfr, welken naam zij hem ook
mogen geven, enen God vereeren. Hoe zou
er naast het ongemetene plaats zijn voor
iets anders ongemetens!
Tegenover die almacht plaatst zich de
mensen met zijn oneindig streven, als
om gelijk te worden aan het hoogste dat
hij sich schept. Vandaar de wil om te han
delen en het gevoel van de vrijheid en de
gebondenheid van den wil. Er komt span
ning in het leven.
Dat nieuwe levensgevoel geef t den schrij ver
van den Untergang het recht om de
nieuwe generatie die van F au s t te noemen,
de oude beschaving heet hi] de Apol
linische.
Twee primitieve gevoelens der
menschheid hebben den mensen begeleid bij zijn
ontwikkeling; het zijn het verlangen, dat
men ook kan noemen het echte
levensbewustzQn, naar uitbreiding en vervulling
hakend, en de levensangst, het gevoel
van vreemdheid en gevaar in zijn omgeving.
Dat laitste is dikwijls het machtigste; men
ontdekt het in de groote muzikale schep
pingen en op den bodem der moderne
tragedie vindt men het terug als het diepe
leed van volstrekte eenzaamheid. Demensch
die alles verlangt en alles wil, beseft in de
groote oogenblikken van zijn leven hoezeer
hij alleen staat tegenover het lot.
DE ECONOMISCHE TOESTAND EN
DE VALUTA IN DUITSCHLAND
door Prof. I. JASTROW,
Hoogleeraar in de Staathuishoudkunde aan
de Universiteit te Berlffn
In Duitschland kostte voor den oorlog
een pond (^ kilo) suiker l1/? -2 Mk., thans
25-32. Een ei T/~?\Q pfennig, heden on
geveer 2 Mk.; voor een gewoon porceleinen
kopje dat men voor den oorlog altgd «oor
50 pf. kon krijgen, moet men tegenwoordig
3V2 Mk. betalen; voor een winterpak van
100?200, tegenwoordig minstens 1000 Mk.
De stijging der prijzen schijnt geen grenzen
meer te kennen. In alle bedrijven werd het
loon der werklieden verdrledubbeld, in enkele
gevallen zelfs meer dan verviervoudigd. En
zij toonen telkens weer opnieuw aan dat ze
er nog slechter aan toe zijn dan te voren
Reeds lang heeft de arbeidersbeweging"
in Duitschland een rulmeren zin gekregen,
doordat niet alleen de arbeiders van het land
zich btj die der steden hebben aangesloten,
maar ook bandelsbedienden tot procuratie
houders toe, secretarissen van advocaten,
academisch gevormde journalisten blijken
plotseling vast onderling georganiseerd te
zijn en de bank-beambten" brengen met
volledige instemming van al hun bonden een
geregelde" staking te weeg, spreken een
uitbetalings-?Sperre" uit over geheel Berlijn
en stellen een arbelds-contract op, precies
zooals de letterzetters, de metaalbewerkers
en de metselaars. En terwijl zij er allen nog
over klagen dat de verkregen
loonsverhoogingen niet voldoende zijn, zfjn ten gevolge
van deze loonsverhoagingen toch de prflzen
der goederen weer op nieuw gestegen en die
lagen der bevolking welke geen loon-actie kun
nen voeren, weten niet meer hoe zij de kosten
van hun huishouding moeten bestrijden.Klelne
en grootere bazen, winkeliers en groente
handelaren n neringdoenden van ledere
soort moeten hetzij hoogere loonen, hetzij
hoogere prijzen betalen, en niet allen van
hen zijn in staat hun schade op de clientèle
te verhalen.
Vooral het groote leger der rljks-, staats-,
en gemeente-ambtenaren, lieden die vroeger
een bescheiden doch zeker bestaan hadden,
zoekt vergeefs uitkomst. De salarissen die
immers op de wet berusten, kunnen niet
in een oogwenk veranderd worden. In den
vorm van duurte- en andere extra toeslag
hebben de ministeries en magistraten" reeds
meer gedaan dan men ooit voor mogelijk
zou hebben gehouden. Het is alles slechts
een druppel op een gloeiende plaat: een
deel der ambtenaren begint een.'actie om nog
meer te bereiken, een ander deel lijdt in stilte,
omdat zij meer nog dan onder hun eigen
nood, gebukt gaan onder den nood van het
vaderland, en omdat zij bedenken dat zij
zelven waren zij in de plaats van hun
superieuren evenmin in staat zouden zijn,
de salarissen in eens te vertienvoudlgen.
En op dit land, waar de ongehoorde duurte
het onderwerp is van ieders bezorgdheid en
alle gesprekken, komen alle buitenlanders
af, die goedkoop willen inkoopen. Ja, men
beschuldigt er ons herhaaldelijk van door
lagere pr ij ten met de bultenlandsche industrie
op schunnige wijze (dumping) te
concurreeren. Aanvankelijk kwam ons dit slechts
als een vaag gerucht ter oore. Vervolgens
echter vernamen wij bepaalde cijfers. De
directeur der A E. G. (Allgemeine
ElektrizitatGesellschaft), Deutsch, heeft onlangs in de
Vossische Zeltung eenige opzienbarende
gevallen gepubliceerd die velen pas de oogen
hebben geopend voor het feit dat wij, die
Dit is de bron der religie.
Maar het is ook de drijfveer van het per
soonlijk leven.
hn hier betreedt onze auteur het moeilijk
chaplter dat hl] niet geheel meester is ge
worden.
Hij stelt den mensch niet alleen tegen
over de ruimte die hij denkt te kunnen be
heerschen omdat hij haar leert meten en
quallflceeren tot in de uithoeken van het
heelal, maar hQ plaatst hem ook tegenover
den tijd dien hij persoonlijk beleef r, en dien
hij daardoor ziet niet als een voorwerp van
oorzaak en gevolg, onderworpen aan een
vaste te berekenen wet; maar is als een le
vende beschikking wier aard saamgeweven
is met zijn levende persoonlijkheid.
Er wordt een eisch gesteld aan de tucht
van zijn gevoel en van zijn verbeelding.
Die toch, naar hun aard, natuurlijk en vrij
moeten blijven.
Alleen enkele menschen kunnen zich het
historisch gevoel van den tijd verwerven.
Goethe heeft het gehad.
Maar onderwijl begint de voortgaande
tijd de oorspronkelijke krachten der nieuwere
beschaving uit te putten.ZJj bereikt den ouder
dom, zrj heeft zich uitgesproken. De weten
schappen naderen naar elkander toe, zQ
gaan zich oplossen in mathematische for
mules bruikbaar voor vele nieuwe vindingen,
maar verstaanbaar voor slechts heel enkelen.
Het leven mechaniseert zich, het blijft niet
langer een levend organisme. In de plaats
van den drang tot handelen treedt de
tyrannie van den arbeid. Het vlakke,
karakterlooze ongodsdienstige leven van de wereld
stad vervangt het oneindig verlangen en
kent noch de eenzaamheid, noch den diepen
angst...
Maar laat ons het einde, den ondergang.
kort maken. Ook met den schrik aan het
slot vindt men veel rijks en dieps in Speng
ler's boek ' W. G. C. B Y v A N c K