Historisch Archief 1877-1940
17 Jan. '20. No. 2221
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOft NEDERLAND'
Mevrouw Boulet?Andriessen
1850-16 lanuarl-1920
Mevrouw Susanna Maria Boulet geb.
Andriessen viert 16 Januari haar TOaten
verjaardag.
Na een degelijke opvoeding onder leiding
van haar vader P. J. Andriessen, bekend als
schrijver van in zijn tijd veelgelezen jongens
boeken, werd zij reeds vroeg .diens mede
werkster bij dezen dankbaren literairen arbeid.
Dientengevolge begon zij weldra aan
boeken voor meisjes. Z| was, zooals dezer
dagen iemand het uitsprak, de eerste hier
te lande, die aan lezeressen uit den
bakvisch"-Ietf t|d, in haar vertellingen, het eigen
wereldje van gebeuren en ervaren en ge
voelen artistiek voor oogen stelde. Menigeen,
nu zelve huismoeder geworden, weet zich
nog duidelijk te herinneren hoe zij, met 13
a ISjarlgen leeslust, Suze Andriessen's boe
ken .verslond".
Een daarvan heette Het Slot Hemsrode.
Een onder den druk van bekrompen con
ventie opgevoed freuletje werd daarin, juist
nog bfl tfl ds, door een fijn voelende tante tot
verruiming van haar horizon en ontwikke
lenden arbeid gebracht. Hiervan is onlangs,
onder den titel Edlth Mauderlc, de naam
der heldin een tweede druk verschenen.
(Amsterdam, Drukkerij Jacobv.Campen 1919).
Na verscheiden jaren van rusf heeft onze
schrijfster in den laatsten tijd de pen weer
opgevaf. Binnenkort zal een nieuw
meisjesboek van hare hand het licht zien. Zelve
nog frlsch en vol belangstelling voor het
moderne leven, zal zij dit ongetwijfeld weer
aantrekkelQk weten te maken voor de thans
in de termen vallende lezeressen.
Beschaafde toon en ongezochte
vroolfjkheid zijn een voor de hand liggende aan
beveling van Suie Andriessen's werk.
GEERTRUIDA CARELSEN
Volkskunst
In het Stedelijk Museum te Amsterdam
wordt dezer dagen een kleine doch aardige
tentoonstelling geopend. Ze is feitelQk geor
ganiseerd voor het volk, hoewel ze toch alge
meen waardeering kan en zal vinden.
De Noord-Hollandsche Vereen i gin g tot
bevordering van Volkskunst die jaren lang
sluimerde, heeft thans nu het
opbouwingswerk der maatschappij alle krachten vraagt,
gemeend ook het hare te moeten doen om
daartoe mede werken. ZQ is overtuigd dat
het bevorderen van handenarbeid van sociaal
belang is, om welvaart te brengen in menig
gezin, vooral nu het invoeren van den 8 urigen
werkdag den werkman veel vrjen tijd zal
brengen.
Zooals reeds in drt weekblad is vermeld,
schreef de Vereenlging onlangs een
prflsvratg uit voor versierde pollepels. Tal van
fraai gesneden lepels kwamen daarvoor in,
benevens ander zeer lofwaardig snijwerk.
Het is werkelijk aardig om te zien wat de
eenvoudige landbouwer, de niet geschoolde
werkman, van zoo'n keukengebruikstuk weet
te maken. Hoe handig hij zijn mes hanteert
om met een fijn ornament den
pollepelsteel te bewerken, en hoe hfj dus van het
lompe voorwerp een mooi, gevoelig werk
stuk weet te maken. Het was de eisch dat
de lepel bruikbaar moest blijven, waaraan
alle inzenders.zich trouw hielden op enkele
na, die er een pronkstuk (?) van maakten,
dat als gebruiksvoorwerp niet in aanmerking
kan komen.
De eerste prijs werd behaald door A. G.
Muller te Gouda met n zijner vijf lepels,
die het pollepelieven voorstellen. In de be
kroonde lepel is de steel verworden tot
oplaaiende vlammen, welke de brelpot ver
warmen waaruit de breldamp slaat en waarin
de pollepel zQn plaats vindt. De tweede
prijs ontving de Zeeuw D. Trielier te
Domburg. ZQn lepel vertoont het traditioneele
fijne Zeeuwsche snijwerk, welk snijwerk
ook vertegenwoordigd wordt door een col
lectieve Inzending van G. C. Pouwer uit
Oost Souburg, waarbij ook de pollepel een
waardige plaats inneemt
En zoo zijn er nog talrQke lepels waarvan
zér veel te verhalen zou zijn. Wij doen dit
echter niet. Veel liever verwijzen wij u
naar het Stedelijk Museum, waar tegen een
zér, zér lagen toegangsprijs alles te be
zichtigen zal zijn, waaruit voor den amateur
snijder en welke jongen gebruikt het
mes niet om in hout te kerven en de voor
werpen dl: hfj bezit zoodoende met eigen
domsrecht te stempelen zooveel te
leeren Valt.
De tentoonstelling was eerst te Haarlem
in bet Museum van KunstnQverheid, waar
WINTERZANG
Op Nieuwjaarsmorgen zat een Koperwiek
te zingen in den top van een iep op den
Berg in het Vondelpark. Niemand lette er
op; de wandelaars waren blijkbaar nog te
zeer vervuld van hun goede voornemens.
Ook heeft de zang van den Koperwiek niets
indrukwekkends, h ij is een van de sotto-voce
zangers en zingt als een ontembare zang
lijster, wien het zwijgen is opgelegd. Onder
den boom staande kon ik duidelijk het
tierelierlg geprevel hooren, dat zich soms
verhief tot een klinkende phrase. De vogel
zat nog al rechtop, de gespikkelde borsten
de lichtgele, bijna witte wenkbrauw goed te
zien, doch er was maar amper genoeg licht
in dat nevelig nieuwe jaar om de koperroode
flanken te onderscheiden van dezen mooien
kleinen lijsterachtigen vogel, die in het
Noorden broedt en hier in zijn
winterkwartieren zoo aardig zingen kan. En achter
hém in een anderen boom en ietwat lager
zaten nol een achttal Koper wieken, die
zachtjes meezongen; een klein vogelkoortje.
Versierde pollepels
Polleptls, ingezonden op de prijsvraag uitgeschreven door de Noord-Hollandsche
Vereeniging tot bevordering van Volkskunst
De lepel links, bekroond met den eersten, de lepel rechts met den tweeden prijs
mmiiiiiiiiiiii
MIII11IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIII1IIIIII1I11IIHIIIIIII11III
iiiiiiiiiiiiiiiiiii
zij zeer druk werd bezocht. Zij blijft te
Amsterdam ruim n week, daarna gaat
zfl reizen in Noord-Holland: naar Alkmaar,
Edam en Zaandam.
Moge de Noord-Hollandsche Vereeniglngen
tot bevordering van Volkskunst succes heb
ben met haar streven, en de volgende prQs
vraag, dezer dagen uitgeschreven en in de
dagbladen bekend gemaakt, het dubbele
zoo niet driedubbele aantal werkstukken
opleveren. Dit bewfjst dat het Nederlandsche
volk zijn handenarbeid lief heeft en mede
wil werken deze boven de huisvlijt uit, te
verheffen tot een volkskunst, die in ons
vaderland en in den vreemde waardeering en
daardoor gretig koopers vindt.
Daartoe is allereerst noodlg vél
tentoonstelliogsbezoek, ook van de schooljeugd van
alle klassen der maatschappij.
, ELI s. M. ROQQE
Secretaresse der Noord-Hollandsche
Vereeniging tot bevorderlrg
van Volkskunst
De Vrouwenbeweging en de Jongeren
In het jongste Novembernummer van
Die Frauenfrage, Zentrallblatt des Bundes
Deutscher Frauenverelne, geeft dr. Hildegard
Sachs in een artikel, getiteld Die Stellung
der geblldeten welbllchen Jugtnd zur
Frauenbewegung, eenige beachtenswaardige opmer
kingen omtrent het, zich hier ie lande zoo
goed als in Duitschland openbarend feit,
dat de jongere vrouwen, en met name
de meer ontwikkelden, de meer geschoold
denkenden, zich in toenemende getale van
de vrouwenbeweging aftfjdig houden, die
niet begrijpen, zich zelfs afkeerlg daar
van toonen. Dr. Sachs meent dit feit te
bedenkelijker te moeten achten, omdat de
Vrouwenbeweging nog allerminst tot stil
stand mag worden gebracht door de
verkrlglng van het vrouwenkiesrecht, daar dit
nog bij lange na geen zekerheid biedt, dat
het door de Vrouwenbeweging nagestreefde
doel reeds is bereikt. Het vrouwenkiesrecht
Immers, hoe onmisbaar ook als middel, als
werktuig, is toch het doel zelf niet; het is
ook niet te beschouwen als een snel wer
kend middel tegen de onderscheiden achter
stellingen, waaraan de vrouw op
maatschappeiqk gebied nog altijd onder tal van vormen
is blootgesteld; het zal eerst dan zijne volle
werking doen gelden, als het bewust wordt
geleld en gebruikt door eene krachtige
Vrouwenbeweging. Al moge de lijd voor het
stichten van nieuwe vrouwenvereenlgingen
thans wel voorbij zijn en al zij het van het
hoogste belang te achten, dat, waar het
slechts mogelijk is, de vrouw hare intrede
doe in de vroegere mannenvereenigingen,
staatkundige en maatschappelijke, er blijft
Er is In den winter nog veel meer vogel
zang te hooren, dan ge wel zoudt denken.
Er gaat geen dag voorbij, of de musschen
houden groote kooroefeningen, zelfs midden
in de stad en op alle uren van den dag, dat
komt van den overvloed en de onbezorgd
heid. Ook krijgt de stad een steeds talrgker
spreeuwenbevolking. In vroeger jaren zag
je in Amsterdam de spreeuwen in hoofd
zaak op den voorjaars- en najaarstrek,
vooral in het najaar en ieder kent de
spreeuwenzwermen, die avond aan avond
hun rustplaatsen betrokken in de boomen
op verscheidene plaatsen in de stad. Tegen
December verdwijnen de meesten, maar er
blijven er ook wel en die kunt ge nu In
kleine troepjes hier en daar aantreffen. En
strijk en zet omstreeks zonsopgang houden
ze koorzang in den een of anderen lievelings
boom, een dozQntje van die glinsterende
druktemakers in een halfduister stadstuintje.
Ze zingen al den echten spreeuwenzang,
druk en snel en verward, soms meer
gerulsch dan muziek: bladerengeruisch en
regengetinkelofwaterloop.Maardaartusschen
komen ook mooie brokjes melodie en naboot
sing van andere vogels en ook de hoog
uitgehaalde glissando fl ui tronen, die luider
en talrijker worden naarmate de lente nadert.
Wanneer zoo'n knaap veel aan die fluittoon
doet, let dan eens op, of zijn snavel al geel
begint te worden. Het verwarde van den
zang maakt echter, dat hij meestal onopge
merkt blijft. BIJ ons buiten in de stilte hooren
voor de bestaande, leidende
vrouwenvereenlglngen nog altijd ontzaglijk veel te doen,
eer deze hare taak zullen kunnen beschouwen
als afgedaan en de geleidelijke vervanging
van de ouderen door de jongeren is daarbij
een beslist vereischte.
De oorzaak van het feit, dat de jongere
vrouwen zich over het algemeen bare verant
woordelijkheid te dezen opzichte zoo weinig
bewust zijn, meent dr. Sachs te moeten zoeken
allereerst In 4e omstandigheid, dat iedere
jonge vrouw, die thans het leven Ingaat,
goed geschoold en wel voorbereid, dank
aan eene opleiding zooals die voor ouderen
nog onbereikbaar was, zooals dezen zich
die nog moesten veroveren, in het openbare,
in het ambtelijke, in het beroepsleven allerlei
arbeidsmogelijkheden open vindt, welke
voor de oudere voorgangsters nog even zoo
vele gesloten deuren waren, aan den strijd
voor de ontsluiting waarvan die oudere voor
gangsters ook hare groote propagandistische
kracht ontleenden. Daar komt nog bij, dat
de tegenwerking, welke jonge meisjes met
eenen aangeboren krachtigen arbeldsdrang
vroeger hadden te bekampen In het gezin
zeef, eene tegenwerking, welke haar een
25 jaar geleden bij scharen naar de Vrou
wenbeweging dreef, thans wel voor goed
gebroken is. Meisjes van goeden huize met
eenen levendigen zin voor de hoogere eischen
van het leven, die zich in hare naaste om
geving op allerlei wijzen gedwarsboomd
zagen in haar streven naar indlvidueele ont
wikkeling overeenkomstig haren bijzonderen
aanleg, die zich voelden achterstellen bij de
broeders, die zich hoorden veroordeelen als
pllchtvergeten dochters-en zelfzuchtige, on
vrouwelijke persoonlijkheden, vonden voor
nog een dozijn jaren in de Vrouwenbewe
ging de vertolking van wat zij beschouwden
als haar goed, haar onvervreemdbaar recht.
Door persoonlijke ervaring wijs geworden,
leerden zij in de Vrouwenbeweging erkennen
een machtig pleidooi voor de rechten der
vrouw in het algemeen, los gemaakt en ge
zuiverd van het kleingeestige, het
beengende en persoonlijke, dat den strijd voor
eigen rechten in eigen kring maar al te
dikwijls aankleefde. Maar die t(d is voorbij.
Die strijd is uitgestreden. De vakschool, de
academie, de toegang tot studie, tot ambten,
tot beroepen zijn opengeworpen en daarmede
is begrijpelijkerwijze voor vele jongeren de
prikkel om zich aan te sluiten bij de Vrou
wenbeweging vervallen.
De onverschilligheid van vele jongeren
tegenover de Vrouwenbeweging en tegen
over de groote probleemen, welke deze nog
tot oplossing moet brengen, eer zij kan
worden geacht te hebben afgedaan, is dus
wel verklaarbaar. Maar hoe eene verklaring
te geven van den afkeer voor naar, die in
zoo velen leeft?
Dr. Sachs meent dien afkeer, dien
tegen
wij dat eerder, den heelen herfst en winter.
Duidelijker klinkt het lied van den zang
lijster, dat dikwijls al voor Kerstmis gehoord
wordt, en alweer het meest in stadstuinen:
gevallen van individueel welbehagen. In
Januari wordt het anders, dan hoort ge gaan
deweg in den morgen nu hier dan daar en
weldra overal de aantrekkelijke recitatieven
van dezen beerlijken zanger. Het hoofdmotief
is een twee- of drielettergrepige roep met
het accent op den laatsten lettergrerp. Ik
hoor daar dikwijls Frederiek" in, maar de
voetballers hooren: Bfree-kick"of Be-Quick"
en andere weer Kiss me quick", maar aardig
Is het altijd. Een andere lijster, anderhalf
maal zoo groot als de zanglflster en onge
veer van dezelfde teekenlng doch met twee
witte veeren in zijn staart, de groote lijster
of mistellfjster, begint in ons land pas later
te zingen.
Het trio roodborst, winterkoning,
heggemusch laat zich den heelen winter hooren,
maar lang zoo aanhoudend niet als de
musschen of spreeuwen en de roodborst zingt
heel dikw|ls binnensmonds. Als Ik in den
tuin een uurtje ga houtzagen of hakken dan
hark Ik eerst even de bladerenrommel in
de buurt van mijn werkplaats om en dan
heb ik nog geen drie blokjes gezaagd, of
de roodborst is al present. Er is in die
vochtige rommel altijd wat voor hem te
vinden, dingetjes, voor ons meestal onzicht
baar, maar ge moet niet vergeten, dat die
vogel den grond ziet: zooals wij dien zouden
zin te moeten toeschrijven aan algemeene
en aan bijzondere oorzaken. Wat de eerste
betreft, meent zij het licht te moeten laten
vallen op den tegenzin, die zich begint te
openbaren tegen organisatie, tegen
vereenigingen op zich zelf. Die beide begrippen
verliezen onmiskenbaar aan populariteit,
naarmate, als een onvermijdelijke reactie,
het individueel bewustzijn van den enkeling
zflne rechten begint te hernemen. Mocht
eene vorige generatie al hebben geleefd in
het geloof, dat het eigen indlvidueele leven
door vaste aanénsluiting van gelijk gezinden
werd versterkt en verhoogd, een jonger
geslacht wenscht niet op te gaan In de massa,
het vreest er alle persoonlijke beteekenls te
zullen verliezen. Dat openbaart zich wel
allermeest, meent dr. Sachs, bij haar,
die door aanleg en beroep sterk individua
listisch voelen, zooals b| kunstenaressen en
beoefenaarsters van het kunstambacht. Naast
dit meer algemeen versch|nsel treedt dan
volgens Dr. Sachs meer in bijzonder naar
voren het feit, dat aan de universiteit, waar
jonge mannen en jonge vrouwen gesamenlljk
studeeren, gesamenlijk den academischen
weg bewandelen, waar onder hen zich naast
de uitwendige ook meer geestelijke betrek
kingen en omgangsvormen ontwikkelen en
waar bovendien de vrouwelijke studenten
hare wetenschappelijke opleiding enkel en
alleen van mannelijke hoogleeraren ont
vangen, de geestelijke en maatschappelijke
tegenstelling van man en vrouw niet wordt
gevoeld en zeker niet erkend.
Wat staat der Vrouwenbeweging tegen
over deze meer algemeene en meer bijzondere
verschijnselen nu te doen? Hoe zal zij de
jonge vrouwen, de leidsters van morgen,
aan zich verbinden? Zal zij, als zij daar
niet in slaagt, niet zijn opgeschreven ten
doode? Dat zijn zeer ernstige vragen ter
beantwoording waarvan men niet kan vol
staan met de opmerking, dat de
vakvereeniglngen voortaan het noodige wel zullen
doen. Want de beteekenis der vak vereen! ?
gingen moet niet worden overschat. Deze
vermogen veel, als zij reeds groot en krachtig
zijn. Maar bij nieuw opkomende behoeften
moet toch van eene algemeene Vrouwen
beweging, van eene algemeene samenwer
king, zooals die zich voornamelijk belichaamt
in de Nationale Vrouwenraden de leiding
gevende, de bezielende kracht uitgaan. Alge
meene vragen als de positie der vrouw in
het strafrecht, in het huwelijksrecht, in het
burgerlijk recht: de oplossing van het
prostitutle-vraagstuk, van de waardeering
van den vrouwenarbeid, van het nieuw zich
baan brekend begrip moederschapszorg in
zijne verschillende schakeeringen, moeten
worden beantwoord, moeten worden opgelost
door de Vrouwenbeweging in "haar geheel.
Maar die Vrouwenbeweging maakt heden
? ten dage een crisis door, nu voor velen met
de verkrijging van het Vrouwenkiesrecht
haar bestaansrecht schijnt te zijn te niet
gedaan. Zij zal die crisis niet kunnen door
staan, tenzij het haar gelukt niet alleen zich
zelve maar ook de jongeren, die haar nog
verre staan, te doordringen van de nobele
grondgedachte van haar innerlQkst zijn: de
vrouw ontvankelijk te stellen voor het wezen
van den tQd en de vrouw te doen Inwerken
op het wezen van den tijd.
Volgens dr. Sachs hebben de leidsters
der Vrouwenbeweging zich daarbij vóór
alles te hoeden voor overdrijving. Dooreen
sociaal vraagstuk maar al te uitsluitend te
bestempelen als een vrouwenvraagstuk, stoot
men geschoold denkenden allicht terug,
schrikt men haar af in plaats van haar aan
te trekken. Vroeger, toen vraagstukken van
algemeen belang enkel door mannen van
mannelijk standpunt werden beschouwd,
mocht zoo iets gelden, thans gaat het er
veeleer om, de jongeren er op te wijzen,
dat een sociaal probleem, ieder vraagstuk
van algemeen belang, de vrouw raakt 100
goed als den man en daarom eene specifiek
vrouwelijke toelichting behoeft. Men ontzie
het wantrouwen, het gerechtigd wantrouwen
der tegenwoordige jongeren tegen iedere op
de spits gedreven tegenstelling van manne
lijke en vrouwelijke belangen. Dat die tegen
stelling door de jongeren niet meer wordt
gevoeld, dat dezen er veeleer aanstoot aan
nemen, is bovendien op zich zelf reeds eene
groote zegepraal, eene schitterende bekro
ning van het werk van een ouder geslacht.
Maar wel moet men er op blijven wijzen,
altijd en altijd weder op nieuw, dat de alge
meene sociale vraagstukken dringend be
hoeven, dat ook de vrouw er haar licht
over schijnen laat.
Ten slotte legt dr. Sachs in haar lezens
waardig artikel ook nog den nadruk op het
betreurenswaardig feit, dat de jongeren het
wezen der Vrouwenbeweging, de geschie
denis dier beweging in het algemeen en die
der groote voorgangsters in het bfzonder,
zoo weinig kennen, zich daarvan dlkwjls de
zonderlingste voorstellingen maken. Die
onwetendheid der jongeren omtrent personen
en feiten, die hier in Nederland zoo goed
als in Duitschland kan worden geconstateerd,
vraagt dringend om voorlichting; en mis
schien ware voor de organisaties, die thans,
na de verkrijging van het Vrouwenkiesrecht
zien met een loupe, die twintigmaal vergroot.
Het duurt dan ook niet lang, of hij heeft zijn
bekomst, tenminste voorloopig, en dan gaat
hij staan te zingen op zijn dunne splllebeenen,
maar zoo zacht, dat Ik soms alleen maar
aan het bewegen van zijn oranje strotveer
tjes kan zien, dat het lied nog voortduurt.
Nu, dergelijke binnensmondsche zang krijgt
men in den winter behalve van het rood
borstje ook nog te hooren van alle lijster
soorten, van kraaien, roeken, eksters en van
den vlaamschen gaal, en er zullen er nog
wei meer zijn, zooals leeuwerik
engraspieper, maar die laatste behoort eigenlijk niet
meer tot den winter. Trouwens, de leeuwe
riken zingen ook al rondvliegend, de
boomleeuwerik reeds In November en December,
de akkerleeuwerik al heel mooi in 't eind
van Januari.
Zeer belangrijke winterzangers zijn ook
de meezen. Met hun lokroepen zijn wij ver
trouwd genoeg, het hooge muizegeplep van
koolmees, pi m pel, zwarte mees en hun g-zel
het goud haan i je of de vettige triller van de
staart meesjes. Daarbij passen ook de lok
roepen van boomklever en boomkruiper!
Maar de koolmees wordt al gauw
meerlettergrepig zelfs al in December en het
mooie zilveren lachje van de pimpel
mees: fji-piminlmfm'' hoor je dag aan
dag, eigenlijk haast het heele jaar door,
zelfs op dagen van vorst en nevel, als de
meeste andere vogels zwijgen. Daarvoor ts
' het diertje nog lang niet genoeg geprezen,
Ons Kookboek
Opgemaakte schotel
POULETRAQOUT MET MACARONI
Hebt gij poulet over van de soep, maak
daarvan dan een smakelijk schoteltje voor
de lunch n.l. een eenvoudige kalfsragout
met flink wat saus er op. Een eetlepel vol
kappertjes er aan toegevoegd, geeft er een
fijn smaakje aan. Gameer met biet en leg
er, in water of bouillon gekookte macaroni
omheen. E. H.?v. B.
minimum iiiiiiiiiimi
haar werk in andere banen hebben te leiden,
veel goeds te doen door het verspreiden
van meer historische kennis omtrent den
groei en de beteekenis der Vrouwenbewe
ging, door de uitgave van zorgvuldig be
werkte, goed gedocumenteerde blographiën,
waarvoor wij |de onderwerpen heusch niet
aan het buitenland behoeven te gaan
ontleenen. Ons eigen Nederland is ook rijk
geweest aan vrouwen van beteekenis.
JOHANNA W. A. NABER
Over Boeken en Tijdschriften
HUISHOUDEN ZONDER DIENSTBODE
Mevrouw Therese Hoven heeft haar vlotte
vertel-pen voor de variatie eens eventjes,
onder bovenstaanden titel, een brochure
laten schrijven. Ultg. Valkhoff, Amersfoort.
Prijs 30 cent.
Er staat niet bepaald veel nieuws in;
maar het thans zoo druk behandeld vraag
stuk wordt er nog weer eens nieuw belicht.
De schrijfster behandelt gedeeltelijk de
belangen der dienstboden, gedeeltelijk die
van de huismoeders. Zij heeft een soort van
enquête ingesteld en geeft nu aan haar
lezers het oordeel van een aantal ervaren
dames ten beste. Hoofdzakelijk komt dat
neer op de gewoonlijk aanbevolen maat
regelen van vereenvoudiging en zelf-inspan
ning. Daarbij komen enkele details ter sprake,
die misschien deze en gene op een bruik
baar denkbeeld brengen of tot vruchtbaar
tegen-denken prikkelen zullen.
Meer en meer dient men, bij de opleiding
der aankomende meisjes (in verschillende
standen!) te gaan Inzien dat, per slot, van
allen arbeid, de huishoudelijke, door zijn
vele afwisseling, het meest voor de
vrouwelijke natuur, naar lichaam en geest, geschikt
is. Aan de huisvrouwen wordt in dit boekje
aanbevolen, naast haar prestaties, haar ge
voel van eigenwaarde te behouden", opdat
de dienstmeisjes .ziende dat Mevrouw het
ook wel kan", het werk uit een ander oog
punt gaan beschouwen.
G. C.
. * ,
EEN AARDIG KINDERBOEKJE
E. Bergsma, Dodo. Met platen van
G. Bergsma. (Gouda, G. B. van
Goor Zinen).
Een frisch kinderboek. De heldin Doraen
haar tweelingbroer Karel zijn twaalf jaar
oud; en dus is her bestemd voor lezers en
lezeressen van dienzelfden leeftijd. Zeker
zal het door velen hunner, met genoegen en
niet zonder spanning, genoten worden.
Wat mrj in dit boekje trof, was de tact
volle samensmelting van joligheid en ernst.
Ik had juist onlangs hooren klagen, dat de
auteurs van hedendaagsche kinderboeken,
om de lektuur voor hun jong publiek aan
trekkelijk te maken, te vaak hun heil zoeken
in schildering van buitensporige ondeugend
heid. Evenals aan cinema's verweten wordt,
dat door menige film-voorstelling boefjes
gekweekt worden, zoo zou menige
kwajongensstreek oorzaak of aanleiding hebben in
schijnbaar doodonschuldige kinderliteratuur.
Van zoo iets is hier geen sprake. De
kinderen, waar het hier om gaat, bedrijven,
als alle anderen, niet alleen hun guitigheden,
maar ook hun domheden, ondeugendheden
en vergeetachtigheden. Maar zij worden door
hun ouders in volle vertrouwelijkheid opge
voed. En het komtJn ons op, te denken dat,
wat er later van hen worden moge, de geest
en de toon vati het ouderlijk huis voor goed
een stempel op hun ziel zal gedrukt hebben,
die hen voor al wat erg leelfjk en slecht
is, zal bewaren. G. C.
llllllllllllllttlllllllllllllllilllllllllMlTlIIIIIIIIIIII
Wordt door 21.OOO artsen erkend
?Is het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
alleen heeft zijn onbegrijpelijke levenslust
en levenskracht een nog al lang lofdicht
ontlokt aan den intellectueelen dichter
Emerson. Hij heeft wel het Amerikaansche
meesje bedoeld, de chlckadee, maar alles
wat hij zegt is volmaakt op ons
pimpelmeesje toepasselijk. Tenslotte haalt hij er
zelfs den grooten Caesar bij en vindt dan
het aardige slot:
I, who dreamed not when I came here
To find the antidote of fear
Now hear they say in Roman key
Paeanl veni. vidi, viel".
Ik kan u dat plmpelmeesje ten zeerste
aanbevelen, een paar dagen geleden nog
hoorde ik zijn trlomfkreet op de Keizers
gracht bij de Spiegelstraat. Er waren er toen
twee bij elkaar en hun hemelsblauwe sche
delkopjes lieten al niets te wenschen meer
over, ze hadden reeds al de helheid van
het voorjaarskleed, 't Is dan ook zeer de
vraag, of wij, wat wfl thans hooren,-wel
winterzang mogen noemen. Ook scharrelen
de roeken weer langs de oude nestplaatsen,
de waterhoentjes toeteren al lustig onder
de elzest ruiken en op het duin laten de
fazanten hun gebrekkig gekraai hooren. Je
weet met die vogels nooit, welk jaargetijde
het eigenlijk is Onze levensstandaard past
hun niet.
JAC. P. THIJSSE