De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 17 januari pagina 5

17 januari 1920 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Jan. '20. No. 2221 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOft NEDERLAND' Mevrouw Boulet?Andriessen 1850-16 lanuarl-1920 Mevrouw Susanna Maria Boulet geb. Andriessen viert 16 Januari haar TOaten verjaardag. Na een degelijke opvoeding onder leiding van haar vader P. J. Andriessen, bekend als schrijver van in zijn tijd veelgelezen jongens boeken, werd zij reeds vroeg .diens mede werkster bij dezen dankbaren literairen arbeid. Dientengevolge begon zij weldra aan boeken voor meisjes. Z| was, zooals dezer dagen iemand het uitsprak, de eerste hier te lande, die aan lezeressen uit den bakvisch"-Ietf t|d, in haar vertellingen, het eigen wereldje van gebeuren en ervaren en ge voelen artistiek voor oogen stelde. Menigeen, nu zelve huismoeder geworden, weet zich nog duidelijk te herinneren hoe zij, met 13 a ISjarlgen leeslust, Suze Andriessen's boe ken .verslond". Een daarvan heette Het Slot Hemsrode. Een onder den druk van bekrompen con ventie opgevoed freuletje werd daarin, juist nog bfl tfl ds, door een fijn voelende tante tot verruiming van haar horizon en ontwikke lenden arbeid gebracht. Hiervan is onlangs, onder den titel Edlth Mauderlc, de naam der heldin een tweede druk verschenen. (Amsterdam, Drukkerij Jacobv.Campen 1919). Na verscheiden jaren van rusf heeft onze schrijfster in den laatsten tijd de pen weer opgevaf. Binnenkort zal een nieuw meisjesboek van hare hand het licht zien. Zelve nog frlsch en vol belangstelling voor het moderne leven, zal zij dit ongetwijfeld weer aantrekkelQk weten te maken voor de thans in de termen vallende lezeressen. Beschaafde toon en ongezochte vroolfjkheid zijn een voor de hand liggende aan beveling van Suie Andriessen's werk. GEERTRUIDA CARELSEN Volkskunst In het Stedelijk Museum te Amsterdam wordt dezer dagen een kleine doch aardige tentoonstelling geopend. Ze is feitelQk geor ganiseerd voor het volk, hoewel ze toch alge meen waardeering kan en zal vinden. De Noord-Hollandsche Vereen i gin g tot bevordering van Volkskunst die jaren lang sluimerde, heeft thans nu het opbouwingswerk der maatschappij alle krachten vraagt, gemeend ook het hare te moeten doen om daartoe mede werken. ZQ is overtuigd dat het bevorderen van handenarbeid van sociaal belang is, om welvaart te brengen in menig gezin, vooral nu het invoeren van den 8 urigen werkdag den werkman veel vrjen tijd zal brengen. Zooals reeds in drt weekblad is vermeld, schreef de Vereenlging onlangs een prflsvratg uit voor versierde pollepels. Tal van fraai gesneden lepels kwamen daarvoor in, benevens ander zeer lofwaardig snijwerk. Het is werkelijk aardig om te zien wat de eenvoudige landbouwer, de niet geschoolde werkman, van zoo'n keukengebruikstuk weet te maken. Hoe handig hij zijn mes hanteert om met een fijn ornament den pollepelsteel te bewerken, en hoe hfj dus van het lompe voorwerp een mooi, gevoelig werk stuk weet te maken. Het was de eisch dat de lepel bruikbaar moest blijven, waaraan alle inzenders.zich trouw hielden op enkele na, die er een pronkstuk (?) van maakten, dat als gebruiksvoorwerp niet in aanmerking kan komen. De eerste prijs werd behaald door A. G. Muller te Gouda met n zijner vijf lepels, die het pollepelieven voorstellen. In de be kroonde lepel is de steel verworden tot oplaaiende vlammen, welke de brelpot ver warmen waaruit de breldamp slaat en waarin de pollepel zQn plaats vindt. De tweede prijs ontving de Zeeuw D. Trielier te Domburg. ZQn lepel vertoont het traditioneele fijne Zeeuwsche snijwerk, welk snijwerk ook vertegenwoordigd wordt door een col lectieve Inzending van G. C. Pouwer uit Oost Souburg, waarbij ook de pollepel een waardige plaats inneemt En zoo zijn er nog talrQke lepels waarvan zér veel te verhalen zou zijn. Wij doen dit echter niet. Veel liever verwijzen wij u naar het Stedelijk Museum, waar tegen een zér, zér lagen toegangsprijs alles te be zichtigen zal zijn, waaruit voor den amateur snijder en welke jongen gebruikt het mes niet om in hout te kerven en de voor werpen dl: hfj bezit zoodoende met eigen domsrecht te stempelen zooveel te leeren Valt. De tentoonstelling was eerst te Haarlem in bet Museum van KunstnQverheid, waar WINTERZANG Op Nieuwjaarsmorgen zat een Koperwiek te zingen in den top van een iep op den Berg in het Vondelpark. Niemand lette er op; de wandelaars waren blijkbaar nog te zeer vervuld van hun goede voornemens. Ook heeft de zang van den Koperwiek niets indrukwekkends, h ij is een van de sotto-voce zangers en zingt als een ontembare zang lijster, wien het zwijgen is opgelegd. Onder den boom staande kon ik duidelijk het tierelierlg geprevel hooren, dat zich soms verhief tot een klinkende phrase. De vogel zat nog al rechtop, de gespikkelde borsten de lichtgele, bijna witte wenkbrauw goed te zien, doch er was maar amper genoeg licht in dat nevelig nieuwe jaar om de koperroode flanken te onderscheiden van dezen mooien kleinen lijsterachtigen vogel, die in het Noorden broedt en hier in zijn winterkwartieren zoo aardig zingen kan. En achter hém in een anderen boom en ietwat lager zaten nol een achttal Koper wieken, die zachtjes meezongen; een klein vogelkoortje. Versierde pollepels Polleptls, ingezonden op de prijsvraag uitgeschreven door de Noord-Hollandsche Vereeniging tot bevordering van Volkskunst De lepel links, bekroond met den eersten, de lepel rechts met den tweeden prijs mmiiiiiiiiiiii MIII11IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIII1IIIIII1I11IIHIIIIIII11III iiiiiiiiiiiiiiiiiii zij zeer druk werd bezocht. Zij blijft te Amsterdam ruim n week, daarna gaat zfl reizen in Noord-Holland: naar Alkmaar, Edam en Zaandam. Moge de Noord-Hollandsche Vereeniglngen tot bevordering van Volkskunst succes heb ben met haar streven, en de volgende prQs vraag, dezer dagen uitgeschreven en in de dagbladen bekend gemaakt, het dubbele zoo niet driedubbele aantal werkstukken opleveren. Dit bewfjst dat het Nederlandsche volk zijn handenarbeid lief heeft en mede wil werken deze boven de huisvlijt uit, te verheffen tot een volkskunst, die in ons vaderland en in den vreemde waardeering en daardoor gretig koopers vindt. Daartoe is allereerst noodlg vél tentoonstelliogsbezoek, ook van de schooljeugd van alle klassen der maatschappij. , ELI s. M. ROQQE Secretaresse der Noord-Hollandsche Vereeniging tot bevorderlrg van Volkskunst De Vrouwenbeweging en de Jongeren In het jongste Novembernummer van Die Frauenfrage, Zentrallblatt des Bundes Deutscher Frauenverelne, geeft dr. Hildegard Sachs in een artikel, getiteld Die Stellung der geblldeten welbllchen Jugtnd zur Frauenbewegung, eenige beachtenswaardige opmer kingen omtrent het, zich hier ie lande zoo goed als in Duitschland openbarend feit, dat de jongere vrouwen, en met name de meer ontwikkelden, de meer geschoold denkenden, zich in toenemende getale van de vrouwenbeweging aftfjdig houden, die niet begrijpen, zich zelfs afkeerlg daar van toonen. Dr. Sachs meent dit feit te bedenkelijker te moeten achten, omdat de Vrouwenbeweging nog allerminst tot stil stand mag worden gebracht door de verkrlglng van het vrouwenkiesrecht, daar dit nog bij lange na geen zekerheid biedt, dat het door de Vrouwenbeweging nagestreefde doel reeds is bereikt. Het vrouwenkiesrecht Immers, hoe onmisbaar ook als middel, als werktuig, is toch het doel zelf niet; het is ook niet te beschouwen als een snel wer kend middel tegen de onderscheiden achter stellingen, waaraan de vrouw op maatschappeiqk gebied nog altijd onder tal van vormen is blootgesteld; het zal eerst dan zijne volle werking doen gelden, als het bewust wordt geleld en gebruikt door eene krachtige Vrouwenbeweging. Al moge de lijd voor het stichten van nieuwe vrouwenvereenlgingen thans wel voorbij zijn en al zij het van het hoogste belang te achten, dat, waar het slechts mogelijk is, de vrouw hare intrede doe in de vroegere mannenvereenigingen, staatkundige en maatschappelijke, er blijft Er is In den winter nog veel meer vogel zang te hooren, dan ge wel zoudt denken. Er gaat geen dag voorbij, of de musschen houden groote kooroefeningen, zelfs midden in de stad en op alle uren van den dag, dat komt van den overvloed en de onbezorgd heid. Ook krijgt de stad een steeds talrgker spreeuwenbevolking. In vroeger jaren zag je in Amsterdam de spreeuwen in hoofd zaak op den voorjaars- en najaarstrek, vooral in het najaar en ieder kent de spreeuwenzwermen, die avond aan avond hun rustplaatsen betrokken in de boomen op verscheidene plaatsen in de stad. Tegen December verdwijnen de meesten, maar er blijven er ook wel en die kunt ge nu In kleine troepjes hier en daar aantreffen. En strijk en zet omstreeks zonsopgang houden ze koorzang in den een of anderen lievelings boom, een dozQntje van die glinsterende druktemakers in een halfduister stadstuintje. Ze zingen al den echten spreeuwenzang, druk en snel en verward, soms meer gerulsch dan muziek: bladerengeruisch en regengetinkelofwaterloop.Maardaartusschen komen ook mooie brokjes melodie en naboot sing van andere vogels en ook de hoog uitgehaalde glissando fl ui tronen, die luider en talrijker worden naarmate de lente nadert. Wanneer zoo'n knaap veel aan die fluittoon doet, let dan eens op, of zijn snavel al geel begint te worden. Het verwarde van den zang maakt echter, dat hij meestal onopge merkt blijft. BIJ ons buiten in de stilte hooren voor de bestaande, leidende vrouwenvereenlglngen nog altijd ontzaglijk veel te doen, eer deze hare taak zullen kunnen beschouwen als afgedaan en de geleidelijke vervanging van de ouderen door de jongeren is daarbij een beslist vereischte. De oorzaak van het feit, dat de jongere vrouwen zich over het algemeen bare verant woordelijkheid te dezen opzichte zoo weinig bewust zijn, meent dr. Sachs te moeten zoeken allereerst In 4e omstandigheid, dat iedere jonge vrouw, die thans het leven Ingaat, goed geschoold en wel voorbereid, dank aan eene opleiding zooals die voor ouderen nog onbereikbaar was, zooals dezen zich die nog moesten veroveren, in het openbare, in het ambtelijke, in het beroepsleven allerlei arbeidsmogelijkheden open vindt, welke voor de oudere voorgangsters nog even zoo vele gesloten deuren waren, aan den strijd voor de ontsluiting waarvan die oudere voor gangsters ook hare groote propagandistische kracht ontleenden. Daar komt nog bij, dat de tegenwerking, welke jonge meisjes met eenen aangeboren krachtigen arbeldsdrang vroeger hadden te bekampen In het gezin zeef, eene tegenwerking, welke haar een 25 jaar geleden bij scharen naar de Vrou wenbeweging dreef, thans wel voor goed gebroken is. Meisjes van goeden huize met eenen levendigen zin voor de hoogere eischen van het leven, die zich in hare naaste om geving op allerlei wijzen gedwarsboomd zagen in haar streven naar indlvidueele ont wikkeling overeenkomstig haren bijzonderen aanleg, die zich voelden achterstellen bij de broeders, die zich hoorden veroordeelen als pllchtvergeten dochters-en zelfzuchtige, on vrouwelijke persoonlijkheden, vonden voor nog een dozijn jaren in de Vrouwenbewe ging de vertolking van wat zij beschouwden als haar goed, haar onvervreemdbaar recht. Door persoonlijke ervaring wijs geworden, leerden zij in de Vrouwenbeweging erkennen een machtig pleidooi voor de rechten der vrouw in het algemeen, los gemaakt en ge zuiverd van het kleingeestige, het beengende en persoonlijke, dat den strijd voor eigen rechten in eigen kring maar al te dikwijls aankleefde. Maar die t(d is voorbij. Die strijd is uitgestreden. De vakschool, de academie, de toegang tot studie, tot ambten, tot beroepen zijn opengeworpen en daarmede is begrijpelijkerwijze voor vele jongeren de prikkel om zich aan te sluiten bij de Vrou wenbeweging vervallen. De onverschilligheid van vele jongeren tegenover de Vrouwenbeweging en tegen over de groote probleemen, welke deze nog tot oplossing moet brengen, eer zij kan worden geacht te hebben afgedaan, is dus wel verklaarbaar. Maar hoe eene verklaring te geven van den afkeer voor naar, die in zoo velen leeft? Dr. Sachs meent dien afkeer, dien tegen wij dat eerder, den heelen herfst en winter. Duidelijker klinkt het lied van den zang lijster, dat dikwijls al voor Kerstmis gehoord wordt, en alweer het meest in stadstuinen: gevallen van individueel welbehagen. In Januari wordt het anders, dan hoort ge gaan deweg in den morgen nu hier dan daar en weldra overal de aantrekkelijke recitatieven van dezen beerlijken zanger. Het hoofdmotief is een twee- of drielettergrepige roep met het accent op den laatsten lettergrerp. Ik hoor daar dikwijls Frederiek" in, maar de voetballers hooren: Bfree-kick"of Be-Quick" en andere weer Kiss me quick", maar aardig Is het altijd. Een andere lijster, anderhalf maal zoo groot als de zanglflster en onge veer van dezelfde teekenlng doch met twee witte veeren in zijn staart, de groote lijster of mistellfjster, begint in ons land pas later te zingen. Het trio roodborst, winterkoning, heggemusch laat zich den heelen winter hooren, maar lang zoo aanhoudend niet als de musschen of spreeuwen en de roodborst zingt heel dikw|ls binnensmonds. Als Ik in den tuin een uurtje ga houtzagen of hakken dan hark Ik eerst even de bladerenrommel in de buurt van mijn werkplaats om en dan heb ik nog geen drie blokjes gezaagd, of de roodborst is al present. Er is in die vochtige rommel altijd wat voor hem te vinden, dingetjes, voor ons meestal onzicht baar, maar ge moet niet vergeten, dat die vogel den grond ziet: zooals wij dien zouden zin te moeten toeschrijven aan algemeene en aan bijzondere oorzaken. Wat de eerste betreft, meent zij het licht te moeten laten vallen op den tegenzin, die zich begint te openbaren tegen organisatie, tegen vereenigingen op zich zelf. Die beide begrippen verliezen onmiskenbaar aan populariteit, naarmate, als een onvermijdelijke reactie, het individueel bewustzijn van den enkeling zflne rechten begint te hernemen. Mocht eene vorige generatie al hebben geleefd in het geloof, dat het eigen indlvidueele leven door vaste aanénsluiting van gelijk gezinden werd versterkt en verhoogd, een jonger geslacht wenscht niet op te gaan In de massa, het vreest er alle persoonlijke beteekenls te zullen verliezen. Dat openbaart zich wel allermeest, meent dr. Sachs, bij haar, die door aanleg en beroep sterk individua listisch voelen, zooals b| kunstenaressen en beoefenaarsters van het kunstambacht. Naast dit meer algemeen versch|nsel treedt dan volgens Dr. Sachs meer in bijzonder naar voren het feit, dat aan de universiteit, waar jonge mannen en jonge vrouwen gesamenlljk studeeren, gesamenlijk den academischen weg bewandelen, waar onder hen zich naast de uitwendige ook meer geestelijke betrek kingen en omgangsvormen ontwikkelen en waar bovendien de vrouwelijke studenten hare wetenschappelijke opleiding enkel en alleen van mannelijke hoogleeraren ont vangen, de geestelijke en maatschappelijke tegenstelling van man en vrouw niet wordt gevoeld en zeker niet erkend. Wat staat der Vrouwenbeweging tegen over deze meer algemeene en meer bijzondere verschijnselen nu te doen? Hoe zal zij de jonge vrouwen, de leidsters van morgen, aan zich verbinden? Zal zij, als zij daar niet in slaagt, niet zijn opgeschreven ten doode? Dat zijn zeer ernstige vragen ter beantwoording waarvan men niet kan vol staan met de opmerking, dat de vakvereeniglngen voortaan het noodige wel zullen doen. Want de beteekenis der vak vereen! ? gingen moet niet worden overschat. Deze vermogen veel, als zij reeds groot en krachtig zijn. Maar bij nieuw opkomende behoeften moet toch van eene algemeene Vrouwen beweging, van eene algemeene samenwer king, zooals die zich voornamelijk belichaamt in de Nationale Vrouwenraden de leiding gevende, de bezielende kracht uitgaan. Alge meene vragen als de positie der vrouw in het strafrecht, in het huwelijksrecht, in het burgerlijk recht: de oplossing van het prostitutle-vraagstuk, van de waardeering van den vrouwenarbeid, van het nieuw zich baan brekend begrip moederschapszorg in zijne verschillende schakeeringen, moeten worden beantwoord, moeten worden opgelost door de Vrouwenbeweging in "haar geheel. Maar die Vrouwenbeweging maakt heden ? ten dage een crisis door, nu voor velen met de verkrijging van het Vrouwenkiesrecht haar bestaansrecht schijnt te zijn te niet gedaan. Zij zal die crisis niet kunnen door staan, tenzij het haar gelukt niet alleen zich zelve maar ook de jongeren, die haar nog verre staan, te doordringen van de nobele grondgedachte van haar innerlQkst zijn: de vrouw ontvankelijk te stellen voor het wezen van den tQd en de vrouw te doen Inwerken op het wezen van den tijd. Volgens dr. Sachs hebben de leidsters der Vrouwenbeweging zich daarbij vóór alles te hoeden voor overdrijving. Dooreen sociaal vraagstuk maar al te uitsluitend te bestempelen als een vrouwenvraagstuk, stoot men geschoold denkenden allicht terug, schrikt men haar af in plaats van haar aan te trekken. Vroeger, toen vraagstukken van algemeen belang enkel door mannen van mannelijk standpunt werden beschouwd, mocht zoo iets gelden, thans gaat het er veeleer om, de jongeren er op te wijzen, dat een sociaal probleem, ieder vraagstuk van algemeen belang, de vrouw raakt 100 goed als den man en daarom eene specifiek vrouwelijke toelichting behoeft. Men ontzie het wantrouwen, het gerechtigd wantrouwen der tegenwoordige jongeren tegen iedere op de spits gedreven tegenstelling van manne lijke en vrouwelijke belangen. Dat die tegen stelling door de jongeren niet meer wordt gevoeld, dat dezen er veeleer aanstoot aan nemen, is bovendien op zich zelf reeds eene groote zegepraal, eene schitterende bekro ning van het werk van een ouder geslacht. Maar wel moet men er op blijven wijzen, altijd en altijd weder op nieuw, dat de alge meene sociale vraagstukken dringend be hoeven, dat ook de vrouw er haar licht over schijnen laat. Ten slotte legt dr. Sachs in haar lezens waardig artikel ook nog den nadruk op het betreurenswaardig feit, dat de jongeren het wezen der Vrouwenbeweging, de geschie denis dier beweging in het algemeen en die der groote voorgangsters in het bfzonder, zoo weinig kennen, zich daarvan dlkwjls de zonderlingste voorstellingen maken. Die onwetendheid der jongeren omtrent personen en feiten, die hier in Nederland zoo goed als in Duitschland kan worden geconstateerd, vraagt dringend om voorlichting; en mis schien ware voor de organisaties, die thans, na de verkrijging van het Vrouwenkiesrecht zien met een loupe, die twintigmaal vergroot. Het duurt dan ook niet lang, of hij heeft zijn bekomst, tenminste voorloopig, en dan gaat hij staan te zingen op zijn dunne splllebeenen, maar zoo zacht, dat Ik soms alleen maar aan het bewegen van zijn oranje strotveer tjes kan zien, dat het lied nog voortduurt. Nu, dergelijke binnensmondsche zang krijgt men in den winter behalve van het rood borstje ook nog te hooren van alle lijster soorten, van kraaien, roeken, eksters en van den vlaamschen gaal, en er zullen er nog wei meer zijn, zooals leeuwerik engraspieper, maar die laatste behoort eigenlijk niet meer tot den winter. Trouwens, de leeuwe riken zingen ook al rondvliegend, de boomleeuwerik reeds In November en December, de akkerleeuwerik al heel mooi in 't eind van Januari. Zeer belangrijke winterzangers zijn ook de meezen. Met hun lokroepen zijn wij ver trouwd genoeg, het hooge muizegeplep van koolmees, pi m pel, zwarte mees en hun g-zel het goud haan i je of de vettige triller van de staart meesjes. Daarbij passen ook de lok roepen van boomklever en boomkruiper! Maar de koolmees wordt al gauw meerlettergrepig zelfs al in December en het mooie zilveren lachje van de pimpel mees: fji-piminlmfm'' hoor je dag aan dag, eigenlijk haast het heele jaar door, zelfs op dagen van vorst en nevel, als de meeste andere vogels zwijgen. Daarvoor ts ' het diertje nog lang niet genoeg geprezen, Ons Kookboek Opgemaakte schotel POULETRAQOUT MET MACARONI Hebt gij poulet over van de soep, maak daarvan dan een smakelijk schoteltje voor de lunch n.l. een eenvoudige kalfsragout met flink wat saus er op. Een eetlepel vol kappertjes er aan toegevoegd, geeft er een fijn smaakje aan. Gameer met biet en leg er, in water of bouillon gekookte macaroni omheen. E. H.?v. B. minimum iiiiiiiiiimi haar werk in andere banen hebben te leiden, veel goeds te doen door het verspreiden van meer historische kennis omtrent den groei en de beteekenis der Vrouwenbewe ging, door de uitgave van zorgvuldig be werkte, goed gedocumenteerde blographiën, waarvoor wij |de onderwerpen heusch niet aan het buitenland behoeven te gaan ontleenen. Ons eigen Nederland is ook rijk geweest aan vrouwen van beteekenis. JOHANNA W. A. NABER Over Boeken en Tijdschriften HUISHOUDEN ZONDER DIENSTBODE Mevrouw Therese Hoven heeft haar vlotte vertel-pen voor de variatie eens eventjes, onder bovenstaanden titel, een brochure laten schrijven. Ultg. Valkhoff, Amersfoort. Prijs 30 cent. Er staat niet bepaald veel nieuws in; maar het thans zoo druk behandeld vraag stuk wordt er nog weer eens nieuw belicht. De schrijfster behandelt gedeeltelijk de belangen der dienstboden, gedeeltelijk die van de huismoeders. Zij heeft een soort van enquête ingesteld en geeft nu aan haar lezers het oordeel van een aantal ervaren dames ten beste. Hoofdzakelijk komt dat neer op de gewoonlijk aanbevolen maat regelen van vereenvoudiging en zelf-inspan ning. Daarbij komen enkele details ter sprake, die misschien deze en gene op een bruik baar denkbeeld brengen of tot vruchtbaar tegen-denken prikkelen zullen. Meer en meer dient men, bij de opleiding der aankomende meisjes (in verschillende standen!) te gaan Inzien dat, per slot, van allen arbeid, de huishoudelijke, door zijn vele afwisseling, het meest voor de vrouwelijke natuur, naar lichaam en geest, geschikt is. Aan de huisvrouwen wordt in dit boekje aanbevolen, naast haar prestaties, haar ge voel van eigenwaarde te behouden", opdat de dienstmeisjes .ziende dat Mevrouw het ook wel kan", het werk uit een ander oog punt gaan beschouwen. G. C. . * , EEN AARDIG KINDERBOEKJE E. Bergsma, Dodo. Met platen van G. Bergsma. (Gouda, G. B. van Goor Zinen). Een frisch kinderboek. De heldin Doraen haar tweelingbroer Karel zijn twaalf jaar oud; en dus is her bestemd voor lezers en lezeressen van dienzelfden leeftijd. Zeker zal het door velen hunner, met genoegen en niet zonder spanning, genoten worden. Wat mrj in dit boekje trof, was de tact volle samensmelting van joligheid en ernst. Ik had juist onlangs hooren klagen, dat de auteurs van hedendaagsche kinderboeken, om de lektuur voor hun jong publiek aan trekkelijk te maken, te vaak hun heil zoeken in schildering van buitensporige ondeugend heid. Evenals aan cinema's verweten wordt, dat door menige film-voorstelling boefjes gekweekt worden, zoo zou menige kwajongensstreek oorzaak of aanleiding hebben in schijnbaar doodonschuldige kinderliteratuur. Van zoo iets is hier geen sprake. De kinderen, waar het hier om gaat, bedrijven, als alle anderen, niet alleen hun guitigheden, maar ook hun domheden, ondeugendheden en vergeetachtigheden. Maar zij worden door hun ouders in volle vertrouwelijkheid opge voed. En het komtJn ons op, te denken dat, wat er later van hen worden moge, de geest en de toon vati het ouderlijk huis voor goed een stempel op hun ziel zal gedrukt hebben, die hen voor al wat erg leelfjk en slecht is, zal bewaren. G. C. llllllllllllllttlllllllllllllllilllllllllMlTlIIIIIIIIIIII Wordt door 21.OOO artsen erkend ?Is het beste versterkingsmiddel voor Zenuwen en Lichaam. alleen heeft zijn onbegrijpelijke levenslust en levenskracht een nog al lang lofdicht ontlokt aan den intellectueelen dichter Emerson. Hij heeft wel het Amerikaansche meesje bedoeld, de chlckadee, maar alles wat hij zegt is volmaakt op ons pimpelmeesje toepasselijk. Tenslotte haalt hij er zelfs den grooten Caesar bij en vindt dan het aardige slot: I, who dreamed not when I came here To find the antidote of fear Now hear they say in Roman key Paeanl veni. vidi, viel". Ik kan u dat plmpelmeesje ten zeerste aanbevelen, een paar dagen geleden nog hoorde ik zijn trlomfkreet op de Keizers gracht bij de Spiegelstraat. Er waren er toen twee bij elkaar en hun hemelsblauwe sche delkopjes lieten al niets te wenschen meer over, ze hadden reeds al de helheid van het voorjaarskleed, 't Is dan ook zeer de vraag, of wij, wat wfl thans hooren,-wel winterzang mogen noemen. Ook scharrelen de roeken weer langs de oude nestplaatsen, de waterhoentjes toeteren al lustig onder de elzest ruiken en op het duin laten de fazanten hun gebrekkig gekraai hooren. Je weet met die vogels nooit, welk jaargetijde het eigenlijk is Onze levensstandaard past hun niet. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl