De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 31 januari pagina 7

31 januari 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

':0, No 2223 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JOHAN DE MEESTER 1860 6 Februari 1920 Onze Revolutie van '80 is fel en hevig geweest. -De drassige bodem van het kleine Holland, de klefferige kleimassa's zelfs trilden en raakten in beweging van de geweldige schokken en beroeringen. Alle natuurkrachten waren ontketend; gierende stormvlagen zweepten het water over de roestige, ver vuilde aarde, dat sloot en wetering ? de moddermassa's nauwelijks verzwelgen kon den; knetterende en bulderende donderslagen zuiverden de atmosfeer; het felle, zuivere licht straalde over de herleefde landen. Vernietiging bracht de Revolutie in den haat en.de vervloekingen van Van Deyssel, in de scherpe, onafwijsbaar klare betogenvaa Kloos; nieuwe schoonheid voor immer bracht zij in de stralende mildheid van Gorter's Mei, in jle sonnetten van Kloos, in de verzen van Van Eeden en Verwey, in de zuivere naturalistische romankunst van Van DeyssePs Liefde. Edoch, als we op de krachten van deze geestdriftige jeugdige begenadigden van '80 tot nu toe hadden moeten teren, zou het thans toch vrQ pover met onze litteraire kunst gesteld zijn. In de proza-kunst althans is Van Looy uit den kring der Jongeren van De Nieuwe Gids wel de eenige die in strakke, stadige kllmming tot op den huldigen dag gestegen is. En waarlgk Kloos had wel recht in 1899 naar aanleiding van De Meester's Zeven Vertellingen te constateeren: .Er wordt In de laatste jaren weer geschreven door tal van nieuwe en voelende menschen, met diepzinnige liefde voor waarheid en .schoonheid, een schat van dingen, die zoo gauw niet vergaan; en ik geloof wel, dat de Nederlandsche letterkunde, die een poosje lang als doodgeloopen leek, langzamerhand weer een toekomst gaat krijgen, een toekomst, wier grondvesten nu reeds zQn gelegd". Als elke revolutie heeft ook deze de slui merende krachten terstond gewekt. Toen eenmaal het bevrijdende woord door steden en velden weerklonken had, schaarden zich al de jongeren, waar wat in zat, om de wap perende vaandels, niet als slaafsche volgers, maar, trouw aan de leuze van den opstand, allen zoekend langs eigen wegen een zuivere persoonl|ke kunst, onder welke inspiratie dan ook, steeds strevend te geven een eigen baan, een eigen krachtig geluld van indivldueele schoonheid. Zoo ontstaat met en naast de groep der 80-gers in de Nieuwe Gids o.a. onze mooie gave romankunst van nu. Emants en Couperus zQn er al, als de eerste donderslagen ratelen over het land, en ze zijn er nog. Fier en . 2'J^y-^J^^J=*=ï<-!!&^f>tói^^-^^-^ DRAMATI/CHE KRONIEK DE CRISIS Al lelt de stad verwoest, en wil daarvan niet ijzen, zij zal met grooter glans uit asch en stof verrijzen." De crisis in het tooneelbedrQf, waarvan de staking van dit oogenblikeen onderdeel uitmaakt, heeft lang op zich laten wachten. En al die jaren leed ons too neel aan de holle phrase, woekerde de koorts der opgeschroefdheld. Bluf na*ar bulten, In wendig nood en gisting. Een surplus aan gezelschappen, een surplus aan te weinig begaafde tooneelspelers. Handelsgeest, ge baseerd op overbleding en ondergraving, voorspiegelingen zonder kiem van levens vatbaarheid, begoocheling. Na elk seizoen: artistieke mutatlën naar den meest-bledende. Contractbreuk, schering en Inslag. Een kleine minderheid getrouw aan de gemeenschap pen ke taak, aan het repertoire. Roekeloos heid hier, bandeloosheid daar. En bij het publiek toenemende begripsverwarring. Een explosie, zóó ernstig, zóó afdoende als deze, had wel niemand verwacht. Dat in dit hazardspel een kentering moest komen, stond vast.En wij mogen van gelukspreken.dat thans, zonder overijling zij die gelooven haasten niet na openl|ke rekening en verantwoor ding den weg naar een gezonde tooneelkunst wordt bevrijd. Het huidige conflict, opge drongen of uitgelokt, ontstond in het ver band eener noodzakelijke omwenteling, naar de wetten van oorzaak en gevolg. Het Pensioenfonds," de onafwijsbare eisch iimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii Levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN zelfbewust scharen zich naast hen al de jongere strijders van dien tijd, De Meester, Netscher, Heyermans, Frans Coenen, Querido, Robbers, Van Oordt, Henrl Hartog, De Schartens, Van Schendel, Van Hulzen. Een nieuwe schare jongeren kwam sedert op. Allen wel in de eerste plaats bezield door de machtige naturalltés der Fransche roman kunst van Zola en Flaubert, maar, trouw aan het wachtwoord, allen anders, allen Hollandscher en in dat nationale werkend naar eigen drang en instincten, met eigen gaven strevend naar persoonlijke schoonheidsidealen, van het barre niets ontziende realisme van Heyer mans Kamertjeszonde tot de meest fijne, subtiele vergeestelijking bij Van Oordt en Van Schendel. HOE dit bQ die allen is toegegaan, onder allerlei invloeden is gegroeid, is de stap voor een aantrekkelijke studie, die nog steeds wacht op een künstzinnigen werker. In deze, onze rijk opbloeiende romankunst nu, neemt De Meester, dien we thans op zijn zestigsten verjaardag huldigen een eerste plaats in. Wie De Meester zegt, zegt Geertje. Welk een simpel, onbeduidend geval: een een voudig natuurlijk dorpsmeisje, opgevord in een strenge, stille sfeer van eenvoudig, braaf geloof, komt in een groote stad en wordt er door een getrouwd man, een bruut, bij wien ze het huishouden verzorgt, verleid en blijft in al haar ellende trouw aan haar zoete droom van liefde. Maar wat heeft De Meester er niet van gemaakt. Hij heeft het hoog opgeheven voor alle tijden tot de beste werken van onze letterkunde; Men zal er altijd over blijven spreken, zoolang onze Hollandsche cultuur bestaat, zooals men spreken zal over de Camera Van Beets, de Sara Burgerhart van Wolff-Deken, den Spaanschen Brabander van Breero, een gaaf, rijp werk waarop men wijst als het. allerbeste. En daarmee is deze huldiging gerecht vaardigd niet alleen; daarmee is ze een heilige nationale plicht van dankbaarheid en vereering. Welk een simpel gegeven en wat heeft de auteur er niet van gemaakt l Zoo Is heel onze Hollandsche kunst. Zij is geen kunst van breed opgezette fantastische verhalen, geen kunst van overstelpende avon turen, die door haar verrassende verwikke lingen den geest In spanning houden. Zij is de kunst van de liefdevol verzorgde re aliteit, van het indringen in den geest van menschen en dingen. Hildebrand gaat uit logeeren in een klein Hollandsen benepen stadje .bQ een verdroogden oom en ontmoet in die suffe bekrompen omgeving eenige menschen. Maar wat een rijkdom van leven, wat een lieve, zuivere menschelijkheid heeft Hildebrand er van gemaakt. En hoeveel dieper nog leven we In het leven van een eenvoudige, trouwe ziel in het werk van De Meester. De welverzorgde behandeling van dit eenvoudige geval Is alles. Zoo was het immers ook steeds door heel onze groote schilderkunst heen. (Hoe schittert de hooge heiligheid van ziel, de zuivere heerlijkheid van uiterlijk bezoedelde dooreen boven heel dat leven van laag alledaagsch gewnrm en geploeter) hoe worden we in die zoo sobere, krachtige schildering doordrongen van de tragische heldere hoog heid in dit dorpskind, wier zinneHkheld en hartstocht niet is geweten door lagere sen sualiteit, maar ruim gedragen wordt door simpele geestelijke verliefdheid, die opvlamt tot zuivere liefdestrouw, die Geertje in haar zachte vriendelijkheid wijden tot de heilige opoffering van haar bestaan, haar willig doen dragen de smaad en de armoe, haar dapper doen afwQzen.de gemakkelijke zeker heid van het rustig' huwelijksleven in betrekkelljken rijkdom, zonder liefde van haar zijde, maar waar ze toch onaantastbaar zou zijn geweest voor de hardheid en smaad van de wereld. Doch laat ik niet verder over dit boek spreken. Wie kent Geertje niet, wat is er nog over te zeggen in dit korte opstel na de voortreffelijke ontleding die van Campen ervan gaf, na de velerlei hulde, die de besten ouderen over De Meester voor dit werk brachten l Hoeveier roem door heel de wereldlitera tuur ligt in n boek. ook ten onzent. Wat zal Van Beets, Van Koetsveld, Kneppelhout, Hasebroek nog genoemd worden op den duur dan een boek, waarvan wij allen direct van dezen tijd, zou er toch gekomen zijn, en wQ hopen met de tooneelspelers, dat de gebeurtenissen dezer dagen de organisatie op goeden grondslag van dit verantwoorde lijk lichaam, dat men niet kant en klaar uit den grond stampt, zullen bespoedigen, doch het zuiverlngs proces, het terugtreden en afvallen van, ten nadeele der tooneelkunst, op den voorgrond gedrongen elementen, zal toch van dezen strijd de waardevolle winst blijken te zijn. En daarvoor was noodig: openbaarheid, een ieder met il|n vermeende aanspraken, zijn gaven en zijn streken, zijn grieven en zijn pathos, voor den dag l Er is in het vakvereenigingsleven van kunstenaars, zoodra het zich wil bewegen bulten den Muiderkrlng," veel, dat den kunstenaarsaard geweld aandoet, en het kan dan ook niet verwonderen, dat onze kunste naars van beteekenls er moeilijk toe te krijgen zijn. Het collectief optreden, op een terrein waar de persoonlijkheid, uur die Persönlichkeit1', geldt, is een uniform, waarin de uitgelezen vrije geest zich niet voegen , kan zonder te schaden aan zichzelf, indirect aan de gemeenschap. En ook ten opzichte van de maatschappij zijn de rechten van den kunstenaar zóó natuurlijk afhankelijk van een ieders indivldueele waarde idiëeele zoowel als handelswaarde dat solidari teit" slechts bQ uitzondering meer dan een hersenschim van den goeden wil zal kurnen zfjn. Kameraadschap, dat is het wachtwoord van den kunstenaarsstand, doch ook deze met onderscheiding. Verwantschap naar den geest, meer dan naar het vak. Moge ze uit de solidariteit door dik en dun, die de gevaarlijke vergissing van den dag is gebleken, herboren worden. Kunstenaars- vakvereenigingen zijn k werk plaatsen voor kunstenaars. Als brug tot geestelijke verstandhouding, zullen we ze nooit geheel afvallen, ook al stellen ze zich wat onwelriekend aan, en al gaan ze, in hun Qyer voor het vermeende goede, soms over tot brooddronken uitersten. In hoever zij de diverse materlëele belangen op den duur zullen kunnen behartigen, in hoever zl de essentlëele waarden van het kunstenaarsbe staan willekeurig of onwillekeurig nadeel zullen toebrengen, blijft een open vraag. En het zal hoe langer hoe meer kiezen of den naam op de lippen nemen. Voor hoevelen zegt Swift niets meer dan Gulliver's Travels, De Foe niets meer dan Crusoe, Lessing niets meer dan Nat an. Wie ?De Meester zegt, zegt G-ertje. Maar De Meester is voor ons allerminst de auteur van dat ne boek. Hoe verrijst bQ het hooren van zijn naam heel die rQ van schoone verschijningen van Kleingoed en Een Huwelijk tot de Walmende Lampen, waarvan we allen genoten hebben en nog dagelijks genieten door de rijke afwisseling in uitbeelding van heel het leven in al zijn wisselingen, door de steeds dieper pellingen van het innigste leven der ziel door de steeds zorgvuldiger en geestiger schildering van al het menschelijk getob. Staat vooral de Zonde in het Deftige Dorp niet volkomen gelijkwaardig in de uiterst knappe schildering van de kringen van valsche vroomheid en fatsoen, een boek waar Frans Coenen zoo terecht van verklaarde: Je moet een heel eind boven je levenshaat geklommen zQn, om er zoo uit de hoogte op te kunnen M ken. Want dit is juist het pakkende in dit boek, het gevoel van op superieure hoogte boven al dat fatsoensgekwezel te staan, boven alle gekulp en gekonkel, heel die schijnheilige Hollandsche aristocratie en er rustig met voornamen spotlach over te praten zonder uitingen van haat of bitterheid. De Zonde is een prachtige pendant van Geertje. In beiden kwellen dezelfde angsten een jonge zwangere dienstbode. Maar in Geertje Is de verheerlijking van de liefde, in haar diepe Itjdens-traglek; in de Zonde daarentegen de superieure spot, spot over heel de bende, die zich afwendt van de vertrapte, spot over den dominee, gebroken onder de schande, die zQn jongen hem aandoet; tot welk een fel bijtend sarcasme stijgt d Ie spot in de weerzin wekkende houding van trots en zelfgenoegzaamheid bQ de adelQke stiefmoeder van het theologisch studentje, dat te ver ging" met de meid, in de treffende sympathie-betuigingen van heel de kliek van freules en jonkers, voor het zwaar beproefde gezin van den dominee. Dit is het hooge in dit stellig even schoone boek als Geertje, dit de haat nimmer door breekt, die we vorlen smeulen, dat hij eer zweeft tusschen verachting voor dehuichelende bende, en de hooggedragen spot, de superieure humor van het geval. De Meester is niet de eenvoudige realist, die ge late-! zit na te teekenen de buiten wereld van de dingen. HQ Is de man, die zQn eigen ziel in zfjn werk legt, zooals hij dat zelf over Geertje heeft; hoe in Geeitje leeft zQn ideaal van vrouwenliefde van zijn 18e jaar af, hoe een geval uit de werkelijkheid hem dwong, dit ideaal, uitgaande van de realiteit, uit te beelden. En hQ deed het met de vreugde van iemand die heeft gevonden zijn Ideaal. Vorm geven aan eigen levensinzicht, eigen levensoverpeinzing dat is zijn werk. Zoo heeft hQ het ons zelf uitgelegd in zijn inter view met d' Olivelra, en inderdaad zoo vinden ?- Q het terug in heel de reeks zijner werken, in Een HuwelQk (1890)", dat hQ zQn aanstaande vrouw aanbood, opdat zQ er hem zelf uit zou leeren kennen, in Dee moed en in Louise van Breudevoort, in het Leed van den Hartstocht en ook inCarmen vooral. Er was in nog meer menschgevotl dan schoonheidsverlangen. Mij is het vooral te doen om menschelijkheid en levensbegrip, levensgewaarwordlt g". Hierdoor staat hQ ook eigenlijk buiten de N. Gidsbeweging in engeren zin. De Nieuwe Gids bemint het leven en zoekt voor alles de schoonheid. Een leven-verneinend mensch", vertelt De Meester verder van zich zelf, vloekt, een levens-bejahend mensch bidt. Nu is mijn levensproces dit, dat ik, door het geluk dat ik vind in mijn gezin, ook doordat ik rijper ben geworden, ben gekomen tot een levens berusting die echter nooit zegt: Wat is het leven heerlijk. Er is een groote behoefte aan liefde in mij, en het boek dat ik met zeer besliste opzet aan m Q n vrouw heb opge dragen, dat is Geertje", dat men een levensbejahend boek heeft genoemd." Waar Nederland thars zijn groote roman schrijver hulde brengt, daar denkt het tevens aan den journalist, den voortreffelljken artisIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll deelen worden : of een vakbestuur van kun stenaars, die als zoodanig hun sporen ver dienden en door hun persoonlijkheid het noodige karakter en geiag aan een vereeni ging verleenen, doch daartegenover par droit de naissancc de goddelijke vonk voor het vereenigingswerk veelal zullen missen, of een bestuur van minder begaafden, In de kweekplaats van den Bond geboren en ge togen, voor wie dit ageeren meer in een levensbehoefte voorziet, en die hun voornaamsten roem, en ook den roep der ver eeniging, in hun qualiteit van vakbestuur ders" moeten verwerven. Te veibroederen zfln deze belde categorieën, geloof ik, niet straffeloos.. Een voorbeeld van een meer decoratief bestuur was immer het bestuur der Veree niging voor Letterkundigen. De leden daar van zaten achter de groene tafel als parkieten op een stokje, en de centen- questie leek hen, met betrekking tot de geringe navraag in Nederland naar het letterkundig product, nooit zeer loonend. Doch wannerreen onzer natuur-dichters de notulen voorlas, zijn no tulen, rhytnmisch proza met heimelflklyrische reflexen, dan blaakte de vergadering van geestdrift, niet voor moties" of flnantieele , emoties, maar voor onze schoone letteren, j en de laatste twijfel omtrent het bestaans' recht dezer Vereeniging ontvlood. De slag tand des tjjds heeft ook aan dien vrede ge knaagd. Doch op den voorzitterszetel bleef tot heden gespaard: een groot en wQs en dlep-bezonken dichter, aan wiens beleid zich zelfs de jongste letterkundige met eerbied en vertrouwen onderschikken kan. : Het tegenbeeld van dit gezegend patri archaat biedt de Nederlandsche Tooneelkunstenaars-Vereeniging. Dramatische kop stukken bewonderen wQ achter deze groene tafel niet, het tegenwicht van den dichterlijken geest ontbreekt. Ik wil hiermede niet zeggen, dat ook in deze vereeniging niet een zeker idealisme zou heerschen, een der bestuursleden, een geboren apostel, zou zich zoo oogenschtjnlijk voor een voordeelige za»k, welke ook, lever d laten biaden en opeten, maar haar optreden In het algemeen getuigt toch van een overwegend agltatorisch talent. Men heeft hier ook te rekenen met een snel opgekomen stand van heel- of halfl ALS'T Zóó DOORGAAT!... Teekenlng voor nde Amsterdamflter" van lordaan De laatste Schouwburgbezoeker. ' ' IIMIllMMIIIIIIIIIIIIIIininMIIIHIIIIIMMIIIIMIIIIIIlHIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIInillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllinilllllllllllllllllllllllllll voeten, de liefde, verecring en dankbaarheid voor den mensch en den kunstenaar. Moge zijn levensbejahung er door stijgen, moge hQ klimmen van zQn levensberusting tot levens vreugd. J. PRINSEN J. L. z N. liiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiiMiiiiiiiimmiiii iiiiniiiii tlekfn bestuurder van de rubriek Letteren en Kunst in De Rotterdammer. Geen Hollandsch blad is in deze afdeeling zoo wel verzorgd, zoo rijk in afwisseling, in belang wekkende en nuttige notities die tal van menschen, welke zich voor schoonheid en wetenschap interesseeren onmisbaar zijn. Hoe waardeeren wij allen zijn pittige kro nieken, zijn verslagen van heel het openbare kunstleven, zijn overiicht van tijdschriften en van den inhoud van nieuwe boeken. Hoe weet hij steeds en immer het meest pikkerde, het schoone merkwaardige, typische met een enkel woord of een gelukkig citaat te slgnaleeren. Hoevelen kunnen zich hun dagelQksch leven nauwelijks denken zon der de rubriek Letteren en Kunst van De Meester. De Meester zelf heeft ons verteld, hoe hij in den aanvang van zQn journalistieke car rière verketterd is o.a. omdat hij werk van Toorop had durven mooi vinden. En be scheiden gaat hfl verder: Ik geloof dat ik de eerste journalist ben, die wat voor de nieuwe litteratuur en de nieuwe kunst in de jour nalistiek heeft kunnen doen". Zoo is het. En even waar die andere bekentenis: Ik ben geen vent om journalist te wezen: ik houd van de eenzaamheid buiten". Hfl heeft behoefte aan liefde. Moge hij op dezen dag de liefde van heel het ontwik kelde deel van het Nederlandsche volk in iiiMMiimiii intellectueelen, aangezien het ambt van tooneelspeler, maatschappelijk lang miskend, in korten tijd tot aanzien steeg, en geen diploma H. B. S. of Gymnasium wordt verelscht om naast de uitgesproken genieën in het gilde te worden opgenomen Binnen de muren van ons klein land weerklinkt elke stem. En wanneer nu zoo'n enkele nouveau-rlche-vanden-geest een keel opzet, om de belangen van ?de portemonnaie voor te staan, of de vereeniging aan te bevelen in de publieke belangstelling, of om te demonstreeren dat hij erbij behoort dan kan dat voor de por temonnaie, den naam der vereeniging en zijn eigen artistiek overwicht allengs bezwaarlijk worden. Wie niet beter wist. zou dan licht gelooven, dat het meerendeel onzer tooneelspelers bij tante Engel in de Pflp was op gevoed, terwijl we juist In den laatsten tijd zoo dikwijls in de krant hebben gelezen, dat de tooneelkunst als beschavingsfactor" niet genoeg te prBzen is. Een voorzitter, in wlen vriend en vijand den kunstenaar van talent en beschaving moest eerbiedigen, zou misschien in een behoefte voorzien. Doch, zooals gezegd, de verbroedering van zooveel tegenstrijdigheden... De Bond van Ned. Tooneeldirecteuren, een noodvereeniging, waarvan men niet ver onderstelt, dat ze uit drang des harten ont stond, blijkt inmiddels het misverstand ook zijnerzijds grondig te kunnen uitvieren. En ook dit Is een geluk. W.ant waar zou het heen moeten wanneer de weinige, nog over gebleven tooneel-directeuren in het vervolg bij elk meeningsverschil met een succesvol mi-carètie op het Leidscheplein werden be dreigd. Zoo gaan er van belde zijden stroomen gouds, welke de dramatische kunst wel beter had kunnen gebruiken, verloren, tal van minder talentrijke dames en heeren zullen het doornig pad der kunst moeten verlaten, om in een burger-beroep de handen uit de mouwen te steken, het eene gebouw na het andere wordt in den waren zin des woords verbeurd" verklaard, en de bioscoop (waar voor een ernstig tooneellelder m.l. evenmin bevreesd behoeft te zijn al* W|v. Dirk Schater voor de pianola) is gelflk de derde, die er ras" mee heenloopt. Doch in het heil dezer radicale bezinning geloof ik desondanks. Er is gedurende deze lange relache" een TWEE SONNETTEN door H. G i L T A Y TERUGKEER Na lang omdwalen op de hooge wegen, niet door mijzelf gevonden, maar die wezen mQ grooteren dan ik, nadat gestegen ik was tot ongekende hoogten, rezen de twijfels, of, wat ik zoo had verkregen, mijn eigen was, en ik begon te leien mijn oude boek, dat slapend had gelegen zoo langen tijd. O hoe werd plots mQn wezen verhelderd, toen 'k hervond de eigen IQn van denken en van zoeken, die verloren was onder veelheid van vreemde gedachten... Vanaf dien dag voeld' ik als nieuw-geboren: alleen het weten, dat omhoog wQ brachten uit eigen diep, kan waarlijk weten zijn. DE RICHTING Nooit zal ik het gezegend uur vergeten, dat ik, een kind nog, voor het eerst vernam, hoe al, wat wQ levende wezens heeten, de loten zfjn van nen Lfevensstam, groeiende schakels van d' onelndge keten, die uit de oercel eens te voorschijn kwam. Datuur wees eens voor al mfln drang tot weten de richting, die het altijd weer hernam. Hoe ik ook telkens in de nevelsfeer van mystisch overpeinzen mQ verloor, steeds keerde, helderder nog dan te voor, het inzicht, dat mQn allerdiepst begeer naar weten slechts kan stillen, stap voor stap, de rustig-voortbouwende wetenschap. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii scheldnaam gelanceerd, die na de omwente ling wellicht voor den geuzen-naam niet onder zal doen. Slaven". Tooneelspelers, meer dan alle andere kunstenaars, de slaven van hun beroep. Inderdaad dat zijn ze. En wie zich dit niet voelt bQ de gratie Gods, wie niet bereid is de ontberingen dezer wereld blQmoedig te dragen om der wille van zQn gering deel in het geestelijk heelal, die heeft in deze benarde dagen van hard tegen hard, gelegenheid zich nog eens te bedenken... In geen enkel kunstvak kan een kunste naar zich ook maar sparen" zonder aan zijn beste-zelf een jammerlijk te kort te doen. In het wisselvallig tooneelvak, in het fijne raderwerk der voorstelling, grijpt elk eigen belang in als een spaak, en de gevolgen, die wQ thans leeren kennen, zQn onoverzienlQk. Offers. Doch hoe graag gebracht l Het ergste kwaad dat een vakvereeniging kan stichten is wel dit: dat zQ proletariërs tracht te maken van hen, die bestemd zijn zich den koning te rijk te voelen. Geen loonsverhooging, door deze staking afge dwongen, zal aan de kunstenaars van het tooneel vergoeden wat zQ aan zichzelf mis deden, toen zQ zich plaatsten op den rang van den handwerksman, toen zij verzaakten in wat hun het liefst is, en rte dramatische kunst prijs gaven aan het lot. En zQ, die deze ontrouw-aan-het-werk hebben gesteund, steunden willekeurige stakers", voor den kunstenaarsstand over de geheele linie zou hun adhaesle een beleediging zijn. Het is te hopen, dat het beleg nu gauw zal worden opgeheven. De strijd is gestreden. En de overwinning ligt... elders. TOP NAEFF CADILLAC Het Meesterstuk der Autotechniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl