Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
31 Jan. '20. No. 2223
P. MOREELSE, MEISJESPORTRET
In bruikleen In het Mauritshuls
IN HET M A URITSHUIS
Tegelfk met de Madonna van Mar Ulo,
die wij hier onlangs uitvoerig bespraken,
zijn in het Maurltshuis nog eenige andere(
sedert kort in bruikleen ontvangen stukken
tentoongesteld, die vermelding verdienen.
Vooreerst een IJsvermaak van Jan van Goyen
(h. 365, b. 465 cM., links-onderaan
geteekend en gedateerd: v G 1646). Op het be
vroren rlvlervlak ziet men een groot aantal
figuren: zwierende en glijdende
schaatsenrf ders,eenige kolvers, met paarden bespannen
en met menschen beladen arresleden, een
duwslede en temidden van dat alles een
puntig gedaan hondje, dat in grappige hou
ding, stflf op zijn pootjes, het heele gedoe
staat op te nemen. Op den rivierdijk, ter
linkerzijde, een kerk met spitsen toren, een
berpannen boerens'eêmet inzittenden, een
ruiter, nog een paar figuren en weer zoo'n
geestig geteekend hondje, dat achter de slee
aansukkelt. Op den anderen, slechts even
aangegeven oever een molen en een kerk
met stompen toren en een kleiner torenspitsje.
Het is een mooi stuk in een grijzen toon,
naar het donker gestemd onder invloed van
een grootendeels zwaarwolkige, slechts flauw
opklarende en maar luttel blauw vrijlatende
sneeu wlucht, een toon, waarin echter een
goede belichting allerhande fijne
grijsnuances doet bespeuren. Dit schilderij maakt,
bij alle afwisseling in de bewegingen en
standen der vele figuren, toch den indruk
van rust en evenwicht en geeft, als kompo
sitie, wel ten volle een nheid, maar bovenal
dankt het zfln weldadige behagelflkheld aan
dat doorademd-zfln van buitengevoel en van
het Hollandsen-genoegelflke en
HoIIandschvertrouwelflke, dat aan het werk van onze
oude landschapmeesters en in het blzonder
van den teeder-schouwenden en
intiemlulstervollen van Goyen zoozeer eigen is.
Verder vinden wij in het museum een
landschapje van J. Mancadam (h. 33, b. 36
cM, rechts-onderaan geteekend: M), een
heuvel- of duingezlcht met een paar figuren
en een geit, dat wel van een andere
opvatHET SOCIALISME IN JAPAN
De vage mythe van het gele gevaar, die
vóór en ook nog tijdens den wereldoorlog
vaak het onderwerp was van een onoor
deelkundig gesprek is nu op den achtergrond
gedrongen en heeft plaats gemaakt voor een
nieuwe lezing, even vaag en even weinig
onderlegd: de grootheid van Japan in de
toekomst.
Waarop gronden we eigenlijk deze bewe
ring, afgezien of deze onderstellingen al of
niet waarschijnlijk zijn? Wat weten we hier
(n Holland van Japan, behalve de boeken
van Lacfadlo Hearn en een paar vluchtige
reisbeschrijvingen ?
Waar zijn de goede werken van
socloiogischen en economischer) aard, die ons nader
brengen tot de kennis van de ontwikkeling
van dit rijk, vooral met betrekking tot andere
landen? Een^flick degelijk werk over het
Japan van heden lijkt me voor ons land
hoognoodig.
Wat we behoeven is een objectief ge
schreven werk als b.v. het boek van prof.
Huizlnga over Amerika, niet een tendentieus
boek als het Japan door de Japanners"
indertijd door Willlam Stead uitgegeven.
En de couranten? Ook deze falen, geven
ons wel wckelijksche rubrieken over ons
bekende wereldsteden, maar onthouden ons
uitgebreide artikelen, voor ons toch van
zooveel belang. Wat weten we eigenlijk van
een land als Polen, van China, van
,pan, Tchecho-Slowaky en Joego-SIavië?
et Iflkt me van belang te wijzen op dit
tekort, daar een grondige kennis van Japan
voor ons land toch van zooveel belang kan
zijn. We vergeten te vaak met het oog op
den handel dat Japan een van de vijf groote
mogendheden is. We verliezen uit het oog,
de belangrijkheid waar te nemen hoe de
zoo oude en schoone Oostersche cultuur
zich aanpast bij de Europeesche denkbeelden.
Een stap tot meerdere kennis, zfl het dan
ook op een bepaald gebied is dit eenvoudig
geschreven boekje van Katayama. *)
De schrijver is voor ons land geen onbe
kende. In 1904, tijdens den
Russisch-Japanschen oorlog, was hfl tegenwoordig op het
*) The labour movement in Japan by Sen
Ka tayama Chlcago. Charles H. Zen et Comp.
tlng getuigt dan de opmerkelijke stukken
van dezen meester, die wfl hier In een ver
slag der laatste Haagsche Goudstikker-ten
toonstelling signaleerden als van een sterk
Fransen en vooral van een frappant
Diazachtig aspect, maar toch, evenals deze, een
eigen visie uitspreekt. Mooi van toon is
vooral het'met de witblauwe lucht zoo fijn
samenstemmende blondgroene midden- en
achterplan; Overigens zouden de kleurcom
binatie en de diagonaal 'in de kompositie
even aan een verwantschap met Picter de
M M g n kunnen doen denken.
Voorts is er onder de nieuwebruikleenen
een stilleven van Kal ff, dat wel geenszins
zoo deftig en ruk van kleur, zoo gaaf en
precleus van schildering is als zfln aan het
museum toebehoorende werk, maar toch nog
moois biedt in de tegenstelling tusschen het
geel der cltroenschil, het Chineesch
porceleinblauw en het warme kleurgamma van het
donkere tafelkleed. De totaalwerking wordt
echter geschaad door den toonloos
donkeren(of verdonkerden) achtergrond, waarin de
ijlheid en doorzichtigheid van het glaswerk
bijna geheel is ondergegaan.
In het Riviergezicht van Salomon van
Ruysdael, met een zeilschult vol figuren en
eenige eveneens bemande sloepen, doet de
water-voorgrond wat zwartig tegen het wit
tige licht In het verschiet, maar zijn een
sterke uitdrukking der ruimte en van de
koel-vochtige vervuldheid der
eindelooshooee lucht niet te miskennen.
Willen van de Velde de Jongere is in zfln
Strandgezicht, met tal van zeilschepen, vlag
in top, op 't zand en op zee, onder een
blauwe, witbewolkte lucht, zooals men die
op zijn marines meestal aantreft, wat nuch
ter en koud, maar niettemin, als gemeenlek,
van een te waardeeren helderheid, ofschoon
niet zoo fijn-zonnig en zoo fl-urig als in
verscheidene zijner, ook in dit museum voor
handen, kalme zeeën met groote, onnavolg
baar knap en uitvoerig geteekende schepen,
een bemlnlflk schilderij, ondanks zekere
iiiiimiiiimiiiiimiii
Internationaal Socialistisch Congres te Am
sterdam en reikte daar Plechanow den
bekenden Russischen socialist de
broederhand, een symbool van de internationale
solidariteit.
In een inleiding wijst Louis C. Fraina er
op, hoe noodig de uitgave is van een werkje
als dit, in een tijd waarop in Japan het
imperialis_me nog de boventoon voert en het
volk schijnbaar rustig en onderworpen is.
Hij toont aan hoe de oorlog den economischen
toestand van Japan gewijzigd heeft, Japan
van schuldenaar tot schuldeischer is ge
worden.
In het boekje dat klaar en eenvoudig
geschreven is en zeker onze aandacht ver
dient legt Katayama er de nadruk op, hoe
ook in Japan, als overal elders onder som
mige groepen, speciaal onder de houtzagers
en ijzerwerkers een gevoel van
saamhoorigheld bestond, sommigen vereenlgd geza
menlijk hun leven op socialen grondslag
Ingericht hadden.
Katayama duidt dit slechts vaag aan, doch
teruggaande tot de oudste geschiedenis van
het land treft het ons hoe natuurlek dit
gevoel van saarrhoorigheid is, daar de wet
ten van het oude Japan nooit geheel en al
gebroken hebben met iets dat heel vaag
communisme zou kunnen worden genoemd.
We bedoelen hier de Handenwetgeving,
ingesteld in de zoogenaamde Taikwaperiode
(groote verandering) (Teeeuw n. Ch.) die ieder
Japansch burger een minimum bezit van
2 H. A. grond verzekert.
Een vage vatm van oer-communisme zat
en zit dus nog in het volk waarop ondanks
alle verzet het socialisme wellicht wortel kan
schieten.
In de tijden van voorspoed nu in het laatst
der negentiende eeuw werden de fabrieken
talrijker, het aantal arbeiders grooter
en ontwaakte een drang naar vrijheid, komt
een gevoel tegen onderdrukking langzaam
op. Heel langzaam groeit het tot men in
1897 ook in Japan kan spreken van een
arbeidersbeweging, waarvan Katayama zelf
een van de stichters was, een eenvoudig
energiek man die rondging in de fabrieken,
het eerst de arbeiders sprak van vrijheid en
broederschap. In het eerst vond deze be
weging ook steun order de hoogere klassen,
nam deze geen vflandipe houding aan, ont
stond een groep die zich toelegde op sociale
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MQTORDIENST
QTIECBT IflKI OEIUtt Kin
flutHMfewN. Omktnlmva. Fjriiékifcl. MMmt
stijfheid, met kwaliteiten, die weer eens be
wijzen, op welk een hoog peil zelfs het ge
middeld kunnen onzer oude meesters staat.
Dit wordt ook gestaafd door Moreelse's
belangrijk portret van een jong meisje of
jonge vrouw van 22 jaar (rechts-boven
gedateerd en geteekrnd: 1627 P. M,
in monogram), dat ons treft door de
in het zwart der staatsiekleeding levende
kleur, door de vaardige schildering der
groote kanten kraag (waarvan het wit
gebroken wordt door het zachte rood
en geel der halsversiering;, maar vooral
door het frisch-blank, zacht-blozend incarnaat
van het rosblonde meisjeskopje met de
zachtkoel starende oogen, die een Ifldelflke, onder
worpen natuur, zonder veel bewogenheid,
schijnen te verraden. Zeker, er is kloeker,
kernachtiger, met weidscher uitbundigheid
en met scherper luciditeit geschilderd door
sommige meesters onzer oude portret- en
figuurkunst, maar ook in dit bescheidener
werk van den trouwens nog
vroeg-17eeeuwschen Moreelse valt ruimschoots te
genieten zoowel van de smaakvolle conceptie
als de goede peloture.
Het Kerklnterieur van Pleter Saenredam
(h. 48, b. 35 cM., rechts-onderaan get. en
gedat.: P. Saenredam fecit A°1636) zal den
oppervlakkigen kijker allicht van een koude,
weinig-zeggende rechtlijnigheid lijken, maar
van welk een beschaafde ingetogenheid en
schuchtere gevoeligheid blijkt het bij nauw
lettende beschouwing te zijn! Zooveel toe
gewijde aandacht, zooveel teederheid van
doen ontdekt men dan in dit niets
pretendeerende, stü-argelooze schllderfltje, zooveel
kleuifijnheden, zooals in de groen en rose
getinte grijze vloersteenen tegen het wit der
pilaren, zulk een ranke scherpte van
teekening, dat het als een kostelijke openbaring
van stilte en innigheid op ons inwerkt. Die
schijnbaar nuchter-witte pilaren, waarvan de
middelste kantig wordt versierd door een
donker wapenbord, hebben, nader bezien, in
de lichtste par(Qen een subtiel toonverschil.
En met dezelfde leukheid, waarmeedeschilder
de beide fijnkleurige, als instanran
-weergegeven man- en vrouwfiguurljes op den
voorgrond in het bedehuis een spelletje laat
knikkeren, laat hij ook, meer naar achteren,
eenige grijsaards gezellig wat met elkaar
keuvelen en boven op de gaanderij een
witgekraagd, breedrandig-gehoed mannetje, met
het bovenlijf zichtbaar in een raamomlljsting,
parmantig voorbijstappen.
H. F. W. JELTES
VOCE VIBRANTE. Stemmingen (Enkele
verzen). Amersfoort 1919. Etntl
Wegelln.
DAAN F. BOENS. Menschen in de grach
ten. De Panne 1918. Juul Filliaert.
KAREL VAN DEN OEVER. Verzen uit Oor
logstijd. 's- Hertogen bosch
1919.Teulings' Uitgevers-Maatsch.
I.
Het bescheiden aantal gedichten, dat onder
den eenigszins weldsch-kllnkenden schuil
naam .Voce Vlbrante" is gebundeld, ver
raadt maar heel weinig trilling van een dich
terlijk ontroeren. Ik geloof graag.dat deauteur
het goed meent, en dat hfl zfln best heeft
gedaan, eerlijk en eenvoudig in verzen uit
te zeggen, wat er in hem omging. Op zich
zelf is dat stellig iets van waarde, en dit
hervormingen steunende echter op den huldi
gen maatschappelflken toestand. Men zou deze
lieden als vertegenwoordigers van een
Japansch katheder socialisme kunnen be
schouwen. Dat deze groep zich later tegen
de oorspronkelijke beweging kantte behoeft
geen betoog. Want de tegenkanting zou
komen, hard en meedoogenloos. In 1900 toch
had de Public Peace Poiice Law" in werking,
verbiedende elke organisatie van arbeiders
onderling, een maatregel dus gelijk aan het
coalitieverbod, zooals Frankrijk dat kende
tijdens de revolutie bij de wet Chapellier.
De gevolgen hiervan waren natuurlijk nega
tief. In 1901 werd de sociaal democratische
partij gesticht, die Katayama onder zijn op
richters telde en de bekende socialist Kotoku,
die later door de regeering ter dood gebracht
zou worden. Hun orgaan werd de Labor
World", die echter herhaaldelflk door de
regeering werd tegengewerkt en enkele malen
onderdrukt. Voorlooplg echter droeg de partij
een niet politiek karakter daar actieve deel
neming door de felle tegenkanting der
regeering op het verspreiden der denkbeelden
en op de uitbreiding der partij nadeelig zou
werken. Hoofdzaak bleef het gestadige werken
der leiders, om door lezingen en vergade
ringen de massa van de waarde van hun
stellingen te doordringen.
IIIIIMlIlllllllllmlIllllIMMIIIIIIIllMI
DEN HAAG
WARMOND
PADOX
HOUTBOUW
KANTOOR:FREDERIMIENDRIMAAN tt
BUREAU ARCHITECT:PARKSTRAAT s/
LEVERT DE/VERLAN6D IN ZEER KORTEN
TUD ALLC HOUTCON/TRUCTIE/
M.S
- " LANDHUIZEN
CLUBGEBOUWEN
: JACHTHUIZEN
TENNI/HUI/JE/
CATALOGUS OP AANVRAAG
werk onderscheidt zich dan ook gunstig van
vele andere ondichterlijke gedichten, doordat
de schrijver zich nergens belachelijk maakt.
Ik denk hier bijvoorbeeld aan het bundeltje
Roode rozen", gefabriceerd door Dr. van den
Bergh van Eijslnga. Die poëzie" (zal ik maar
zeggen) is niet dieper beneden het middelma
tige dan de verzen van Voce Vlbrante, maar
hoe mal-vermakelfjk klinkt ons het
rhetorische gebral in de ooren, waardoor die wijs
geer en geleerde zfln armoede aan dichter
lijke bewogenheid te vergoeden tracht
Inmiddels, al gaat Voce Vlbrante zich
niet aan zulke zonderlinge luchtsprongen te
buiten, het resultaat van zijn zuiverder pogen
is heel matig. Verscheidene dezer gedichten
blijken in den intiemen kring van familie
leden en vrienden te zfjn ontstaan; misschien
ware het beter geweest, ze niet aan die sfeer
van vertrouwdheid te onttukken, daar de
warmte en de vriendelijke gezindheid
qualiteiten zfln, die buiten den kring der
persoonlfke genegenheid haar waarde verliezen.
Dat zou natuurlek niet het geval zijn, als
Voce Vibrante een wezenlijk dichter was,
maar nu zfln verzen geen poëzie zfln in den
echten zin, kunnen die eigenschappen, hoe
sympathiek zfl overigens aandoen, zjn werk
niet redden.
H.
Ik ben geen bard, ik ben geen zanger;
ik ben een mensen, die strijdend leed,
die zegt zfln leed, en steeds meer banger
de dagen en de nachten weet.
Ik ben geen bard; ik ben een arme
gebogen schim, die 's nachts verbeidt
in slflk en poel, en soms de warme
salons der groote steen benijdt.
Ik ben geen bard; ik ben een woeste,
verloren sterveling, wien de Dood
reeds honderd maal, uit zijne noeste
knoken het Styxen-vaargeld bood.
Ik ben geen bard, ik ben geen zanger;
ik ben een mensen, die strijdend leed,
en nu eens hopend, dan weer banger,
de glorie naar den duivel smeet.
Zoo zfln mfln woorden geene fijne
geluidjes, doch is 't hart me een bron
van menschen-liefde, die kan schflnen,
op 't wereld-zwoegen, als was ze een zon.
Dit is het gedicht, dat den bundel Men
schen in de grachten" van den jongen Vla
ming Daan Boens inluidt. Onberispelijke
poëzie is het stellig niet; de lezer zal even
goed als ik in het aangehaalde fragment
een paar rflm-stoplapjes, en een enkele on
zuivere vergelijking (als de schijnende bron
in de laatste strofe) ontdekken, maar hfl zal
toch, hoop ik, ook met mfl meevoelen het
accent van echtheiddezeronvolmaakte verzen.
En dat accent heeft al dit werk, gedegen
in de loopgraven". Boens maakte als sol
daat den heelen oorlog mee; er verscheen
al een andere bundel van hem, Van glorie
en lijden", waarin, evenals in dit nieuwe werk,
te midden van het krflgsrumoer
menschelijke ontroering werd geobserveerd en in
klank vastgelegd. Boens' talent vertoont
zich in dezen tweeden bundel sterker
en dieper; In breede gedragenheid weet hfl
nu en dan zfln aandoeningen zuiver uit te
zeggen; door de plastische kracht van zijn
taal weet hfl, in zijn beste oogenbllkken,
een buitengewone suggestiviteit te ontwik
kelen.
Bij een van de laatste gevechten werd
Boens door een gasaanval gevaarlijk gewond,
weken lang lag hfl in het hospitaal; hfl her
stelde volkomen. Enkele dagen geleden be
zocht h| mij, jong, vief, idealistisch; het
leek mfl wonderlijk, dat hij naar lichaam en
geest ongehavend uit het gruwelijke ge
beuren te voorschijn trad, dat er niets in
hem was van wat Andrejeff De roode lach"
noemde...
III.
Boens is nog weinig meer dan een be
ginner, Karel van den Oever, wiens Verzen
uit oorlogstijd" voor mfl liggen, een lettre.
Door wat hfl tot nog toe gaf, door z|n
proza zoowel als door zfln poëzie, en niet
het minst door zijn kritisch wetk, behoort
hfl tot de opmerkelijkste figuren onder de
Kotoku schreef een biografie van Lasalle,
Zola's Ie Travail", Blatchford's Merry
England" werden vertaald, studiën over Millerand
en Emlle van der Velde verschenen.
Langzaam won men nu terrein, werd het
socialisme eenigszins populair, hielpen ook
vele intellectueelen nog niet doordrongen
van de ware bedoelingen, mede tot ver
spreiding der denkbeelden, voegden zich
mannen als Markies Okuma en Nitobe bfl hen.
Zoo was de toestand toen in 1903 de
Russisch Japansche oorlog uitbrak. Overal
werden meetingen tegen den oorlog gehou
den, tevens werd er een manifest aan de
kameraden in Rusland gezonden, dat toen
door Lenln namens de Russische socialisten
werd beantwoord. En al dadelijk treft het
ons bfl lezing van deze manifesten hoe
Lenin in dien t|d al, veel meer dan Kata
yama geneigd was tot geweld. We are
d<gging a grave for the miserable to day
the present social order. We are organizing
the forces which will finally bury it.
Force against force, violence against
vlolence."
Katayama echter is minder strijdlustig,
kalmer en van vredelievender gevoelens,
we are all comrades, brothers and sisters
and have noreason tofight each other. We
object absolutely to using military forces
in our fighting. We have to h'ght by peace
ful means, by reason and speech."
Gesteund nog in hun ageeren tegen den
oorlog werden ze door een artikel van
Tolstoy in de Times dat in Japan veel
opzien verwekte. Tolstoy publiceerde daarna
in het Japansche blad the Heimln" (het
Volk) een bemoedigend schrijven.
AI uitgebreider werd langzamerhand het
werk der leiders, die mede overgingen tot
het publiceeren van een vertaling van het
Communistische Manifest.
Van deelneming aan de politiek echter, zfl
het dan ook nog niet direct, was de regeering
echter niet gediend, zoodat ze tot scherper
maatregelen overging en vele leiders ge
vangen nam. Hadden vroeger hoofdzakelijk
arbeiders tot de partfl behoord, nu'sloten
zich ook vele studenten aan, die zich met
vuur op de studie van het socialisme wierpen,
zoodat de beweging nu ook een meer weten
schappelijk karakter kreeg. Weldra echter,
bfl verandering van ministerie ging men in
1906 over tot een deelname aan de politiek,
KWATRIJNEN
door Mr. JACOB ISRAËL DE HAAN
Tempelmuur ~~~^~~
Wat zou die Muur meer dan eene muur zijn
Wanneer hij niet gemuurd stond in ons hart?
Het is geen muur van steen, maar muur
van pfln.
Geen Macht verwoest die hartversteende
smart.
Rustloos verlangen
De Zon. De Zon. De Zon. Wat zoude ik
geven
Om ns door een Hollandschen wind te
gaan.
Maar mfln lot lag besloten in mfln leven.
En 'k zoude ook lijden had ik het anders
gedaan.
Thuiskomst
En als ik weer kwam. En de bel liet vallen
Zijn snelle klanken door de blanke gang.
Hoe zoudt ge dan verbaasd zfln, mfln
lieve allen.
Maar ik keer niet, hoezeer ik u verlang.
Vertroosting
Troost u, want was Ik in Holland gebleven
'tVerlangen naar dit Land liet mfl geen rust.
Met onrust geboren, word ik gedreven
In onrust tot de Dood mfl slapend, kust.
Gelaten
Wie te Jerusalem sterft vindt zfln stede
Waar de Olijf berg diep helt naar 't lage dal.
Wat zal ik dan nog zwerven in onvrede?
Gods aarde dekt Zijn dooden overal.
minimi iiiiiiiiliiiii
jongere Vlamingen. En met dit nieuwe
werk bevestigt hfl het wezen van zfln
dichterlijke persoonlijkheid: fier en geest
driftig, licht-bewogen, en hier en daar de
strakheid van zijn vasten .wil verstarrend
tot eenzfldigheid.
Typeerend voor de zangerigheid van dezen
Vlaming zfln strofen als deze (uit het ge
dicht O, gulden, gulden sporen..."):
Hoort gfl de vlammen kraken?
Ach, iepren, lepren brandt l
De duistre luchten blaken
En rooder gloeit mfln land;
De Vlaamsche luchten gloren...
Mfln Vlaandren's nood is groot...
O gulden, gulden sporen
Hoe glimt gfl rood!
Hoort gfl de vlammen loeien?
Ach lepren, Itpren schreit l
De wreede vlammen vloeien
Rond haar onnoozeiheid.
De spookge vlammen storen
Den heelen hemel bloot...
O gulden, gulden sporen
Hoe glimt gij rood!
Kon ik in plaats van deze korte aankon
diging, een breedere beschouwing over Van
den Oevet's verzen geven, ik zou met aan
halingen de eigenschappen die ik boven
noemde, aantoonen. Nu noem ik alleen
eenige titels van verzen, die mfl het best
geslaagd lijken (?Mfln Konipg", De laatste
Grenadier", Wintermorgen", Avond in
Bolsward",) en noteer ik als mfln overtuiging
dat deze gedichten, met al hun onvolkomen
heden (waaronder ook rhetorische
gezwollenheid en vorm-gebreken, vermoedelijk aan
haastig neerschrijven te wijten, genoemd
moeten worden) tot de zeer goede
oorlogspoëzie" behooten.
HERMAN MIDDENDORP
Ml>l<ilillllliiiii?lllllllilllll?illilliniit minimum,>llllli?Hliiiii>lllli,
I MOERHEirt" I
(B. RUYS - Dedemsvaart)
126 Hectaren met vaste planten, Rozen, |
l Rhododendrons, Coniferen, Heesters I
| Catalogus 1920 verschijnt eerstdaags en l
s is op aanvraag verkrijgbaar i
TlllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIlllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIII
Illlllllllllllllll IIMMMIIIIIIIIIIIII 11,111,tllMIIMItllllllllllMIIIIIMIMIimmll
werden meetingen gehouden en door tegen
kantingen tegen het verhoogen van de
vervoertarieven in Tokyo.een paar bevredigende
resultaten bereikt.
Door deze handelingen kwam ook de
regeering in verzet en scherper dan ooit
werd nu tegen hen opgetreden. Door dit op
treden ontwikkelden zich twee richtingen in
de partij. De eene groep waartoe Katayama
behoorde had tot leute: .we
advocatesocialism within the limit of law", wilden dus
een parlementaire politiek voeren, terwijl de
anderen aan wier hoofd Kotoku stond, voor
standers waren van een directe politiek.
Kotoku zelf werd met anderen waaronder
de uitgever van The Helmin" door de re
geering ter dood gebracht. Door het Roode
Vlagoproer in 1908 echter, waar men een
der leiders Yamaguchie, die uit de gevangenis
kwam, een zoo uitbundige ovatie bracht, dat
de politie zeer hardhandig tusschen belde
kwam, verloor het socialisme de populariteit,
waarop het aanspraak ging maken Bij een sta
king als de Streetcarstrike", die in de drukste
tijd te Tokyo gehouden werd, toonde zich
het publiek niet vriendelijk gezind, maar zag
alleen een opzettelijke stremming der
dageIflksche bezigheden. Velen zouden dooreen
resultaat als dit hopeloos worden, Katayama
echter niet. Kalm en zich van de waarheid van
zfln beginselen bewust gaat hfl zijn weg. En hfl
besluit zfln werkje met de belofte dat, waar
alles in Japan door revolutie geworden is,
wat het is, na deze tijden een bevrijdende
revolutie zal komen, een laatste, die
de proletarische zal zijn. In groote om
trekken is dit de inhoud van het werkje, dat
een lezing overwaard is. We leeren er een
mensch in kennen, eenvoudig en goed, te
eenvoudig bijna. Hoor bet hem uitspreken,
wanneer hij bemerkt dat de beweging meer
op intellectueele banen wordt geleid: l can
write and speak with the working class and
interpret their thoughs and actlons. Mythougts
and sympaihies are wlth the workers and
not with intellectuals".
Voelen we hier niet een eenvoud, die in
onze dagen bijna vreemd aandoet? Maar
zooals gezegd: een boek dat ons weer een
schrede nader brengt tot de kennis van een
land, van welks geestelijk leven we nog te
weinig weten.
Nico ROST