De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 31 januari pagina 8

31 januari 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Jan. '20. No. 2223 P. MOREELSE, MEISJESPORTRET In bruikleen In het Mauritshuls IN HET M A URITSHUIS Tegelfk met de Madonna van Mar Ulo, die wij hier onlangs uitvoerig bespraken, zijn in het Maurltshuis nog eenige andere( sedert kort in bruikleen ontvangen stukken tentoongesteld, die vermelding verdienen. Vooreerst een IJsvermaak van Jan van Goyen (h. 365, b. 465 cM., links-onderaan geteekend en gedateerd: v G 1646). Op het be vroren rlvlervlak ziet men een groot aantal figuren: zwierende en glijdende schaatsenrf ders,eenige kolvers, met paarden bespannen en met menschen beladen arresleden, een duwslede en temidden van dat alles een puntig gedaan hondje, dat in grappige hou ding, stflf op zijn pootjes, het heele gedoe staat op te nemen. Op den rivierdijk, ter linkerzijde, een kerk met spitsen toren, een berpannen boerens'eêmet inzittenden, een ruiter, nog een paar figuren en weer zoo'n geestig geteekend hondje, dat achter de slee aansukkelt. Op den anderen, slechts even aangegeven oever een molen en een kerk met stompen toren en een kleiner torenspitsje. Het is een mooi stuk in een grijzen toon, naar het donker gestemd onder invloed van een grootendeels zwaarwolkige, slechts flauw opklarende en maar luttel blauw vrijlatende sneeu wlucht, een toon, waarin echter een goede belichting allerhande fijne grijsnuances doet bespeuren. Dit schilderij maakt, bij alle afwisseling in de bewegingen en standen der vele figuren, toch den indruk van rust en evenwicht en geeft, als kompo sitie, wel ten volle een nheid, maar bovenal dankt het zfln weldadige behagelflkheld aan dat doorademd-zfln van buitengevoel en van het Hollandsen-genoegelflke en HoIIandschvertrouwelflke, dat aan het werk van onze oude landschapmeesters en in het blzonder van den teeder-schouwenden en intiemlulstervollen van Goyen zoozeer eigen is. Verder vinden wij in het museum een landschapje van J. Mancadam (h. 33, b. 36 cM, rechts-onderaan geteekend: M), een heuvel- of duingezlcht met een paar figuren en een geit, dat wel van een andere opvatHET SOCIALISME IN JAPAN De vage mythe van het gele gevaar, die vóór en ook nog tijdens den wereldoorlog vaak het onderwerp was van een onoor deelkundig gesprek is nu op den achtergrond gedrongen en heeft plaats gemaakt voor een nieuwe lezing, even vaag en even weinig onderlegd: de grootheid van Japan in de toekomst. Waarop gronden we eigenlijk deze bewe ring, afgezien of deze onderstellingen al of niet waarschijnlijk zijn? Wat weten we hier (n Holland van Japan, behalve de boeken van Lacfadlo Hearn en een paar vluchtige reisbeschrijvingen ? Waar zijn de goede werken van socloiogischen en economischer) aard, die ons nader brengen tot de kennis van de ontwikkeling van dit rijk, vooral met betrekking tot andere landen? Een^flick degelijk werk over het Japan van heden lijkt me voor ons land hoognoodig. Wat we behoeven is een objectief ge schreven werk als b.v. het boek van prof. Huizlnga over Amerika, niet een tendentieus boek als het Japan door de Japanners" indertijd door Willlam Stead uitgegeven. En de couranten? Ook deze falen, geven ons wel wckelijksche rubrieken over ons bekende wereldsteden, maar onthouden ons uitgebreide artikelen, voor ons toch van zooveel belang. Wat weten we eigenlijk van een land als Polen, van China, van ,pan, Tchecho-Slowaky en Joego-SIavië? et Iflkt me van belang te wijzen op dit tekort, daar een grondige kennis van Japan voor ons land toch van zooveel belang kan zijn. We vergeten te vaak met het oog op den handel dat Japan een van de vijf groote mogendheden is. We verliezen uit het oog, de belangrijkheid waar te nemen hoe de zoo oude en schoone Oostersche cultuur zich aanpast bij de Europeesche denkbeelden. Een stap tot meerdere kennis, zfl het dan ook op een bepaald gebied is dit eenvoudig geschreven boekje van Katayama. *) De schrijver is voor ons land geen onbe kende. In 1904, tijdens den Russisch-Japanschen oorlog, was hfl tegenwoordig op het *) The labour movement in Japan by Sen Ka tayama Chlcago. Charles H. Zen et Comp. tlng getuigt dan de opmerkelijke stukken van dezen meester, die wfl hier In een ver slag der laatste Haagsche Goudstikker-ten toonstelling signaleerden als van een sterk Fransen en vooral van een frappant Diazachtig aspect, maar toch, evenals deze, een eigen visie uitspreekt. Mooi van toon is vooral het'met de witblauwe lucht zoo fijn samenstemmende blondgroene midden- en achterplan; Overigens zouden de kleurcom binatie en de diagonaal 'in de kompositie even aan een verwantschap met Picter de M M g n kunnen doen denken. Voorts is er onder de nieuwebruikleenen een stilleven van Kal ff, dat wel geenszins zoo deftig en ruk van kleur, zoo gaaf en precleus van schildering is als zfln aan het museum toebehoorende werk, maar toch nog moois biedt in de tegenstelling tusschen het geel der cltroenschil, het Chineesch porceleinblauw en het warme kleurgamma van het donkere tafelkleed. De totaalwerking wordt echter geschaad door den toonloos donkeren(of verdonkerden) achtergrond, waarin de ijlheid en doorzichtigheid van het glaswerk bijna geheel is ondergegaan. In het Riviergezicht van Salomon van Ruysdael, met een zeilschult vol figuren en eenige eveneens bemande sloepen, doet de water-voorgrond wat zwartig tegen het wit tige licht In het verschiet, maar zijn een sterke uitdrukking der ruimte en van de koel-vochtige vervuldheid der eindelooshooee lucht niet te miskennen. Willen van de Velde de Jongere is in zfln Strandgezicht, met tal van zeilschepen, vlag in top, op 't zand en op zee, onder een blauwe, witbewolkte lucht, zooals men die op zijn marines meestal aantreft, wat nuch ter en koud, maar niettemin, als gemeenlek, van een te waardeeren helderheid, ofschoon niet zoo fijn-zonnig en zoo fl-urig als in verscheidene zijner, ook in dit museum voor handen, kalme zeeën met groote, onnavolg baar knap en uitvoerig geteekende schepen, een bemlnlflk schilderij, ondanks zekere iiiiimiiiimiiiiimiii Internationaal Socialistisch Congres te Am sterdam en reikte daar Plechanow den bekenden Russischen socialist de broederhand, een symbool van de internationale solidariteit. In een inleiding wijst Louis C. Fraina er op, hoe noodig de uitgave is van een werkje als dit, in een tijd waarop in Japan het imperialis_me nog de boventoon voert en het volk schijnbaar rustig en onderworpen is. Hij toont aan hoe de oorlog den economischen toestand van Japan gewijzigd heeft, Japan van schuldenaar tot schuldeischer is ge worden. In het boekje dat klaar en eenvoudig geschreven is en zeker onze aandacht ver dient legt Katayama er de nadruk op, hoe ook in Japan, als overal elders onder som mige groepen, speciaal onder de houtzagers en ijzerwerkers een gevoel van saamhoorigheld bestond, sommigen vereenlgd geza menlijk hun leven op socialen grondslag Ingericht hadden. Katayama duidt dit slechts vaag aan, doch teruggaande tot de oudste geschiedenis van het land treft het ons hoe natuurlek dit gevoel van saarrhoorigheid is, daar de wet ten van het oude Japan nooit geheel en al gebroken hebben met iets dat heel vaag communisme zou kunnen worden genoemd. We bedoelen hier de Handenwetgeving, ingesteld in de zoogenaamde Taikwaperiode (groote verandering) (Teeeuw n. Ch.) die ieder Japansch burger een minimum bezit van 2 H. A. grond verzekert. Een vage vatm van oer-communisme zat en zit dus nog in het volk waarop ondanks alle verzet het socialisme wellicht wortel kan schieten. In de tijden van voorspoed nu in het laatst der negentiende eeuw werden de fabrieken talrijker, het aantal arbeiders grooter en ontwaakte een drang naar vrijheid, komt een gevoel tegen onderdrukking langzaam op. Heel langzaam groeit het tot men in 1897 ook in Japan kan spreken van een arbeidersbeweging, waarvan Katayama zelf een van de stichters was, een eenvoudig energiek man die rondging in de fabrieken, het eerst de arbeiders sprak van vrijheid en broederschap. In het eerst vond deze be weging ook steun order de hoogere klassen, nam deze geen vflandipe houding aan, ont stond een groep die zich toelegde op sociale NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MQTORDIENST QTIECBT IflKI OEIUtt Kin flutHMfewN. Omktnlmva. Fjriiékifcl. MMmt stijfheid, met kwaliteiten, die weer eens be wijzen, op welk een hoog peil zelfs het ge middeld kunnen onzer oude meesters staat. Dit wordt ook gestaafd door Moreelse's belangrijk portret van een jong meisje of jonge vrouw van 22 jaar (rechts-boven gedateerd en geteekrnd: 1627 P. M, in monogram), dat ons treft door de in het zwart der staatsiekleeding levende kleur, door de vaardige schildering der groote kanten kraag (waarvan het wit gebroken wordt door het zachte rood en geel der halsversiering;, maar vooral door het frisch-blank, zacht-blozend incarnaat van het rosblonde meisjeskopje met de zachtkoel starende oogen, die een Ifldelflke, onder worpen natuur, zonder veel bewogenheid, schijnen te verraden. Zeker, er is kloeker, kernachtiger, met weidscher uitbundigheid en met scherper luciditeit geschilderd door sommige meesters onzer oude portret- en figuurkunst, maar ook in dit bescheidener werk van den trouwens nog vroeg-17eeeuwschen Moreelse valt ruimschoots te genieten zoowel van de smaakvolle conceptie als de goede peloture. Het Kerklnterieur van Pleter Saenredam (h. 48, b. 35 cM., rechts-onderaan get. en gedat.: P. Saenredam fecit A°1636) zal den oppervlakkigen kijker allicht van een koude, weinig-zeggende rechtlijnigheid lijken, maar van welk een beschaafde ingetogenheid en schuchtere gevoeligheid blijkt het bij nauw lettende beschouwing te zijn! Zooveel toe gewijde aandacht, zooveel teederheid van doen ontdekt men dan in dit niets pretendeerende, stü-argelooze schllderfltje, zooveel kleuifijnheden, zooals in de groen en rose getinte grijze vloersteenen tegen het wit der pilaren, zulk een ranke scherpte van teekening, dat het als een kostelijke openbaring van stilte en innigheid op ons inwerkt. Die schijnbaar nuchter-witte pilaren, waarvan de middelste kantig wordt versierd door een donker wapenbord, hebben, nader bezien, in de lichtste par(Qen een subtiel toonverschil. En met dezelfde leukheid, waarmeedeschilder de beide fijnkleurige, als instanran -weergegeven man- en vrouwfiguurljes op den voorgrond in het bedehuis een spelletje laat knikkeren, laat hij ook, meer naar achteren, eenige grijsaards gezellig wat met elkaar keuvelen en boven op de gaanderij een witgekraagd, breedrandig-gehoed mannetje, met het bovenlijf zichtbaar in een raamomlljsting, parmantig voorbijstappen. H. F. W. JELTES VOCE VIBRANTE. Stemmingen (Enkele verzen). Amersfoort 1919. Etntl Wegelln. DAAN F. BOENS. Menschen in de grach ten. De Panne 1918. Juul Filliaert. KAREL VAN DEN OEVER. Verzen uit Oor logstijd. 's- Hertogen bosch 1919.Teulings' Uitgevers-Maatsch. I. Het bescheiden aantal gedichten, dat onder den eenigszins weldsch-kllnkenden schuil naam .Voce Vlbrante" is gebundeld, ver raadt maar heel weinig trilling van een dich terlijk ontroeren. Ik geloof graag.dat deauteur het goed meent, en dat hfl zfln best heeft gedaan, eerlijk en eenvoudig in verzen uit te zeggen, wat er in hem omging. Op zich zelf is dat stellig iets van waarde, en dit hervormingen steunende echter op den huldi gen maatschappelflken toestand. Men zou deze lieden als vertegenwoordigers van een Japansch katheder socialisme kunnen be schouwen. Dat deze groep zich later tegen de oorspronkelijke beweging kantte behoeft geen betoog. Want de tegenkanting zou komen, hard en meedoogenloos. In 1900 toch had de Public Peace Poiice Law" in werking, verbiedende elke organisatie van arbeiders onderling, een maatregel dus gelijk aan het coalitieverbod, zooals Frankrijk dat kende tijdens de revolutie bij de wet Chapellier. De gevolgen hiervan waren natuurlijk nega tief. In 1901 werd de sociaal democratische partij gesticht, die Katayama onder zijn op richters telde en de bekende socialist Kotoku, die later door de regeering ter dood gebracht zou worden. Hun orgaan werd de Labor World", die echter herhaaldelflk door de regeering werd tegengewerkt en enkele malen onderdrukt. Voorlooplg echter droeg de partij een niet politiek karakter daar actieve deel neming door de felle tegenkanting der regeering op het verspreiden der denkbeelden en op de uitbreiding der partij nadeelig zou werken. Hoofdzaak bleef het gestadige werken der leiders, om door lezingen en vergade ringen de massa van de waarde van hun stellingen te doordringen. IIIIIMlIlllllllllmlIllllIMMIIIIIIIllMI DEN HAAG WARMOND PADOX HOUTBOUW KANTOOR:FREDERIMIENDRIMAAN tt BUREAU ARCHITECT:PARKSTRAAT s/ LEVERT DE/VERLAN6D IN ZEER KORTEN TUD ALLC HOUTCON/TRUCTIE/ M.S - " LANDHUIZEN CLUBGEBOUWEN : JACHTHUIZEN TENNI/HUI/JE/ CATALOGUS OP AANVRAAG werk onderscheidt zich dan ook gunstig van vele andere ondichterlijke gedichten, doordat de schrijver zich nergens belachelijk maakt. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het bundeltje Roode rozen", gefabriceerd door Dr. van den Bergh van Eijslnga. Die poëzie" (zal ik maar zeggen) is niet dieper beneden het middelma tige dan de verzen van Voce Vlbrante, maar hoe mal-vermakelfjk klinkt ons het rhetorische gebral in de ooren, waardoor die wijs geer en geleerde zfln armoede aan dichter lijke bewogenheid te vergoeden tracht Inmiddels, al gaat Voce Vlbrante zich niet aan zulke zonderlinge luchtsprongen te buiten, het resultaat van zijn zuiverder pogen is heel matig. Verscheidene dezer gedichten blijken in den intiemen kring van familie leden en vrienden te zfjn ontstaan; misschien ware het beter geweest, ze niet aan die sfeer van vertrouwdheid te onttukken, daar de warmte en de vriendelijke gezindheid qualiteiten zfln, die buiten den kring der persoonlfke genegenheid haar waarde verliezen. Dat zou natuurlek niet het geval zijn, als Voce Vibrante een wezenlijk dichter was, maar nu zfln verzen geen poëzie zfln in den echten zin, kunnen die eigenschappen, hoe sympathiek zfl overigens aandoen, zjn werk niet redden. H. Ik ben geen bard, ik ben geen zanger; ik ben een mensen, die strijdend leed, die zegt zfln leed, en steeds meer banger de dagen en de nachten weet. Ik ben geen bard; ik ben een arme gebogen schim, die 's nachts verbeidt in slflk en poel, en soms de warme salons der groote steen benijdt. Ik ben geen bard; ik ben een woeste, verloren sterveling, wien de Dood reeds honderd maal, uit zijne noeste knoken het Styxen-vaargeld bood. Ik ben geen bard, ik ben geen zanger; ik ben een mensen, die strijdend leed, en nu eens hopend, dan weer banger, de glorie naar den duivel smeet. Zoo zfln mfln woorden geene fijne geluidjes, doch is 't hart me een bron van menschen-liefde, die kan schflnen, op 't wereld-zwoegen, als was ze een zon. Dit is het gedicht, dat den bundel Men schen in de grachten" van den jongen Vla ming Daan Boens inluidt. Onberispelijke poëzie is het stellig niet; de lezer zal even goed als ik in het aangehaalde fragment een paar rflm-stoplapjes, en een enkele on zuivere vergelijking (als de schijnende bron in de laatste strofe) ontdekken, maar hfl zal toch, hoop ik, ook met mfl meevoelen het accent van echtheiddezeronvolmaakte verzen. En dat accent heeft al dit werk, gedegen in de loopgraven". Boens maakte als sol daat den heelen oorlog mee; er verscheen al een andere bundel van hem, Van glorie en lijden", waarin, evenals in dit nieuwe werk, te midden van het krflgsrumoer menschelijke ontroering werd geobserveerd en in klank vastgelegd. Boens' talent vertoont zich in dezen tweeden bundel sterker en dieper; In breede gedragenheid weet hfl nu en dan zfln aandoeningen zuiver uit te zeggen; door de plastische kracht van zijn taal weet hfl, in zijn beste oogenbllkken, een buitengewone suggestiviteit te ontwik kelen. Bij een van de laatste gevechten werd Boens door een gasaanval gevaarlijk gewond, weken lang lag hfl in het hospitaal; hfl her stelde volkomen. Enkele dagen geleden be zocht h| mij, jong, vief, idealistisch; het leek mfl wonderlijk, dat hij naar lichaam en geest ongehavend uit het gruwelijke ge beuren te voorschijn trad, dat er niets in hem was van wat Andrejeff De roode lach" noemde... III. Boens is nog weinig meer dan een be ginner, Karel van den Oever, wiens Verzen uit oorlogstijd" voor mfl liggen, een lettre. Door wat hfl tot nog toe gaf, door z|n proza zoowel als door zfln poëzie, en niet het minst door zijn kritisch wetk, behoort hfl tot de opmerkelijkste figuren onder de Kotoku schreef een biografie van Lasalle, Zola's Ie Travail", Blatchford's Merry England" werden vertaald, studiën over Millerand en Emlle van der Velde verschenen. Langzaam won men nu terrein, werd het socialisme eenigszins populair, hielpen ook vele intellectueelen nog niet doordrongen van de ware bedoelingen, mede tot ver spreiding der denkbeelden, voegden zich mannen als Markies Okuma en Nitobe bfl hen. Zoo was de toestand toen in 1903 de Russisch Japansche oorlog uitbrak. Overal werden meetingen tegen den oorlog gehou den, tevens werd er een manifest aan de kameraden in Rusland gezonden, dat toen door Lenln namens de Russische socialisten werd beantwoord. En al dadelijk treft het ons bfl lezing van deze manifesten hoe Lenin in dien t|d al, veel meer dan Kata yama geneigd was tot geweld. We are d<gging a grave for the miserable to day the present social order. We are organizing the forces which will finally bury it. Force against force, violence against vlolence." Katayama echter is minder strijdlustig, kalmer en van vredelievender gevoelens, we are all comrades, brothers and sisters and have noreason tofight each other. We object absolutely to using military forces in our fighting. We have to h'ght by peace ful means, by reason and speech." Gesteund nog in hun ageeren tegen den oorlog werden ze door een artikel van Tolstoy in de Times dat in Japan veel opzien verwekte. Tolstoy publiceerde daarna in het Japansche blad the Heimln" (het Volk) een bemoedigend schrijven. AI uitgebreider werd langzamerhand het werk der leiders, die mede overgingen tot het publiceeren van een vertaling van het Communistische Manifest. Van deelneming aan de politiek echter, zfl het dan ook nog niet direct, was de regeering echter niet gediend, zoodat ze tot scherper maatregelen overging en vele leiders ge vangen nam. Hadden vroeger hoofdzakelijk arbeiders tot de partfl behoord, nu'sloten zich ook vele studenten aan, die zich met vuur op de studie van het socialisme wierpen, zoodat de beweging nu ook een meer weten schappelijk karakter kreeg. Weldra echter, bfl verandering van ministerie ging men in 1906 over tot een deelname aan de politiek, KWATRIJNEN door Mr. JACOB ISRAËL DE HAAN Tempelmuur ~~~^~~ Wat zou die Muur meer dan eene muur zijn Wanneer hij niet gemuurd stond in ons hart? Het is geen muur van steen, maar muur van pfln. Geen Macht verwoest die hartversteende smart. Rustloos verlangen De Zon. De Zon. De Zon. Wat zoude ik geven Om ns door een Hollandschen wind te gaan. Maar mfln lot lag besloten in mfln leven. En 'k zoude ook lijden had ik het anders gedaan. Thuiskomst En als ik weer kwam. En de bel liet vallen Zijn snelle klanken door de blanke gang. Hoe zoudt ge dan verbaasd zfln, mfln lieve allen. Maar ik keer niet, hoezeer ik u verlang. Vertroosting Troost u, want was Ik in Holland gebleven 'tVerlangen naar dit Land liet mfl geen rust. Met onrust geboren, word ik gedreven In onrust tot de Dood mfl slapend, kust. Gelaten Wie te Jerusalem sterft vindt zfln stede Waar de Olijf berg diep helt naar 't lage dal. Wat zal ik dan nog zwerven in onvrede? Gods aarde dekt Zijn dooden overal. minimi iiiiiiiiliiiii jongere Vlamingen. En met dit nieuwe werk bevestigt hfl het wezen van zfln dichterlijke persoonlijkheid: fier en geest driftig, licht-bewogen, en hier en daar de strakheid van zijn vasten .wil verstarrend tot eenzfldigheid. Typeerend voor de zangerigheid van dezen Vlaming zfln strofen als deze (uit het ge dicht O, gulden, gulden sporen..."): Hoort gfl de vlammen kraken? Ach, iepren, lepren brandt l De duistre luchten blaken En rooder gloeit mfln land; De Vlaamsche luchten gloren... Mfln Vlaandren's nood is groot... O gulden, gulden sporen Hoe glimt gfl rood! Hoort gfl de vlammen loeien? Ach lepren, Itpren schreit l De wreede vlammen vloeien Rond haar onnoozeiheid. De spookge vlammen storen Den heelen hemel bloot... O gulden, gulden sporen Hoe glimt gij rood! Kon ik in plaats van deze korte aankon diging, een breedere beschouwing over Van den Oevet's verzen geven, ik zou met aan halingen de eigenschappen die ik boven noemde, aantoonen. Nu noem ik alleen eenige titels van verzen, die mfl het best geslaagd lijken (?Mfln Konipg", De laatste Grenadier", Wintermorgen", Avond in Bolsward",) en noteer ik als mfln overtuiging dat deze gedichten, met al hun onvolkomen heden (waaronder ook rhetorische gezwollenheid en vorm-gebreken, vermoedelijk aan haastig neerschrijven te wijten, genoemd moeten worden) tot de zeer goede oorlogspoëzie" behooten. HERMAN MIDDENDORP Ml>l<ilillllliiiii?lllllllilllll?illilliniit minimum,>llllli?Hliiiii>lllli, I MOERHEirt" I (B. RUYS - Dedemsvaart) 126 Hectaren met vaste planten, Rozen, | l Rhododendrons, Coniferen, Heesters I | Catalogus 1920 verschijnt eerstdaags en l s is op aanvraag verkrijgbaar i TlllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIlllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIII Illlllllllllllllll IIMMMIIIIIIIIIIIII 11,111,tllMIIMItllllllllllMIIIIIMIMIimmll werden meetingen gehouden en door tegen kantingen tegen het verhoogen van de vervoertarieven in Tokyo.een paar bevredigende resultaten bereikt. Door deze handelingen kwam ook de regeering in verzet en scherper dan ooit werd nu tegen hen opgetreden. Door dit op treden ontwikkelden zich twee richtingen in de partij. De eene groep waartoe Katayama behoorde had tot leute: .we advocatesocialism within the limit of law", wilden dus een parlementaire politiek voeren, terwijl de anderen aan wier hoofd Kotoku stond, voor standers waren van een directe politiek. Kotoku zelf werd met anderen waaronder de uitgever van The Helmin" door de re geering ter dood gebracht. Door het Roode Vlagoproer in 1908 echter, waar men een der leiders Yamaguchie, die uit de gevangenis kwam, een zoo uitbundige ovatie bracht, dat de politie zeer hardhandig tusschen belde kwam, verloor het socialisme de populariteit, waarop het aanspraak ging maken Bij een sta king als de Streetcarstrike", die in de drukste tijd te Tokyo gehouden werd, toonde zich het publiek niet vriendelijk gezind, maar zag alleen een opzettelijke stremming der dageIflksche bezigheden. Velen zouden dooreen resultaat als dit hopeloos worden, Katayama echter niet. Kalm en zich van de waarheid van zfln beginselen bewust gaat hfl zijn weg. En hfl besluit zfln werkje met de belofte dat, waar alles in Japan door revolutie geworden is, wat het is, na deze tijden een bevrijdende revolutie zal komen, een laatste, die de proletarische zal zijn. In groote om trekken is dit de inhoud van het werkje, dat een lezing overwaard is. We leeren er een mensch in kennen, eenvoudig en goed, te eenvoudig bijna. Hoor bet hem uitspreken, wanneer hij bemerkt dat de beweging meer op intellectueele banen wordt geleid: l can write and speak with the working class and interpret their thoughs and actlons. Mythougts and sympaihies are wlth the workers and not with intellectuals". Voelen we hier niet een eenvoud, die in onze dagen bijna vreemd aandoet? Maar zooals gezegd: een boek dat ons weer een schrede nader brengt tot de kennis van een land, van welks geestelijk leven we nog te weinig weten. Nico ROST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl