De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 14 februari pagina 1

14 februari 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8225 Zaterdag 14 Februari A°1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten (JTHOCDs Blada. 1: De Eiscli tot nitlevering der Oorlogsmisdadigers; Traditie en Historie, door prof dr. G. W. Kernkamp. - Plaatselijke K( nze, door prof. C. A. Pekelhating. Buitenl. Overzicht: : Onsterfeiykheid, door dr. W. G. O. Byvanck. 2: Ia het Klooster, door dr. Fred. van Eeden.?| Krekelzicg, daor J. H. Speenhof. 3. Ptmllston: , De Droogte, door A. van Slooten. 5: Voor Vronwen (red, Elis. M. R gge) Adiie 8ohipp3r, door V. Huisindustrie, III, door Nine Minuema. j Febiuari, door Ariëtte. Vastenavond-zetjes, door 't. Carelsen. Beloften, door Anna Houiliiu. Uit de Natnnr: Begin met de Vogels, door Jac. P. Thfjsse.?7; Per auto door verwoest Frankrijk, door Genl. v. Oordt, met teekening van Is. v. Mens. Verzen, door mr. H. Giltay. - Boekbespreking, door dr. J. M. Fiaeokl -? 9: Mïstrovio. door A. Plasschaeit. Overstroomingen, do >r dr. A. A Beek man. Op Zoek naar de Oorlogsmisdadigers, teekening van Jordaan 10: Mr. J. Eappeqne T. d. Ooppello. f - Prof. Fr. Opperheimer, door N. O. 8. Op den Eoon. TJitkg», door jhr. mr. H. Smissaert. Mnziek in de Hoofdstad, door Ad Interim. Het Vredesverdrag, teekening van George vanBaamdonok. 12: Gharivaria. Uit het Kladschrift van Jantje. Leefeenspiegel Kleine Mifères, door Minca Yerster-Bosob BeitE. 13: De trap van Troelstra tegen de Wethcuderszetels der S. D. A. P., teekening van Joh. Braakensiek. Onze Puzzle. gchaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland. Bijvoegsel: De EiEch tot uitlevering van de Dnitsohe Oorlogsmisdadigers, teekening van Joh. Braakensiek. iiuiiiiiiimiiliilimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii DR EISCH TOT UITLEVE RING DER OORLOGS MISDADIGERS Het bloed der martelaars is ten allen tijde het zaad der kerk geweest. Hunne geestverwanten verheerlijken hen, omdat zij voor de goede zaak hebben geleden. Andersdenkenden voelen toch deernis met hen. Zelfs het hart hunner vijanden wordt soms vermurwd, wanneer zij krimpen van smart onder de kastijding. In de vijftien maanden, die sinds het einde van den oorlog verstreken, is het Duitsche volk een voorwerp van mede lijden en beklag geworden. Voor zijne vrienden, maar ook voor hen, die zich nooit daartoe hebben gerekend. De tegen stelling tusschen de welvaart en macht van vroeger en de ellende en machte loosheid van nu stemt zelfs sommige vijanden van Duitschland tot zachtere gevoelens. De geallieerden hebben weinig ver zuimd, wat de overwonnenen tot marte laars kon maken; zonder dit te bedoelen hebberi zij bij vele onzijdigen een welwil lender stemming ten opzichte van het Duitsche volk gekweekt. Ook hun eisch tot uitlevering der oorlogsmisdadigers werkt daartoe mede; wel beschouwd, mag Duitschland zich erover verheugen, dat hij is gesteld. In de eerste plaats uit een oogpunt van binnenlandsche politiek. De eisch ot uitlevering van de mannen, die tijdens den oorlog de toeverlaat van heel het volk waren, smeedt de elkaar heftig bestrijdende partijen tot eenheid; tegen de verplichting om hen, die zelfs naar het oordeel van vele Duitschers strafwaardige handelingen pleegden, ter be rechting over te geven aan den vroegeren vijand, komt het nationaal gevoel in opstand. Maar ook om de uitwerking op de ONSTERFELIJKHEID Ik bedoel: zooals de menschen baar kunnen verleenen. Donderdag 5 Februari is Maarschalk Foch onder den Koepel van het Instituut opge nomen te midden der on ster f el ij ken van de Fransche Academie. Toen de Doge van Genua, aan het hoofd van een boete gezantschap naar het Versailles van Lodewijk XIV gekomen, werd gevraagd wat hem wel het meest was opge vallen bij het zien der heerlijkheden van het slot, antwoordde zfln gekrenkte trots: Het meest heb ik me verwonderd mijzelf daar te zien. Het is, zooals men het In Frankrflk noemt, een mot historique geworden, bruikbaar voor een variëteit van gelegenheden. De maar schalk van Frankrijk, In het groene acad miclens pakje gestoken, met den ccquetten hofdegen op zijde, heeft het in nederigheid op zichzelf toegepast: hij had bQ het droomen van zijn toekomst zich nooit een plaats gegund onder de littérateurs. Het meest verwonderd was hQ, daar zichzelf te zien. Men denkt zich dat als het verplichte compliment aan de letteren en hun ver tegenwoordigers; het werd dadelijk: opge vangen en vervangen door een hulde aan het leger, aan den Franschen soldaat, trouwgebleven aan de oude tradities; ja, hen be kronend door zijn voortvarendheid en zijn ongeëvenaard vermogen van volharding in den laatsten reuzenstrijd voor de vrijheid der wereld. ci-devant onzijdigen. Bijna eenstemmig , spraken deze de meening uit, dat de i geallieerden geen maat hielden bij de uitvoering van hun overigens rechtmatigen wil om de schuldigen te doen boeten voor hun misdrijf. Zij verweten hun, geen waarborg te bieden voor de onpartijdigheid der rechtspraak en von den de lijst der aangeklaagden te lang. Inderdaad moet men betwijfelen, of over de misdrijven, die hier ten laste gelegd worden, een billijk vonnis kan worden geveld door militaire rechtbanken van de volken, die nog kort geleden de vijanden van Duitschland waren. Men mag daarbij de vraag stellen, of de wet ten en. gewoonten van den oorlog zóó vast omschreven zijn, dat de rechters kunnen uitmaken zooals volgens art. 228 van het vredesverdrag behoort te geschieden of de bedrijvers van de gewraakte handelingen daartegen gezon digd hebben. Maar in een berechting door Duitsche rechters zooals thans van Duitsche zijde wordt voorgesteld zouden wij evenmin vertrouwen stellen. Alleen een rechtbank, waarvan de leden door de regeeringen van onzijdige landen waren aangewezen, kan een waarborg van on partijdigheid bieden. Indien zulk een rechtbank werd samen- t gesteld, zou zij vermoedelijk in een groot aantal der gevallen, die tot een aanklacht hebben geleid, geen uitspraak kunnen doen, bij gebrek aan bewijs, omdat het na vier of vijf jaar niet meer mogelijk is een behoorlijk onderzoek in te stellen. Maar de geallieerden zouden ook om een andere reden verstandig doen, indien zij de lijst van aangeklaagden aanmer kelijk bekorten. Op die lijst komen thans niet alleen personen voor, die op eigen gezag wreed heden bedreven of lieten bedrijven, maar ook zulke, die slechts uitvoerden wat hun bevolen was. Door hen aan te klagen, klaagt men feitelijk het Duitsche systeem van oorlogvoeren aan. Niet dat wij dit zouden willen verdedigen, maar wij achten het onmogelijk, met den vinger aan te wijzen, wie daarvoor verantwoor delijk moeten worden gesteld. Die ver antwoordelijkheid toch drukt niet alleen op de leiders van den generalen staf, maar op allen, die de geestesgesteldheid van het Duitsche volk van vóór den oorlog hebben aangekweekt. Inderdaad, het Duitsche volk mag den geallieerden dankbaar zijn, dat zij den eisch tot uitlevering der oorlogsmisda digers stelden. Die eisch heeft zooveel stof van rechts vragen opgeworpen, dat de wreedheden der Duitsche oorlogvoering er achter schuil gaan. Hij heeft bij vele onzijdigen zooveel medelijden gewekt met de arme Duit schers, die hun groote mannen aan hun vroegere vijanden zouden moeten uitle veren, dat de afschuwelijkheden van de Duitsche oorlogvoering geheel vergeten schijnen te worden. Zoo men sommige Nederlandsche couranten leest, zou men den indruk krijgen, dat de Duitschers eigenlijk niet meer hebben gezondigd, dan in eiken oorlog pleegt te gebeuren. Wij gunnen geen enkelen Duitscher, dat hij wegens oorlogsmisdrijven voor een rechtbank van zijne vroegere vijan den wordt gebracht; maar wij gunnen aan het gezamenlijke Duitsche volk al thans deze straf, dat niet verloren ga de herinnering aan Leuven en Dinant, aan de aanvallen uit de lucht op Londen en Parijs, aan de stelselmatige verwoesting, zonder oorlogsnoodzaak, van mijnen en fabrieken, en aan het als slaven wegvoe ren van een deel der bevolking van het bezette gebied. .KERNRAMP n immuun Hl was daar, maarschalk Focb, onwrik baar op zijn post in de overvulde zaal. Ter wijl hQ, met de groote glazen voor de oogen, zijn rede voorlas, in belde handen het papier gestrekt voor zich houdend, valt het licht op het voorhoofd en zijn schaduwen van verticale -rimpels, en op den snor die het krachtige getaande gezicht met een zware lijn doorsnijdt. HQ heeft iets te zeggen, hij leert; en onbewegelijk voelt hfl alleen voor wat hQ heeft te zeggen en te leeren. Het is de veldheer, de leeraar, de staatsman, de Franschman die spreekt. Een stuk van Fransche geschiedenis, van geschiedenis gezien uit het standpunt van een lid van oud adel ij ke huize die zijn dienst heeft gewijd aan het Frankrflk van zijn dagen, maakt hij. het leven van de Vogué, zijn voor ganger op den academischen zetel. Maar zijn les voor zijn toehoorders gaat verder terug in het verleden. Hij herinnert zich en her innert hen den man die in de achttiende eeuw zijn stoel der onsterfelijkheid heeft ingenomen, den maarschalk Villars, den redder van Frankrijk door den veldslag bij Denain (1712). Foch komt daarmee op zijn eigen terrein. Drie slagen van den Spaanschen successie oorlog, den grooten Europeeschen Krijg die de achttiende eeuw heeft geopend, staan dadelijk in verband met den naam van Villars. De eerste is die bij Friedenberg, in het begin van den oorlog geleverd om den overtocht over den Rijn te verkrijgen en de verbinding te verzekeren voor de Fransche armee met het legercorps van den Keurvorst van Beieren. Het wordt, van Foch, een meesterlijke be schrijving van het terrein en van de taktische bewegingen welke de overwinning vestigen voor de Franfchen. Het is voor het groote publiek een les, zooals hij vroeger aan de Krijgsschool hetft gegeven. Maar zoo gelukkig als hij was geweest in de uitocfi-nirg van zfln krijgskunst, zoo weinig had Villars slag om op een goeden TRADITIE EN HISTORIE De weigering van onze Regeering om den gewezen Duitschen Keizer uit te leveren, heeft een goede pers gehad. Niet alleen in ons eigen land, maar ook daarbuiten ongerekend natuurlijk de Engelsche en Fransche bladen. Toch hebben ook verscheidene daarvan niet onder stoelen of banken geschoven, dat zij het verstandig zouden nebben gevon den, wanneer de Entente maar niet tot de uitvoering van art. 227 van het vre desverdrag was overgegaan. En zelfs onder de bladen, die dit artikel niet wil den laten slapen, waren sommige toch van meening, dat onze Regeering geen ander antwoord op het verzoek om uit levering had kunnen geven, dan zij liet hooren. Nederland heeft in de afgeloopen we ken den lof gekregen, dien het verdien de om zijne houding van nu. Maar het is ook geprezen om zijn verleden, want zoo werd gezegd het hand haafde een eerbiedwaardige traditie, toen het een vluchteling, die om politieke redenen in Nederland een schuilplaats had gezocht, niet aan de ongenade zijner vijanden wilde uitleveren. Die lof was onverdiend; hij stapelde vurige kolen op ons hoofd. Onze Regeering zelf had een beroep op de traditie gedaan. In het antwoord van onzen minister van buitenlandsche zaken op de nota van Clemenceau las men, dat noch de op alom erkende rechtsbeginselen gegronde f undamenteele wetgeving des Rijks, noch een eerbied waardige traditie van eeuwen her, die van dit land ten allen tijde een toevluchts oord heeft gemaakt voor hen, die in internationale conflicten het onderspit hebben gedolven," aan onze Regeering veroorloofde het verzoek om uitlevering in te willigen. En ook in een volgende passage werd het verleden erbij gehaald: het Nederlandsche volk, geleid door gevoelens, waaraan in de geschiedenis de wereld recht heeft doen wedervaren, zou het vertrouwen niet kunnen be schamen van hen, die zich op zijne vrije instellingen hebben verlaten." Het was geen gelukkige gedachte, het geval van den gewezen Duitschen Kei zer gelijk te stellen met dat van hen, die de wijk hadden" genomen naar ons land, omdat zij in een internationaal conflict het onderspit hadden gedolven". Wilhelm van Hohenzollern is niet naar Nederland gekomen omdat Duitschland den oorlog had verloren, maar omdat hij in zijn hoofdkwartier te Spa zijn leven niet meer zeker was. Niet voor de legers der geallieerden is hij gevlucht die za'cn hem nog niet op de hielen ; hij heeft het nazenpad gekozen omdat hij zich voor zijn eigen troepen, voor zijn eigen volk niet meer veilig gevoelde. Niet omdat hij in het internationaal convoet te blijven met den Keurvorst. En tochi zegt de maarschalk die zich in 1918 zoo goed met de Engelschen heeft weten te ver staan, c'est une nécessitéabsolue d'arriver a s'accorder tbujours a v e c u n a 11 i ." Villars werd van zijn commando ontheven. Het jaar 1709 vindt hem wederom aan het hoofd der troepen van Frankrijk in Vlaan deren. Het land is uitgeput, onder Marborough en Eug'nius van Savoye hebben de vijandelijke legers overwinning op overwin ning behaald, en Lodewijk XIV, zich onder werpend aan de noodzaak heeft den opper bevelhebber gelast zich tot de verdediging van de grenssteden tebrpalen. Villars echter met zijn avontuurlij ken geest, houdt alleen vast aan de letter der bevelen, maar handelt tegen hun geest en ontwijkt een veldslag niet. Het wordt de nederlaag bij Malplaquet. En wel is de intieme reden van dat slechte succes dat het verschil van inzichten met den souvereln van het land en de middelen waartoe de veldheer dan zijn toevlucht moet nemen, hem de vrijheid van geest doen missen welkedemilltalreopera'lesvereischen, willen ze lelden tot een gelukkigen uitslag. Want, wat men ook moge beweren, alleen een gezonde en geheel gave opvatting van zijn taak brengt voor het hoef d van den veld tocht de zekerheid van een beslissende over winning, omdat die denkwijze van den chef alleen in staat is de troepen te bezielen tot een overweldige de en tegelijkertijd heel zuivere uitvoering van zijn orders." Daar hebben wfj het credo van den maarschalk. De derde veldslag is de overwinning van Denain in 1712. O, hoe was in het t(dverloop van een vijf en twintig of dertig jaar de stemming toen veranderd van dien tiotschen Lodewijk, die in het slot van Versallles de vernedering van den Doge van Genua had aangezien van de hoogte aller heerl|kheid in wier flict het onderspit had gedolven, kwam hij bij Eijsden over onze grens, maar omdat het nationale conflict bij het Duitsche volk, tusschen den geest van loyauteit en den geest der revolutie, te zijnen ongunste was beslist. Aan welke slachtoffers van internatio nale conflicten, die in vroeger eeuwen naar Nederland zijn uitgeweken, mag onze minister van buitenlandsche zaken wel gedacht hebben? Aan de Joden uit Portugal? Aan de Vlamingen en Brabanders? AandeWaldenzen? Aan de réfugiés uit Frankrijk? Maar niet de storm van een interna tionaal conflict had hen op onze kust geworpen: zij hadden hun land moeten verlaten omdat zij hun godsdienst daar niet mochten belijden. ? En tusschen hun geval en dat van den gewezen Keizer bestaat niet de minste gelijkheid: zij waren welkom aan de overgroote meerderheid van ons volk; om hun uitlevering werd bovendien niet verzocht. Indien men in het verleden van ons volk naar gevallen wil zoeken, die met dat van den thans opgeëischten vluch teling gelijk zijn te stellen, zal men er niet vele vinden. Zeker^in de zeventiende en achttiende eeuw h|bben tal van personen hier een schuilplaats gevonden, die om politieke redenen de wijk uit hun land hadden moeten nernen. En Nederland stond be kend als het land van de vrijheid", leder een, die zich als rustig burger wilde ge dragen, was hier welkom. Maar indien men, in het geval waarvoor het verzoek om uitlevering van den ge wezen Keizer ons heeft gesteld, zich wil beroepen op een traditie, dan moet men uit vroeger eeuwen een aantal politieke vluchtelingen kunnen noemen, die wij niet aan hunne vijanden hebben willen overgeven, toen deze dit aan ons vroegen. Wij herinneren ons niet, dat zulk een verzoek dikwijls is gedaan en met een weigering is beantwoord. Wel kennen wij een geval, dat met dat van den gewezen Keizer groote ge lijkenis vertoont. Het is het eenige van dien aard, dat in onze< geschiedboeken een zekere vermaardheid, om niet te zeggen: beruchtheid, heeft gekregen. En daaraan dachten wij, toen wij van de vurige kolen spraken, die op het hoofd van Nederland zijn gestapeld door den lof, dat het van oudsher politieke vluch telingen niet aan de ongenade hunner vijanden uitleverde. Het stuk speelt in 1662. In de jaren dus van Johan de Witt, die als de bloeitijd gelden van die soort van vrijheid", om wier eeuwenlang bezit andere volken ons plegen te benijden. Twee jaren tevoren was Karel II Stuart op den troon zijner vaderen hersteld. Van de amnestie, die bij de wet was afgekondigd, werden de koningsmoor denaars" uitgezonderd: zoo noemden de Engelsche royalisten hen, die zitting hadden gehad in de rechtbank, die het doodvonnis over Karel I Stuart had uit gesproken. Sommigen hunner hadden bijtijds de vlucht genomen; zij zwierven rond op het vasteland en vertoefden ook meermalen op het grondgebied onzer republiek. Reeds spoedig na zijne troonsbestijging verzocht Karel II om de uitlevering van de koningsmoordenaars" die zich in Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltll midden hQ troonde l Als Villars van hem afscheid nam, eer hQ het opperbevel over de armee aanvaarde, zeide hem de Koning in tranen: GQ ziet hoezeer het ongeluk mQ vervolgt! In n maand door den dood van mijn kleinkinderen, zoo teeder geliefd, de hoop op mijn nakomelingschap verloren! God straft mQ. Maar laat me eigen smart vergeten, om te denken aan het leed van mijn rQk. Ia uw handen stel ik de troepen en het heil van den staat. Ik weet wel wat mijn hof wil, het verlangt dat ik mQ achter de Loire terugtrek, wanneer mijn leger wordt verslagen. Maar ik voor m| weet ook dat die troepen te veel beduiden, om, zelfs als zQ worden verslagen, zich niet aan de Somme een t$d te kunnen houden; dat is een rivier die heel moeilijk valt over te trekken. Dan denk ik naar St. Quentin te gaan, daar al mijn macht te verzamelen en aan het hoofd van het leger een laatste poging te wagen, en samen met u om te komen of den staat te redden." Maar Villars wist tegenover Eugenius van Savoye die de waarde van zijn troepen onderschatte (zooals Kluck en anderen die geen rekening hebben gehouden met de gevechtswaarde van» het Fransche militair) de overwinning te behalen. .Den raad opvolgend van den Koning: te handelen om den staatteredden", zegt Foch. .heeft Villars bij zQn actie tot oogwit gekozen een punt waarvan het bestaan van den vQand afhing. Als het oogenblik is gekomen, vertoont hQ zich daar onder condities van voorzichtigheid die bQ niet-slagen een onheil uitsloten, onder condities van macht die een totale overromptling mogelijk maakten; onder condities van tQd die den tegenstander buiten staat stelden zijn geheele macht samen te trekken. HQ koos zijn terrein en begrensde het door gebruik te maken van den loop der rivieren, en hQ verkreeg op die wijs een beslissing die op eens afdoende was en waarvan hQ dadelijk tot het uiterste Holland ophielden, in de meening dat zij daar veilig waren. Aanvankelijk stuurde de Witt hem met een kluitje in het riet. Maar de Engelsche gezant bier te lande, Downing, toonde zich bizonder ijverig in deze aangelegenheid. Hij kreeg van de Staten verlof om een konings moordenaar", die zich te Rotterdam bevond, gevangen te nemen. De regeering van die stad liet den man echter waarschuwen; toen Downing uitvoering wilde geven aan het bevel der_ Staten, was de vogel gevlogen. Een volgende maal nam Downing zijne maatregelen beter. In Maart 1662 wist hij van de Staten van Holland een bevel tot gevangenneming te verkrijgen van drie koningsmpordenaars", die zich te Delft ophielden. Hij had ditmaal de voorzichtigheid gehad aan niemand, zelfs aan de Witt niet, de verblijfplaats der slachtoffers mede te deelen. Toen zij gepakt waren, probeerden de Schepenen van Delft hun nog gelegenheid tot ont vluchten te geven, door te treuzelen met allerlei formaliteiten ; maar Downing liet de gevangenen door zijn eigen be dienden bewaken en bracht ze naar Hellevoetsluis, waar het schip voor hun overtocht al gereed lag. In Engeland wachtte hen de galg. Om welke redenen Holland en de Witt de koningsmoordenaars" aan de wraak van Karel II uitleverden, behoeft hier niet te worden nagegaan. Gaarne deden zij het niet: Amsterdam was er niets over gesticht; de Witt toonde zich maar matig ingenomen met den lof, dien de Engelsche regeering hem voor den bewezen dienst toezwaaide. Ook deden de Staten nog een poging om het leven van de ongelukkigen te redden; zij lieten door hunne gezanten in Engeland informeeren, of een verzoek hunnerzijds om gratie eenige kans van slagen zou hebben ; het antwoord luidde ontkennend. Maar gaarne of ongaarne de Staten van Holland hebben de uitlevering toe gestaan van drie menschen, die alleen door hunne politieke vijanden als mis dadigers konden worden beschouwd; van drie vluchtelingen, die zich veilig hadden gewaand in het land der vrij heid". En zij leverden hen over aan rechters, die het doodvonnis reeds voor hen gereed hadden. Het is deze geschiedenis, die ons een spotlach om den mond brengt, wan neer wij de weigering om den gewezen Keizer uit te leveren in overeenstem ming met een eerbiedwaardige traditie" hooren noemen. Ook hier is de traditie mooier dan de historie. KERNRAMP 1II1IIIIMIIIIIIIIMIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIII1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIII1IIIIII PLAATSELIJKE KEUZE door Prof. C. A. PEKELHARING Nu de heeren Rufgers en negen andere leden der Tweede Kamer een voorstel bij de Staten-Generaal hebben Ingediend, om het stelsel van plaatsel|ke keuze" hier te lande bQ de Wet m te voeren, zal over deze reeds veel besproken en zonder t wil f el zeer be langrijke zaak een beslissing dienen te vallen. De bedoeling van het wetsvoorstel is, dat in elke gemeente, wanneer l/15de deel der kiezers voor den Gemeenteraad dit wenscht, de ingezetenen zullen worden opgeroepen profijt trok om de grootst mogelQke uitkomst te vermeesteren." Dat met flinke trekken en uiterste duide lijkheid geschetste tafereel wqst niet alleen op den gang van den slag, maar geeft ook de methode aan, waarmede Foch spreekt tot het verstand van zijn officieren. Het is geschiedenis, maar voor een les eenigszlns gestyliseerde historie, het zijn gebeurtenissen op verren afstand die onder het licht der ervaring van heden zich gaan groepeeren tot een stelsel, het behartigen ten volle waard. Toen de maarschalk zijn lessen sprak aan de hoogere krljgsschoo), hoe kwamen ze dan van zijn lippen alsof ze op dat oogen blik zelf eerst door zijn gedachten scherp waren geformuleerd l De hand op en neer gaande stootte met een krachtige beweging de woorden uit, en het hoofd peinzend ge bukt ve hief zich eensklaps en toonde de macht van het front en den gloed der dwin gende oogen. Maar nu las hQ van het gestrekte papier zonder dat een spier zijn houding verwikte onder het geestdriftig gejuich der verzamel den; hQ, de maarschalk, de onsterfelijke. En Poincarédie den aankomende met een groote redevoering als antwoord "begroette, schilderde in breed lichtende woorden den langen krijg van meer dan vier jaren, in zQn vaart en zQn sleepen en zijn spanning bijna tot het einde toe, als de zegevierende troe pen het leger van de overweldigers voor zich uitjoegen, toen de wapenstilstand den strij denden halt toeriep. Aan het donderend applaus der toehoor ders wou geen einde komen, telkens wanneer de naam van een der overwinnende gene raals werd genoemd, totdat het uitbarstte in een s'otbetooging voor den held van den dag. Daaraan ontbrak toch de wijding van eerbied riet. Zoo werd de onsterfelijkheid van den maarschalk bezegeld. W. G. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl