De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 14 februari pagina 10

14 februari 1920 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Febr. '20. -- No. 2225 Mr. J. KAPPEIJNE VAN DE COPPELLO f Prof. Dr. FRANZ OPPENHEIMER De bekende Dultsche econoom, Dr. Franz Oppenhelmer, hoogleeraar te Frankfort am Main, schrijver van de veelgenoemde werken: Der Staat", DieSiedliingsgenossenschaft", Grossgrundbezitz" en andere geschriften heeft de laatste weken in Holland een aantal lezingen gehouden. De serie vormt n geheel, zoodat men .hem zou hebben moeten nareizen om een volledig beeld te kr|gen van zijn economische inzichten. De twee lezingen in Amsterdam zijn echter ongeveer een samenvatting van zijn, in andere plaatsen bij gedeelten uitvoeriger > besproken, theorie: over het ontstaan, wezen HET VREDESVERDRAG Teekening voor .de Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonck - -i '3 *-» ? en verdwijnen van het kapitalisme. Dit houdt in een overzicht van de economische ontIIIIMI n uil i l MJliiiiimiii wikkelingsgang onzer moderne maatschappij. Alle beoefenaren van een nieuwe weten schap zijn begonnen met analyseeren en dit is van groot nut. Men krijgt daardoor de beheersching over zijn materiaal. Jonge menschen, die de wetenschap van het leven" willen beoefenen, moeten ook beginnen met meedoogenlooze zelf-analyse. Maar analyse is niet alles. En zooals men bfl voorbeeld in de geneeskunde de analytische periode lang gepasseerd Is en nu bijna uitsluitend synthetisch werkt, zoo moet tenslotte iedere wetenschap komen.nadat ze eerst haar ma teriaal tot een vormlooze hoop stof uiteen gerafeld heeft, tot het opbouwende werk, tot de synthese. En professor Oppenheimer is een der eersten die Inziet, dat ook voor de economie de tfld voor analyseeren voorbij is, dat we zijn gekomen in het zwaardere stadium, dat opbouw elscht. Iedereen weet langzamerhand wel, hoe de tegenwoordige maatschappfl in- en uitwen dig functioneert. Zich daarop nog langer blind te kijken heeft geen doel. De maatschappij moet omgebouwd worden naar den geest van den nieuwen tijd. Professor Oppenheimer heeft er zQn leven aan gewijd om de synthetische methode daarvoor te vinden. En hQ is een der weinigen die tenslotte roept: Eureka!" en die dat roepen mag, omdat hij niet behoort tot die oppervlakkige theoretici, die hun meeningvan-vandaag luidkeels uitroepen over de straat, en wier overtuigingslechts bestaat door hun eenzijdigheid. Integendeel: hij is iemand die na jarenlange, geconcentreerde studie tenslotte bescheiden aan de wereld zegt: hier is m|n resultaat en dit zijn mijn plannen. Hij is dan gekomen tot de synthese van de burgerlijke en socialistische economie, d.w.z. hij heeft getracht harmonie te brengen tusschen de theoriën van Adam Smith en Karl Marx. Volgens hem is dat thans het eenige nog, wat Europa uit het moeras kan redden, en wat het zal moéten accepteeren, openlijk gewild of niet. Zijn theoriën zijn op menschelfjkheid ge grond. Hij schakelt geen erkende menscheIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIMIIIIIMIIIIItllMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIUIIMIIIIIIMIIIIIIII OELOF Kalverstraat 1 Opgericht 1850 TELEFOON 658 N f)ITROEN Paarlen, Brillanten U Goud, Zilver en Horloges Uitsluitend eerste kwaliteit Iflke eigenschappen uit, en stelt niet voorop dat de mensen zich in bepaalden zin zal hebben te wijzigen. Hij neemt de toestand, zooals die is, en baseert daarop zijn plannen. Wat ik U verkondig", zegt hij, .is het liberale socialisme of wel het sociale liberalisme". En zfln lezingen hebben dat bevestigd. Hij is geen aanhanger van een bestaande parlij-politiek. Hij geeft de methode aan, volgens welke alle partijen samen, de wereld-evolutie, die op dit oogenblik in wereld-revolutie dreigt om te slaan, d.w.z. tot een chaos, waarin het onbeheerschte proletariaat vergeefs pretendeert dictator te zijn, tot een meer evenwichtig proces kunnen leiden. De eerste avond gaf professor Oppen heimer een zuiver theoretische uiteenzetting over het ontstaan en het wezen van kapita lisme. Hij wist alles eenvoudig en natuurlijk te zeggen, en ontdaan van alle complicaties voor te stellen, zoodat zijn betoog een boeiende causerie geleek. Hij toonde aan hoe, bQ de afschaffing van de gilden, het kapitalisme de vrije gelegen heid tot voortwoekeren kreeg. Zeer duidelijk en bevattelijk gaf hij ook de meerwaarde theorie weer. Dit stelde hij op dm voorgrond: dat er geen vrije concurrentie bestaat of bestaan heeft", en dat alles wat wij als gevolg daarvan beschouwen, moet worden toege schreven aan het bestaan van een monopolie. Dit zelfde geldt ook heel sterk bij het grond bezit en als de kern en het begin van alle wanverhouding in de oude maatschappij, beschouwt hij die Qrundsperre". De tweede avond sprak professor Oppen heimer over das vergehen der Kapitalismus". De grondslag was: afschaffing van alle monopolie-verhoudingen, en invoering van een werkelijk vrije" concurrentie. Daarin komt hij dus bij Smith en Quesnay terecht. De menschelQke natuur wil nu eenmaal altijd met een minimum moeite een maxi mum voldoening krijgen. Daarom is het communisme in den grond onbruikbaar, daar dit stelsel deze prikkel bijna geheel uitschakelt, hoewel zij een der meest essentieël-menschelijke is. En het socialisme, zegt prof. O., wil: een van alle meerwaarde ontdane samenleving, al geven de socialisten dat misschien zelf nog niet toe. Zoo bestaat er volgens hem geen tegenstelling tusschen deze begrippen van liberalisme en socialisme: ze zijn n! Tenslotte gaf hij een uiteenzetting van hetgeen volgens hem hét middel is om deze maatschappij vorm te bereiken: die Arbeiter Productiv Genossenschaft, volgens welke methode, de productie het zul verst en spaar zaamst geschiedt en waarbij aan de menscheIfjke eigenschappen plaats wordt gelaten. Natuurlijk kunnen in een paar uren zulke veel-omvattende vraagstukken niet grondig behandeld worden, kunnen de finesses en bewijzen niet geleverd worden. Maar om de ernst, waarmee h!j betoogde en die in over eenstemming was met het vraagstuk, sluiten wij ons aan bQ zijn slotwoorden: Ik wret dat ik te kort geschoten ben, dat ik U niet alles heb kunnen zeggen, wat ik U zeggen wilde, maar overweegt deze dingen: het gaat om U zelven, het gaat om de toekomst van ons geheele Europa l" N. C. S. BATENBURG & FBLMER Kuijpspark 22. SPECIALITEIT: fERHUIZINGEN ONDER GARANTIE-: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS iiMiiiimiimiii De Mensch De mensch is opgebouwd uit vele lagen, die met de phasen stemmen overeen, die gansch de menschheid van haar grijs verleen. doorworsteld heeft tot onze eigen dagen. Nog leeft in ons de oermensen, altijd dragen wij nog In ons zijn zelfzucht, hard als steen, die telkens weer, bij 't moeizaam voprwaartstreên van de beschaving, aan ons hart komt knagen. Wanneer de banden van het samenstel, waarin wij menschen leven, gaan verslappen, breekt d'oermensch uit, en in een gruwb'rehel van haat en wellust dreigen wij te zinken. Dat is de wraak der onderdrukte trappen, die ook van 's levensbron nog willen drinken. H. GlLTAY Op den Economischen Uitkijk De overheid en het duurtevraagstuk. III. (Slot). In L'Europe Nouvelle verscheen onlangs een zeer lezenswaardige beschouwing over den ernstigen economischen toestand van Europa; de slotsom dier beschouwingen luidde ongeveer als volgt: de (valuta-)koers werkt op de prijzen; de prijzen werken op de openbare schulden en de openbare schulden werken weer op de koersen en de prijzen; deze dramatische drle-eenheid danst rondom ons heen haar onafgebroken ronde dans en neemt geen einde ... In hrt 31-Dec.'19 nummer van Economisch-Statistische Berichten stelde de heer E. Heidring de vraag: Waarheen?", daarmee doelend op het probleem der hooge ptJJzen", welke hij toeschreef aan Ie de ingekrompen pro ductie van Europa; 2e gebrek aan scherpsruitnte; 3: de irfiitie van het ruilmiddel; 4; de mentaliteit der menschheid. Tusschen deze vier onder elkaar wlsselwerkende oor zaken, waarvan (zoo schrtef de heer Heidring) de eerste de primaire is, vlecht zich de stijging der loonen heen, zelve zoowel oorzaak als gevolg: alle te zamen vormen zij een vicieuse spiraal, waarlangs het duurteproces voortwoekert". Men ziet: de een spreekt van een om ons heen dansende drie-eenheid, de ander ge waagt van een vicl-use spiraal. Maar beide schrijvers erkennen de voortdurende, wederzijdsche wls-elwerking, waardoor een gevolg zelf weer oorzaak wordt en het eene ver schijnsel de beteekenls van het andere ver zwaart. Beiden zien daarin een warnet, waar binnen de geteisterde menschheid zich be vindt en waaruit zij zich niet kan benijden... Ook riet met behulp van den machtigen arm der overheid ? Aan de macht" van dien arm geloof ik niet zoo heel sterk; ik meen dat wet en gebod op het beloop der economische zaken althans Ia-g niet zooveel invloed kunnen uitoefenen als velen zich wel voorstellen. Wat na'uurlfjk niet uitsluit, dat de overheid wel een en ander in de gewenschte richting kan doen en vooral kan nalaten. Het spreekt vanzelf dat, voor zoover het tekort aan produktie ook ten onzent een der oorzaken van duurte Is, de overheid al wat binnen haar macht ligt, moet doen om de voortbrenging tot uitbreiding te* prik kelen en (alweerl) vooral alles moet nalaten wat de voortbrenging belemmert. Het zal iiiiiiiiiiiimiiiii <iiiiiimiiimimi;iiriHiiiiiiiiiiiiiimiiimmiiiiiiii!iiiiiiin Utrechtsche Sohietschuitenveer AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. INTERC. 5181 N. Dagelijksche Motorüienst tusschen Amsterdam - Utrecht - Zeist - De Bilt - Huis ter Heide Bosoh en Duin - Rijsenburg - Driebergen - Doorn enz. iliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiii nmiiimiiiiiit nu iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii DE DOODE OOOEN Eugen d'Albert de componist, Hans Heinz Ewers de librettist. Onze Nationale Opera" heeft de handigheid van Koopman willen overtreffen, toen Laagland" bleek het sei zoenwerk te zijn. De doode oogen zal voor de Haagsche Nationale" geen Laagland worden. Om den componist niet. Maar vooral niet om het libretto. De schrijver van Allraune" geeft een probleem, dat onoplos baar is. Dat al te groote gebreken, al te dwaze onnatuurlQkheden biedt, 't Vraagt al te veel ruimte de psychische gebreken van doode oogen" te analyseeren, maar... zie hier den inhoud en men oordeele zelf. In het voorspel de herder, de maaier en de herdersjongen, die terugkomt met zijn schapen. Het liefste schaapje is verdwenen, is onvindbaar. En de herder gaat zoeken, zoeken in den donkeren nacht in het ge bergte en... vindt het schaapje. Maar dit is het bijbelverhaal, de tendenz van het werk. Maria van Magdala zegt immers het woord van Jezus: ik ben de goede herder, die zfjn leven offert voor zijn schapen. Wie van u zou, al had hij honderd schapen en er n verloor, niet laten zijn kudde in de woestijn en het verdoolde zoeken? En als hf] het weervind, dan legt hij het op den schouder en zegt aan allen ? Jubelt nu met mi), want ik vond het schaapje, dat ver loren ging!" Dan de eigenlijke opera. Jeruzalem in de verte. Palmzondag. De Joodsche vrouwen komen met kruiken op den schouder naar den put en de oude Ruth zegt, dat de man Uit Nazareth komt en wonderen verricht. Hij maakt lammen gaande en blinden ziende. Ook Arslnoëhoort het. Zij, de Grieksche slavin van Myrlocle vertelt hf t haar schoone Korlntische meesteres, die gehuwd is met den mismaakten Arcesius, gezant van den Romeinschen Senaat te Jeruzalem. Arcesius is mismaakt, gebocheld, kreu pel, een gedrocht. De blinde Mirtocle weet daarvan niets, ziet in haar geesteslicht den ? schoonen man, hoort de innige stem. Heeft blijkbaar geen tastzin als andere blinden, geen geoefend oor, dat den kreupelen stap hooit! Hij is haar Amor. Zij aanbidt hem, zij zijn gelukkig. O, kon zQ haren af god slechts zien l Dus vertelt Arsiroëhaar nieuws. Maar de meesteresse weet het reeds van den Romelschen veldheer. Aurelius Galba, den huisvriend. En Maria van Mag dala leidt haar en vertelt van het verloren schaap en ver kondigt 's Meesters lof. En Jezus betast de oogen van Myrtocle, die nu zien kan. Maar Jezus zegt, dat zij hem vloeken zal voor de zonne daalt. Myrtocle vraagt het eerst... een spiegelt ZQ is ge lukkig; zij ziet haar schoon heid, zij ziet den hemel, de bloemen, de zon. En kleedt zich om Arcesius te gaan zien, die met Galba is aangekomen. Galba is natuurlijk hopeloos verliefd op Myrtocle. HIJ wil ver weg naar Damascus en nooit terugkeeren. Dan plot seling Arsinoë, die het wonder vertelt. Arcesius schrikt. Hij heeft zelfkennis. Het geluk zijner vrouw zal bdder onge luk worden. ZQ zal den mis maakte verafschuwen. Myr tocle verschijnt en haar echt genoot verbergt zich achter den put. Maar Galba blijft, staart haar aan, betooverd. ZIJ treedt op hem toe, kust hem; en Galba zegt niets, accep teert het buitenkansje. Myrtocle ziet hem, zooals zij zich haren echtgenoot heeft voorgesteld !! Een Apollo, een schoonheid. Galba doet zooals... wij allen vermoedelijk zouden doen, omarmt haar. Maar dan springt Arcesius achter den put weg, grijpt Galba aan en worgt hè,n. d'Albert schijnt Teekening van J. van den Bosch STEFAN PARTOSf een voorliefde voor den worgdood te hebben al is in Laagland de opzet natuur lijker. Myrtocle is verlamd. Moordenaar, Beest, schreeuwt zij tegen den wettigen echtgenoot. Haar geliefde is vermoord, weg haar geluk. Arsinoe zegt de juiste toedracht. Wat? Dat ondier Arcesius? Maar zfj begr^pt... Haar droomleven was dus een leu gen, haar wensch om te zien.. en zjj herinnert zich Jezus' woorden. Men moet afstand doen van eigen geluk voor dat van anderen... zich offeren is een deugd, zich offeren voor den naaste. Arcesius is haar het naast en Myrtocle gaat in de zon staan en laat zich blind schijnen... Onder hevigen pijn brandt de zon in hare oogen. O mijn lieve doode oogen" zegt zij. Arcesius komt. Zij hoort zijn stap, de oude droom komt terug. Zij zag Jezus, zij zag Galba, Arsinoë', maar het beest, den moor denaar zag zij niet. En ze zijn weer gelukkig. De avond valt. Over het tooneel komt de herder met het witte schaapje. Het orkest speelt het motief der gelijkenis van het verloren schaap in het verhaal van Maria van Magdala jubelt nu met mij, ik vond het schaapje dat verloren was". Een mu ziekdrama van twee uur en een kwartier zonder pauze. Een werk, dat enorm veel vergt van orkest, van dirigent, van de hoofdrol. Henri Engelen heeft ons een goede regie laten zien. Jeru zalem op den achtergrond, het zonbeschenen heuvelland schap, het palels van Arcesius met den put er vlak voor; wat minder mooi was. Maar er is een put noodig. De tekst, door Herman Rutters vertaald is zeer goed. Over de muziek kan men minder tevreden zijn: d'Albert is een knap musicus. Hij weet te instrumenteeren al is die instrumentatie vaak al te dik. Men ver gelijke blvooibeeld een Puccini in Bohème of Butteifly. Het etherische, ragfijne van de partituur in deze werken staat hemel hoog boven het werk van d'Albert. Het gebruik van het koper (trompetten, cornets, tuba,) verdrinkt ons in een zee van klank met remlnicensies aan Wagner. Wil d'Albert lyrisch zijn, dan hebben w(| bewerkte passages van Butterfly, Debussy; ze zijn zoo aan te wijzen. Maar vooral de Laag land oartltle moest het ontgelden. Motieven van Pcdro, van Nouri, uit dit werk zijn zonder meer gebruikt. En Martha vertoont in haar lyriek een groote gelijkenis met Mirtocle. Albert van Raaüe heeft gten mo ment eraan gedacht, dat er gezongen werd. Zfjn orkest domineert, moest domineeren. Mtt ergernis hebben wij vaak het worstelen der zangers, vooral van Myrtocle gezien, gehoord vooral om tegen het klank-amalgama op te tornen, te vecr.ten, zonder een schijn van kans. Handig en zeker, maar onmuzikaal leidde hij; de lydek werd gesmoord in het opzweepen tot een klankmassa; het etherische vermoord door den harden orchestklank, waaruit een enkele maal Willem Lohoff's viool opklonk, ons de beschaving bracht, de oase in de klankwoestijn. En Helene Horneman, de vrouw van den dirigent, mocht op geen mededoogen rekenen. Hoe rein en teer klinkt die stem, prachtig van kleur, zuiver van intonatie. Maar zij had Japansch of Deensch kunnen zingen, 't Waren klanken die het oor troffen door de zwaren orchestklank heen. Met wat overdrfjdng speelde zfj den zwaren rol Het biind-branden door de zon was oraestiietisch van armgezwaai en lijfgedraai. Jan Blok als Arcesius was uit muntend, zonder overdrijving; sober van spel en soepel van zang. Rudolf van Schalk een goed spelende Galba omdat hfj weinig behoeft.. te spelen en bevredigend van zang. Greta de Hartogh eene mooie Maria van Magdala en goed in zang en spel. Louis van Tuider een herder als de personificatie der Christus figuur en goed van zang, sober van spel. Arsinoë', door mevr. Manders-Santhagens voorgesteld was meer dan bevredigend. De kleinere roilen waren voldoende bezet al geven zij weinig reden tot opmerkingen. Een juichend publiek, dat zich denkelijk weinig rekenschap geeft van de juiste waarde van het werk maar juicht onder den verschen, eersten indruk. Die niet altijd de beste is. AD I N T E R l M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl