De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 14 februari pagina 2

14 februari 1920 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Febr. '20. No. 2225 om te stemmen over een voorstel, het verkoopen van sterken drank in die gemeente te verbieden. Indien ten minste % van de kiezers die aan de stemming hebben deel genomen, zich daar voor verklaart, zal het voorstel, tenzfj de Kroon zich daartegen verzet, van kracht worden. Ook zal nog ge stemd kannen worden over voorstellen van minder belang, strekkende tot verlaging van , het maximum aantal van vergunningen of tot de bepaling dat er in de gemeente geen nieuwe vergunningen meer mogen worden verleend. De zaak waarop het aankomt is echter het verbod van verkoop van sterken drank In de geheele gemeente. Zelfs hiermede zal men, zooals de leiders, die de beweging voor plaatselijke keuze op touw hebben gezet, herhaaldelijk en met nadruk hebben verzekerd, slechts een eersten stap hebben gezet op den weg die naar hun doel leidt. Z1 verlangen dat het gebruik van alle alkohol bevattende dranken zonder onderscheid in Nederland geheel onmogelijk zal worden gemaakt. Verdient het aanbeveling, den eersten stap op dien weg te zett n ? De bedoeling, ons land te verlossen van het alkoholisme, de drankzucht, het verslaafd zijn aan den drank en van dien acuten, dlkwfjlfs heftigen waanzin, die dronkenschap heet, moet wel door ieder die het goed meent met den medemensen en met het maatschappelijk welzije, warm worden toe gejuicht. Aan al de ellende die de alcohol veroorzaakt is een eind, zoodra men den drank uit de samenleving wegneemt. Maar de zaak is niet zoo eenvoudig als zQ bQ den eersten aanblik schijnt. De mcnsch haakt, in het vermoeiende, drukke leven, dat eischen stelt van zoo velerlei aard, naar middelen om nu en dan zQn stemming te veranderen, hetzij op te wekken of te bedaren, al naar de omstandigheden het wenschelijk maken. Is er geen alkohol meer te krijgen, dan wordt allicht naar andere middelen, als morphlne en cocaïne, waarvan de werking op den duur nog veel schadelijker is, ge grepen. In de Vereenlgde Staten van NoordAmerika is nu de pro?f met volstrekt ver bod van alle alkohol bevattende dranken begonnen. O\rer den uitslag daarvan valt nu nog niet te oordeelen. Maar als men In aan merking neemt, hoeveel daar in de laatste jaren, toen de gelegenheid om te drinken nog alleen maar beperkt werd, over drug addiction", verslaafdheid aan zulke middelen, is geklaagd, en op hoe groote schaal, in de droge staten" bedrlëgelfjk alkohol werd geproduceerd en ingevoerd, dan schijnt de vrees niet geheel ongerechtvaardigd, dat men daar thans bezig is den duivel door Beëlsebub uit te drijven. Maar, zal men zeggen, voor een zoo krassen maatregel als geheel verbod behoeft men zich in ons vaderland voorlooplg nog niet ongerust te maken. Nu wordt slechts voorgesteld, in gemeenten waar de groote meerderheid der ingezetenen dit wenscht, den verkoop van sterken drank te verbieden. De invoer echter zal mogelijk blQven. Het zal leder vrij staan, gedistilleerd van buiten te laten kooien en binnenshuis te drinken. Bovendien betreft het verbod alleen sterke dranken; op wijn en bier zal bet, volgens het voorstel, geen betrekking hebben. Juist daarom zQn vele onthouders er maar weinig mee ingenomen. Zij hebben er slechts vrede mee, omdat het een schrede is in de, naar hun Inzicht, goede richting. Men kan dan ook moeilijk aannemen, dat het verbod van verkoop van sterken drank bij plaatselijke keuze van groeten invloed kan zijn bij d bestrijding van alkoholisme en dronkenschap in Nederland. De maatregel zal toch voor eerst wel slechts hier en daar worden toe gepast en degenen; die Inderdaad aan den iiiilllltilliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiulliMiiMiiimiiliiiiiiimiMuiimtiimmMi IN HET KLOOSTER Ik heb dikwijls en vooral in den laatsten tfld het volgende ooverwoogen: Welke groep menseden kan er zich iets op laten voorstaan Christelijk te zijn, zonder te wijzen op voor ieder zichtbare teeke nen van hoogere moraal, van beeter en rechtvaardiger samenleeven, van grooter onderling vertrouwen en onderlinge liefde? Is er een groep van mee se hen, groot of klein, die hiertoe in staat zQn ? Waar zijn ze ? Welke gemeenschap, het r ij een politieke partij, hetzij een religie u te vereeniging, hetzij een bond, een volk, een natie - kan zeggen: bij óns is de moraliteit hooger, de onder linge haat en afgunst kleiner, het aantal misdrijven, het drankmisbruik, het bedrog en de onzeedelijkheid geringer ? Het zou een machtiger oovertulgings-middel zQn dan predikatie en propaganda. Maar het ontbreekt. Zulke groepen schijnen er niet te zijn. Met name is er geen sprake van, dat ergens de onzeedelijkheid, de criminaliteit, het drankmisbruik geringer zou zijn, onder merkbaren Invloed van de christelijke geloofsleer. De gemiddelde cijfers loopen niet ver uiteen en staan niet in directen samenhang met de godsdienst, zooals ze daaienteegen zeer duidelijk in verband staan met het alcoholverbruik. Katholieke volken zfjn niet reiner en recht vaardiger van zeeden, dan protestantsche. In ons land zien we zelfs een omineuze samenhang van alcohol en religie in het zuiden. Als men op de algemeene indrukken afging, dan zou men de hoogste moreele standaard meenen te vinden in de inter nationale gemeenschap van natuurweten schappelijke onderzoekers, van astronomen, physici, metereologen, biologen, geografen, en zoo voort. Er is nog wel een weinig eerzucht en afgunst, maar er is een eedele toewijding, een zuivere waarheidsliefde, een zelf opofferende gezindheid. Maar In weetenschappelijke kringen ont breekt juist de hoogste eenheid, waardoor de menschen tot een gemeenschap worden verbonden. Eenheid in geloof, in hoogere wijsheid, in mystieke waarheeden wordt niet verlangd of gezocht, als ware dit voor goed uitgeslootep. Toch zijn er altijd, ia Oost en West, groe pen geweest van menschen die zich willen toeleggen op dat geestelijk leeven, dat het hoogste verband uitmaakt van alle menschen, en zonder hetwelk eigenlijk geen mensch kan voelen aan zijn bestemming te voldoen. Die groepen zrjn in kwaden naam gekoomen, hetgeen niet verwonderlijk is. Ze willen zoo veel en zoeken het zóöhoog, dat het den gewoonen mensch, als hij zijn vertrouwen erin verliest, tot heevige ergenis strekt. En leder monnik die in ztjn hooge bedoeling mislukte, werd een>erachtelijker object dan drank verslaafd zfn, zullen, als zij niet al te behoeftig zfln, wel middelen vinden om zich dien, ook in den verboden kring, te verschaffen. Waar, in andere landen, plaat selijke keuze reeds ingang heeft gevonden, zQn dan ook de uitkomsten niet onbetwist gunstig*). Evenwel, de voorstellers van het wets ontwerp zullen het doel dat zfj daarmede hopen te bereiken wel niet als van weinig beteekenis beschouwen, zooals ook die vurige bestrijders van den atkohol, die, enkele jaren geleden, ter wille van een volkspetitlonnement voor Plaatselijke Keuze, ons land in beweging hebben gebracht, zeker niet twijfelden aan het gewicht van de zaak, waarvoor zij' zich tooveel moeite hebben gegeven. Het is het beginsel dat men aan genomen wenscht te zien. Al kan dit nu, om redenen van praktijk, voorloopig nog slechts in geringen omvang worden toe gepast, toch zal men het reeds als een groote winst beschouwen, als het eenmaal in onze wetgeving is opgenomen. De ruimere toepassing zal dan wel volgen. Dit beginsel is, dat de meerderheid het recht heeft, ieder te dwingen, zich van het gebruik van alkohol bevattende dranken te onthouden. Het misbruik daarvan niet alleen van gedistilleerd, maar ook van wijn en bier is, zoo redeneert men, zoo uit gebreid en zoo verderfelijk, dat men, dit alleen met goed gevolg afdoende kan be strijden door. dm alkohol, als drank, geheel te verbannen. Vindt eenmaal de plaatselijke keuze ingang, dan zal, hoe meer gemeenten tot het verbod overgaan, ook de invoer des te moeilijker worden en eindelijk zal men dien, zooals men het nu in Amerika heeft gedaan, geheel, ook uit het buitenland, kunnen verbieden. Het wetsontwerp spreekt nu nog alleen van gedistilleerd, evenals de drankwet, maar is het verbod daarvan eenmaal van kracht geworden, dan zal het ook op wijn en bier moeten worden toegepast, daar toch de in deze dranken voorkomende alkohol dezelfde stof is die den sterken drank zoo verleidelijk, maar ook zoo gevaarlijk maakt. Moet nu dit streven naar dwang worden toegejuicht? De meermalen gehoorde verzekering, dat wij, vrije Nederlanders, ons niet laten ringelooren en doen wat wij zelven goed vinden, heeft natuurlijk geen beteekenis. Als het algemeen belang duidelijk spreekt, hebben wij ons daarnaar te gedragen en ons naar de, door de meerderheid goed gevonden voorschriften te schikken. Dat doen wij ook. Wij betalen, zQ het soms ook schoorvoetend, onze belastingen, bijna niemand meer verzet zich tegen leerplicht of tegen dienstplicht. Het is aan de overgroote meerderheid van ons volk duideirjk, dat de Staat geld noodlg heeft, dat onderwijs van de jeugd noodza kelijk is, dat voor de verdediging van het *) Bijzonderheden hierover vindt men in het voortreffelijke werk van dr. H. Buringh Boekhoudt, Het Alcohol-vraagstuk, 3e druk. Uitgave van den Volksbond, 1919, p. 225. N.V. PAERELS Meubileering Mu. COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N IIIMIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimtiiii de vrQmoedlge zondaar. Maar ik wilde rechtvaardig zfjn in mQn oordeel. Ik begreep heel goed, dat het lie derlijke losbandige klooster en de luye, vette monnik typen waren, door het geërgerde leekendom geschapen uit de uitzonderingen : bflkomstigheeden, zooals die alle hooge be doelingen der menachen bedreigen. Ontaar ding, door al te hoog willen en door zelf overschatting. Daarom heb ik graag de uitnoodiging aangenoomen van een jonge vriend, die mij wilde doen begrijpen het geluk, dat hQ binnen de klooster-omheining gevonden had, en ik heb het gezien en ver staan. Ik moet het erkennen om der Rechtvaar digheid wil: ik zag daar een gezeegend oord, waar werkelijk het levenspeil hooger, het geestelijk leeven zuiverder is dan, naar mijn weeten, ergens op de waereld. Hier wordt niet zwakker en slapper geleefd, maar krach tiger en intensiever. Nu dadelijk wil ib de opmerking maken die allereerst te verwachten, en ook niet weg te redeneeren is: ZQ hebben het daar veilig en goed, het huis schijnt rijk te zQn, al wat hun stoffelQk bestaan behoeft, zQ vinden het, het komt als uit de wolken tot hen. Ze hebben geen gebrek, geen geld, geen zorgen en de grootste zeegen van al: een vaste leiding, een liefderijke, maar strenge tucht, en een heerlQke oude traditie als steevigen ondergrond voor hun geloof. Het zijn Benedictijners en zij hebben vijftien eeuwen van geestelijk leeven achter zich. Met dat al blijft de geweldige bedenking geldig: wie is het die voor hen werkt en hen de geleegenheld geeft tot een zoo gezeegend bestaan? Ze hebben wel een paar akkers, hoeven, koeien en moestuin, ze wer ken ook allen, en niemand is er ooit leedig of werkeloos. Maar dat het klooster zich uit eigen arbeid zou bedruipen, van eigen grond daarvan is geen kwestie. Een gezond, houd baar communisme is het niet. Er wordt voor het onderhoud deezer gelukkigen ge arbeid door arme loonslaven, die hen niet kennen, in alle deelen Yler aarde. Het kloos ter bestaat door de giften der rijken, door onrechtvaardig verkreegen besmet" geld. En zij vergeeten dat steeds te bedenken. Deeze overweeging blijft bestaan in al zijn verschrikkellijtce beteekenis en vervulde mij van 't moment, dat ik intrad, tot aan mijn heengaan onverzwakt. Maar ooverigens... de schrik en afkeer voor het kloosterleeven, die ook mij niet vreemd was, "hoe volkoomen is ze verdweenen. Men voelt van het oogenblik van binnentreeden al, dat men in een zuiverder sfeer komt. Men wordt ontvangen als een hoog-gewaardeerd gast door een pater, die j daartoe is aangeweezen. HQ stelt zich geheel l ten uwen dienste, met de uiterste hoffelijk heid. De ooverige bewooners ernstig, waar! dig en ingetoogen, gaan hun eigen weg en Restaurant Wed. A. VAN LAAR 25 DAMRAK 25 AMSTERDAM vaderland persoonlijke diensten van de be volking moeten worden gevorderd. Kon men aantoonen, dat het gebruik van alcohol be vattende dranken alleen kwaad doet, maar geen goed, dan zou ieder weldenkende zich verplicht rekenen zich voor het verbod daar van te verklaren Maar dit bewijs is zeer zeker niet geleverd. Duizenden en tienduizenden kunnen de ver zekering geven, dat het gebruik van kleine hoeveelheden van zulk een drank, op een gepasten tijd, hun genot geeft en dat rQ, ook in den loop van vele jaren, daarvan geenerlel schadelijk gevolg ondervinden Hoevelen zijn er niet die, na een dag van ingespannen arbeid, ais zQ aan de gezellige samenleving, die toch ook haar eischen mag stellen, wenschen deel te nemen, een weldadlgen invloed ondervinden van een glas wQn of bier, of zelfs van een enkelen borrel vQÓr den eten. Physiologen en psychologen hebben zich veel moeite gegeven om de werking van alkohol op het gezonde lichaam na te gaan. Het belangrijkst is wel de wer king op het zenuwstelsel. De meeste onder zoekers zijn tot het besluit gekomen, dat die werking veeleer verdoovend dan prik kelend is. Men moet daarbij echter in aan merking nemen, dat de werkingen van het zenuwstelsel uiterst ingewikkeld zrjn en dat slechts enkele uitingen daarvan voor eenigslins nauwkeurig onderzoek vatbaar zijn geweest. Wanneer een bepaalde werkzaam heid in de hersenen tot rust wordt gebracht, dan kan het zeer wel zijn, dat, juist daar door een andere zich zooveel te beter kan ontplooien. Wanneer, zooals men heeft ge vonden, een letterzetter na het gebruik van een glas bier meer fouten gaat maken, dan is daarmede niet gezegd, dat niet dezelfde man, als hij, vermoeid van den arbeid, thuis is gekomen, onder het genot van een glas bier beter in staat zal zijn om met eenige opgewektheid deel te nemen in de belangen van rijn vrouw en zQn kinderen. Maar men kan zeggen, gesteld al dat alkohol inderdaad, in matige hoeveelheid gebruikt voor den gezonden mensch een nuttige werking kan hebben, dan nog moet dit nut als van geheel onderge schikte beteekenis worden beschouwd tegen over de ontzettende ellende die door het misbruik wordt veroorzaakt: het welzijn der maatschappij vordert, dat wegens het veel vuldig voorkomende misbruik ook het matig gebruik onmogelijk zal worden gemaakt. Daartegenover staat de opvatting van de voorstanders der matigheid, onder wie ik mij ook geschaard heb. Zij wijzen op de dagelQksche ervaring, die leert dat het ge bruik van alcohol wel tot misbruik kan leiden, maar dat dit alles behalve onver mijdelijk het geval Is. De overgroote meerder heid der Nederlanders gebruikt nu en dan alcohol, zonder daaraan verslaafd te geraken, of ook maar eenig teeken van alcoholisme te veitoonen. Er ztjn er die reeds van een ge ringe hoeveelheid alkohol bezwaren onder vinden ; zij vinden er geen genot in en zien uit eigen beweging van het gebruik af De tQd waarin men gedrongen werd voor zfjn fatsoen" mee te drinken, is, althans in kringen van ontwikkelden, geheel en pok onder de minder ontwikkelden, niet het minst door den drang der socialistische leiders, grootendeels voorbij. Ontwikkeling van den werkman, door onderwijs, ook voor reeds volwassenen, door voordrachten, door het letten niet op u. Ik heb geen enkele nieuws gierige of onderzoekende blik gezien. Het is alles om u heen ernstig, maar niet somber, sober en eenvoudig, maar niet lerlijk of terugstootend. Ik kwam juist vóór den maaltijd en naar oude en naïeve zeede waschte de eerwaardige Abt mijn handen, eer wQ gingen aanzitten. In de groote eet zaal zitten de kloosterlingen aan n zijde van de tafels, langs de muuren. Ik zat, als gast, alleen aan een tafel in 't midden. De abt alleen aan een tafel teegenoover den Ingang. Gesprooken werd er niet. Maareen der paters las iets voor uit eei geschied kundig boek, als onderhoud geduurende den maaltijd. Het eeten was eenvoudig maar uitneemend toebereid, geheel op Fransche wijze, want het is een Fransche abdij. Tot dankzegging na den maaltijd gingen wij allen naar de kapel, de monniken twee aan twee, de abt met mij achteraan. Hoe schoon menscnelflk, hoe waardig was het te samen schrijden der kloosterlingen, met tamelijk vluggen tred en neergeslagen, aandachtige oogen. In de kapel knielt net voorste paar voor het altaar, dan buigende twee voor elkaar en neemen plaats en 100 vervolgens. En ik zie hier een ceremonieel, dat niet leedig is, maar vol intens gevoel. Die mannen, voor hun leeven vereenigd in deeze ommuuring, voor het allerhoogste leevensdoel, zij hebben elkander lief, zij achten en helpen elkander, zij zrjn gelukkig in hun eigen geloof en steunen elkander in hetzelfde. De gansche dag is voor hen aan dacht en geb:d. G:en minuut laten ze voorbij gaan zonder te bedenken, waarom zij daar zijn en wat zij beoogen. Toen kwam het gebed en de zang. Het heeft een geweldige indruk op mij gemaakt. Ik herinner mfj van Huysmans hieromtrent een treffende beschrijving te hebben gelee zen maar dat is lang geleeden. Ik voor mij kan zeggen, dat het was als hoorde ik nieuwe muziek, van een geheel nieuw Instru ment. Die nieuwe muziek is duizend jaren oud, en het instrument is niet anders dan het unisono zing-spreeken van vijftig manne stemmen, van streng geloovige zielen. Dit unisono geeft een wonderbaarIklankeff et; het dreunt metaalachtig a's een groote gong, het rolt langs de wanden en vibreert tusschen de steenen boogen van het koepel-dak. Het is zulk een eigenaardig geluld, dat het mij nog dagen in de ooren bleef klinken. Het wordt in 't oneindig herhaald, dag aan dag en toch gaf het niet den indruk op den duur te nullen teegenstaan of vcrveelen. Zoo lang Ik het hoorde heeft het mij niet veruedd, en de mystieke spanning ervan is verkwikkend en versterkend. De dienst is streng en lang. Om half vier 's nachts staan de kloosterlingen op en daarmee begint een lange dag van gebed, gezang, geestelijk en lichamelijk werk en inrichten van openbare leeszalen, helpen om plichtbesef en zelfbeheersching in de hand te werken. Goed gebouwde en goed Inge richte woningen, opwekking tot aangename en tegelijk nuttige ontspanning, gelegenheid om van kunst, vooral van muziek te leeren genieten, ztjn middelen om het bezoeken van de kroeg uit verveling tegen te gaan, middelen die reeds sedert jaren, niet zonder oeden uitslag, door den Volksbond tegen rankmisbruik worden aangewend. Dat er reeds veel is verbeterd, is gebleken uit de belangrQke vermindering van het gebruik van alcohol in de afgeloopen jaren van deze eeuw. Alleen in den atlerlaatsten tijd, onder de zeer bijzondere omstandigheden na den oor log, is weer een grooter verbruik van gedis tilleerd en een grooter aantal gevallen van dronkenschap waargenomen. Men kan daarin reden vinden om des te meer werk te maken van alles wat dienstig kan zijn om de ver leiding tot drinken tegen te gaan, maar deze verergering, die toch naar alle waarschijn lijkheid slechts tijdelijk zal zfjn, geeft geen recht om op maatregelen aan te dringen, die, bij plaatselijke keuze, tot de invoering zal lelden van een stelsel van dwang voor allen, in plaats van zorg voor degenen die gevaar loopen te vallen. De tegenwoordige drankwet heeft, door het stelsel van vergun ningen, het aantal der kroegen geleidelijk meer verminderd, heeft toezicht ingesteld op de lokalen waarin sterke drank wordt ver kocht, verbiedt aan iemand die reeds te veel gedronken heeft, nog meer te tappen, kortom, heeft een aantal bepalingen gemaakt om onmatigheid en verleiding tot onmatig heid tegen te gaan Voldoen die bepalingen niet, of wordt er niet streng genoeg de hand aan gehoulen, dan kunnen zij verbeterd, of beter toegepast worden. Of men neme een proef met het door Buringh Boekhoudt, in De Gids van Januari 1920, 100 bondig ver dedigde denkbeeld van rantsoeneering van sterke dranken. Ook daarmede zal menden weg van zorg voor de zwakken niet ver laten. Maar het beginsel der plaatselijke keuze leidt tot een dwang, die het vertrouwen op ontwikkeling der zelfbeheersching prijs geeft, bij zeer velen tegenzin, zoo geen tegenstand, zal opwekken en zal, naar te vreezen is, verleiden tot het zoeken van andere vergif ten en tot smokkelarQ en bedrog, tot een demoralisatie die misschien nog erger zal zfjn dan de door het alkoholisme veroorzaakte. C. A. PEKELHARING ililllilliiiiiii IIIIMflllllllllllll FABRIKANTE I.V. DIEVENBACH'i HolL Sigaranfabrkk UTRECHT studie. Elke minuut is gevuld. Na eiken maaltijd Is een half uur recreatie, waarin ook bal-speelen geoorloofd Is. ZQ kunnen ook groote wandelingen maken, op bepaalde dagen, als de abt het veroorlooft. De abt, de père-abbé", is de geëerde en liefdevolle vader in het groote gezin. ZQn deur is altijd oopen, eik kloosterling komt met zfjn vragen of bezwaren bij hem. Ze hebben hem lief en de gehoorzaamheid valt hen niet zwaar. Van lichamelijke kwelling, vanechteaskese, bemerkte ik niets. Genotmiddelen als tabak of alcohol zijn er niet. Het eenige wat mij te zwaar voorkwam voor een mensch van gemiddelde kracht, is de korte trjd tot slapen. Des avonds is de dienst om 8'k uur afge loopen en dan mag er niet meer gesprooken worden, maar men slaapt om neegen uur toch nog niet. En om half vier er weer uit! Maar ik zag op de gezichten geen spoor van ooververmoeidheid of ooverspanning. Ei wat mij trof was het karakter-volle der gezichten. Er waren geen onbeduidende tronies bij. En dan dat kleed, en de waar dige beweegingen, de gestadige eerbied voor elkander, de hoffdQkheid en de gedienstig heid. Ik sloot bijwijlen mijn oogen en her dacht de menschengroepen waaronder ik verkeerd heb de Amsterdamsche volksmeenigte, de academische studenten en pro fessoren bij een promotie, de gasten van een Engelsch of Amerikaansch weelde-huis, de menscRen in een hotel, In een spoorwegcoupe, op eenkooninglnnefeest... Welkeen afstand van hier. Wat een kloof tusschen menschen en menschen! Hier is waarachtige ernst, hier is de tucht die wij armen allen zoozeer behoeven, hier is onderlinge liefde. Hier is geen sprake van al wat het brein van een gemiddeld mensch vervult geld zaken, aanrien en eer, macht en genot. Alle genot is hier zuiver geestelijk, en elke af wijking wordt oopen en eenvoudig beleeden. Zingt een zanger een noot valsch, zoo staat hij even op, onder 't zingen door en buigt de knie voor het altaar, vragend om vcrgeevlng. Dat er plaats is voor schoonheid in deeze omheinde wereld, dat behoff Ik niet te zeggen. Wie de kunstgeschiedenis kent, weet dit voldoende. Maar die schoonheid behoeft ook niet steeds van hetzelfde karakter te blijven. En dat er een soort schoonheid vermeeden en geweerct wordt, wien zal het verwonderen, die de rotheid onzer samen leving ziet? Dat ook geen vrouwan binnen deze omheining worden toegelaten, mag sommigen een onnoodlg purisme toeschijnen. Voor wie de menschelijke natuur kent, en bedenkt, dat hier nog jongemannen woonen, wier gansche toeleg is, hun hartstochten te verheffen, te sublimeeren die zal die voorzorg wijs vinden en noodwendig. Dit spreekt ook wel van zelf, dat het kloosterleven niet willekeurig mag gekoozen MOEDER S WENSCH EN DE DUIVEL Vader gaat nu acht uur werken Wat een uitkomst voor de' man Als hij zich niet meer moet haasten En eens rustig blazen kan. 's Middags komt hij tegen, vieren Opgeruimd bij moeder thuis En ons goed-gekookte potje Heb ik klaar op mijn fornuis. Eerst wat wasschen en wat kammen; Alles dood op zijn gemak. Dan de toffels aangeschoten En het doordeweeksche pak. Als het maalt je is gegeten Maak ik gauw de boel aan kant. Vader zit dan voor het venster Met zijn pijpje of een krant. Zomers stapt hij naar het tuintje Met de gieter en de spa En hij zorgt er voor de groenten Voor de malsche krapjes sla. 's Winters zit hij bij zijn lampje Lekker in zijn eigen hoek En hij knutselt vogelkooitjes Of hij leest wat in een boek. Elke week gaan we een avond Naar de zangvereeniging Waar hij bij de lagen meedoet En ik bij de hoogen zing. Soms gaat hij een poosje visschen Op de baars of op de bliek Of hij praat eens met de buurman Over werk en politiek Zondags, in de beste kleeren, Leutig naar de Opera En de heele week fluit vader Al die mooie wijsjes na. DE DUIVEL Wilde jij gelukkig wezen ? Dat bestaat voor jou niet meer. Ik, de internationale, Ik verdeel en ik regeer. Ik, de duivel van de drankzucht, Zonder eer en vaderland, Ik wil tweedracht, ik wil oproer; Ik wil ontucht, moord en brand.' Ik wil heerschen door jenever En verpeste kroegenstank. Over loffe arbeids-slaven Over slaven van de drank Weg de zeden, weg de kuischheid Weg de invloed van de Kerk. Zonder brandende jenever Wordt dat stomme volk te sterk. Acht uur zal je man gaan werken Voor het wereld-kapitaal Daarna wil ik hem beschonken Ik, de internationaal. DE MOEDER Mannen hoed u voor dien Duivel Mijdt zijn drank, en blijft een mensch Helpt een Nederlandsche moeder Toe, verhoort haar liefste wensch. J. H. SPEENHOFF iitiiittititiimtiittittliiiiiiiiiiiiiititittimiitiiiitfHiiiiittititfiiiitiiiiiitiiiti en aanvaard worden door den gemiddelden mensch. Mijn vriend, die mij zijn geluk wou toonen, is nog zeer jong, maar zijn roeping was zoo sterk en duidelijk, dat hij geen oogenblik eraan heeft kunnen twijfelen. Dit moeten uitzondering? naturen zijn. Hun bedoeling is niet zelfzuchtig. Zij wil len de geestelijke tolken zrjn voor de gansche menschheid, zij willen bidden en adoreeren uit naam der waereld. Zij willen de waar achtige kracht van het geestelijk leven toonen. En waarlijk het zou te wenschen zijn, dat allen, die nog twijfelen aan de diepe goedheld van de menechelijke natuur, eens onder vonden hoe het deezen kloosterlingen mcogeIfjk is te leeven in voortduurende soob rheid en vreede, in liefde en hoog geluk ultallerzuiverste bron; als een waarlijk Christelijk gezin. Een gezin ? zal men vragen, en zonder vrouwen? zonder kinderen? Maw het zijn geroepenen, zij voelen hun leeven als hooge plicht. En wat orde, netheid, zindelijkheid en liefderijke zorg betreft, doen ze voor de beste vrouwen niet onder. Misschien, als eenmaal de gansche menschen-waereld teruggekeerd is onder de vleugelen van zelftucht en wijsheid, dat da a een vrijer verkeer moogelfjk zal worden. Want vooral de invloed van oudere vrouwen schijnt mij in het geestelijk leeven onmisbaar. Thans is het kloosterleeven nog onvol maakt, vooral ook door het ontbreeken van het waereldsche communisme, dat het door Jezus en zijn apostelen en door de klooster lingen gevolgde geestelijke communisme rnoet steunen. ZQ zijn onderling solidair en communistisch, maar de liefde-gaven waar van zij bestaan, eeven als Jezusen de zfjnen, koomen nog uit onzuivere bron. Dat be hoefde niet en voedt noodelooze kritiek en vijandschap. Het zou ook het eerste klooster niet zijn, dat geplunderd en verwoest werd door een verbitterde en afgunstige meenigte. Zoolang zQ, die niets van dat geluk van het geestelijk leeven bemerken, nog moeten arbeiden voor deeze enkele gelukkigen, zoo lang is zelfs ook deeze omheinde ruimte van zuiverheid en vroomheid niet veilig. En men heeft het reeds bemerkt. BQ den oorlog zijn twee kl osterlingen door de Fransche regeering opgr ischt, en gesneuveld in den grooten menschenmoord. Welk een misdaad! iemand uit deze gewijde omgeeving, uit deeze stille, plechtige hallen van vreede en liefde weg te sleuren, en hem te dwingen zijn mede-mensch te dooden en het afschuuwelijke leeven in de loopgraven te laten ondergaan, welk een verfoeilijk vergrQp! Ik was mQn vriend dankbaar, dat hij mij geleerd heeft, hoe iets dat zoo vaak belas terd en miskend is, zoo schoon kan zijnen versterkend kan werken op het gemoed, ook van den buitenstaander. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl