De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 21 februari pagina 8

21 februari 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANC 21 Febr. '20. No. 2226 SCHILDERKUNST-KRONIEK VAN DER VALK, BIJ D'AUDRETSCH ; DEN HAAG Er is in dit werk van V a D d e r V a l k, dat niet altijd rein en klaar genoeg is van kleur, een afkeer tegen den tijd. Qe vindt hier eene phantaisie, die zich vermeit in een stil, eenzaam spel; in voor stellingen van kleurige visschen zwemmend voorbQ blauwende bergen, (32, 35, 36) of in een schijnbaar op uitbundige wijze dansende vrouw... Het is het werk van iemand, die stil zit, en staart, en eenzaam wacht, tot wat zich verschool in de ziel (meer dan in den geest) naar bulten komt, en tot figuur en wezen wordt. En meer nog dan in deze voorstellingen vindt ge de teedere geaardheid van den illustrator van Sindbad, den Zeeman, die V a n d e r V a I k is, in teekeningen vol kleine détails als die met den schildpad, of met de bergen op wier top een huls, klein, staat. Saam vattend is dit werk een werk eigen aardig, in«Jig aandoend, van een droomer zooals ze dat noemen maar niet altijd is de kleur zoo zuiver en stil als ze dat moest zijn om den Droom. MY. VAN BEELDENDE KUNSTEN ; AMSTERDAM Over deze tentoonstelling kan ikkortzfjn, en ben ik kort. Mr. H. E. van R e g t e r e n Altena (het best in 2, 3, 28) is een stil levenschilderes, wier grijzen" soms helder en fijn genoeg waren om in de herinnering te blijven. Mauve tracht de eenzame land schappen te schilderen als zij door het llchtspel hun zwaarte lijken te verliezen... PLASSCHAERT LYRISCH PROZA Onderstaand gedichtje van den iongen Vlaming: Valere van Glabeke, plaatsen wij, ondanks de al te dutdelfke over eenkomst met het werk van Walt Whitman en Tagore. Er is, ondanks de gelijkenis, genoeg oorspronkelQks in. Uit: Des Levens Wonder. Tempels heeft men U gebouwd. Ia het halfduister hokken de menschen daar bijeen, in hun kostbaarste kleederen gedost, En de priester draagt een zijdemantel die stiji staat van 't goud. Uw altaar sieren schatten ter waarde hoog genoeg, Om d'armen der gansche stad met woning te voorzien. Electrische Lampvoeten in Potterie LANOOY" Papestraat 24 - 's-Gravenhage iiuiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiilimiiiiuiiiiiiiliiiiiiumi DE STADSSCHOUWBURG Der Mensen", in seinem dunk'len Drange, ist slch des rechten Weges wohl bewust", en ook Burgemeester en Wethouders van Amsterdam hebben zich door geen donker gedrang van de wfls laten brengen. Volgens het Gemeenteblad, dat zich in letterkundige richting aardig begint te ontwikkelen, is de uitspraak van de Commissie van Bijstand ge grondvest geweest op het eerste en voor naamste beginsel waarop zQ, ook naar ons hier meermalen omschreven oordeel, berusten moest: op de erkenning van den Regisseur. Dit was in ons land, waar vóór weinige jaren de tooneelregisseur in de wandeling nog naar een afkorting van den famlliaren vader naam luisterde, waar tot voor korten tijd het groote publiek dezen absoluten tooneelkunstenaar zoomin van den tooneelschrijver als van den tooneelbehanger wist te onder schelden, zeker geen eenvoudige definitie. Hoe moeilijk het begrip: de regisseur is de .maker" van de tooneelvertooning, zooals de auteur de maker is van het boek, wortel schiet, is dezer dagen nog weer gebleken toen de Gemeenteraad van een Haag op haar verheugend voornemen den Jongen regisseur van der Lugt Meisert den Haagschen schouwburg af te staan, meende te moeten terug komen o.a. op dezen grond, dat het Hofstadtooneel tengevolge van de staking in den komenden winter wellicht over andere krachten zal beschikken dan in dit seizoen. In Amsterdam heeft men gelukkig begre pen, dat het vertrouwen in den leider van een gezelschap als het uitgangspunt van elke zoo geheeten .schouwburgquaestle" moet worden beschouwd. En langs lijnen van geleidelijkheid, door de volle aandacht te schenken aan wat zich op dit gebied waardevol onderscheidde, is men geko men tot de vergelijking", die de bevestiging inhield van wat in de kringen onzer voor aanstaande kunstenaars nimmer twijfelachtig was. Ook voor een groot deel van het pu bliek was dit niet twijfelachtig, en thans verraadt ons nog een der leden van de Com missie van Bijstand: Voor de meerderheid der Commissie (het is uit al haar beraad slagingen gebleken) heeft bl|kbaar van meet af vastgestaan dat dr. Royaards, en niemand anders d«n hf, op het Leidsche Plein moest komen." Zoo ziet men ook hier: voor datgene wat boven de middelmaat uitrijst bezit de menigte een instinct, het supérieure, zoowel als het inférieure, wordt herkend, ook door wien de schakeeringen tusschen deze beide uitersten somtijds ontgaan. Maar wfjl de vromen daarbinnen hun boekje openslaan, En steeds dezelfde woorden zingen op de zelfde wijzen, Komt GQ tot den arme, Die beschaamd over zijn lompen niet durft binnen te gaan, En knielt op de laatste trede in het tem pelportaal, Zijn gelaat keerend naar de verre godslamp... En wijl daarbinnen het orgel dreunt En hfl stil vervoerd de oogen sluit, Vertrouwt G| aan zijn hart Uw diepste liefdegeheim. Als een belemmerende rotsblok vertroebelend den klaren stroom, Ligt noch kwaal noch ziekte In den weg van het krachtige leven, Dat van d'een oneindigheid in d'andere door mij komt gevloeid. Daarom zing Ik een loflied der gezondheid. Al de spieren zfln lenig en sterk, Al de beenderen hecht en hard, Al het vleesch rein en vast, Al het bloed kwik als bronwater en zuiver als een robijn, En al de zenuwen, gevoelig en trouw kond gevend hun vlugge boodschap den aan dachtige hersens, Die als zwijgende torenwachters waken in het klare koepelhuis van den hooggelegen geest. Gezondheid is het sonoor gespannen zijn van al de snaren, Wachtend leder een heraut met de bazuin voor de lippen Om te antwoorden elk met eigen gaven klank, Als de machtige wind des hemels door de Harpe waait! Gezondheid is de gang in daad, van het licht dat ons doorstroomt l 't Is 't bereid en getakeld staan van 't va rensvaardige harteschip, Met al de zeelui op post; handen gereed aan tuig en touw, Al de wachtende oogen gericht naar de hooge brug waar de Geest, in 't wit, Hoog, en wfld-uit schouwend, horizont en zee en hemelen al omvat in zijn ruimen blik, Tot zijn wenk gebiedt: ieder trekt of klimt en stuurt of rukt, Manschap en kapitein vast betrouwend op den onwankelbaren zellsteen der ziel, Die in verstandhouding met den stillen ster renherder den koers onfeilbaar richt. En 't schoone levensschip glijdt als een gouden wolk, Tusschen de blauwe oneindigheid der afgrondhemi&feren van hemel en oceaan. Mijn zangen zijn maar als ruwe beelden, Gekorven met onbeholpen hand, In 't ivoor mijner harde taal. Maar ik weet dat Uw liefde Achter elk mijner woorden, Den stil-Ie venden schim ontwaart, Die bevend van hoog verlangen Met opgeheven gelaat Als een wlerookzull oprankt naar UI Valere van Glabeke , Die Mode im 18. Jahrhundert. , Die Mode im 19. Jahrhundert (17201878). 3 dln. Quincke, Handbuch der Kostümkunde. Buss, Das Kostütn. ledere boekhandelaar kan u deze werken leveren. VRAOENRDBRIBK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men geilere de vragen voor deze rubriek In t* lenden aan het Redactlebureau, met op den omslag het motto .Leekensplegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwellk lullen worden beschouwd.) K. A. te A. Zoudt u my de titels en uit gevers van eenlge goede geïllustreerde Dultsche werken over kleederdrachten der Europeesche volken kunnen noemen. Eenlge titels zijn: Hottenrott, Trachten der Völker. 2 dln. Kohier, Allgemeine Trachtenkunde. 2 dln. Alsen, Die Mode der galanten Zeit. v. Boehn, Die Mode im 17. Jahrhundert. De verhouding van het papier-geld tot de gouddekking tijdens en na den oorlog Dat de oorlogvoerende mogendheden om ia hunne behoefte aan betaalmiddelen te voorzien, een enorm gebruik gemaakt hebben van de drukpers is van algemeene bekend heid. Niet alleen werd voor tientallen mllliarden aan rentedragende schuldbrieven uit gegeven, maar de drukpers heeft nog in ruimere mate dienst moeten doen om papieren betaalmiddelen te scheppen. Vóór den oorlog was de algemeene regel in solvente landen, dat de circulatie-banken tegen de door haar in omloop gebrachte papieren betaalmiddelen eene dekking had den van 40 pCt. en meer in goud en voor het overige in door haar gedisconteerd handelspapieren of voorschotten, gedekt door onderpand van eerste klasse fondsen. Sedert den oorlog konden enkele dezer banken haar goudvoorraad wel is waar niet onbelangrijk vermeerderen door goud uit de circulatie naar zich toe te trekken, maar die vermeerdering heeft in verre na geen geltfken tred kunnen houden met de veel grootere toename van het papieren geld, iiimiiiimiiiiiiii iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiifiiiiifiiijjtii Mestrovic, De Graflegging Mestrovic, De Slaaf Nog twee werken van den Servischen beeldhouwer J. Mestrovic (tentoonstelling StedelQk Museum) waarover onze medewerker A. Plasschaert in het vorige nummer schreef zoodat de verhouding van den goudvoorraad tot de papier-circulatie in de meeste oorlog voerende landen tot beneden 10 pCt., in Oostenrijk-Hongarije zelfs tot V: pCt. daalde. En wat de verdere dekking door goed gefundeerd, op korten termijn opeischbaar handelspapier of voorschotten aangaat, juiste gegevens zijn daaromtrent niet bekend, maar zooveel is zeker, dat allengs het grootste gedeelte van de dekking van het papiergeld niet meer bestaat uit goud en handelspapier, maar uit voorschotten op schuldbrieven van den eigen Staat, die of in het geheel niet of althans slechts voor een klein deel opgevorderd kunnen worden. Dat daardoor de grondslag, waarop de papieren geldomloop in die landen berust, zeer verzwakt is, behoeft nauwelQks betoog. Zooals reeds opgemerkt, z|n voor de ver houding, waarin de dekking door: voor schotten op handel* papier en op staatsschuld brieven gewgzlgd is, geen juiste gegevens bekend, wel echter is uit de bankstaten na te gaan, hoezeer de metallieke dekking (in hoofdzaak in goud) achteruitgegaan is. De chef der afdeeling statistiek bij de National City Bank te New-York heeft dien aangaande eene belangwekkende studie gepubliceerd, waaraan de volgende citers ontleend rijn. Vóór den oorlog bedroeg de papieren geldsomloop der 30 voornaamste landen van de wereld 7'i mlillard dollar, welk bedrag bfl het tot stand komen van den wapenstilstand, einde 1918, tot 40 milliard gestegen was en sedert nog verder tot 50 milliard dollar einde December 1919, ongerekend de 34 milliard dollar papiergeld door de Bolsjewistische regeering uitgegeven. Laat men dit laatste als een absolute nonvaleur buiten rekening dan is de papier circulatie sedert Augustus 1914 ongeveer 7CO percent toegenomen. Vrflwel in over eenstemming daarmede is het feit, dat de gevestigde schuld van de wereld van ca. 40 milliard dollar tot 260 milliard toegenomen is, dus met 650 percent. Deze over eenstemming in verhoudingscQfers is geene louter toevallige, maar wijst er op, dat verreweg het groot ste gedeelte van de ver meerdering van den papier omloop direct of indirect gediend heeft voor de beta ling van oorlogsleeningen. Tegenover deze enorme vermeerdering van den pa pieromloop, staat slechts eene betrekkelijk geringe vermeerdering van gouddekking bij de circulatiebanken en in de schatkist der Vereenigde Staten, die tot zekere hoogte de functie van circulatlebank daar te lande vervult. De goud voorraad vermeerderde nml. van S 4.874 millioen tot S 6. 849 millioen, dus met nauweUks 2 milliard dollar of ca. 40 pCt. Daarbf dient opgemerkt te worden, dat deze vermeerdering uit sluitend te danken is aan de neutrale Staten en aan de Vereenigde Staten, wier goudvoorraad elk met onge veer een millioen dollar toegenomen is. Voor de^neutialestaten vermeerderde hij lllllllllllltllllllllllltllllllllUtllllllttllllllllllllllllllltltlllllllUllllllllltlUllllltUllllllltlllllllllUllllllllllllIllllllllllllHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIttllllllllltlll Hadden B. en W. zich op dit instinct mogen verlaten ? Het zou minder omslachtig en, in verhouding tot den kunstenaar wien al deze, vaak weinig verheffende vieren en vijven golden, ook breeder van gebaar zijn geweest. Doch van nog meer beteekenis mogen wij het achten, dat In een geval van kunstwaardeering van zóó ingrijpend algemeen belang als dit, zij die daarover te beslissen hadden, niet over n nacht fls zijn gegaan, dat zQ zich een eigen, be zonken oordeel hebben willen vormen, en een van alle zijden eerlijk bekeken mees terschap hier het pleit heeft mogen winnen op betwisting van politieken aard, op alles wat men tegen een geducht candidaat naar een begeerden post alzoo meent te kunnen aanvoeren. De tfld scheidt het kaf van het koren en het is de herinnering die den kunstenaar zijn brevet verleent. Slechts n lid der Commissie is bezweken voor de verleiding in deze zuivere kunstaangelegenheid de politiek te betrekken, doch in het rhetorisch betoog van den heer Kleerekoper vinden we niet n argument waarvan hij zelf kan verwachten, dat iemand het In ernst zal weerleggen. En niets kan m. 1. ook b^ den Raad warmer pleiten voor den Can didaat van B. en W. dan de magere inhoud dezer twaalf dlchtgedrukte bladzijden van den advocaat der tegenpaitjj, waarin hi] den voorgedragen kunstenaar ten slotte niets ergers ten laste weet te leggen dan het verwijt dat het Nederlandsche volk om van Goethe en Vondel te genieten -> een uitspraak, al door de goedbezette bovenrangen bij classleke vertooningen weer sproken In het algemeen nog niet vol doende ontwikkeld zou zijn. Tot deze meerdere ontwikkeling zal het dan nu juist moeten komen. En het publiek van alle rangen zal het Gemeentebestuur van Amsterdam erkentelijk blijven, dat het met zooveel mogelijk troeven op tafel, met geduld en voorzichtigheid, het daartoe heeft willen leiden. HETSCHOUWT06NEEL: De Meteoor, door Jan Fabriclus Een meteoor aan den dramatischen hemel is dit stuk niet, en in welk opzicht de inlander, die een lafaard zou zijn geweest wanneer nQ de hondsche beleediglngen van zijn chef voor zoete koek had opgegeten, maar die daarom nog geen held wordt wanneer hij ze als een man weerstaat, dien schitterenden naam zou verdienen, wordt ons ook niet recht duidelijk. Intus.schen gevoel ik toch altijd een zekere vrees Jan Fabriclus te kort te doen. Hij kan zooveel, wat anderen zouden wenschen te kunnen, en hij schrijft een voottreffelflken, onmid dellijk aansprekenden, en onder de onmo gelijkste omstandigheden natuurlijk klinkenden dialoog. Wat wQ onoverwinnelijk op hem tegen hebben, kan ons nooit hel derder voor oogen staan dan in deze dagen van Multatuli-herdenking. Niet alleen om iiittiitiiimttiiiiiitttiiitmtiMiniiiiiiiiiiiiiiittiimiittiiiiimtttttiiiiiiiiitii de familierelatie tusschen Saïdja en Arpa, vinden we hier op eerbiedigen afstand grond tot vergelijking, Jan Fabricius staat als geen ander in de houding voor deze romantiek. Doch dan is daar ook dadelijk dit afdoend verschil: dat Douwes Dekker zélf leed, al het leed van de wereld, en dat Fabricius er zijn menschen voor heeft. Bij gevolg kan hl] eenzelfde aandoe ning tot in het oneindige varleeren zonder verlet aan zijn eigen ziel, en zonder ook op ons noemenswaard in te werken. Voor een kunstenaar met een werkelijk bewogen hart is schrijven zelf-bevrflding. Heeft hij,inden eenen of anderen vorm, zich ontlast van wat z|n gemoed, geest of geweten soms jarenlang drukte, dan is hem dit niet alleen een weldadige verlichting, maar dan zal hij in den regel zich tegenover dat bepaalde geval ook volstrekt uitgeput gevoelen, en na korten tijd (nadat zijn werk in première is gegaan of zoodra zijn boek voor het winkelraam ligt) zelfs verwonderlijk onver schillig. Hij zal er, aangenomen dat hij zich aan zijn taak gegeven heeft met de volstrekte overgave van den kunstenaar en het niet opleverende vóór hij de grenzen van zijn vermogens had bereikt, moeilijk toe te bewegen zijn ditzelfde proces nog eens door te IQ den, en gevoelens, waarmee hij op leven en dood heeft afgerekend, weer op te rakelen. Er zal in de onderdeden van de werken van een auteur altijd wel wat paralel loopen, equivalenten, onwillekeurige herhaling, maar dat iemand zich willekeurig, uit verstandelijke overweging, daartoe zet, is een zeldzaamheid, en een die voor mijn gevoelen sterk tegen den kunstenaar pleit. Fabricius heeft alles wat hem met ,.Dolle Hans" alreeds op zijn wijze gelukt was, weder op moeten stoven om den Meteoor" te kunnen opdlsschen, en waar wij in het oor spronkelijk exposénog een schijn van menschelQk meeleven vermoedden, daar staan wij nu met ons zelf verlegen vóór den kok in den keuken en zien toe hoe hij blank en btuln den nek omdraait en panklaar maakt. Dat dit spelen met tooneelvormen de strijd om een vrouw" zou beduiden, mag het pro gramma ons erbij vertellen, een kind in de zaal doorziet dat Fabricius gedacht heeft: en nu nog een begeerlijke vrouw erin, solide als Candida, en toch niet avers van een apartje. Het is wel jammer, dat deze geboren tooneel schrijver niet een beetje meer mensch is in dieperen zin, en dan middelen te baat neemt welke niet door den beugel kunnen, om ons wijs te maken wat hij zelf niet gelooft. Geboeid, hoe ook, worden we toch zoo graag, het water-en-melk-tooneel geeft weinig vol doening en er is bij mijn weten geen let terkundige van degelflke reputatie, die niet een heimelijk zwak heeft voor het spannend feuilleton. Op deze allen zou Fabricius kunnen rekenen wanneer hij slechts het restje argeloosheid dat wij nog bezitten, wat minder doorzichtig uitbuitte. Waar de moderne ro mantiek vandaan moet komen, geen theore ticus die het weet, maar het verlangen naar niet-al- te-bewuste kunst is toch sterk genoeg om in deze richting wat door de vingers te zien. Die dame, in het onschuldig wit, tus schen de vechtjassen vóór den krijgsraad, nu ja, dat is geen alledaagsch verschijnsel en ze had haar privéaangelegenheden ook beter elders kunnen afhandelen, maar wan neer ze met dat al daar gesproken had uit den grond van haar hart, zóó dat we in haar betoog het goed recht van de vrouw, die, zij het op een ongele gen oogenblik, de liefde vindt, eerlijk voelden bepleit, dan zou niemand aan de tooneelsltuatle aanstoot hebben genomen. Waar echter het geheele geval op een basis van voos verzinsel stond, geen van de drie hoofdfiguren in dit gewild conflict zich als een verantwoordelijk mensch gedroeg, en de schrijver zelf zoo weinig overtuigd bleek, dat hj de oplossing van het feitelijk drama verdaagde", daar bleven ook wij te wakker, en in rechtvaardig verzet tegen de louter koude opwinding beoogende, anti-reëele, en evenmin door fantasie gedragen handeling. Geen Fancy zonder Logos," heeft Multatuli beweerd. Daar willen, we in onzen fantasiearmen tijd desnoods nog een weinig de hand mee lichten. Maar niet zoo plompverloren als Fabriclus. Wanneer Jan Musch typeeren kan, een bepaalde mensch-soort, een ras, is hij altfld op zijn best. Zoo was ook deze inlander weer eenonmmiddellijkdoor het type overtuigende figuur. En het is opmerkelijk wat Musch, met een gelaat en een gestalte welke zich zoo oogenschijnlijk niet voor velerlei trans formatie eigenen, van binnen-uit aan zich zelf weet om te vormen, zoodat ook zQn uiterlijke verschijning zelden beneden de illusie blijft. Het zijn alleen de zeer be gaafden onder onze tooneelspelers, die op het tooneel naar believen dik of dun, lang of kort, mooi of leelijk kunnen schenen, zonder dat zij daarvoor buitengewone hulp middeltjes behoeven, terwgi anderen, minder begaafden, trots vulsel, tricot, stelt en ver momming onvermijdelijk, In elke rol zichzelf blijven. De opkomst van Musch, in welke gedaante ook, is altijd een schoone verras sing. Maar dan is de figuur toch nog maar in eersten aanleg getoond, dan zoeken we in de menschsoort, in het type van den inlander, den Israëliet, den kellner, den pastoor, naar datgene wat in het gegeven werk nu juist dézen mensch, met behoud van zijn raseigenschappen, door actie en reactie, van zijn medemenschen onder scheidt. In het persoonlijke: het aigemeene, doch evenzeer: in de soort de persoonlijk heid. Jan Musch komt daar niet alt? d aan toe. Na de eerste verrassing zien we de figuur niet groeien, ze blijft in het gun stigste geval op het, beduidend, plan van den inzet, doch wij merken dan aan onze allengs vei f l au wende aandacht dat w i] daarna meer diepte en vollevendheid, een treffender stijging, hadden verwacht. Ook als de hoofdpersoon van Fabricius' stuk, gaf hfl meesterlijk: het ras, wat ons ont houden bleef, heette: Arpa. In Musch ging om wat in millloenen stille, starende, in hooge geslotenheid ondoorgrondelflke, en in onze oogen altijd ietwat vorstelijke Oosterlingen mag omgaan, doch dat dit masker in het omschreven geval iets zeer bepaalds verbergt: de liefde, al van de Accademie-jaren omgedragen, welke Arpa na zooveel hopelooze jaren eensklaps toe valt als een ongelooflijk geluk, dat al het andere, zelfs de kans op den kogel, gering maakt, daarvan vermoeden wij te weinig. Al stellen wij voorop, dat de schrijver ook deze hoofdfiguur nagenoeg vlak heeft gelaten, dan ontslaat dit den tooneelspeler nog niet van de taak haar binnen dit kader uit te diepen en aan te vullen. Zooals de regisseur het werk van den auteur brengt in een verder gevorderden staat dan deze het afgaf, zoo staan ook den individueelen speler eigen middelen ten dienste om intensiteit, spankracht te verleenen aan vlakke aan duidingen en slappe geledingen. Van Musch zal ons het fraaie, als uit hout gesneden, aan een primitief godsbeeld herinnerend gelaat bijblijven, de ras-verfijning zijner be wegingen, doch van den, tusschen hemel en hel geslingerden jongen officier behielden wij geen indruk. Toen het Schouwtooneel zich afscheidde, hadden wQ gehoopt dat dit nieuwe gezel schap eens een eigen weg zou gaan, zooals indertijd de oude Tooneelvereeniging, door haar toewijding aan het thans verbloeid naturalisme, een kenmerkend stempel droeg. Waartoe dienen onze vele gezelschappen, wanneer niet, zonder exclusivisme, een zeker ideaal-van-werken spreekt uit de samenstel ling van het repertoire en de opvattingvan het gekozen werk l Van de Paradijs-vloek" naar den Meteoor"; en daartuaschen een heterogene verzameling van stukken, waar van wij er niet een ook niet bij andere ge zelschappen in gelijk mate geslaagd zouden kunnen aantreffen. Fabricus hier, Fabricus daar, Fabricus overal. Wanneer deze dagen van spanning voorbij zijn en daarmee, hopen we, ook de stabiliteit van den tooneelspeler aan het dan gekozen ensemble herwonnen, zullen de gezelschappen, die niet zooals het gezelschap van den Stadsschouwburg op een veelzijdig repertoire zijn aangewezen, toch misschien goed doen zich wat te speciallseeren. Zoodat we daar-omheen kragen kleine groepen, die zich in een meer omlflnd genre trachten te vervolmaken en bij het publiek allengs een goeden naam verwerven met tooneelwerk, dat van weerszijden in het b|zonder wordt begrepen en gewaardeerd. TOP N A E F F Verbetering. Men is zoo vriendelijk mij opmerkzaam te maken, dat de Gloriant" in 1913 werd opgvoerd door Amsterdamsche gymnasiasten, en dat wij deze opvoering, evenals Esmoreit," aan prof. Stoett danken. Het was vóór mijn tijd aan de Amsterdam mer", en ik herstel gaarne mijn vergissing als zou dit werkje nog op een herleving op ons tooneel wachten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl