Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANC
21 Febr. '20. No. 2226
SCHILDERKUNST-KRONIEK
VAN DER VALK, BIJ D'AUDRETSCH ;
DEN HAAG
Er is in dit werk van V a D d e r V a l k,
dat niet altijd rein en klaar genoeg is van
kleur, een afkeer tegen den tijd. Qe
vindt hier eene phantaisie, die zich vermeit
in een stil, eenzaam spel; in voor
stellingen van kleurige visschen zwemmend
voorbQ blauwende bergen, (32, 35, 36) of in
een schijnbaar op uitbundige wijze dansende
vrouw... Het is het werk van iemand, die
stil zit, en staart, en eenzaam wacht, tot
wat zich verschool in de ziel (meer dan in
den geest) naar bulten komt, en tot figuur
en wezen wordt. En meer nog dan in deze
voorstellingen vindt ge de teedere geaardheid
van den illustrator van Sindbad, den Zeeman,
die V a n d e r V a I k is, in teekeningen vol
kleine détails als die met den schildpad, of
met de bergen op wier top een huls, klein,
staat.
Saam vattend is dit werk een werk eigen
aardig, in«Jig aandoend, van een droomer
zooals ze dat noemen maar niet altijd is
de kleur zoo zuiver en stil als ze dat moest
zijn om den Droom.
MY. VAN BEELDENDE KUNSTEN ; AMSTERDAM
Over deze tentoonstelling kan ikkortzfjn,
en ben ik kort. Mr. H. E. van R e g t e r e n
Altena (het best in 2, 3, 28) is een stil
levenschilderes, wier grijzen" soms helder
en fijn genoeg waren om in de herinnering
te blijven. Mauve tracht de eenzame land
schappen te schilderen als zij door het
llchtspel hun zwaarte lijken te verliezen...
PLASSCHAERT
LYRISCH PROZA
Onderstaand gedichtje van den iongen
Vlaming: Valere van Glabeke, plaatsen
wij, ondanks de al te dutdelfke over
eenkomst met het werk van Walt
Whitman en Tagore.
Er is, ondanks de gelijkenis, genoeg
oorspronkelQks in.
Uit: Des Levens Wonder.
Tempels heeft men U gebouwd.
Ia het halfduister hokken de menschen daar
bijeen, in hun kostbaarste kleederen gedost,
En de priester draagt een zijdemantel die
stiji staat van 't goud.
Uw altaar sieren schatten ter waarde hoog
genoeg,
Om d'armen der gansche stad met woning
te voorzien.
Electrische Lampvoeten
in Potterie LANOOY"
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
iiuiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiilimiiiiuiiiiiiiliiiiiiumi
DE STADSSCHOUWBURG
Der Mensen", in seinem dunk'len Drange,
ist slch des rechten Weges wohl bewust", en
ook Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam hebben zich door geen donker
gedrang van de wfls laten brengen. Volgens
het Gemeenteblad, dat zich in letterkundige
richting aardig begint te ontwikkelen, is de
uitspraak van de Commissie van Bijstand ge
grondvest geweest op het eerste en voor
naamste beginsel waarop zQ, ook naar ons
hier meermalen omschreven oordeel, berusten
moest: op de erkenning van den Regisseur.
Dit was in ons land, waar vóór weinige jaren
de tooneelregisseur in de wandeling nog
naar een afkorting van den famlliaren vader
naam luisterde, waar tot voor korten tijd
het groote publiek dezen absoluten
tooneelkunstenaar zoomin van den tooneelschrijver
als van den tooneelbehanger wist te onder
schelden, zeker geen eenvoudige definitie.
Hoe moeilijk het begrip: de regisseur is de
.maker" van de tooneelvertooning, zooals
de auteur de maker is van het boek, wortel
schiet, is dezer dagen nog weer gebleken
toen de Gemeenteraad van een Haag op
haar verheugend voornemen den Jongen
regisseur van der Lugt Meisert den
Haagschen schouwburg af te staan, meende te
moeten terug komen o.a. op dezen grond, dat
het Hofstadtooneel tengevolge van de staking
in den komenden winter wellicht over andere
krachten zal beschikken dan in dit seizoen.
In Amsterdam heeft men gelukkig begre
pen, dat het vertrouwen in den leider van
een gezelschap als het uitgangspunt van elke
zoo geheeten .schouwburgquaestle" moet
worden beschouwd. En langs lijnen van
geleidelijkheid, door de volle aandacht te
schenken aan wat zich op dit gebied
waardevol onderscheidde, is men geko
men tot de vergelijking", die de bevestiging
inhield van wat in de kringen onzer voor
aanstaande kunstenaars nimmer twijfelachtig
was. Ook voor een groot deel van het pu
bliek was dit niet twijfelachtig, en thans
verraadt ons nog een der leden van de Com
missie van Bijstand: Voor de meerderheid
der Commissie (het is uit al haar beraad
slagingen gebleken) heeft bl|kbaar van meet
af vastgestaan dat dr. Royaards, en niemand
anders d«n hf, op het Leidsche Plein moest
komen."
Zoo ziet men ook hier: voor datgene wat
boven de middelmaat uitrijst bezit de
menigte een instinct, het supérieure, zoowel
als het inférieure, wordt herkend, ook door
wien de schakeeringen tusschen deze beide
uitersten somtijds ontgaan.
Maar wfjl de vromen daarbinnen hun boekje
openslaan,
En steeds dezelfde woorden zingen op de
zelfde wijzen,
Komt GQ tot den arme,
Die beschaamd over zijn lompen niet durft
binnen te gaan,
En knielt op de laatste trede in het tem
pelportaal,
Zijn gelaat keerend naar de verre godslamp...
En wijl daarbinnen het orgel dreunt
En hfl stil vervoerd de oogen sluit,
Vertrouwt G| aan zijn hart Uw diepste
liefdegeheim.
Als een belemmerende rotsblok vertroebelend
den klaren stroom,
Ligt noch kwaal noch ziekte In den weg
van het krachtige leven,
Dat van d'een oneindigheid in d'andere door
mij komt gevloeid.
Daarom zing Ik een loflied der gezondheid.
Al de spieren zfln lenig en sterk,
Al de beenderen hecht en hard,
Al het vleesch rein en vast,
Al het bloed kwik als bronwater en zuiver
als een robijn,
En al de zenuwen, gevoelig en trouw kond
gevend hun vlugge boodschap den aan
dachtige hersens,
Die als zwijgende torenwachters waken in
het klare koepelhuis van den
hooggelegen geest.
Gezondheid is het sonoor gespannen zijn
van al de snaren,
Wachtend leder een heraut met de bazuin
voor de lippen
Om te antwoorden elk met eigen gaven klank,
Als de machtige wind des hemels door de
Harpe waait!
Gezondheid is de gang in daad, van het
licht dat ons doorstroomt l
't Is 't bereid en getakeld staan van 't va
rensvaardige harteschip,
Met al de zeelui op post; handen gereed
aan tuig en touw,
Al de wachtende oogen gericht naar de
hooge brug waar de Geest, in 't wit,
Hoog, en wfld-uit schouwend, horizont en zee
en hemelen al omvat in zijn ruimen blik,
Tot zijn wenk gebiedt: ieder trekt of klimt
en stuurt of rukt,
Manschap en kapitein vast betrouwend op
den onwankelbaren zellsteen der ziel,
Die in verstandhouding met den stillen ster
renherder den koers onfeilbaar richt.
En 't schoone levensschip glijdt als een
gouden wolk,
Tusschen de blauwe oneindigheid der
afgrondhemi&feren van hemel en oceaan.
Mijn zangen zijn maar als ruwe beelden,
Gekorven met onbeholpen hand,
In 't ivoor mijner harde taal.
Maar ik weet dat Uw liefde
Achter elk mijner woorden,
Den stil-Ie venden schim ontwaart,
Die bevend van hoog verlangen
Met opgeheven gelaat
Als een wlerookzull oprankt naar UI
Valere van Glabeke
, Die Mode im 18. Jahrhundert.
, Die Mode im 19. Jahrhundert
(17201878). 3 dln.
Quincke, Handbuch der Kostümkunde.
Buss, Das Kostütn.
ledere boekhandelaar kan u deze werken
leveren.
VRAOENRDBRIBK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men geilere de vragen voor deze rubriek In t*
lenden aan het Redactlebureau, met op den omslag
het motto .Leekensplegel", en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwellk lullen worden
beschouwd.)
K. A. te A. Zoudt u my de titels en uit
gevers van eenlge goede geïllustreerde
Dultsche werken over kleederdrachten der
Europeesche volken kunnen noemen.
Eenlge titels zijn:
Hottenrott, Trachten der Völker. 2 dln.
Kohier, Allgemeine Trachtenkunde. 2 dln.
Alsen, Die Mode der galanten Zeit.
v. Boehn, Die Mode im 17. Jahrhundert.
De verhouding van het papier-geld
tot de gouddekking tijdens en na
den oorlog
Dat de oorlogvoerende mogendheden om
ia hunne behoefte aan betaalmiddelen te
voorzien, een enorm gebruik gemaakt hebben
van de drukpers is van algemeene bekend
heid. Niet alleen werd voor tientallen
mllliarden aan rentedragende schuldbrieven uit
gegeven, maar de drukpers heeft nog in
ruimere mate dienst moeten doen om
papieren betaalmiddelen te scheppen. Vóór
den oorlog was de algemeene regel in
solvente landen, dat de circulatie-banken
tegen de door haar in omloop gebrachte
papieren betaalmiddelen eene dekking had
den van 40 pCt. en meer in goud en voor
het overige in door haar gedisconteerd
handelspapieren of voorschotten, gedekt
door onderpand van eerste klasse fondsen.
Sedert den oorlog konden enkele dezer
banken haar goudvoorraad wel is waar niet
onbelangrijk vermeerderen door goud uit
de circulatie naar zich toe te trekken, maar
die vermeerdering heeft in verre na geen
geltfken tred kunnen houden met de veel
grootere toename van het papieren geld,
iiimiiiimiiiiiiii
iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiifiiiiifiiijjtii
Mestrovic, De Graflegging Mestrovic, De Slaaf
Nog twee werken van den Servischen beeldhouwer J. Mestrovic (tentoonstelling StedelQk Museum) waarover onze medewerker A. Plasschaert
in het vorige nummer schreef
zoodat de verhouding van den goudvoorraad
tot de papier-circulatie in de meeste oorlog
voerende landen tot beneden 10 pCt., in
Oostenrijk-Hongarije zelfs tot V: pCt. daalde.
En wat de verdere dekking door goed
gefundeerd, op korten termijn opeischbaar
handelspapier of voorschotten aangaat, juiste
gegevens zijn daaromtrent niet bekend,
maar zooveel is zeker, dat allengs het
grootste gedeelte van de dekking van het
papiergeld niet meer bestaat uit goud en
handelspapier, maar uit voorschotten op
schuldbrieven van den eigen Staat, die of
in het geheel niet of althans slechts voor
een klein deel opgevorderd kunnen worden.
Dat daardoor de grondslag, waarop de
papieren geldomloop in die landen berust,
zeer verzwakt is, behoeft nauwelQks betoog.
Zooals reeds opgemerkt, z|n voor de ver
houding, waarin de dekking door: voor
schotten op handel* papier en op staatsschuld
brieven gewgzlgd is, geen juiste gegevens
bekend, wel echter is uit de bankstaten
na te gaan, hoezeer de metallieke dekking
(in hoofdzaak in goud) achteruitgegaan is.
De chef der afdeeling statistiek bij de
National City Bank te New-York heeft dien
aangaande eene belangwekkende studie
gepubliceerd, waaraan de volgende citers
ontleend rijn.
Vóór den oorlog bedroeg de papieren
geldsomloop der 30 voornaamste landen
van de wereld 7'i mlillard dollar, welk
bedrag bfl het tot stand komen van den
wapenstilstand, einde 1918, tot 40 milliard
gestegen was en sedert nog verder tot 50
milliard dollar einde December 1919,
ongerekend de 34 milliard dollar papiergeld door
de Bolsjewistische regeering uitgegeven.
Laat men dit laatste als een absolute
nonvaleur buiten rekening dan is de papier
circulatie sedert Augustus 1914 ongeveer
7CO percent toegenomen. Vrflwel in over
eenstemming daarmede is het feit, dat de
gevestigde schuld van de wereld van ca.
40 milliard dollar tot 260
milliard toegenomen is, dus
met 650 percent. Deze over
eenstemming in
verhoudingscQfers is geene louter
toevallige, maar wijst er
op, dat verreweg het groot
ste gedeelte van de ver
meerdering van den papier
omloop direct of indirect
gediend heeft voor de beta
ling van oorlogsleeningen.
Tegenover deze enorme
vermeerdering van den pa
pieromloop, staat slechts
eene betrekkelijk geringe
vermeerdering van
gouddekking bij de
circulatiebanken en in de schatkist
der Vereenigde Staten, die
tot zekere hoogte de functie
van circulatlebank daar te
lande vervult. De goud
voorraad vermeerderde
nml. van S 4.874 millioen
tot S 6. 849 millioen, dus
met nauweUks 2 milliard
dollar of ca. 40 pCt. Daarbf
dient opgemerkt te worden,
dat deze vermeerdering uit
sluitend te danken is aan
de neutrale Staten en aan
de Vereenigde Staten, wier
goudvoorraad elk met onge
veer een millioen dollar
toegenomen is. Voor
de^neutialestaten vermeerderde hij
lllllllllllltllllllllllltllllllllUtllllllttllllllllllllllllllltltlllllllUllllllllltlUllllltUllllllltlllllllllUllllllllllllIllllllllllllHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIttllllllllltlll
Hadden B. en W. zich op dit instinct
mogen verlaten ? Het zou minder omslachtig
en, in verhouding tot den kunstenaar wien
al deze, vaak weinig verheffende vieren
en vijven golden, ook breeder van gebaar
zijn geweest. Doch van nog meer
beteekenis mogen wij het achten, dat In een geval
van kunstwaardeering van zóó ingrijpend
algemeen belang als dit, zij die daarover
te beslissen hadden, niet over n nacht
fls zijn gegaan, dat zQ zich een eigen, be
zonken oordeel hebben willen vormen, en
een van alle zijden eerlijk bekeken mees
terschap hier het pleit heeft mogen winnen
op betwisting van politieken aard, op alles
wat men tegen een geducht candidaat naar
een begeerden post alzoo meent te kunnen
aanvoeren.
De tfld scheidt het kaf van het koren
en het is de herinnering die den
kunstenaar zijn brevet verleent. Slechts n
lid der Commissie is bezweken voor de
verleiding in deze zuivere
kunstaangelegenheid de politiek te betrekken, doch in het
rhetorisch betoog van den heer Kleerekoper
vinden we niet n argument waarvan hij
zelf kan verwachten, dat iemand het In ernst
zal weerleggen. En niets kan m. 1. ook
b^ den Raad warmer pleiten voor den Can
didaat van B. en W. dan de magere inhoud
dezer twaalf dlchtgedrukte bladzijden van
den advocaat der tegenpaitjj, waarin hi]
den voorgedragen kunstenaar ten slotte
niets ergers ten laste weet te leggen dan
het verwijt dat het Nederlandsche volk om
van Goethe en Vondel te genieten -> een
uitspraak, al door de goedbezette
bovenrangen bij classleke vertooningen weer
sproken In het algemeen nog niet vol
doende ontwikkeld zou zijn.
Tot deze meerdere ontwikkeling zal het
dan nu juist moeten komen. En het publiek
van alle rangen zal het Gemeentebestuur
van Amsterdam erkentelijk blijven, dat het
met zooveel mogelijk troeven op tafel, met
geduld en voorzichtigheid, het daartoe heeft
willen leiden.
HETSCHOUWT06NEEL: De Meteoor, door
Jan Fabriclus
Een meteoor aan den dramatischen hemel
is dit stuk niet, en in welk opzicht de
inlander, die een lafaard zou zijn geweest
wanneer nQ de hondsche beleediglngen van
zijn chef voor zoete koek had opgegeten,
maar die daarom nog geen held wordt
wanneer hij ze als een man weerstaat, dien
schitterenden naam zou verdienen, wordt
ons ook niet recht duidelijk. Intus.schen
gevoel ik toch altijd een zekere vrees Jan
Fabriclus te kort te doen. Hij kan zooveel,
wat anderen zouden wenschen te kunnen,
en hij schrijft een voottreffelflken, onmid
dellijk aansprekenden, en onder de onmo
gelijkste omstandigheden natuurlijk
klinkenden dialoog. Wat wQ onoverwinnelijk
op hem tegen hebben, kan ons nooit hel
derder voor oogen staan dan in deze dagen
van Multatuli-herdenking. Niet alleen om
iiittiitiiimttiiiiiitttiiitmtiMiniiiiiiiiiiiiiiittiimiittiiiiimtttttiiiiiiiiitii
de familierelatie tusschen Saïdja en Arpa,
vinden we hier op eerbiedigen afstand
grond tot vergelijking, Jan Fabricius staat
als geen ander in de houding voor
deze romantiek. Doch dan is daar ook
dadelijk dit afdoend verschil: dat Douwes
Dekker zélf leed, al het leed van de wereld,
en dat Fabricius er zijn menschen voor
heeft. Bij gevolg kan hl] eenzelfde aandoe
ning tot in het oneindige varleeren zonder
verlet aan zijn eigen ziel, en zonder ook op
ons noemenswaard in te werken. Voor een
kunstenaar met een werkelijk bewogen hart
is schrijven zelf-bevrflding. Heeft hij,inden
eenen of anderen vorm, zich ontlast van
wat z|n gemoed, geest of geweten soms
jarenlang drukte, dan is hem dit niet alleen
een weldadige verlichting, maar dan zal hij
in den regel zich tegenover dat bepaalde
geval ook volstrekt uitgeput gevoelen, en
na korten tijd (nadat zijn werk in première
is gegaan of zoodra zijn boek voor het
winkelraam ligt) zelfs verwonderlijk onver
schillig. Hij zal er, aangenomen dat hij zich
aan zijn taak gegeven heeft met de volstrekte
overgave van den kunstenaar en het niet
opleverende vóór hij de grenzen van
zijn vermogens had bereikt, moeilijk toe
te bewegen zijn ditzelfde proces nog
eens door te IQ den, en gevoelens, waarmee
hij op leven en dood heeft afgerekend, weer
op te rakelen. Er zal in de onderdeden van
de werken van een auteur altijd wel wat
paralel loopen, equivalenten, onwillekeurige
herhaling, maar dat iemand zich willekeurig,
uit verstandelijke overweging, daartoe zet,
is een zeldzaamheid, en een die voor mijn
gevoelen sterk tegen den kunstenaar pleit.
Fabricius heeft alles wat hem met ,.Dolle
Hans" alreeds op zijn wijze gelukt was,
weder op moeten stoven om den Meteoor"
te kunnen opdlsschen, en waar wij in het oor
spronkelijk exposénog een schijn van
menschelQk meeleven vermoedden, daar staan
wij nu met ons zelf verlegen vóór den kok
in den keuken en zien toe hoe hij blank en
btuln den nek omdraait en panklaar maakt.
Dat dit spelen met tooneelvormen de strijd
om een vrouw" zou beduiden, mag het pro
gramma ons erbij vertellen, een kind in de
zaal doorziet dat Fabricius gedacht heeft:
en nu nog een begeerlijke vrouw erin, solide
als Candida, en toch niet avers van een apartje.
Het is wel jammer, dat deze geboren tooneel
schrijver niet een beetje meer mensch is in
dieperen zin, en dan middelen te baat neemt
welke niet door den beugel kunnen, om ons
wijs te maken wat hij zelf niet gelooft.
Geboeid, hoe ook, worden we toch zoo graag,
het water-en-melk-tooneel geeft weinig vol
doening en er is bij mijn weten geen let
terkundige van degelflke reputatie, die niet
een heimelijk zwak heeft voor het spannend
feuilleton. Op deze allen zou Fabricius
kunnen rekenen wanneer hij slechts het restje
argeloosheid dat wij nog bezitten, wat minder
doorzichtig uitbuitte. Waar de moderne ro
mantiek vandaan moet komen, geen theore
ticus die het weet, maar het verlangen naar
niet-al- te-bewuste kunst is toch sterk genoeg
om in deze richting wat door de vingers te
zien. Die dame, in het onschuldig wit, tus
schen de vechtjassen vóór den krijgsraad,
nu ja, dat is geen alledaagsch verschijnsel
en ze had haar privéaangelegenheden ook
beter elders kunnen afhandelen, maar wan
neer ze met dat al daar gesproken had
uit den grond van haar hart, zóó dat
we in haar betoog het goed recht van
de vrouw, die, zij het op een ongele
gen oogenblik, de liefde vindt, eerlijk
voelden bepleit, dan zou niemand aan de
tooneelsltuatle aanstoot hebben genomen.
Waar echter het geheele geval op een basis
van voos verzinsel stond, geen van de drie
hoofdfiguren in dit gewild conflict zich als
een verantwoordelijk mensch gedroeg, en de
schrijver zelf zoo weinig overtuigd bleek,
dat hj de oplossing van het feitelijk drama
verdaagde", daar bleven ook wij te wakker,
en in rechtvaardig verzet tegen de louter
koude opwinding beoogende, anti-reëele, en
evenmin door fantasie gedragen handeling.
Geen Fancy zonder Logos," heeft Multatuli
beweerd. Daar willen, we in onzen
fantasiearmen tijd desnoods nog een weinig de hand
mee lichten. Maar niet zoo plompverloren
als Fabriclus.
Wanneer Jan Musch typeeren kan, een
bepaalde mensch-soort, een ras, is hij altfld
op zijn best. Zoo was ook deze inlander weer
eenonmmiddellijkdoor het type overtuigende
figuur. En het is opmerkelijk wat Musch,
met een gelaat en een gestalte welke zich
zoo oogenschijnlijk niet voor velerlei trans
formatie eigenen, van binnen-uit aan zich
zelf weet om te vormen, zoodat ook zQn
uiterlijke verschijning zelden beneden de
illusie blijft. Het zijn alleen de zeer be
gaafden onder onze tooneelspelers, die op
het tooneel naar believen dik of dun, lang
of kort, mooi of leelijk kunnen schenen,
zonder dat zij daarvoor buitengewone hulp
middeltjes behoeven, terwgi anderen, minder
begaafden, trots vulsel, tricot, stelt en ver
momming onvermijdelijk, In elke rol zichzelf
blijven. De opkomst van Musch, in welke
gedaante ook, is altijd een schoone verras
sing. Maar dan is de figuur toch nog maar
in eersten aanleg getoond, dan zoeken we
in de menschsoort, in het type van den
inlander, den Israëliet, den kellner, den
pastoor, naar datgene wat in het gegeven
werk nu juist dézen mensch, met behoud
van zijn raseigenschappen, door actie en
reactie, van zijn medemenschen onder
scheidt. In het persoonlijke: het aigemeene,
doch evenzeer: in de soort de persoonlijk
heid. Jan Musch komt daar niet alt? d aan
toe. Na de eerste verrassing zien we de
figuur niet groeien, ze blijft in het gun
stigste geval op het, beduidend, plan van
den inzet, doch wij merken dan aan onze
allengs vei f l au wende aandacht dat w i]
daarna meer diepte en vollevendheid, een
treffender stijging, hadden verwacht. Ook
als de hoofdpersoon van Fabricius' stuk,
gaf hfl meesterlijk: het ras, wat ons ont
houden bleef, heette: Arpa. In Musch ging
om wat in millloenen stille, starende, in
hooge geslotenheid ondoorgrondelflke, en
in onze oogen altijd ietwat vorstelijke
Oosterlingen mag omgaan, doch dat dit
masker in het omschreven geval iets zeer
bepaalds verbergt: de liefde, al van de
Accademie-jaren omgedragen, welke Arpa
na zooveel hopelooze jaren eensklaps toe
valt als een ongelooflijk geluk, dat al het
andere, zelfs de kans op den kogel, gering
maakt, daarvan vermoeden wij te weinig.
Al stellen wij voorop, dat de schrijver
ook deze hoofdfiguur nagenoeg vlak heeft
gelaten, dan ontslaat dit den tooneelspeler
nog niet van de taak haar binnen dit kader
uit te diepen en aan te vullen. Zooals de
regisseur het werk van den auteur brengt in
een verder gevorderden staat dan deze het
afgaf, zoo staan ook den individueelen speler
eigen middelen ten dienste om intensiteit,
spankracht te verleenen aan vlakke aan
duidingen en slappe geledingen. Van Musch
zal ons het fraaie, als uit hout gesneden,
aan een primitief godsbeeld herinnerend
gelaat bijblijven, de ras-verfijning zijner be
wegingen, doch van den, tusschen hemel
en hel geslingerden jongen officier behielden
wij geen indruk.
Toen het Schouwtooneel zich afscheidde,
hadden wQ gehoopt dat dit nieuwe gezel
schap eens een eigen weg zou gaan, zooals
indertijd de oude Tooneelvereeniging, door
haar toewijding aan het thans verbloeid
naturalisme, een kenmerkend stempel droeg.
Waartoe dienen onze vele gezelschappen,
wanneer niet, zonder exclusivisme, een zeker
ideaal-van-werken spreekt uit de samenstel
ling van het repertoire en de opvattingvan
het gekozen werk l Van de Paradijs-vloek"
naar den Meteoor"; en daartuaschen een
heterogene verzameling van stukken, waar
van wij er niet een ook niet bij andere ge
zelschappen in gelijk mate geslaagd zouden
kunnen aantreffen. Fabricus hier, Fabricus
daar, Fabricus overal. Wanneer deze dagen
van spanning voorbij zijn en daarmee, hopen
we, ook de stabiliteit van den tooneelspeler
aan het dan gekozen ensemble herwonnen,
zullen de gezelschappen, die niet zooals het
gezelschap van den Stadsschouwburg op
een veelzijdig repertoire zijn aangewezen,
toch misschien goed doen zich wat te
speciallseeren. Zoodat we daar-omheen kragen
kleine groepen, die zich in een meer omlflnd
genre trachten te vervolmaken en bij het
publiek allengs een goeden naam verwerven
met tooneelwerk, dat van weerszijden in het
b|zonder wordt begrepen en gewaardeerd.
TOP N A E F F
Verbetering. Men is zoo vriendelijk
mij opmerkzaam te maken, dat de Gloriant"
in 1913 werd opgvoerd door Amsterdamsche
gymnasiasten, en dat wij deze opvoering,
evenals Esmoreit," aan prof. Stoett danken.
Het was vóór mijn tijd aan de Amsterdam
mer", en ik herstel gaarne mijn vergissing
als zou dit werkje nog op een herleving op
ons tooneel wachten.