Historisch Archief 1877-1940
N°. 8229
Zaterdag 13 Maart
A» 1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO J r., Dr. f REDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositickosten |
INHOUD: Bladz. l: Oorlogsrestanten,
door prof. dr. G. W. Kernkamp.
Buitenl. Overzicht: Tijdgenooten: Lord
Fisher, door dr. W. G. C. Byvanck.
Intern. Tribune: De geestelijke nood
in Duitschlanden Oostenrijk.doordr. A. H.
Fried. 2: Posthuma's nalatenschap,
teekening van Jordaan. Krekelzang,
door J. H. Speenhoff. Talent en Ver
wildering, door dr. Frederik van Eeden.
3: Het drama van de overwinning, na
de overwinning, door prof. mr. J. A. van
Hamel. Plaatselijke Keuze, door prof.
dr. C. A. Pekelharing. 5: Voor Vrou
wen (red. Elis. M. Rogge) Maartsche
Buien, door Geertruida Carelsen.
Herinnering aan Multatuli, door Marie
Berdenis van Berlekom. Aan onze
Nederlandsche Weefsters, door E. M. R.
Is het Ambtenaarschap van
GemeenteVroedvrouwen wenschelijk? door dr.Marie
Des Bouvrie.?Uit de Natuur: In
Borderland, dooor Jac. P. Thijsse. 7: In de
Goesche Oorlogskamer, door dr. Ch. F.
Haje. De gevolgen der afschaffing van
het Frans op de Lagere School, door
prof. dr. D. C. Hesseling. 8: Schil
derkunstkroniek, dodr A. Plasschaert.
Op den Economischen Uitkijk: De amb
tenaar of de man zelf?, door jhr. mr. H.
Smissaert. Een onpleizierige toestand,
teekening van George van Raemdonck.
Boekbespreking, door prof. dr. H.
Brugmans.?10: Charivaria. Onze Puzzle.
Uit het Kladschrift van Jantje. Vei
lingen bij R. W. P. de Vries, door
H.Boeketje Sofisiiek, door Gerh. v. Dijk.
't Schietgat: Zeden in Zweden, door Melis
Stoke. 11: Mevr. Pothuis-Smit in de
Eerste Kamer, teekening van Joh.
Braakensiek. Feuilleton: Jantje's Geluk,
door E. Sassen.
Bijvoegsel: De Entente en Turkije,
teekening van Johan Braakensiek.
Hll Illllllllllllllll Illllll l Illlllll II
OORLOGSRESTANTEN
'Het lid der Tweede Kamer, de heer
de Savornin Lohman, heeft onlangs de
volgende vragen aan den minister van
buitenlandsche zaken gesteld:
Op 22 December 1917 zijn des
avonds te 10i uur zeven projec
tielen uit een vliegmachine gescho
len op de stad Goes, tengevolge
waarvan niet alleen verschillende
perceelen, alsmede een
beurtvaartuig en de haven zijn beschadigd,
maar pok een ingezetene is getrof
fen, die den 25sten d. a. v. tenge
volge van de bekomen wonden is
overleden.
Is het juist, dat uit het van re
geringswege ingesteld onderzoek
is gebleken, dat de scherven van
die projectielen van Engelschen
oorsprong zijn?
Zoo ja, heeft de Engelsche
regeering haar verantwoordelijkheid voor
het bovenbedoelde feit erkend, en
kan, is dat het geval, de regeering
meedeelen, hoever de onderhande
lingen daaromtrent zijn gevorderd
TIJDGENOOTEN
LORD FISHEB
Zullen wQ den ouden zeeleeuw niet nog
eens hooren brullen ?
Lord Fisher, admiraal van de vloot, heeft
op rQn Memories een deel van zijn
Records laten volgen. Daarin wordt ge
sproken van wat hij als f l r s t S e a Lord
In het begin van deie eeuw van de Engelsche
scheepsmacht heeft gemaakt. Hoe hij haar
heeft herschapen tot een krachtdadig werk
tuig ter bescherming van Engelands heer
schappij, en hoe hij haar heeft willen be
zielen met z)n beginsel: de grenzen van
Engeland zijn de kust van den vQand.
Om niet te vermelden wat h| al vroeger
had gedaan voor de hervorming der artillerie
en de verhooging van het peil der officieren.
Dat mag alles heel belangrijk wezen, maar
daarvoor slaan w| toch niet uitsluitend zijn
herinneringen op; wQ maken er ons een
algemeene voorstelling van en nemen
geloovig aan wat hQ heeft tot stand gebracht,
om dan echter te luisteren, veel meer ge
spannen, naar de manier waarop hQ het ons
vertelt naar de wQze waarop al dat groote
werk van de latere jaren opspruit als een
gevolg van de waarnemingen en ervaringen
met menschen en dingen uit zijn gehetle
meer dan zestigjarige loopbaan.
Van sommige planten, zegt men, dat de
bloem uit den knop openspringt met een
knal; zoo denkt men zich ook Lord Fisher's
groei gepaard telkens met uitbarstingen van
gevoelens en van gebaren.
Zijn boek knalt, en 't is er niel minder
amusant om.
en wanneer op uitbetaling der scha
devergoeding mag worden gere
gend?"
Bij het lezen van deze vragen zal
menigeen gedacht hebben: is die
quaestie nog niet uit de wereld? De
Engelsche regeering was anders altijd
nog al coulant in het vergoeden van de
schade, die door dergelijke vergissingen
was aangericht. Hoe zit dat?
Dat laatste heeft de heer de Savornin
Lohman blijkbaar ook gedacht. En hij
moet ook zijne redenen hebben gehad
om de openbare belangstelling op dit
onderwerp te richten. Indien hij alleen
zijne nieuwsgierigheid had willen bevre
digen of indien het hem, die zoovele
jaren het district Goes in de Tweede
Kamer vertegenwoordigde, alleen te doen
ware geweest om op te komen voor de
belangen der ingezetenen van Goes, die
bij het bedoelde incident schade hebben
geleden, zou hij wel even aan het minis
terie van buitenlandsche zaken zijn
aangeloopen en daar mondeling zijne vragen
hebben gesteld; hij zou dan vermoede
lijk spoediger antwoord hebben gekre
gen dan nu hij den weg van de schrif
telijke vragen heeft gevolgd.
Er zal dus wel iets meer achter zitten.
Tenzij hij aan de Goezenaars, die zijne
bemiddeling inriepen en eenige teekenen
van ongeduld begonnen te toonen, heeft
willen duidelijk maken, dat hij in elk
geval diligent was en het aan hem niet
lag, dat zij nog geen cheque voor de
schadevergoeding hadden gekregen.
Maar welke reden dan ook den heer
de Savornin Lohman tot het stellen van
zijne vragen moge hebben bewogen,
met de eerste daarvan schijnt hij naar
den bekenden weg te hebben gevraagd.
Immers, reeds in het laatst van December
1917 of het begin van Januari 1918 heeft
er een officieel of een officieus bericht
in de bladen gestaan, ongeveer van dezen
inhoud: uit de scherven der bommen
kon worden afgeleid, dat zij van Engelsch
maaksel waren; het gebeurde heeft aan
onze regeering reden gegeven tot een
ernstig protest bij de Engelsche.
Wij herinneren ons niet, of er na dien
tijd nog verdere mededeelingen over het
incident te Goes zijn gedaan. Maar met
de afwikkeling ervan is men in elk geval
niet hard opgeschoten: ruim twee jaren
nadat het vreemde vliegtuig bommen op
Goes heeft laten vallen, stelt de heer
de Savornin Lohman vragen, waarmede
hij ook reeds een half jaar na het ge
beurde had kunnen aankomen, zonder
dat iemand hem van voorbarigheid zou
hebben beschuldigd!
Het geval moet dus gecompliceerder
zijn geweest dan het zich eerst liet aanzien.
Misschien heeft de Engelsche regeering
gezegd: uit het feit, dat het onderzoek
van de scherven van de bommen heeft
aangetoond, dat deze van Engelsch
maaksel waren, volgt nog niet, dat ze
uit een Engelsch vliegtuig zijn geworpen;
er kunnen Engelsche bommen in handen
van de Duitschers gevallen en door
Duitsche vliegers zijn geworpen.
In dat geval zou de Engelsche regeering
zich verscholen hebben achter een soort
gelijk argument als bij de Tubantia-zaak
door de Duitsche was gebruikt. In de
sloepen van de Tubantia waren immers
stukken metaal gevonden, die ongetwijfeld
afkomstig waren van een bronzen
Schwartzkopff-torpedo, d.w.z. van een
HQ was dertien j sar. toen hij als adelborst
aan boord kwam (1854).
Aan den laatsten kapitein uit Nelson's tijd
had hQ zijn plaats te danken op het schip,
en het schip heette V i c t o r y, evenals
Nelson's schip.
Wat gunstig voorteeken ! Nelson Is zijn god
gebleven. Geen prooter slag is er geslagen
dan de slag bij Trafalgar, en geen grooter
man is er ooit geweest dan Nelson!
Maar het was een korte tijd van inwQding
in die heerlQkheid.
Den dag dat hQ op dek kwam, zag hij
acht matrozen geeselen ; het was niet aan
te zien, hQ viel er flauw van; en 't was een
zware dienst, ook bij nacht. De kost een
verschrikking. De oude scheepsbeschuit, uit
den broodzak gehaald, liep weg over de
tafel; men wedde wiens beschuit het snelst
zou wandelen, klopte hem uit en at daarna
met een vriendelijk gezicht. Het water was
niet beter.
Vroeger, in den tijd van Nelson gingen de
kinderen nog eerder naar zee. Lord Fisher
haalt uit een brief naar huls van een adel
borst van acht jaren de beschrijving aan,
hoe hQ naar boven werd gestuurd om het
topzeil te reeven en bijaa was meegesleurd,
toen de matroos naast hem uit de ra te
pletter viel op het dek. Hij had mQ bQna
meegenomen, als ik mijn best deed hem te
grijpen om hem te redden," schrijft het kind.
Verbeeld u, dat kereltje, die den zeebonk
wil vasthouden l Lord Fisher denkt er niet
zonder aandoening aan.
Daar groeide een geslacht van zeelui uit.
En was het wel zoo gek de kinderen heel
jong te laten beginnen ? Er waren nog geen
examens. Voor zijn adelborsten-entree werd
den jongen Fisher niets anders gevraagd dan
het Onze Vader, een regel.van dris
osom en het drinken van een glas sherry.
Daarmee genoeg!
Nu komt de dienst onder verschillende
kapiteins: de ecne was vroom en fcii
model, de andere een duivel die geen
torpedo van Duitsche makelij. Desniette
min heeft de Duitsche regeering ontkend,
dat hieruit moest worden geconcludeerd,
dat de Tubantia tot zinken was gebracht
door een torpedoschot van een Duitsche
duikboot.
Maar waartoe ook verdere gissingen
te maken omtrent de eventueele redenen,
waarmede de Engelsche regeering de
verantwoordelijkheid voor het gebeurde
te Goes van zich af zou willen schuiven?
Het is immers nog niet zeker, dat zij de
verantwoordelijkheid daarvoor ontkent.
Wij zullen dit in elk geval weldra ver
nemen uit het antwoord van den minister
van buitenlandsche zaken. Misschien is
dat reeds bekend gemaakt als deze regels
in druk verschijnen.
Tegelijk met den heer de Savornin
Lohman heeft ook een ander volksver
tegenwoordiger bewijs gegeven van zijne
belangstelling in enkele uit den oorlog
resteerende quaesties. Tijdens den oorlog
hebben de Kamerleden het de Regeering
in dit opzicht niet moeilijk gemaakt;
zelden of nooit stelden zij vragen" naar
aanleiding van incidenten als die van de
Tubantia en de Koningin-Regentes; ook
thans blijkt nog niet, dat zij zich daar
over druk maken; maar aan enkele van
de oorlogsrestanten wijden sommigen
toch hun aandacht; voorloopig het meest
aan zulke quaesties, waarbij schadever
goeding te pas komt.
Zoo heeft dan ook het Kamerlid H. G. M.
Hermans bij den minister van buiten
landsche zaken geïnformeerd naar de
resultaten van de door Zijne Exc. ge
dane stappen teneinde schadevergoeding
te bekomen voor de talrijke Nederlanders,
die tijdens den oorlog of onmiddellijk na
den wapenstilstand nadeel hebben ge
leden door handelingen van vreemde
mogendheden."
Men kan den heer Hermans niet ver
wijten, dat hij den minister lastig valt
met beuzelingen. Zijne vraag omspant
een heel wat wijder terrein dan die van
den heer de Savornin Lohman en niet
zonder reden spreekt hij van de talrijke"
Nederlanders hoevelen toch zijn er
niet, die in de oorlogsjaren materiëele
schaden hebben geleden door hande
lingen van vreemde rnogrendheden?"
Niit alleen de otzeiiaars, over wie
de heer Lohman zich reeds ontfermde,
behooren daartoe; niet alleen alle ge
zinnen, wier kostwinners een graf in de
golven hebben gevonden, omdat hunne
schepen getorpedeerd werden of op
een mijn liepen; maar ook alle Neder
landers, die verliezen in zalten hebben
geleden door de belemmering van de
scheepvaart en den handel, welke be
lemmering immers te wijten was aan
handelingen van vreemde mogendheden".
Het wordt een onafzienbare stoet, die
talrijke" Nederlanders, voor wie de
heer Hermans nog wel geen schadever
goeding heeft verkregen, maar dan toch
gevraagd.
Vermoedelijk zal de minister hem wel
beduiden, dat zijne vraag iets scherper
geformuleerd had kunnen worden. En
ook zal de minister er wel aan herinne
ren, dat voor een deel der bescherme
lingen van den heer Hermans reeds is
gezorgd, omdat in November 1.1. een
commissie voor zeeoorlogsschade werd
ingesteld, welke commissie de regeering
van advies moet dienen over de
vordellllllllllllllllrflllllllllllllllill
zonde onbegaan had gelaten; alleen een
moord had hQ nog niet op zijn geweten;
maar daar kwam het toch rpoedig toe,
overigens een prachtkerel. En in zQti soort
ook een Todel.
Niet lang geleden," knalt Lord Fischer,
zat ik aan tafel naast een beroemd schrij
ver, die mQ vertelde dat ik een interessant
mensen'' was. HQ vroeg mQ, wat ik dacht
van het leven. Het zQn niet de rQpe
jaren die het leven maken wat het is, was
mijn antwoord, maar het is het begin
wanneer zoo dikwijls koelheid en gemis de
bloesems doen afsterven en de vrucht onder
wtêr en wind met moeite zich tracht te
zetten. Ja, vervolgt hQ in zichzelf, ik ben
in de marine gekomen, heelemaal alleen,
zonder geld, zonder vrienden.
Wanneer de kameraden jam op hun brood
hadden, moest ik het zonder doen. Was hun
maag gevuld, de mijne bleef dikwQls leeg.
Ik heb altoos te vechten gehad, zoo heet als
het maar kon, het was een hel, en zulk
vechten hetft mij gemaakt wie ik ben. Hon
ger en dorst zfn het pad naar den Hemel!"
De tijd, waarin de jonge adelborst dienst
nam, was er eigenlijk geen van strijd. De
dienst was eentonig geregeld. Men kon
veertig jaar aan land blijven en daarop dade
lijk weer zQn werk aanvatten. Er waren nog
koperen kanonnen aan boord die in den slag
van Trafalgar waren gebruikt.
Al dat zich afgeven met wetenschappelijke
instrumenten om het geschut goed te kunnen
richten, werd als zuivere pedanterie gerekend.
De beste manier om de menschen goed te
leeren schieten, meende een commandant, was
een flinke schotel vleesch en een fl-schrhum
j voor den man die het doei raakte.
j (Wij hebben die personen nog, maar nu
j met glacéhandschoensn aan, merkt Lord
Fisher op).
Maar epngen die op zijn. dertiende
adtiborst WCM, en met z^'i r.eger.t;encle in de
Cbineesche watertn ten schuit comman
deerde et; meehielp bij Ar. bezetting van
ringen van Nederlanders op vreemde
mogendheden ter zake van onrechtma
tige handelingen, in den jongsten zee
oorlog gepleegd.
Maar de heer Hermans zou, ter ver
ontschuldiging van het feit, dat hij het
bestaan van die commissie was vergeten,
kunnen aanvoeren, dat men haar
eenigszins in het duister heeft gelaten.
In De Amsterdammer van 15 Novem
ber 1.1. is, naar aanleiding van de be
noeming dezer commissie, er op gewezen,
dat het niet geheel duidelijk was, of zij
alleen van advies zou moeten dienen
over de rechtmatigheid der vorderingen,
dan wel of zij ook zou hebben te onder
zoeken, tegen welke mogendheden naar
aanleiding van bepaalde gevallen een
eisch tot schadevergoeding zou moeten
worden ingesteld. Daarbij werd toen
herinnerd aan het geval van de Koningin
Regentes, dat nog altijd onopgehelderd
is gebleven; nooit is bekend gemaakt,
welk antwoord de Duitsche regeering
heeft gegeven op de vraag van de
onze of zij nog een ernstig onderzoek
wilde doen geschieden naar de mogelijk
heid, dat de Koningin Regentes door
een Duitsche duikboot zou zijn getor
pedeerd.
Men mag verwachten" zoo stond
er in het bedoelde artikel daarvan
(n.l. van de eigenlijke opdracht der com
missie) meer te vernemen, als zij straks
door den minister zal worden geïnstal
leerd".
Deze verwachting is niet vervuld. Al
dergelijke commissies plegen te worden
geïnstalleerd met een rede van den
minister, die haar heeft ingesteld, welke
dan aan de couranten ter publicatie
wordt gegeven. Bij de commissie voor
zeeoorlogsschade is dit niet gebeurd.
Zij heeft hare werkzaamheden reeds aan
gevangen, maar met stille trom; de
minister van buitenlandsche zaken heeft
haar niet geïnstalleerd met een redevoe
ring, waarbij hare opdracht nader werd
omschreven, zoo dit al gebeurd is, heeft
de buitenwacht althans niets daarvan
bemerkt.
Waarom in dit geval van de gewoonte
werd afgeweken, is ons onbekend; wij
zouden er alleen naar kunnen gissen.
Maar nu wij in onzekerheid zijn blijven
verkeeren, of het onderzoek :jaar de
vraag, welke mogendheden de verant
woordelijkheid dragen voor de vernie
tiging van bepaalde Nederlandsche
schepen, al of niet tot de competentie
der commissie voor zeeoorlogsschade
behoort, uiten wij den wensch, dat daar
over in het openbaar een mededeeling
worde gedaan.
Blijkt het Idan, dat de commissie ook
bevoegd is een onderzoek in te stellen
naar een geval als dat van de Koningin
Regentes, dan zal men de resultaten
daarvan hebben af te wachten.
Is dit echter niet het geval en beperkt
de taak der commissie zich tot een onder
zoek alleen naar de rechtmatigheid van
de ingediende vorderingen tot schade
vergoeding, dan sta hier wederom de
vraag: wanneer zal onze regeering be
kend maken, welk antwoord Duitschland
heeft gegeven op het verzoek om alsnog
een ernstig onderzoek in te stellen naar
de mogelijkheid, of de Koningin Regentes
door een Duitsche duikboot is getorpe
deerd ?
KERNKAMP
Car.ton, was een opstandige in zQn hart.
Er waren superieure commissies die, ook
nog veel later, in den schout bQ nacht en
admiraal de vleesch geworden revolutie
zagen.
HQ had zQn eigen ideeën over de methoden
van werken. Was de zaak niet dat er iets
tot stand kwam, en iets dcgelQks?
Toen hQ nog pas kwam kijken in den
luitenantsdtenst was hem door den bevel
voerder van het schip een zelfstandige op
dracht gegeven met een eigen boot; hQ had
daarbij veel fouten gemaakt en een paar
dwaasheden begaan, misschien. HQ rekende
er zeber op, bQ zijn terugkomst, verwijten
te hooren; maar hij kreeg lof en een goede
nota, omdat hij zijn last had volbracht.
Er is een hoofdzaak, daar komt het op aan.
Geen routine l
HQ had de verandering van de zeilvloot
in een stoomvloot bijgewoond en de houten
schepen zien vervangen door ijzeren, ofschoon
het onverstand van die laatste herschepping
toch iedereen duidelijk moest wezen, omdat
hout kon drQven, maar ijzer zonk. Fossielen
van dat geloof bleven op hun zetels gestrand
in de bureau's der Admiraliteit.
ZQ bekapittelden Fisher dat hQ het tech
nisch bQna volmaakte kompas van Lord
Keivin had ingevoerd, met zQn indeeling
in graden, inplaats van In windstreken, en
het oude beproefde Admiraliteitskompas ter
zflde had gesteld. Was het dan gevoelig?
vroeg men hem. Neen, was Fisher's
antwoord, je moet het schudden om er
beweging in te krQgen! Maar aan de
indeeling in graden van den kompascirkel,
daar wilde men iu't geheel niet aan. Men
had hem net 100 goed kunnen vragen, als
scheepskost het gezouten vleesch en den
rhum af te schaften. Dat waren immers de
elementen waaruit de matroos was
opgebouwc!.
,,De verdoemde revoiutionnair!"zeide het
bureau.
Maar de eigen ideeën van Lord Fisher
DE GEESTELIJKE NOOD IN
DUITSCHLAND EN OOSTENRIJK
door dr. A. H. FRIED, te Bern
De geheele wereld is vervuld van de
lichamelijke ellende, die over de verslagen
volken van Midden-Europa is gekomen. Het
daardoor opgewekte medelQden draagt er
toe bij, dat nu en dan uit gelukkiger landen
levensmiddelen gezonden worden naar die
plaatsen, waar de nood het hoogst gestegen
is, zoodat de duizenden die honger en kou
Iflden in staat zQn hun bestaan te rekken.
Een paar neutrale landen hebben instinct
matig begrepen, dat de toekomst dier
noodIQdende volken tenminste gered moest wor
den, en zQ hebben tienduizenden
grootestadskinderen, die anders jong gestorven
zouden zgn of jaren lang gekwijnd zouden
hebben, over laten komen, om hen voor
eenige weken althans HchamelQk te verkwik
ken. Zoo hebben de meest ondervoede kin
deren uit Weenen een onderdak gevonden
' in Zwitserland, Nederland, Zweden of Dene
marken en zelfs de vroegere vijand van het
ongelukkige Oost en r Q k, Italië, heeft vele
duizenden kinderen gastvrQ opgenomen. De
verderaf gelegen vroeger vQacdlge staten,
waaronder Amerika in de eerste plaats, heb
ben door aanvoer van levensmiddelen ge
poogd het ergste af te wenden.
Men stilt den honger, men tracht de toe
komst van het volk te redden door zijne
kinderen te behouden. Maar men vergeet
een anderen nood, die verholpen moet wor
den. Dat is de nood van de intellectueelen
in Duitschland en Oostenrijk, die onder den
druk van de door den oorlog in 't leven
geroepen omstandigheden jammerlQk te
gronde gaan en wier werkkracht verlamd
wordt. De intellectueelen zQ n ook scheppers
van de toekomst; zonder hun wt rk vei wildert
een volk en gaan de met moeite verkregen
voordeelen der beschaving weer verloren.
En niet alleen de toekomst van hun vader
land loopt hierdoor gevaar. De intellectueelen
werken voor de menschheid en wordt die
arbeid onderbroken op n plaats der wereld,
dan beteekrnt dat een verlies aan beschaving
voor de geheele mer.schheid. \7etenschap en
kunst zijn van grooter waarde dan htt meert
vol maakte» kan on.
Wie zal kunnen zeggen, wat de mensch
heid ontnomen is door den vroegtQdlgen
dood van toekomst!ge ontdekkers, uitvinders,
onderzoekers en kunstenaars op de slag
velden van Europa l WQ kunnen niet bQ
benadering gissen hoeveel er in dit opzicht
voor onze beklagenswaardige generatie en
de komende geslachten verloren is gegaan
door de blinde heerschappij van staal en
ijzer, vergiftige gassen en explosieve stoffen.
Maar ziender oogen kunnen wij er ons reken
schap van geven, hoe in de overwonnen
landen de overgebleven geestelijke werkers
dagelijks in hun arbeid belemmerd worden.
Alleen reeds het materiëele leven is in
deze landen voor de geleerden, schrijvers
en kunstenaars ailerellendlgst. Een arbeider
heeft tegenwoordig meestal een grooter in
komen dan een professor aan de universiteit,
om van de vrQe geestelijke beroepen maar
te zwQgen. De grap van dien Weenschen
journalist, die beweerde, dat de professoren
den putjesscheppers Nieuwjaar wenschten
in de hoop van hen een fooi te krijgen, moge
wat overdreven zijn, het wezen van de zaak
is ernstig genoeg. Het valt toch niet te ont
kennen, dat tegenwoordig in Berlijn en
Weenen een eenvoudig arbeider, die het
IIIMIIIIIMIIIIIIIIIII
lieten zich gelden, en ook deels niet gelden,
als hQ van 1902 tot 1910 in kon grijpen in
de constructie van de Engelsche vloot en
de wegen kon bepalen van de aanstaande
maritieme strategie. HQ lachte wat om de
menschen die voor de eeuwigheid zoo
soliede mogelQk wilden bouwen, alsof niet
ieder scheepstype bQna dadelijk verouderde.
Snelvaarders en de zwaarst mogelijke be
wapening moest men hebben, de schepen
niet bQ bosjes gemaakt, maar na elkander,
om te kunnen profiteeren van de ervaring.
Dan worden de onderzeebooten zQn voor
keur, als wapens van aanval, niet als middel
van verdediging. En zQn strategie? de
blokkade. Dat is Engelands bescherming, het
leger is er alleen als hulp voor de vloot.
Zeeman l Toch niet alleen. HQ houdt van
Eduard VII, omdat hQ den mensen had leeren
kennen die in hem zat, en omdat hQ niet
ongevoelig was voor het samenzijn met
konltklQke en keizerinke grootheden. HQ zelf
voelde ook iets in zich van koninklijke groot
heid. Maar daarbij is hQ de echte democraat.
In zQn republiek hQ spreekt van repu
bliek moet ledereen gelQke kans hebben
vooruit te komen. Hoe dom, knalt Lord
Fisher, om de officieren te kiezen uit
'/-?van de massa, terwQl men het geheel heeft
om uit te putten!
Geen decoraties! De mensch is geen kerst
boom om allerlei schitter^nds aan op te
hangen. En toch worden de Nieuwjaarsl?sten
van onderscheidingen hoe langer grooter. ZQ
hebben den omvang van een roman gekregen.
God save the King is nu geheel afge
dragen. Afgedragen als de korte broek! In
dat opzicht mogen wij niet langer mser
indi>'idualiseeren.
Ten slutte geeft Lord Fisher nog een goe
den raad: Vrees niet te zeer, maar hoop
meer, haat niet te sterk, maar heb meer
lief!"
Amen!
W, . C. BYVANCK