De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 13 maart pagina 1

13 maart 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8229 Zaterdag 13 Maart A» 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO J r., Dr. f REDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositickosten | INHOUD: Bladz. l: Oorlogsrestanten, door prof. dr. G. W. Kernkamp. Buitenl. Overzicht: Tijdgenooten: Lord Fisher, door dr. W. G. C. Byvanck. Intern. Tribune: De geestelijke nood in Duitschlanden Oostenrijk.doordr. A. H. Fried. 2: Posthuma's nalatenschap, teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Talent en Ver wildering, door dr. Frederik van Eeden. 3: Het drama van de overwinning, na de overwinning, door prof. mr. J. A. van Hamel. Plaatselijke Keuze, door prof. dr. C. A. Pekelharing. 5: Voor Vrou wen (red. Elis. M. Rogge) Maartsche Buien, door Geertruida Carelsen. Herinnering aan Multatuli, door Marie Berdenis van Berlekom. Aan onze Nederlandsche Weefsters, door E. M. R. Is het Ambtenaarschap van GemeenteVroedvrouwen wenschelijk? door dr.Marie Des Bouvrie.?Uit de Natuur: In Borderland, dooor Jac. P. Thijsse. 7: In de Goesche Oorlogskamer, door dr. Ch. F. Haje. De gevolgen der afschaffing van het Frans op de Lagere School, door prof. dr. D. C. Hesseling. 8: Schil derkunstkroniek, dodr A. Plasschaert. Op den Economischen Uitkijk: De amb tenaar of de man zelf?, door jhr. mr. H. Smissaert. Een onpleizierige toestand, teekening van George van Raemdonck. Boekbespreking, door prof. dr. H. Brugmans.?10: Charivaria. Onze Puzzle. Uit het Kladschrift van Jantje. Vei lingen bij R. W. P. de Vries, door H.Boeketje Sofisiiek, door Gerh. v. Dijk. 't Schietgat: Zeden in Zweden, door Melis Stoke. 11: Mevr. Pothuis-Smit in de Eerste Kamer, teekening van Joh. Braakensiek. Feuilleton: Jantje's Geluk, door E. Sassen. Bijvoegsel: De Entente en Turkije, teekening van Johan Braakensiek. Hll Illllllllllllllll Illllll l Illlllll II OORLOGSRESTANTEN 'Het lid der Tweede Kamer, de heer de Savornin Lohman, heeft onlangs de volgende vragen aan den minister van buitenlandsche zaken gesteld: Op 22 December 1917 zijn des avonds te 10i uur zeven projec tielen uit een vliegmachine gescho len op de stad Goes, tengevolge waarvan niet alleen verschillende perceelen, alsmede een beurtvaartuig en de haven zijn beschadigd, maar pok een ingezetene is getrof fen, die den 25sten d. a. v. tenge volge van de bekomen wonden is overleden. Is het juist, dat uit het van re geringswege ingesteld onderzoek is gebleken, dat de scherven van die projectielen van Engelschen oorsprong zijn? Zoo ja, heeft de Engelsche regeering haar verantwoordelijkheid voor het bovenbedoelde feit erkend, en kan, is dat het geval, de regeering meedeelen, hoever de onderhande lingen daaromtrent zijn gevorderd TIJDGENOOTEN LORD FISHEB Zullen wQ den ouden zeeleeuw niet nog eens hooren brullen ? Lord Fisher, admiraal van de vloot, heeft op rQn Memories een deel van zijn Records laten volgen. Daarin wordt ge sproken van wat hij als f l r s t S e a Lord In het begin van deie eeuw van de Engelsche scheepsmacht heeft gemaakt. Hoe hij haar heeft herschapen tot een krachtdadig werk tuig ter bescherming van Engelands heer schappij, en hoe hij haar heeft willen be zielen met z)n beginsel: de grenzen van Engeland zijn de kust van den vQand. Om niet te vermelden wat h| al vroeger had gedaan voor de hervorming der artillerie en de verhooging van het peil der officieren. Dat mag alles heel belangrijk wezen, maar daarvoor slaan w| toch niet uitsluitend zijn herinneringen op; wQ maken er ons een algemeene voorstelling van en nemen geloovig aan wat hQ heeft tot stand gebracht, om dan echter te luisteren, veel meer ge spannen, naar de manier waarop hQ het ons vertelt naar de wQze waarop al dat groote werk van de latere jaren opspruit als een gevolg van de waarnemingen en ervaringen met menschen en dingen uit zijn gehetle meer dan zestigjarige loopbaan. Van sommige planten, zegt men, dat de bloem uit den knop openspringt met een knal; zoo denkt men zich ook Lord Fisher's groei gepaard telkens met uitbarstingen van gevoelens en van gebaren. Zijn boek knalt, en 't is er niel minder amusant om. en wanneer op uitbetaling der scha devergoeding mag worden gere gend?" Bij het lezen van deze vragen zal menigeen gedacht hebben: is die quaestie nog niet uit de wereld? De Engelsche regeering was anders altijd nog al coulant in het vergoeden van de schade, die door dergelijke vergissingen was aangericht. Hoe zit dat? Dat laatste heeft de heer de Savornin Lohman blijkbaar ook gedacht. En hij moet ook zijne redenen hebben gehad om de openbare belangstelling op dit onderwerp te richten. Indien hij alleen zijne nieuwsgierigheid had willen bevre digen of indien het hem, die zoovele jaren het district Goes in de Tweede Kamer vertegenwoordigde, alleen te doen ware geweest om op te komen voor de belangen der ingezetenen van Goes, die bij het bedoelde incident schade hebben geleden, zou hij wel even aan het minis terie van buitenlandsche zaken zijn aangeloopen en daar mondeling zijne vragen hebben gesteld; hij zou dan vermoede lijk spoediger antwoord hebben gekre gen dan nu hij den weg van de schrif telijke vragen heeft gevolgd. Er zal dus wel iets meer achter zitten. Tenzij hij aan de Goezenaars, die zijne bemiddeling inriepen en eenige teekenen van ongeduld begonnen te toonen, heeft willen duidelijk maken, dat hij in elk geval diligent was en het aan hem niet lag, dat zij nog geen cheque voor de schadevergoeding hadden gekregen. Maar welke reden dan ook den heer de Savornin Lohman tot het stellen van zijne vragen moge hebben bewogen, met de eerste daarvan schijnt hij naar den bekenden weg te hebben gevraagd. Immers, reeds in het laatst van December 1917 of het begin van Januari 1918 heeft er een officieel of een officieus bericht in de bladen gestaan, ongeveer van dezen inhoud: uit de scherven der bommen kon worden afgeleid, dat zij van Engelsch maaksel waren; het gebeurde heeft aan onze regeering reden gegeven tot een ernstig protest bij de Engelsche. Wij herinneren ons niet, of er na dien tijd nog verdere mededeelingen over het incident te Goes zijn gedaan. Maar met de afwikkeling ervan is men in elk geval niet hard opgeschoten: ruim twee jaren nadat het vreemde vliegtuig bommen op Goes heeft laten vallen, stelt de heer de Savornin Lohman vragen, waarmede hij ook reeds een half jaar na het ge beurde had kunnen aankomen, zonder dat iemand hem van voorbarigheid zou hebben beschuldigd! Het geval moet dus gecompliceerder zijn geweest dan het zich eerst liet aanzien. Misschien heeft de Engelsche regeering gezegd: uit het feit, dat het onderzoek van de scherven van de bommen heeft aangetoond, dat deze van Engelsch maaksel waren, volgt nog niet, dat ze uit een Engelsch vliegtuig zijn geworpen; er kunnen Engelsche bommen in handen van de Duitschers gevallen en door Duitsche vliegers zijn geworpen. In dat geval zou de Engelsche regeering zich verscholen hebben achter een soort gelijk argument als bij de Tubantia-zaak door de Duitsche was gebruikt. In de sloepen van de Tubantia waren immers stukken metaal gevonden, die ongetwijfeld afkomstig waren van een bronzen Schwartzkopff-torpedo, d.w.z. van een HQ was dertien j sar. toen hij als adelborst aan boord kwam (1854). Aan den laatsten kapitein uit Nelson's tijd had hQ zijn plaats te danken op het schip, en het schip heette V i c t o r y, evenals Nelson's schip. Wat gunstig voorteeken ! Nelson Is zijn god gebleven. Geen prooter slag is er geslagen dan de slag bij Trafalgar, en geen grooter man is er ooit geweest dan Nelson! Maar het was een korte tijd van inwQding in die heerlQkheid. Den dag dat hQ op dek kwam, zag hij acht matrozen geeselen ; het was niet aan te zien, hQ viel er flauw van; en 't was een zware dienst, ook bij nacht. De kost een verschrikking. De oude scheepsbeschuit, uit den broodzak gehaald, liep weg over de tafel; men wedde wiens beschuit het snelst zou wandelen, klopte hem uit en at daarna met een vriendelijk gezicht. Het water was niet beter. Vroeger, in den tijd van Nelson gingen de kinderen nog eerder naar zee. Lord Fisher haalt uit een brief naar huls van een adel borst van acht jaren de beschrijving aan, hoe hQ naar boven werd gestuurd om het topzeil te reeven en bijaa was meegesleurd, toen de matroos naast hem uit de ra te pletter viel op het dek. Hij had mQ bQna meegenomen, als ik mijn best deed hem te grijpen om hem te redden," schrijft het kind. Verbeeld u, dat kereltje, die den zeebonk wil vasthouden l Lord Fisher denkt er niet zonder aandoening aan. Daar groeide een geslacht van zeelui uit. En was het wel zoo gek de kinderen heel jong te laten beginnen ? Er waren nog geen examens. Voor zijn adelborsten-entree werd den jongen Fisher niets anders gevraagd dan het Onze Vader, een regel.van dris osom en het drinken van een glas sherry. Daarmee genoeg! Nu komt de dienst onder verschillende kapiteins: de ecne was vroom en fcii model, de andere een duivel die geen torpedo van Duitsche makelij. Desniette min heeft de Duitsche regeering ontkend, dat hieruit moest worden geconcludeerd, dat de Tubantia tot zinken was gebracht door een torpedoschot van een Duitsche duikboot. Maar waartoe ook verdere gissingen te maken omtrent de eventueele redenen, waarmede de Engelsche regeering de verantwoordelijkheid voor het gebeurde te Goes van zich af zou willen schuiven? Het is immers nog niet zeker, dat zij de verantwoordelijkheid daarvoor ontkent. Wij zullen dit in elk geval weldra ver nemen uit het antwoord van den minister van buitenlandsche zaken. Misschien is dat reeds bekend gemaakt als deze regels in druk verschijnen. Tegelijk met den heer de Savornin Lohman heeft ook een ander volksver tegenwoordiger bewijs gegeven van zijne belangstelling in enkele uit den oorlog resteerende quaesties. Tijdens den oorlog hebben de Kamerleden het de Regeering in dit opzicht niet moeilijk gemaakt; zelden of nooit stelden zij vragen" naar aanleiding van incidenten als die van de Tubantia en de Koningin-Regentes; ook thans blijkt nog niet, dat zij zich daar over druk maken; maar aan enkele van de oorlogsrestanten wijden sommigen toch hun aandacht; voorloopig het meest aan zulke quaesties, waarbij schadever goeding te pas komt. Zoo heeft dan ook het Kamerlid H. G. M. Hermans bij den minister van buiten landsche zaken geïnformeerd naar de resultaten van de door Zijne Exc. ge dane stappen teneinde schadevergoeding te bekomen voor de talrijke Nederlanders, die tijdens den oorlog of onmiddellijk na den wapenstilstand nadeel hebben ge leden door handelingen van vreemde mogendheden." Men kan den heer Hermans niet ver wijten, dat hij den minister lastig valt met beuzelingen. Zijne vraag omspant een heel wat wijder terrein dan die van den heer de Savornin Lohman en niet zonder reden spreekt hij van de talrijke" Nederlanders hoevelen toch zijn er niet, die in de oorlogsjaren materiëele schaden hebben geleden door hande lingen van vreemde rnogrendheden?" Niit alleen de otzeiiaars, over wie de heer Lohman zich reeds ontfermde, behooren daartoe; niet alleen alle ge zinnen, wier kostwinners een graf in de golven hebben gevonden, omdat hunne schepen getorpedeerd werden of op een mijn liepen; maar ook alle Neder landers, die verliezen in zalten hebben geleden door de belemmering van de scheepvaart en den handel, welke be lemmering immers te wijten was aan handelingen van vreemde mogendheden". Het wordt een onafzienbare stoet, die talrijke" Nederlanders, voor wie de heer Hermans nog wel geen schadever goeding heeft verkregen, maar dan toch gevraagd. Vermoedelijk zal de minister hem wel beduiden, dat zijne vraag iets scherper geformuleerd had kunnen worden. En ook zal de minister er wel aan herinne ren, dat voor een deel der bescherme lingen van den heer Hermans reeds is gezorgd, omdat in November 1.1. een commissie voor zeeoorlogsschade werd ingesteld, welke commissie de regeering van advies moet dienen over de vordellllllllllllllllrflllllllllllllllill zonde onbegaan had gelaten; alleen een moord had hQ nog niet op zijn geweten; maar daar kwam het toch rpoedig toe, overigens een prachtkerel. En in zQti soort ook een Todel. Niet lang geleden," knalt Lord Fischer, zat ik aan tafel naast een beroemd schrij ver, die mQ vertelde dat ik een interessant mensen'' was. HQ vroeg mQ, wat ik dacht van het leven. Het zQn niet de rQpe jaren die het leven maken wat het is, was mijn antwoord, maar het is het begin wanneer zoo dikwijls koelheid en gemis de bloesems doen afsterven en de vrucht onder wtêr en wind met moeite zich tracht te zetten. Ja, vervolgt hQ in zichzelf, ik ben in de marine gekomen, heelemaal alleen, zonder geld, zonder vrienden. Wanneer de kameraden jam op hun brood hadden, moest ik het zonder doen. Was hun maag gevuld, de mijne bleef dikwQls leeg. Ik heb altoos te vechten gehad, zoo heet als het maar kon, het was een hel, en zulk vechten hetft mij gemaakt wie ik ben. Hon ger en dorst zfn het pad naar den Hemel!" De tijd, waarin de jonge adelborst dienst nam, was er eigenlijk geen van strijd. De dienst was eentonig geregeld. Men kon veertig jaar aan land blijven en daarop dade lijk weer zQn werk aanvatten. Er waren nog koperen kanonnen aan boord die in den slag van Trafalgar waren gebruikt. Al dat zich afgeven met wetenschappelijke instrumenten om het geschut goed te kunnen richten, werd als zuivere pedanterie gerekend. De beste manier om de menschen goed te leeren schieten, meende een commandant, was een flinke schotel vleesch en een fl-schrhum j voor den man die het doei raakte. j (Wij hebben die personen nog, maar nu j met glacéhandschoensn aan, merkt Lord Fisher op). Maar epngen die op zijn. dertiende adtiborst WCM, en met z^'i r.eger.t;encle in de Cbineesche watertn ten schuit comman deerde et; meehielp bij Ar. bezetting van ringen van Nederlanders op vreemde mogendheden ter zake van onrechtma tige handelingen, in den jongsten zee oorlog gepleegd. Maar de heer Hermans zou, ter ver ontschuldiging van het feit, dat hij het bestaan van die commissie was vergeten, kunnen aanvoeren, dat men haar eenigszins in het duister heeft gelaten. In De Amsterdammer van 15 Novem ber 1.1. is, naar aanleiding van de be noeming dezer commissie, er op gewezen, dat het niet geheel duidelijk was, of zij alleen van advies zou moeten dienen over de rechtmatigheid der vorderingen, dan wel of zij ook zou hebben te onder zoeken, tegen welke mogendheden naar aanleiding van bepaalde gevallen een eisch tot schadevergoeding zou moeten worden ingesteld. Daarbij werd toen herinnerd aan het geval van de Koningin Regentes, dat nog altijd onopgehelderd is gebleven; nooit is bekend gemaakt, welk antwoord de Duitsche regeering heeft gegeven op de vraag van de onze of zij nog een ernstig onderzoek wilde doen geschieden naar de mogelijk heid, dat de Koningin Regentes door een Duitsche duikboot zou zijn getor pedeerd. Men mag verwachten" zoo stond er in het bedoelde artikel daarvan (n.l. van de eigenlijke opdracht der com missie) meer te vernemen, als zij straks door den minister zal worden geïnstal leerd". Deze verwachting is niet vervuld. Al dergelijke commissies plegen te worden geïnstalleerd met een rede van den minister, die haar heeft ingesteld, welke dan aan de couranten ter publicatie wordt gegeven. Bij de commissie voor zeeoorlogsschade is dit niet gebeurd. Zij heeft hare werkzaamheden reeds aan gevangen, maar met stille trom; de minister van buitenlandsche zaken heeft haar niet geïnstalleerd met een redevoe ring, waarbij hare opdracht nader werd omschreven, zoo dit al gebeurd is, heeft de buitenwacht althans niets daarvan bemerkt. Waarom in dit geval van de gewoonte werd afgeweken, is ons onbekend; wij zouden er alleen naar kunnen gissen. Maar nu wij in onzekerheid zijn blijven verkeeren, of het onderzoek :jaar de vraag, welke mogendheden de verant woordelijkheid dragen voor de vernie tiging van bepaalde Nederlandsche schepen, al of niet tot de competentie der commissie voor zeeoorlogsschade behoort, uiten wij den wensch, dat daar over in het openbaar een mededeeling worde gedaan. Blijkt het Idan, dat de commissie ook bevoegd is een onderzoek in te stellen naar een geval als dat van de Koningin Regentes, dan zal men de resultaten daarvan hebben af te wachten. Is dit echter niet het geval en beperkt de taak der commissie zich tot een onder zoek alleen naar de rechtmatigheid van de ingediende vorderingen tot schade vergoeding, dan sta hier wederom de vraag: wanneer zal onze regeering be kend maken, welk antwoord Duitschland heeft gegeven op het verzoek om alsnog een ernstig onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid, of de Koningin Regentes door een Duitsche duikboot is getorpe deerd ? KERNKAMP Car.ton, was een opstandige in zQn hart. Er waren superieure commissies die, ook nog veel later, in den schout bQ nacht en admiraal de vleesch geworden revolutie zagen. HQ had zQn eigen ideeën over de methoden van werken. Was de zaak niet dat er iets tot stand kwam, en iets dcgelQks? Toen hQ nog pas kwam kijken in den luitenantsdtenst was hem door den bevel voerder van het schip een zelfstandige op dracht gegeven met een eigen boot; hQ had daarbij veel fouten gemaakt en een paar dwaasheden begaan, misschien. HQ rekende er zeber op, bQ zijn terugkomst, verwijten te hooren; maar hij kreeg lof en een goede nota, omdat hij zijn last had volbracht. Er is een hoofdzaak, daar komt het op aan. Geen routine l HQ had de verandering van de zeilvloot in een stoomvloot bijgewoond en de houten schepen zien vervangen door ijzeren, ofschoon het onverstand van die laatste herschepping toch iedereen duidelijk moest wezen, omdat hout kon drQven, maar ijzer zonk. Fossielen van dat geloof bleven op hun zetels gestrand in de bureau's der Admiraliteit. ZQ bekapittelden Fisher dat hQ het tech nisch bQna volmaakte kompas van Lord Keivin had ingevoerd, met zQn indeeling in graden, inplaats van In windstreken, en het oude beproefde Admiraliteitskompas ter zflde had gesteld. Was het dan gevoelig? vroeg men hem. Neen, was Fisher's antwoord, je moet het schudden om er beweging in te krQgen! Maar aan de indeeling in graden van den kompascirkel, daar wilde men iu't geheel niet aan. Men had hem net 100 goed kunnen vragen, als scheepskost het gezouten vleesch en den rhum af te schaften. Dat waren immers de elementen waaruit de matroos was opgebouwc!. ,,De verdoemde revoiutionnair!"zeide het bureau. Maar de eigen ideeën van Lord Fisher DE GEESTELIJKE NOOD IN DUITSCHLAND EN OOSTENRIJK door dr. A. H. FRIED, te Bern De geheele wereld is vervuld van de lichamelijke ellende, die over de verslagen volken van Midden-Europa is gekomen. Het daardoor opgewekte medelQden draagt er toe bij, dat nu en dan uit gelukkiger landen levensmiddelen gezonden worden naar die plaatsen, waar de nood het hoogst gestegen is, zoodat de duizenden die honger en kou Iflden in staat zQn hun bestaan te rekken. Een paar neutrale landen hebben instinct matig begrepen, dat de toekomst dier noodIQdende volken tenminste gered moest wor den, en zQ hebben tienduizenden grootestadskinderen, die anders jong gestorven zouden zgn of jaren lang gekwijnd zouden hebben, over laten komen, om hen voor eenige weken althans HchamelQk te verkwik ken. Zoo hebben de meest ondervoede kin deren uit Weenen een onderdak gevonden ' in Zwitserland, Nederland, Zweden of Dene marken en zelfs de vroegere vijand van het ongelukkige Oost en r Q k, Italië, heeft vele duizenden kinderen gastvrQ opgenomen. De verderaf gelegen vroeger vQacdlge staten, waaronder Amerika in de eerste plaats, heb ben door aanvoer van levensmiddelen ge poogd het ergste af te wenden. Men stilt den honger, men tracht de toe komst van het volk te redden door zijne kinderen te behouden. Maar men vergeet een anderen nood, die verholpen moet wor den. Dat is de nood van de intellectueelen in Duitschland en Oostenrijk, die onder den druk van de door den oorlog in 't leven geroepen omstandigheden jammerlQk te gronde gaan en wier werkkracht verlamd wordt. De intellectueelen zQ n ook scheppers van de toekomst; zonder hun wt rk vei wildert een volk en gaan de met moeite verkregen voordeelen der beschaving weer verloren. En niet alleen de toekomst van hun vader land loopt hierdoor gevaar. De intellectueelen werken voor de menschheid en wordt die arbeid onderbroken op n plaats der wereld, dan beteekrnt dat een verlies aan beschaving voor de geheele mer.schheid. \7etenschap en kunst zijn van grooter waarde dan htt meert vol maakte» kan on. Wie zal kunnen zeggen, wat de mensch heid ontnomen is door den vroegtQdlgen dood van toekomst!ge ontdekkers, uitvinders, onderzoekers en kunstenaars op de slag velden van Europa l WQ kunnen niet bQ benadering gissen hoeveel er in dit opzicht voor onze beklagenswaardige generatie en de komende geslachten verloren is gegaan door de blinde heerschappij van staal en ijzer, vergiftige gassen en explosieve stoffen. Maar ziender oogen kunnen wij er ons reken schap van geven, hoe in de overwonnen landen de overgebleven geestelijke werkers dagelijks in hun arbeid belemmerd worden. Alleen reeds het materiëele leven is in deze landen voor de geleerden, schrijvers en kunstenaars ailerellendlgst. Een arbeider heeft tegenwoordig meestal een grooter in komen dan een professor aan de universiteit, om van de vrQe geestelijke beroepen maar te zwQgen. De grap van dien Weenschen journalist, die beweerde, dat de professoren den putjesscheppers Nieuwjaar wenschten in de hoop van hen een fooi te krijgen, moge wat overdreven zijn, het wezen van de zaak is ernstig genoeg. Het valt toch niet te ont kennen, dat tegenwoordig in Berlijn en Weenen een eenvoudig arbeider, die het IIIMIIIIIMIIIIIIIIIII lieten zich gelden, en ook deels niet gelden, als hQ van 1902 tot 1910 in kon grijpen in de constructie van de Engelsche vloot en de wegen kon bepalen van de aanstaande maritieme strategie. HQ lachte wat om de menschen die voor de eeuwigheid zoo soliede mogelQk wilden bouwen, alsof niet ieder scheepstype bQna dadelijk verouderde. Snelvaarders en de zwaarst mogelijke be wapening moest men hebben, de schepen niet bQ bosjes gemaakt, maar na elkander, om te kunnen profiteeren van de ervaring. Dan worden de onderzeebooten zQn voor keur, als wapens van aanval, niet als middel van verdediging. En zQn strategie? de blokkade. Dat is Engelands bescherming, het leger is er alleen als hulp voor de vloot. Zeeman l Toch niet alleen. HQ houdt van Eduard VII, omdat hQ den mensen had leeren kennen die in hem zat, en omdat hQ niet ongevoelig was voor het samenzijn met konltklQke en keizerinke grootheden. HQ zelf voelde ook iets in zich van koninklijke groot heid. Maar daarbij is hQ de echte democraat. In zQn republiek hQ spreekt van repu bliek moet ledereen gelQke kans hebben vooruit te komen. Hoe dom, knalt Lord Fisher, om de officieren te kiezen uit '/-?van de massa, terwQl men het geheel heeft om uit te putten! Geen decoraties! De mensch is geen kerst boom om allerlei schitter^nds aan op te hangen. En toch worden de Nieuwjaarsl?sten van onderscheidingen hoe langer grooter. ZQ hebben den omvang van een roman gekregen. God save the King is nu geheel afge dragen. Afgedragen als de korte broek! In dat opzicht mogen wij niet langer mser indi>'idualiseeren. Ten slutte geeft Lord Fisher nog een goe den raad: Vrees niet te zeer, maar hoop meer, haat niet te sterk, maar heb meer lief!" Amen! W, . C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl