De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 3 april pagina 1

3 april 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N o ooqo « BSO» Zaterdag 3 April A°1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF f Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaaT] | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekoiteii J IK HOUD: Bladz 1: Oorlogswinst deor prof. dr. G. W. Kemkamp. TijdgenooteH, door dr. G. W. C. Byvanck. Paul Fredericq f, door prof. dr. H. Brugmans. 2: De Kruiser-afbouw, teekening van Jordaan. De Communisten over Misdaad en Straf, door mr. N. MuUef. Krekeliang, door J. H. Speenhoff. Buitenlandsch Ovei zicht, door prof mr. J. C. van Oven. 3: Ken Nieuw Boek van Upton Siuclair, door dr. Fred. yan Eeden. Nieuwe Uitgaven. 5: Voor Vrouwen; Den Jubilaris Heil. doorElis. M. Rogge. Aan Frederik van Eeden, door M. C. Kooy-van Zeggelen, r De oude stem en het nieuwe geluid, door M. van Itallie-van Embden. Uit de Natuur: Voorjaar*kleuren, door Jac. P. Thijsse. 7: Bij den zestigsten verjaardag van Frederik van Eeden, door prof. dr. G. Kalff en prof. dr. J. Prinsen J. Lzn., met teekening van George van Raemdonck. 8: Rafaël Sanzio, door dr. N. J. Singels. Dram. Kroniek, door Top Naeff. 9: Financiën en Economie, door J. D. Santilhano. 10: Uit het Klad schrift van Jantje. Charivaria. Kleine Misères, oor Mine* Verster-Bosch Reitz, met teekeningen van B. van Vlijmen J r. 11: Gemeentelyke Waschinrichting, teekening van Joh. Braakengiek.?OnzePuzzla. Nieuwe Uitgaven. Bijvoegsel: Paschen 1920, teekening van Johan Braakwsiek. iiiiiiiimiiiiiiiitHHittiiililli i i nu OORLOGSWINST In een van de kleine vertellingen die Rudyard Kipling in zijn bundel Many inventions" verzameld heeft, maken wij kennis met drie jonge Engelsche officie ren : de oudste is nog geen vijf en twintig. Ze zijn pas terug uit Britsch Indië, brengen hun verloftijd door in Londen en op een avond brengt het toeval hen samen op de kamer van Kipling. Het gesprek komt al gauw op Cen traal Aziëen op de mogelijkheid van een oorlog met Rusland het stuk speelt dertig jaar geleden. Juist zijn zij bezig met tegen elkaar op te bieden bij het beramen van een geniaal veldtochts plan, dat den generalen staf de haren te berge zou hebben doen rijzen, als een vriend van Kipling binnenkomt, een beroemd schrijver, al op leeftijd. Bij het booren van den naam van den bezoeker vraagt een van de jongelui: Is u de auteur van" en hij noemt den titel van een boek, dat toen veel opgang maakte. De ander kan het niet ontkennen. De officier heeft het boek gelezen in een kamp, op een berg ergens in OpperBirma; hij komt uit de streek van Enge land, waarin het verhaal van dat boek speelt, en hij vertelt den auteur, dat het hem bij het lezen te moede werd of hij thuis was en de menschen uit zijne streek hoorde spreken. Dan vragen hij en de andere officieren hoe je zoo n boek maakt en of schrijven een moeilijk werk is en hoe je aan de ideeën komt, en ze luisteren eerbiedig naar alles wat de groote auteur zegt en voelen zich heel klein bij hem. Kipling brengt het gesprek dan op wal de jongelui zelf hebben beleefd. Het kost moeite ze aan den praat te krijgen; maar ten slotte vertellen ze toch van wat ze niiimiiiiiiiiiiii M Tj/DGENGDTEN' GEHEIME GESCHIEDENIS H En het geheim van de geheime geschie denis onzer dagen l Wat onthullen zfj ons, de dagboeken van Scawen Blunt? Wordt ge nieuwsgierig??maar ge behoeft niet nieuwsgierig te zfjn, ik vertel het U deze maal toch niet, misschien zelf» niet een volgenden keer. Laat ons liever nog wat grasduinen over de bladen van het journaal, zonder te veel te denken aan de oplossing van het raadsel van het gesluierde beeld. Vreemd is het niet ? dat de menschheid met haar onleschbare behoefte naar geluk zelfs in haar moolsten Paradfjsdroom een plek van geheimen schrik heeft moeten openlaten die de pracht van den hof ont bladert en zfjn licht ontluistert! En dat ieder mensch in zQn drang naar volmaakt heid de plaats niet kan voorbfjgeraken waar het skelet maant: mislukking! Of is zulk afgrijzen dat den hemel van ons Ideaal bewolkt eerder aan te zien voor een dreigende schaduw die ons vooruit dringt, uit de rust, tot het opnemen van het werk en de moeite en de last die het deel en de zegen van de menschheld zfjn. Scawen Blunt vertelt ons van de hoogstadelflke familie der Pembrokes en van de heerlflkheid hunner familiebezitting Wilton in Zuid Engeland; telkens in de lente ver zamelden zl zich daar weer, evenals de zwaluwen. Voor het praktische staataleven waren die edele, talentvolle menschen on geschikt: zfj waren het ontwend door hun feilloos Paradqs. Dat Scawen Blunt, de opstandige, bewegehebben meegemaakt in den oorlog een van de oorlogjes, zooals er voort durend aan de grenzen van Britsch Indi gevoerd worden. En dan volgt een ver haal van een avontuurlijke verrassing van een dorp van de opstandelingen, met een gevecht van man tegen man, en allerlei tragi-komische voorvallen onder het vertellen komen ze er weer heelemaal in, en het wordt een pracht van een verhaal, zooals menschen dat kunnen doen, die schilderen met woor den, zonder dat ze zelf weten dat ze die kunst verstaan, en die buitengewone dingen hebben beleefd, maar zelf die dingen niet buitengewoon vinden, omdat ze tot hun dagelijksch bedrijf hooren. Als het verhaal uit is, vragen ze den grooten man, den auteur, excuus omdat ze hem misschien verveeld hebben, en dat lijkt eerst ook wel zoo, want hij zit een heelen tijd stil en zegt niks, maar dan barst hij uit: Ik begrijp het niet. Waar om moeten zulke broekjes als jelui zulke dingen hebben gezien en gedaan? Je hebt verantwoordelijkheid gekregen en man nen onder je bevelen gehad en oorlog gevoerd en menschen gedood als je zoo voortgaat, zal er op jelui dertigste jaar geen enkele sensatie meer zijn, die je nog niet kent." En de groote man voelt zich een oogenblik heel klein te genover de broekjes. Het slot van de geschiedenis is, dat ze de beste maatjes worden en de offi cieren gaan met den auteur uit en bren gen hem weer thuis en zingen hem toe dat hij is a jolly old fellow" maar dat doet er verder niet toe. Wie geen beroemd auteur is en geen andere reden dan zijn leeftijd heeft om zich eenigszins geschokt te gevoelen bij de ontdekking, dat veel jongere menschen dingen hebben beleefd en ervaringen hebben opgedaan, die voor hem zelf een gesloten boek zijn en dat ook wel altijd zullen blijven nu, voor dien is er heel wat minder pijnlijks in de bewustwor ding van zijne minderheid. Maar het geeft toch even een vreemde sensatie, als je komt te staan tegenover een jongmensch, wiens vader je zou kunnen zijn en je wordt gewaar, dat hij dingen heeft gezien en gedaan, waarvan je wel veel hebt gehoord of gelezen, maar die je niet zelf hebt doorleefd, niet aan den lijve of in je ziel hebt gevoeld. Voor zulk een gewaarwording is er altijd kans. Ook in rustige tijden. Maar vooral nu. En met name voor iemand die tijdens den oorlog in een onzijdig land heeft geleefd. Ik had nog nooit iemand ontmoet, die in den oorlog was geweest. Maar onlangs heb ik die schade kunnen inhalen. Eenige dagen was ik in gezelschap van een jongen Duitscher, een Hambur ger. Bij het uitbreken van den oorlog was hij op een handelskantoor in Man chester. Nog juist had hij de gelegenheid om naar zijn land terug te keeren en zich aan te melden voor het vervullen van zijn dienstplicht. Vrijwel van den beginne af heeft hij den oorlog dus meegemaakt. Hij werd ausgebildet" als huzaar, maar diende meestal bij de infanterie. Hij is aan het oostelijke en aan het westelijke front l|ke, de geagiteerde en de agiteerende, het gevoel bezat voor het geluk van een harmonieus bestaan, mocht ge daaraan twij felen, lees dan een paar pagina's van zfjn dagboek ais hfj, vooruitgegaan naar Egypte om zfjn landgoed op riet al te grooten af stand van Cairo voor bewoning in orde te brengen, de dagen van geluk en werk daar, onder het noteeren in zfjn journaal, nog eens overgenlet. Ik weet niet" zegt hfj, hoe de zaligheid van het leven hier te beschrijven. Het was een gezegende afwisseling, en al ben ik hier al die dagen alleen geweest, geen oogenblik dat ik niet gelukkig was. Het huls is nu reeds, naar Oostersche manier, voor de an deren gemakkelijk ingericht. Het is eenvoudig een oude tuinderswoning, met twee kamers er bijgebouwd en een open gaanderij die voor zitkamer dient. Twee duim schoon wit zand heb ik over den vloer laten spreiden, daarover leg ik mfjn karpet en zit daarop. Een man uit het dorp heeft me bedsteden en divans van onze eigen palmtakken voor enkele shillings het stuk gemaakt, een tim merman heeft een paar schermen opgesteld die aan ieder zfjn aparte hoekje kunnen geven, en het heele ameublement voor de familie zal ongeveer twee pond kosten." .Mfjn eigen kamer met ramen op het Oosten, Noorden en Westen is als een lantaren; van mfjn bed uit kan ik het eerste valsche schemeren zien van den dageraad waarop de uilen gaan schreeuwen en de jakhalzen gaan huilen. Als dan werkelijk de dageraad aanbreekt, komen de raven door de lucht aanzetten, en ik sta op en ga buiten den tuinmuur aan den rand van de woestijn zitten om te wachten tot zonsopgang." Dat is de tijd waarop al het wilde leven yan de plaats ontwaakt; vossen, ichneumons, jakhalzen en vogels van allerlei soort, gieren, valken, duiven en soms een houtsnip van de moerassen die den dag in den tuin komt doorbrengen. Er zfjn raven ook die in de boomen om het huis haar zetel hebben. Twee vossen leven in den tuin, gewoonlijk slapen zij overdag achter de cactussen; wanneer ik daar rondwandel springen zfj op en draven geweest, in Rusland en in Frankrijk, in het gouvernement Soewalki en aan den Chemin des Dames. Ernstig gewond werd hij nooit. Ten slotte ging hij over bij den vliegdienst. Als officier-waarnemer deed hij verschillende tochten. Bij een gevecht in de buurt van Belfort werd zijn vliegtuig naar beneden geschoten; het plofte niet terstond neer, maar daalde eerst in een spiraal, zoodat hij bij den val geen zwaar letsel kreeg. Daar hij achter het front neerkwam, werd hij ge vangen genomen; ruim twee jaren bracht hij door in een kamp van prisonniers de guerre"; eerst in Februari 1.1. werd hij in vrijheid gesteld. Met uitzondering van zijn val heeft hij dus geen miraculeuze dingen beleefd altijd naar den maatstaf van iemand, die drie jaren in den oorlog was; voor ons zijn die dingen nog genoeg buiten gewoon. Maar er zijn duizenden, ja millioenen jonge mannen, die dezelfde of soortgelijke gebeurtenissen hebben meegemaakt als hij. Van den oorlog vertelde hij uit zich zelf niet veel; ik heb er hem ook nooit opzettelijk naar gevraagd; maar af en toe, door een toevallige aanleiding, kwam het gesprek er opIn wat ik dan te hooren kreeg, heeft dit mij vooral getroffen. Hij sprak zonder hartstocht en zon der haat. Niet omdat hij zich tegenover mij inhield; maar omdat hij geen haat koestert. Toch is hij van huis uit, en nu nog, een sterk nationaal-gevoelend Duitscher. Alleen als hij over zijn gevangenschap kwam te spreken, betrok zijn gezicht en hoorde je verbittering in zijne stem. Twee dingen verweet hij den Franschen: dat zij de Duitsche gevangenen na den vrede nog zoo lang gehouden hebben en dat zij hen, toen hun eigen gevangenen uit Duitschland terug waren gekomen en zij dus niet meer behoefden te vreezen voor represailles, slechter be handelden dan vóór dien tijd. Dit laatste was althans zijn eigen ervaring. Maar overigens sprak en oordeelde hij rustig. Niet als iemand boven zijne jaren; hij behoort niet tot de categorie, die gebukt gaat onder hef gewicht van te vroeg verkregen levenswijsheid; hij is ook niet geknakt door de gruwelen, die hij heeft beleefd; de veerkracht van zijne jeugd is ongerept gebleven; nu het leed van de gevangenisschap is ge leden, bloeit de levensvreugde weer in hem op. Zooals hij want ik heb geen enkele reden hem voor een uitzondering te houden zijn er gelukkig duizenden en duizenden. En ook daarom verheugt het mij, hem te hebben ontmoet. Want ik heb nu wat meer geloof in de toekomst gekregen. Wij kennen allen behalve de lichamelijke ook de geestelijke en de moreele verwoestingen, die de oor log heeft aangericht onder hen, die hem meemaakten. Maar wij vergeten te dikwijls, dat er ook een geestelijke en moreele oorlogs winst valt te boeken, zoo goed als een physieke. Er zijn duizenden, en laat ons hopen millioenen jonge mannen, die door den weg; maar zfj komen ook soms op een paar el afstand*, omdat zfj gewend zfjn aan het werkvolk en niet bang voor mij zijn in mQn Arabische kleed fj. Order heb ik gegeven dat het hier een absolute vrijplaats moet ifja zelfs voor wolven en voor hyena's die soms over den tuinmuur heenkomen...." Wfj Lady Anny Blunt Is onderrusscben gekomen hebben een bezoek gebracht aan Zebehr Pasha, geïnterneerd in een van de paleizen van de Nfjlrivier. Hfj ontving ons zeer eervol, wij deelden zijn ontbijt. Zebehr was verrukt dat ik met mfjn handen at, van messen en vorken wou hfj niets weten. Ik ben maar een wilde man", zelde hfj, en gebruik de instrumenten die God mfl heeft gegeven." Voor het heen gaan vroeg ik of ik iets voor hem kon doen en hij zeide: .Neen, wfJ tweeën zfjn in dezelfde positie; het gouvernement heeft geen gord oog op ons. Wfj kunnen elkaar niet helpen", en hfj legde zfjn hand vertrouwelijk op mfjn arm". Zfjn eigen leven te timmeren en te bouwen aan den rand van de woestijn, dat was het ideaal, of wellicht beter gezegd, een van de idealen van Scawen Blunt, sinds hij was teleurgesteld in zfjn rol als hervormer. Is het wonder dat hfl zich in Engeland aangetrokken gevoelde door de persoonlijk heid van William Morris? Hfj beschouwde hem als zfjn grootsten tijdgenoot. Scawen Blunt heeft hem pas leeren kennen in zfln laatste periode, gedurende de zes of zeven jaren vóór zfjn dood die in 1896 voorviel. De socialisten hebben William Morris naar zich toegehaald, maar sinds 1889 had Morris genoeg van het socialisme. De twisten onder de partij gen ooten en de intieme lafheid waarvan zfj blijk hadden gegeven, zoodra er werkelijk gevaar voor den boeg opdook, hadden hem afkeerlg gemaakt. De man die zich zoo gepassionneerd kon uiten, wanneer de dingen hem ergerden, en die zoo radicaal was in zQn handelen, omdat zfjn actieve natuur hem noopte den tfjd voor het werk niet te verbeuzelen in klachten, had zich weer geheel overgegeven aan zijn lust om met zfjn oorlog niet gebroken, maar gestaald, niet slechter, maar beter zijn geworden. Zij hebben ontbering en ellende leeren verduren; zij hebben leeren gehoor zamen en bevelen; zij hebben verant woordelijkheid gedragen op een leeftijd, waarop iemand gewoonlijk nog niet tot posten van vertrouwen wordt geroepen; velen ook en dit was misschien nog het zwaarste, wat van hen werd ge vergd hebben overwonnen in den strijd tegen den verslappenden invloed van het leven in de gevangenenkampen. Deze jonge mannen treft men aan bij alle volken, die aan den oorlog hebben deelgenomen. Zij hebben een schat van menschenkennis en levenswijsheid ver zameld; hun karakter heeft zich vroeg gezet; aan hen moet de leiding toevallen van hun volk, zoodra zij den middel baren leeftijd hebben bereikt; uit een generatie, die tusscnen het twintigste en het vijf-en-twintigste levensjaar zóó be proefd is, en die beproeving zóó heeft doorstaan als zij, moeten mannen van stavast voortkomen. En moge zich bij hen, die de gruwelen van den oorlog uit eigen aanschouwing kennen, en aan eigen lijve hebben ge voeld, ook de vaste wil hebben gevormd om hunne kinderen en kindskinderen te behoeden voor een herhalirg van de ramp, die een vroegere generatie over hen zelven heeft gebracht! KERNRAMP IMninllnMIaillllHIIlHIIIHIIIIIIHUIIIIIMIIIIHIMHHHIIUUIIlmlMMIIIIII PAUL FREDERICQ t Op b(na zeventigjarigen Ie» f tfjd is prof. Paul Fredericq te Gent overleden. Weinig Vlamingen hadden zooveel en zoo goede betrekkingen met Nederland als deze Nestor der Vlaamsche beweging. HQ was, zooals meer Zuid-Nederlanders, geleerde en kun stenaar tegelflk. Zijn historische onderzoe kingen betroffen gebieden, waar kunst en wetenschap elkander raakten. Wfj denken aan zfln studiën over Marnlx, maar vooral aan die over het Nederl. volkslied, waarvan hfj de bezielde propagandist is geweest. Wij her inneren ons, hoe Paul Fredericq dertig jaar geleden op de Nederlandsche letterkundige congressen de oude Nederlandsche liederen iiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiniiii itiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiitimiiiiii geest en zijn handen mooie scheppingen voort te brengen. Daar werden in Kelmscott House heerlijke boeken ter perse gelegd, wonderen van boekdrukkunst en boekversiering, er werden tapijten en behangsels en houtsnijwerk ont worpen, het handwerk werd in zijn eer her steld ; maar er werden ook groote gedichten gemaakt en groote verhalen in proza ge schreven. Scawen Blunt, ook hfj, dacht voortaan lijn tfjd te wijden aan poëzie en kunst. Hfj was enkele dagen nftt Morris samen in het curieuze huls Kelmscott, waar de meeste kamers in elkander liepen en de meester ongemakkelijk sliep in zijn groot Elizabethaanse)! ledikant. Het was een op en neer en een door elkander in de woning; Morris echter liet zich niet storen in zijn bedrijvigheid; den namid dag ging hij varen op de rivier of hengelen op grondelingen. Hoe kon hij zich boos maken, wanneer door eigen schuld of door schuld van anderen het vaartuig een stoot kreeg! Morris barstte dan uit in een storm van vervloekingen en z|n humeur brak los in een woede zooals ze In oude tflden den Noorschen zeekoningen overkwam van wie zijn gedichten spraken. Maar daarna kon hfj, uren peinzend, naar kleine vischjes hengelen en zQn best doen om uitteleggen en te toonen hoe hfj hun streken de baas was. Scawen Blunt ging er trotsch op, dat hfj met Morris overweg kon, hfj ging mee met dat hartstochtelijk wilde en dat peinzende geduld waarvoor de tfjd stilstond. Iets van het Oosten en van het heete bloed van den Noorman was in beiden. .Hij had geen gedachten voor iets of voor iemand, zichzelf ingesloten, buiten het werk dat hij onder handen had. Daarin was hfl een!?." Zoo luidt een oordeel over Morris in Bluni's dagboek opgeteekend. Ook in dat apart staan van het leven naderen beiden elkander. Misschien Is de liefde voor het Oosten en het primitieve bfj Biunt niet anders dan een Bericht aan de lezers Van nu af zal de Amsterdammer, in den regel elke week, een Buitenlandsch Overzicht bevatten van de hand van Prof. Mr. J. C. van Oven, te Groningen. Onze nieuwe medewerker zal voor velen geen onbekende zijn; toen hij aan de re dactie van het Nieuws v. d. Dag verbonden was, in de oorlogsjaren, was aan hem de zorg toevertrouwd voor het dagelijksch overzicht van de oorlogsgebeurtenissen; in het maandblad Onze Eeuw schrijft hij sinds eenigen tijd het overzicht van de buitenlandsche politiek. Het verheugt de redactie ten zeerste, dat eij ook voortaan op de geregelde medewerking van Dr. Byvanck mag re kenen; zijne bijdragen voor ons blad zullen blijven verschijnen onder den titel, dien hij de laatste weken reeds \ daaraan heeft gegeven: Tijdgenooten. DE REDACTIE. IlIfflIllflMIIIIIIIIMIII niet alleen besprak en toelichtte, maar ook aan de vergadering voonong. Dat was in Nederland iets geheel ongewoons en zelfs ongehoords, een professor, die voor de schare liederen zong! Maar zoo maakte hfj propaganda voor onzen liederenschat; dat wfJ thans onze oude liederen kennen en zingen, is voor een Biet gering deel te danken aan Fredericq. Fredericq was ook historicus in engerea zin. Hem danken wfJ een boek over den staat kundigen en maatschappelijk» n invloed der Bourgondische hertogen in de Nederlanden een ander over de Nederlanden in den tijd van K ar el V. Daarnaast heeft hij zich veel op kerkhistorisch gebied bewogen; ook tea onzent z|n bekend geworden zijn bronzenpublicatiën over de geschiedenis van de inquisitie en den aflaat in de Nederlanden. Zfjn leerlingen wist bfj aan dergelijke onderwerpen te zetten in z|n praktischen cursus voor vaderlandsche geschiedenis, dien hij te Gent organiseerde. Gent was Fredericq's vaderstad; daar werd hu den 12 Augustus 1850 geboren. Daar heen keerde hij ais hoogleeraar terug, nadat hq te Luik dit ambt had bekleed. Als hoog leeraar te Gent vervulde hfj de roeping van den Nederlandschen professor bfj uitnemend heid te zijn. Toch was hfj vaderlandslievend genoeg om zijn medewerking te weigeren, toen de vervlaamsching der Qentsche hoogeschool uit de hand van den overweldiger moest worden aanvaard. Hfj moest er met Plrenne een harde ballingschap in! Dultschland voor verduren. Gelukkig heeft hfj het einde daarvan nog mogen beleven; de vol doening heeft hfj althans gehad, dat hfj in zijn vaderland en in zfjn vaderstad is ge storven. Hfj zal ook in Nederland niet wor den vergeten. H. Br. llllllllllllliiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii i, m,i, iiiiiniiiiiiiiiiif, vorm voor dat apart staan. Hfj kan zelfs wanneer hfj hoogst onaangename ervaringen beleeft en met schurken heeft te doen, in zijn hart den Oosterling niets kwalfjk nemen. Ten hoogste verwfjt hfj den man die boosheld in 't schild voert dat hfj niet rein van ras is. Dat verklaart alles, en dat kon h| zelf niet helpen. In 1897, op zfjn zes en vijftigste jaar dus, ondernam Scawen Blunt rijn laasten langen tocht. Hfj wilde weten hoe het stond met den godsdienst der Senoessls en moest daar voor tot in het hart der woestijn doordringen. Het was gevaarvol; hoe licht immers kon men verdwalen, en zou men de plunderende woestflnstammen kunnen imponeeren l Onverwacht, terwijl hfj nog niet halfverweegs was, zag Scawen Blunt zich op eea morgen in z|n tent omringd door tweehon derd Arabieren of quasi-Arabieren. De be dienden en tochtgenooten waren gevlucht, maar de Eagelschman, als Arabier gekleed en voor een Arabier gehouden, wachtte zfjn lot af en gaf zfjn wapenen over. Hfj werd gestompt, geslagen en gesleurd, beroofd en uitgeplunderd, en naar een plaats in de buurt gevoerd. Daar was een galg opgericht en hl dacht het er niet met het leven te zullen afbrengen. .Vreemd genoeg", zegt hfj in zfjn dagboek, ik was in 't geheel niet bang, en zag m| zelf daar eerder als een belangstellend toe schouwer. De waarheid is dat het een lek kere frissche morgen was, de lucht rein en bruisend en het heeleding met zfjn middelleeuwsch en barbaarsch costuum Ir ek meer op een vertooning dan een werkelijkheid". Hfj noemde het een Ramadan opwinding enh| kwam door zfjn kalmte ten slotte het gevaar te boven. Als hfj na veertig dagen zfjn vrouw b| huis terugzag kon hfj niet spreken vaa tranen en vreugd. Dagen lang had hfj alleen Arabisch gesproken en gedacht W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl