Historisch Archief 1877-1940
10 April '20. No. 2233
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET BURGERWEESHUIS
In strijd met het befaamde woord van
den Prediker is er in dezen tijd heel wat
nieuws onder de zon. Maar dat nieuws is
niet steeds goed en aantrekkelijk voor velen.
Is het daarom misschien, dat men zich steeds
weer aangetrokken gevoelt tot hetgeen de
vaderen hebben gesticht en wat de eeuwen
door proef houdend is gebleken ? Zoo ergens,
dan komt de historische evolutie uit in die
eeuwenoude , gestichten, die, onder geheel
andere maatschappelijke verhoudingen ge
sticht, zich steeds hebben aangepast aan
de eisenen van altijd weer nieuwe tijden en
zoo alle evolutie en zelfs revolutie hebben
overleefd. Het werk der vaderen blflkt
Immers proefhoudend, *oo de nakomeling
schap het in stand houdt door het te her
vormen.
Zulk een oud-vaderlandsch instituut is
het ver bulten Amsterdam bekende Burger
weeshuis. Het is een bezienswaardigheid
van Amsterdam, dat in diens betere dagen
zelfs den Duitschen Keizer binnen zijn door
de traditie gewijde muren mocht zien. En
wie kent niet de schilderachtige kleedf van
onze weezen, die met name de meisj-s
zoo uitnemend kleedt, dat wrj haar van
harte toewenschen, dat zQ ze nog lang
mogen dragen. Onze weezen brengen inder
daad een schilderachtige noot in de anders
zoo grijze eentonigheid van ons ulterlQk
leven. Als van zelf herinnert die rood en
zwarte kleeding aan de lang vervlogen
tfjden, toen de stadskleuren ook door
anderen dan door weezen werden gedragen.
Lang vervlogen tjden inderdaad in deze
dagen viert het Burgerweeshuis zijn vier
honderd-jarig bestaan. Het is dus als stichting
nog ouder, dan het gebouw, waarin het
thans is gevestigd en dat in hoofdzaak uit
het laatst der zestiende eeuw dagteekent.
Men schreef 1520 en men leefde onder de
heerschappij van Keizer Karet V. Men was
nog goed katholiek in die dagen; wel drongen
de berichten al door van een groeiende
godsdienstige beweging ver weg in Saksen,
maar veel invloed had die beweging in
Holland nog niet. Het gebouw, dat wrj
thans sedert meer dan drie eeuwen kennen
als het weeshuis, was nog een klooster, het
St. Luclenconvent.
In die dagen woonde te Amsterdam
een godvruchtige vrouw, Haesje Claesd.,
gehuwd met Claes Jacobsz. Paradijs of in
l Paradijs. Met dezen laatsten naam wordt
ook Haesje Claesd. aangeduid; natuurlijk
mogen wrj daarin geen zinspeling op een
gelukkig huwelQksleven zien; waarschijnlijk
heeft in het huis van Claes Jacobsz. en zQn
Haesje een steen in den gevel gestaan, waarop
het parades met Adam en Eva ten voeten
uit was gebeeld. Intusschen blijkt Haesje
Claesd. een uitnemende, vrouw te zQn ge
weest; zoo van iemand, dan kan van haar
worden getuigd, dat haar werken haar zijn
nagevolgd. Wat zQ heeft gedaan moge de
oude Commelln ons verhalen. .Deze noyt
vergetelyke Moeder der Arme Weezen, eenige
I'!*yne huyskens hebbende, staande in de
Kalverstraat omtrent de Nleuwe-iyts Kapel,
doen de Heylige Steede genaamt, het f t die
vervaardigt om tot haren kosten daarin op
te voeden een klein getal ouderlooze Wees
kinderen en dat onder 't opzicht en
bestleringe van eene Teeuwes Zweerzen. Daarin
van veel der voornaamste Borgeren gevolgt
zijnde, is dit ongetwijfeld d'eerste oorzaack
geweest."
Dat weeshuls van Haasje Claasd. was dus
een particuliere stichting. Het stichtingsjaar
staat niet geheel vast; maar 1520 is toch
SCHILLERKUNST-KRONIEK
WlTSEN, BIJ WiSSELINQH, TE AMSTERDAM
Het werk van Witsen vertoont
lusteloosheid. Het is de eerste keer
niet, dat me dit duidelijk wordt. De luste
loosheid bestaat al een tQd. Witsen heeft
getracht deze kwaal te verhelpen, naar ik
meen op verkeerde wflze. De schilder van
Amsterdam, van het patricisch zich spiege
lend of peinzend Amsterdam, en van Londen
met parken, viaducten en leeuwen van brons
en steen, is naar Wijk bfl Duurstede getrok
ken, maar heeft daar zijn spankracht niet
hervonden. Dat ware ook wonderlijk ge
weest. En waarom? Witsen is als
s c h i d e r niet een typisch natuur
talent. De bron zijner kunst welt niet
natuurlijk en gemakkelijk. Een groot deel
van wat hij eens bereikt heeft (het is eigenlijk
al lang geleden) bestond voor een zeker part
uit.andere elementen, dan die van den zui
veren schilder. Ik bedoel hiermee niet, dat
zijn kunst litterair was; de elementen die
haar steunden en staande hielden, waren
elementen die kunnen gelden als bewijzen
voor de algemeene beschaving in Witsen.
Een groote stad had hem meer steun gege
ven toen zfn wezen zich niet meer getrokken
Voelde tot Amsterdam, of zelfs tot Londen.
Het oude deel van Praag, of Iets dergelijks,
heb ik toen beweerd, had wellicht den be
schaafden Witsen weer eens kunnen
elektriseeren; het bad wat verstalde weer kunnen
doen bewegen.
Dat is niet gebeurd; de lusteloosheid is
gebleven. Deze kilte en dezen dood vindt
ge bij Wisselingh dan ook als hoofd
merk van wat de schilderende daar laat zien.
Zijn portretten in olieverf, met hun
koude kunde, missen leven, roeren niet, het
z|n gravers van het levende. Zijn
naakten, zijn noch bloesemend vleesch (op
gepolltoerd hout lijken ze steeds) noch wer
den ze ondervonden als een architectonischen
bouw van romp en ledematen, noch schilder
noch modelleur vindt ge daar. Het spreekt
van zelve, na wat hier voorafgaat, dat zijn
bloemstukken bekoring missen. Z| doen de
ontaarding (of den aard) van Witsen, zoo
als die nu zich openbaart, het duidelijkst
zien. Er is geen ontkennen mogelijk: wat
Witsen aan talent bezat, werd stijf, is star..
Het beste schilderij e is (het hangt niet
óp de tentoonstelling, maar een verdieping
lager) een achtergevel uit Dordt? met t wee
gele luiken en een boog van steen rechts.
Het is de beschaving in Witsen, een zekere
hooghartige melancholie, voldoende
sterk om wat Witsen aan innerlijke schil
dersdrift mist, te vervangen door elementen,
diékunnen opwekken, en wekken tot het
bezien van zulk werk. BrJ dit schilderijtje
zijn te voegen de stadsgezichten: 21 Pak
huizen, 28 de VogelwQk bij het IJ, 30 het
Schipperstraatje.
Een vroeg portret, en geteekend, zooals
Witsen toen in acuter periode er meer
ge(Cliches Hete Lven")
De mooiste drie poorten van het gebouw waarin het Burgerweeshuis is gevestigd
Ingang aan de Kalverstraat Poortje op het binnenhof Ingang aan de St. Luclënsteeg
llllllllllllllllllflIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIlllllllllltltlllllllllllltlttlll
wel zeer waarschijnlijk. Het kleine weeshuis
in de Kalverstraat blijkt spoedig te zijn ge
groeid ; de verpleging zal er beter zijn geweest
dan men in den regel aan weezen placht te
geven. Reeds in 1523 greep de magistraat
van Amsterdam in; zij vaardigde toen een
keur uit, waardoor de verpleging der weezen
nader werd geregeld. Veertig jaar later doet
zich de behoefte gevoelen aan meer ruimte
dan de huisjes in de Kalverstraat blijkbaar
konden verschaffen; de magistraat besloot
toen het destijds zeer gebruikelijke middel
van een loterij toe te passen om fondsen
voor uitbreiding van het weeshuis te vinden.
De loterij is blijkbaar geslaagd; een groóter
perceel kon als weeshuis worden ingericht,
het huls De Gouwe" in de Kalverstraat,
dat later het bekende en wQd vermaarde
logement de Keizerskroon is geworden.
Toen de Keizerskroon bloeide, waren de
weezen reeds lang naar den overkant der
Kalverstraat verhuisd. In 1578 was Amster
dam door de Alteratie geus geworden. Een
gevolg daarvan was de opheffing der kloos
ters. Het zou ons te ver voeren om uiteen
te zetten, op welke wijze de bezittingen
der verschillende kloosters ter beschikking
van de stad zijn gekomen. Wij mogen vol
staan met te conttateeren, dat in 1579 met
de hoofden van het St. Lucienklooster en
van het Kartuizerklooster een overeenkomst
werd gesloten, waarbij de gebouwen en ver
dere eigendommen van beide kloosters tegen
levenslange alimentatie der kloosterlingen
Electrische Lampvoeten
in Potterie LANOOY"
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
maakt heeft, geeft den geteekende, van L.,
levendig genoeg, psychologisch genoeg, ge
noeg als m e n s c h, als wezen. Het Is iets
wat Witsen niet meer kan, de
gevoelsmogeltjkheden, daarvoor noodlg, zijn hem ont
gaan, verlieten hem, zooals menschen een
te koud huis zoo gauw mogelijk verlaten.
En wat Is er met den etser Witsen ?
Het onzalige photographeeren, en het ge
bruiken van die photographieën, die iedereen
schaêdoen, hebben Witsen de grootste
schaègedaan. Een opbruisend talent had
die schaêkunnen dragen, eenigszins kunnen
dragen; niet Witsen, wiens spontaneïteit
nooit groot is geweest; wiens wezen geen
bruisend wezen ooit was. Ik heb ook hierop
al lang geleden gewezen op dit gevaar.
De etsen van Witsen, de groote stadsge
zichten van Amsterdam (half aquarellen in
bruinen), zij waren noch teekenkracht meer
noch stemming; noch hadden zij voldoende
Witsen's deftigheid. Z| waren niet van
bincen-uit gekomen; zij konden, daarom, bij
den beschouwer niet naar binnen komen.
Deze waarheid geldt voor de etsen uit San
Francisco en uit Venetiëevenzeer (ik noem
als minst slechte de Ruïne Emerson 67).
De geheele tentoonstelling moet voor wie
met verwachting er heen ging, een blijvende
teleurstelling blijken. Voor mij was ze een
bevestlgirg van vermoede waarheden. Als
ze door den schilder als propaganda bedoeld
is voor 't eigen werk, Is ze cog een mis
greep. Beter had hij dan gedaan met een
scherp-gekozen verzameling te laten zien
van dat wat hij eens In Amsterdam, in Lon
den, in Dordt en in Ede maakte. Dat had
de terecht tanende aandacht, de minderende
belangstelling verlevendigd.
THOLEN, BIJ UNQER EN VAN MENS, TE
ROTTERDAM
Twee dingen vindt ge, en vondt ge, in
Tholen. Het eerste, en de belangrijkste
eigenschap in dezen schilder is, dat
h| de vormen op vloeiende wijze kon, en
kan, modelleeren. Er Is niets stootends,
niets hortends in de manier waarop hij, met
zijn toets, de voorwerpen bepaalt. Ik heb
dien toets genoemd een, die molllg-lenig
gaande, lóó bepaalt, wat hij wil bepalen.
Tholen heeft dat noodlg daar waar hij op
zijn best is. Want hij is op zijn aantrekke
lijkst, op z|n Innigst in dat uur, in dat
licht, waar de vormen lijken te gaan dom
melen zonder nog geheel-en-al in het duister
aan het weeshuis werden afgestaan. In 1580
werd het St. Lucienklooster tot weeshuis
ingericht en werden de weezen daarin ge
huisvest. De kloostergebouwen werden
voortdurend verbouwd en uitgebreid en
met de nieuwe bestemming in overeen
stemming gebracht. Alleen de St.
Luciensteeg heeft de benaming van het oude
klooster behouden.
Kort na de Installatie der weezen in hun
nieuw tehuis werd de fraaie poort aan de
Kalverstraat gebouwd; zij draagt het jaar
tal 1581; later werden daarop de bekende
verzen van Vondel aangebracht. De meer
eenvoudig gehouden, maar juist daardoor
des te schilderachtiger poort aan de St.
Luciensteeg is van 1634; zQ werd daar
geplaatst nadat bij het eigenlijke klooster
gebouw het oude mannen en
-vrouwengasthuis was bijgetrokken. Toen was het
complex gebouwen, zooals wij het in hoofd
zaak nog kennen, voltooid. Hoe het in de
achttiende eeuw was ingericht kan men bij
Wagenaar nalezen. Het eigenlijke bedrijf
ten behoeve der weezen, was nog al wat
omvangrijker dan later; het weeshuis had
een eigen brouwerij, een stal voor twintig
koeien, een bakkerij, een slagerij en een
kaasmakeiij. Later is dat alles afgeschaft;
blijkbaar werd ook hier de eigen exploitatie
te kostbaar.
Het weeshuis was eeuwen lang, gel5k de
meeste liefdadige gestichten in ons land,
een zelfstandige stichting met eigen ver
te verwisselen. Het is een uitdrukking van
een muzikaal-gezlnde romantische geaard
heid, die meer of minder breed, meer of
minder groot in portret en landschap kan
worden gegeven. Wanneer Tholen zóó is
en hfl het late uur schildert bekoort hij het
meest, en is zfln persoonlijkheid, die zich
nooit opdringt, en nooit met felle accenten
haast werkt, het grootst, het meest eigen.
Maar er is meer in Tholen. Er is in hem
een lust de ouderwetsche dageljjkschheden
te noteeren. Hij is een minnaar van het
kleine ambacht in de kleine stervende stad
evengoed als h| belust is op alles wat met
zeilen samenhangt. HIJ houdt van détails
dan; h| is verzot op details. Niets is
hem te veel; alles zou hij willen neer
schrijven. Het werk wordt tot genre
stuk, en tot document haast. Het wordt
tot een objectief waarnemen,
vooren bovenal. Het verliest zóó doende de een
heid, den grooten gang; het wordt tot een
ouderwetsche vertelling, waarin ge meerde
kunde voelt dan het zich roeren, zich reppen
van het schoon. Het is een kant van Tholen,
die voor velen een aantrekkelijkheid moet
bezitten, maar die voor mij al die aantrek
kelijkheid mist, die ik zoek. Het leven Is
niet voldoende meer In zulk werk; het ver
toont misschien de nederigheid, de nederige
aandacht van den schilder voor wat hfl
maakt, maar toch niet de nederigheid der
bezielende genegenheid. Het werk is een
aantal waarnemingen, maar zfl staan afzon
derif k ; geen eenheid bindt ze
Belde wijzen van Tholen's zijn vindt ge
in Rotterdam. Te veel in getal vindt ge er
de werken met de nederige aandacht, maar
waarin de kracht niet groot genoeg zich
openbaart. Deze werken, waarin Tholen's
handvaardigheid meer te erkennen is dan
zfln gemoed, zullen zijn naam bij de kenners
niet baten. Z<] zullen zijn naam zelfs schaden
bij hen, wien een overzicht van dit werk
vreemd is. Gelukkig zijn er ook van de
andere wij re van Tholen's zijn. Hiertoe
behooren 24, 27, 37, 38, 40; 4, 3, 14, en 9, 6
en 26, van den katalogus. Daar is of een
dommelend blauw-en-grijs te waardeeren
(groenen z|n Tholen's fort niet) of een zuiver
genoteerde wolk; een gracht, een vaart met
een boot en sluis, en beweeglflkheid van
figuurtjes; daar is een geheel te erkennen.
PLASSCHAERT
* * *
DAUMIER, TE AMSTERDAM. (KUNST AAN
HET VOLK.)
Het is natuurlijk niet meer noodig Dau
mier als aanvallend teekenaar te
karakterlseeren. Iedereen kent zijn aard en zijn
eigenaardigheid; iedereen weet, dat zijn
aanval tegen den polltieken tegenstander,
tegen de uitingen en wezens, die hij be
lachelijk vond of haatte steeds scherp en
zeker was, en breedweg ridiculiseerende, en
dat hij deze zekerheid en deze scherpte
immer vereenigde met zwaarte. Het was
Illlllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
mogen. Het had uit de kloostergoederen
aanzienlijk landbezit; ook later verkreeg het
belangrijke legaten en schenkingen. Voor
de weezen werd ook geregeld gecollec
teerd. En bovendien kwam een groot deel
van de opbrengst van den schouwburg aan
het weeshuis. In 1617 werd door regenten
van het weeshuis een contract met die van
den schouwburg gesloten, waarbij eersteen
derde, vervolgens de helft van de opbrengst
aan het weeshuls zou komen. Reeds in 1622
verkreeg het weeshuls den schouwburg in
eigendom en kwamen dus alle profijten van
het tooneel de weezen ten goede. Het is
bekend, dat het archief van het weeshuls
een rflke bron is voor de -geschiedenis van
het Amsterdamsche tooneel, wat men opper
vlakkig stellig niet zou verwachten. De rijke
inkomsten werden natuurlijk in den
Franschen tQd sterk verminderd; de algemeene
verarming trof ook het weeshuis en de
tierceerlng deed de rest. In den loop der
negentiende eeuw kon het zich langzamer
hand herstellen. Maar toen ook verloor het
zin zelfstandigheid; het werd niettegen
staande geboden verzet door de stad ge
annexeerd. Sedert werd het weeshuis een
stedelijk gesticht. Korte jaren geleden heeft
hét den laatsten schijn van zelfstandigheid
verloren; het college van regenten werd
vervangen door een commissie uit het bur
gerlijk armbestuur.
Het zou de moeite loonen de geschiedenis
van het weeshuis, vooral de interne historie,
i Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiniiiiiin
iiniiiimiiiiiiilii
b( Daumier nooit de radde stoot van een
degen, die trof, of wondde, of vernielde
er is altfld iets grooters In hem, iets van
meer gewicht en van meer woeling; hij moet
daarin op Rabelals, den breeden, treffend
lijken. Want, had hij dat breede en dat
zware niet getoond, zoo was hem zijn
medelijden met Frankrijk in 1871 nooit zoo
groot geweest, dat hQ, vol en romantisch,
den geknotten boom had kunnen teekenen,
die stemming en werkelijkheid van 1871
symboliseert, noch had hij, enkel politiek
en dus eenzijdig tegenstander, den moord
op menschen kunnen doen voelen in zijn
Rue Transnonaln .... En dat is een waarde
bepaling, op eens. Ik heb meer dan eens
geschreven, dat er een gevaar is in het
maken van politieke prenten; In, dus, een
teekenend partijgangerschap. Dit gevaar is
beperking, versmalling, verschraling van
wezen; het is niet meer de essentieele
dingen van den mensen maken tot wit en
doel van den worp, maar het Is deze moed
willig vergeten, om toestanden te openbaren
die tijdelijk zijn, of om inzichten te verde
digen, die zeer betrekkelijk kunnen blaken.
Een aantal der politieke teekenaars behoort
daardoor tot de eendagsvliegen, of tot de
diertjes, die alleen een korte periode tieren
en de aandacht wekken....
De zwaarte van Daumier vindt ge inz|n
zwart; in zijn licht en donker, in de diepte
van zijn zwart, in het ruime van zQn grijzen;
in de grootte van zijn golvende lijn. Over
al deze dingen ware een vergelijkende be
spiegeling te schrijven als over zijn een
voud en over zijn overdrijving. Het ware
een genoegen hem met Oavarni te vergelijken,
en de verschillen van deze twee klaar neer
te schrflven, maar dat is wat ik bewaar voor
een ander maal. Ik wil hier nog de schilde
ryen doen zien, die mijne bepalingen
bevestigen. Want terwijl Daumier in
zijn vele teekeningen (en anders is niet
mogelijk) dan beter is, dan gewoner, hoe
wel nooit gewoon, is hij in zijn weinige
schilderijen feitelijk doorloopend van belang.
En waar bestaat dat belangrijke uit?
Zijn gevoel voor menschelQkheid vindt ge
hier het meest openbaar. Het gaat toch niet
aan zijn Don Quichote als een ironie
te zien, of liever als een schalkschheid alleen.
Deze phantastlsche mensch is
In iedereen, die wat leeft, en doet,
en deze ridder van de verwonderlijke figuur
Is alleen droevig, omdat hij het onmooglijke
uit de bronnen na te gaan. Dan zou men
ook kunnen naspeuren, welk een invloed dit
huis heeft gehad in maatschappelijken zin.
Wat is er geworden van de duizenden
weezen, die in vier eeuwen hier hun ver
pleging, opvoeding en opleiding hebben ge
vonden ? Alleen een uitgebreid onderzoek
zou in dezen zekerheid kunnen verschaffen.
Nu moeten wfl volstaan met te wflzen op
den beroemdsten Amsterdamschen wees, den
jongen man, die zQn leven gaf voor zijn
vaderland, jan Carel Josephus van Speyk.
Terecht houdt het weeshuls z|n herinnering
in hooge eere.
H. B R U Q M A NS
nnmtiimiiiiim
II1IIIIIIII1IIIIIIU1I
iiiiiiiiiiiimiiMiiiifillliilm
KONINKLIJKE KWEEKERIJ
i noERHEw i
j B. RIjlYS - Dedemsvaartj
126 Hectaren met vaste planten, Rozen, [
j Rhododendrons, Coniferen, Heesters |
\ Catalogus 1920 is zoo juist verschenen |
i en op aanvrage verkrijgbaar f
TifififfiiiiifmifiimffiififiiiiffffiiiiififiiifiiiiiiffifififiifiiiimiiriHiifniih
wil. Zoo zag Daumier hem, niet zonder erken
nen, maar werkl^k, zonder hoon, vol ernst.
En wie dit mocht betwisten, hem is alleen
te wijzen, zoo hij schilderijen kan onder
vinden, op den ernst van het gamma, op
den ernst van de kleur, waarin Daumier
Don Quichote en landschap schildert. Hier
vindt ge ook z|n zware golvende IQ n,
een ifn vol trage spanning, die soms een
arm zich spannen doet in een
absoluutwijiend gebaar. En even zeker wordt die
ernst, door dat een gevoel van overeenkomst
met Rembrandt soms rijst bij de weergave
door Daumier, van een betoon van harts
tocht. En niet alleen daar; dit ook te zien
in de kleine, breede, oude figuurtjes bij het
lage huisje
De overeenkomst is niet zoozeer in de
kleur, als in de beweging der kleur,
in het dramatische. Het gevoel b{j
Daumier is niet de stille beschouwer, die
de dingen van zijn beschouwing stil maakt
en als zeif-genoegzaam; bij Daumier is niet
alleen het gezicht in actie, maar het geheel
is onophoudelijk gedreven door een sterken
drang, die van uit den schilder komend de
dingen bevangt, en de menschen (zie daar
voor ook zijn Christus).
Sommeerend:
Daumier is dus belangrflk, omdat zijn
menschelQkheld geen eenzijdige is maar
een algemeene (in de beste zijner werken);
dat de politieke teekenaar zfn eenzijdigheid
niet als algemeen stempel op alles drukte,
dat hij in een kleur vol ernst in een groot
golvende lijn zijn drama leven deed.
VAN DER LECK, TE UTRECHT.
Ook deze werken van Van der Leek
hebben mij niet overtuigd deze, misschien
abstracties of composities gemakkelijk ge
noemde, voorstellingen. Ze hebben m IJ nog
meer teleurgesteld. Ik begrijp, dat iemand
in een spel van enkel lijnen of in een com
positie van enkel vormen zijn gevoel omtrent
iets, 't een of 't aêr, zou uitdrukken, zonder
verder te doen aan objectief-waargenomen
vormen. Waarom niet ? Een ornamdt kan
dit zijn... naar hier, bij Van der Leek, is
een verkeerd spel; hij is alleen moedwillig,
maar niet zeker; en teen te gebonden nog
aan die objectief waargenomen dingen. H|
synthetiseert niet (hij is willekeurig) noch
is hij iyrlsch-vrij, noch is hj strak-statig,
en werkelijk abstract.
PLASSCHAERT
III1HIIIIIIIIIIII1IIIII
iiiiiiiiiimiiiimiiitiiiiiii
iiiiiimiiiiiiiiiMiimimiimiMiii
Utrechtsche Schielschuitonveer
AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. l NT ERG. 5181 H.
Dagelijkscho Motordienst tusschen
Amsterdam - Utrecht - Zeist - De Bilt - Huis ter Heide
Bosoh en Duin - RIJsenburg - Driebergen - Doorn enz*