De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 10 april pagina 9

10 april 1920 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

10 April '20. No. 2233 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND EEN NIEUWE EDITIE VAN DE POËTISCHE WERKEN VAN ANDRE CHÉNIER ANDRÉCHÉNIER, (Euvres paé'iques complètes. Edition critfque d'après les manusctits par P. Dimoff. Tome I Bucoliques; tome II Pocmes, Hymnes, Thcdtre; tome III Elégies, Epltres, Odes, lambes, Poësies diverses. Paris, Delagrave. AndréChénier was voor zijn tijdgenooten geen onbekende meer, toen hij. slechts een paar dagen voor den val van Robespierre, op den leeftfld van een en dertig jaar het schavot moest beklimmen. Zijn Avis au peuple francais sar ses véritables ennemis, dat gericht was tegen de taal verknoeiende, oproeren moord predikende pamfletschrijvers, en daarna zijn artikelen in het Journal de Paris, waarin hij zich een geducht en onver saagd tegenstander had getoond van Robes pierre, Collot-d'Herbois en hun acolyten, hadden hem tot ver over de grenien van zfln vaderland doen kennen als een prozaschrflver van meer dan gewone begaafdheid. Maar hoe weinig vermoedde men destijds, bij het lezen van de ode Ie Jeu de Paume en de Hymne sur l'entrèe trlomphale des Suisses de Chdteauvieux, waarin wfl thans de eerste zijner on sterfelijke Jambes her kennen, dat deze beide gedichten, de eenige, die bij zijn leven in druk verschenen, het werk waren van den grootsten dichter, dien Frankrijk in de achttiende eeuw had voort gebracht. Al de overige gedichten waren in porte feuille gebleven. En weirig talrijk waren de vrienden, wlen hij gelijk Lebrun, de Brazais, de Pan g e en de gebroeders Trudaine soms vergunde te luisteren naar een antieke idylle, een elegie, een ode of een fragment uit zijn Hermès, het epos, waarmee hij zich zijn grootsten roem hoopte te verwerven. Een», na jaren van volhardenden arbeid en vlijt, zou hij de wereld toonen wie hQ is: J'ai douze ans en ser.vet ditfis les doetes \-allees CueilU Ie puétirjue miei. Je yeux un jour ouvrir ma niche tout enlière. Die dag brak nimmer voor hem aan. Eerst vflf-en-twlntig jaar na zijn dood werd het publiek door de editie van Henri de Latouche in kennis gesteld met zijn belangrijkste ge dichten en fragmenten. Hoewel Latouche den oorspronkelijk? tekst soms met een vr|heid gewijzigd heeft, die een modern uitgever zich niet zou mogen veroorloven, verdient hQ toch meer lof dan blaam. Want aan zijn takt en smaak is het vooral te danken, dat de poëzie van AndréChénier ingang heeft gevonden bij zijn tijdgenooten, wier klas sieke vooroordeelen hQ had te ontzien. Van af deze editie dateert AndréChénier's literaire roem. Sainte-Beuve haalde hem in tiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiMiimiiiini Navigatie en Mooi-Nederland DE ELITE-SIGARENMERKEN Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers Fabr.: Firma RAPPARD & P8Ï- iel iiiiiltiiliiiiiiiiiiiiimiiiiiMiiiiimiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ERFELIJKHEID Vererburgslehre tnit besfmdertji\.Berneksichügung des Meusehen, fiir Studierfnde, Arzte und /iichter von dr. Ludwig l'late. professor der /oülogie und Direktor des zouiopischeülustituts und des phyletetiscben Museums der Universit.it Jena, Leip/.ig 1913. Een lange titel vaneen merkwaardig boek, dat voor een ruimen kring van lezers be stemd is en ook voor leeken veel belangrijks bevat, zelfs een en ander van direct practisch nut. De studie van het geheele boek valt echter slechts onder het bereik van hen, die natuurwetenschappelijk onderlegd zijn. Schrijver dezes meent, dat de lezers van dit weekblad er prijs OB zullen stellen een en ander van het algemeen belangrijke van den inhoud te vernemen. Onwillekeurig denkt men bij het woord erfelijkheid aan het gedichtje van Goethe: Vnm Vater h.'ib' ich die Statur, Des Lebens erustes FiHu'en, Vofl Mi'ittercben die i'Yolmatur Und Lust zu tVuulieren. Urahnherr war dun Schrmsten Imld, D:is spuki so bus und wieder; Crabntïau liebte, Schniuok und t-old, Das znekt w«hl dun;h die LiJieder, Sind nun diüEiemeate nicht Aus deni (oiü|i!e\ zu treunen, \Yas ist dei,n au deiu yaazen Wicht Ori^in,.! zu neniieu .' Het verschijnsel der eifelJJkheid het overgaan van lichamelijke en geesteipe kenmerken van het eenc individu op het andere door de geslachtelijke voortplanting kent ieder meer of minder door eigen er varing Men herkent zoon of dochter aan de trekken van vader of moeder, die zij vertconen. Van edele raspaarden wordt de stamboom nauwkeurig onderzocht. Hoe meer voorouders hij kan aanwijzen, die groot waien in alles, waarin een paard het zijn kan, des te hooger zijn de verwachtingen gespannen met het oog op de praestaties in de toekomst van den nakomeling. Dit alles en nog zooveel meer bewijst, dat men ook in het dageUksch leven bij menschen en dieren met de erfelijkheid rekening houdt. De aandrang, waarmede in onze dagen wordt gevraagd om geneeskundig onderzoek vóór het aangaan van een huwe lijk vloeit voort uit de vrees, dat de kiem voor geheime kwalen, eventueel bg de huwelijkscandidaten aanwezig, ongeluk zal brengen over de toekomstige kinderen. Dit wijst ook op de grcote belangrijkheid van het onderwerp. Geen vooruitgang ware mogelijk, als de goede lichamelijke en geeste lijke eigenschappen van het tegenwoordige geslacht niet geheel of ten deele aan het eigende verzekerd waren. De Darwinistische ontwlkkelingsleer rust geheel op de erfelijkheid. Geen wonder, dat op dit groote vraagstuk reeds lang ook in wetrnschappeigke kringen de aandacht ge vestigd is. In onze dagen is het meer dan ooit aan de orde en is men er in geslaagd althans op enkele gedeelten er van zooveel licht te doen vallen, dat er van orde en wet gespro ken kan worden. Dit heeft men te danken aan een Augustijner monnik, Gregor Mendel, die door het kruisen van planten in den als een voorlooper van de romantische dichterschool, nadat V. Hugo den bouw van zijn verzen bestudeerd en geprezen had en Vigny zich In de Poèmes Antiques en in Helena had onthuld als zijn meest authen tieke erfgenaam. Musset, die zich door hem zijn dichterlijke roeping bewust werd, vond in een zflner elegieën de eerste gedachte en misschien ook wel den vorm van de Nuit de mal Na Musset waren het Gautier, Brizeux, Laprade, Banville en Leconte de Llsle, die hem met bewondering lazen en vaak ook met voordeel navolgden. Er is van af Millevoye, die hem In hand schrift las, tot aan Henri de Régnier, wiens Medailles d'argile aan zijn nagedachtenis opgedragen zrjn, bijna geen Fransen dichter van beteekenis aan te wijzen, die niet in meerdere of mindere mate z|n invloed onderging. Toch bezat men geen editie van de dichtwerken van Andr Chénier, die volledig en betrouwbaar kon heeten. Ook de uitstekende critische uitgave van Becq de Fouqulères, waarvan men nog heden den tweeden druk niet mag verzuimen te raadplegen, was onvolledig gebleven, doordat de uitgever geen toegang had tot de handschriften van den dichter. Die van Gabriel de Chénier, een zoon van Andrë's broeder Sauveur, had wel veel nieuwe frag menten het licht doen zien, maar zonder orde en met tal van fouten, welke Becq de Fouquières in zijn Documents noaveaux sur AndréChénier, een meesterwerk van critisch vernuft, met meedoogenlooze gestrengheid aanwees en besprak. Naar de handschriften van den dichter, die de weduwe van Gabriel de Chénier bij haar dood in 1892 aan de Bibllothèque Na tionale te Parfls vermaakte, publiceert in onzen tijd de heer Paul Dimoff een editie van de werken van AndréChénier, welke al de voorgaande in volledigheid en nauw keurigheid verre overtreft. Van deze editie waren eenige jaren voor den oorlog reeds twee deelen verschenen, waarvan het eerste de Bucoliques en het tweede de epische en didactische gedichten, de hymnen en de dramatische fragmenten bevat. Eerst dezer dagen is ook het derde deel met de meer persoonlijke poëzie van AndrëChénier, de Elégles, de Epttres, de Odes, de lambes en de Poésies diverses, uitgekomen. Bij de Elégles en de Poésies diverses zal men hier nog enkele weinig bekende of zelfs onuitgegeven fragmenten aantreffen. Zoo vestigt de uitgever de aandacht van den lezer op drie ontwerpen van Sapphische elegieën, welke het eerst door den romancier en dichter Pierre Louys in de handschriften van AndréChénier ontdekt zijn. Ook het volgende fragment, waarvan het manuscript van de hand van André's moeder zich in de gemeentelijke bibliotheek te Carcassonne bevindt, was tot dusver niet gepubliceerd: Tu dors, n mon génie! Uu Dieu t'appelle; accours, Eveille-toi. La vie chappe; et de nos jours II ne reste après nous que ces lieures sublimes Oi'i dans la sainte ardeur de nos chants magnanimes D'un invincible aeier tiotre c.vur revctu A terrasséIe erime et, "vorige la vertu. Bovendien heeft de uitgever de brokstuk ken van AndréChénier's Epttre a Baillycn van een Epitre sur la Superstllion terug gevonden en tot een geheel verbonden. Eindelijk heeft hij in dit deel opgenomen een groep van ontwerpen voor Spaansche oden (Odes Espagnoles), welke door profpusor Abel Lefranc in zijn uitgave van de CEuvres inédites d'AndréChénier, aan een kloostertuin te Brünn een wet ontdekte, die aan alle onderzoekingen op dit gebied ten grondslag ligt. Als het meer of minder tegen de natuur ingaat, geeft de laatste zich het meeste bloot, geeft zij een kijk in haar ge heime werkplaatsen. De botanicus zoekt naar zoogenaamde monstruositelten en naar afwijkingen van den gewonen gang van zaken, waarvan hij veel kan Iceren. In de natuur geldt bij het paren de regel, dat soort soort zoekt; er wordt alleen van afge weken, als het zeer na verwante levens vormen betreft. Een paard en een ezel zullen uit zich zelf niet met elkander in geslach telijke gemeenschap treden. De natuur gaat zulke vereeniglngen tegen door er de straf der onvruchtbaarheid op te stellen. Nu is er geen geringer verschil denkbaar dan die tusschen een soort en haar variëteit, die- slechts in n enkele eigenschap ver schillen. Op zulke gevallen vestigde Mendel zijn aandacht. Er is een roodbloeiende erwtensoort van het geslacht Plsum, die een wit bloeiende variëteit heeft. De laatste mist het vermogen, om de roode kleurstof voort te brengen. Men zegt dat deze eigenschap in de roode erwt actief, overheerschend, in de witte latent, slapend, recessief is. Mendel, beide planten met elkander kruisend, zag, dat alle planten van de eerste generatie uit de zaden voortkomend de overheerschende roode kleur vertoonden. Dit heeft zich in al dergelijke gevallen bij planten en dieren bevestigd, als zij behooren tot het zooge naamde Pisum-type. Het is het eerste ge deelte van de wet. Gevallen, waarin de kenmerken der bastaards het midden houden tusschen die der beide ouders het zoogenaamde Zea-type laten wfj buiten bespreking. Werden nu de bastaardplanten met eigen stuifmeel bevrucht en uit de zaden nieuwe planten gekweekt, dan vertoonde zich het eigenaardige verschijnsel, dat op elk 4-tal 3 rood- en n wltbloeiende erwt aangetroffen werden. De witte en n van de roode waren weder volkomen aan de correspondeerende ouders gelijk en dit bleven zij in alle generaties, die bij zelfbevruchting van hen uitgingen. De andere twee róódbloeiende waren bastaards. BQ volgende generaties vertoonden zij weder hetzelfde verschijnsel als de ouders. Bi] zelfbevruch ting gaven zij nakomelingen, waarvan elk 4-tal zich weder op de genoemde wijze in witte en ongelijksoortige roode splitste. Deze splitsing van de nakomelingen van den bastaard ia de getalsverhouding 3:1 is het tweede gedeelte van Mendel's wet. Goethe heeft zeker niet gedacht, dat de inhoud van zijn gedicht nog zoo aan de werkelijkheid getoetst zou kunnen worden. Als hij een mengsel was van de eigenschappen van vader en moeder, dan behoorde hQ meer tot het Zea- dan tot het Pisum-type en waten er in vader en moeder actieve en latente eigenschappen aanwezig. De wet geldt evenzeer voor dieren als voor planten; zfj is niet beperkt tot het geval, dat er slechts In n kenmerk verschil bestaat, dit kan meer dan n kenmerk be treffen, maar altijd moeten de individuen zeer na aan elkander verwant rijn, bfj voorvoorgenomen werk over Spanje waren toegeschreven. Omtrent de bestemming, die de dichter aan zijn fragmenten gegeven zou hebben en de wflze, waarop hij zijn voltooide gedichten dacht te rangschikken verkeeren wij veelal in de grootste onzekerheid. De heer Dimoff heeft daarom na rijp beraad de persoonlijke poëzie van AndiéChénier zoo ingedeeld, dat men gemakkelijk de evolutie van des dichters lyrisch talent kan volgen. Deze editie geeft den oorspronkelijken tekst met een angstvallige, haast photographische nauwkeurigheid weer. Elke wijzi ging, die AndréChénier in zijn werk heeft aangebracht, de geringste aarzeling van gedachte, ieder doorgehaald woord en ieder weggelaten leesteeken wordt er aan den voet der bladzijden vermeld. Het was geen geringe moeilijkheid den tekst van al die fragmenten te ont cijferen en vast te stellen. Men denke slechts aan de Jamben, die in de gevangenis van Saint-Lazare in microscopisch schrift op dunne, doorschijnende blaadjes papier opgeteekend werden. De dichter nam er zijn toevlucht tot 't Grleksch, tot allerlei af kortingen om bij ontdekking zfln gedachte nog voor zijn vijanden te kunnen verbergen. Zoo duldde hij de gevaarlijke namen slechts met n of twee letters aan: Co voor Couthon; C. H. voor Collot-d'Herbois. De voornaamste woorden verving hQ door de overeenkomstige Grleksche. Maar wie leest zelfs thans ongeroetd en kalm deze kreten van vlijmende smart, van woede en wanhoop, die in het aangezicht van den dood in onuitwischbaar schrift neergeschreven werden door den Franschen geeseldrager Archilochus, zooals hij zelf zijn Jamben onderteekende: Ie citoyen Archlloque Mastlgophore. Men beseft nog veel te weinig welk een groot genie AndréChénier geweest is. Wij moeten in het verleden teruggaan tot La Fontalne om een stijlkunstenaar te kunnen aanwijzen, die zijn gelijke was. Maar zijn horizon was een andere; die was breed en veelomvattend als van een achttiendeeeuwsch Renaissance-dichter. Men leest AndréChénier, schreef mfl de heer Dimoff, meestal slecht en men geniet hem lang niet zooals hij behoort genoten te worden. Moge het gebruik van deze nieuwe editie ook velen In ons land deten groote van geest meer en meer doen waardeeren. C o r n j u m (Frlesl.). C. KRAMER Hofstad en Hofstedelingen Met verbazing en eenigen wrevel hebben wij het stukje vau Nuchierling, onder bovenstaanden titel, gelezen. V/aar de heer N. vraagt waar is in onze Hofstad 't grootsteedsche Restaurant, waar in den laten avond vrouwen alleen onge dwongen en onbegluurd van nieuwsgierige keur tot elkaar staan in de verhouding van soort tot variëteit en dan moet van elk paar kenmerken er n bij n der ouders actief, bij de andere latent aanwezig zijn. Zij omvat dus nog geenszins het vraagstuk der erfe lijkheid in z|n geheelen omvang; alleen bijzondere gevallen regelt zij. Maar zij ver klaart reeds veel en is een hoopvol begin, een wegwijzer in den doolhof, waarin men tot nu toe ronddwaalde. Waar, de feiten spreken legt de natuur onderzoeker zich zonder tegenspraak neer. Maar hl] wil gaarne begrijpen. En dit zegt in den regel: den gevonden samenhang afleiden als een bijzonder geval van een meer algemeene wet. Daardoor wordt een empirische wet een rationeele. En hierin is Mendel Inderdaad geslaagd. Hij leerde de empirische wet, die de genoemde getals verhouding uitspreekt, kennen als een gevolg van de wetten der waarschijnlijkheid en van het beginsel, dat de natuur aan normale voortplanting, d. i. aan zuivere rassen de voorkeur schijnt te geven. Een combinatie van eigenschappen, zooals in den bastaard voorkomt; wenscht zij niet en bij de eerste gelegenheid wordt deze verbroken, heeft er afscheiding, splitsing plaats en volgt een nieuwe combinatie volgens de waarschtjnlijkheidsregels en wel dan, als de bastaard zich gaat voortplanten. En die nieuwe com binatie van kenmerken moet die zijn, we/ke de wet aangeeft. Bij elke volgende generatie keeren bij verschil in n kenmerk van elk viertal individuen er twee tot het ouderlijke type terug. Dit is gemakkelijk in te zien. Btj de be vruchting smelten nu de mannelijke (hier de stuifmeelkorrels) en de vrouwelijke (de eicellen) samen. De genoemde gescheiden eigenschappen kenmerken, eigenlek de stoffelijke dragers er van gaan nu 'in de kiemcellen over. Laten nu A (actief) en a (latent) het kenmerk zijn, waarin de ouders resp. vaderen moeder van elkander verschillen. Elk achttal dier kenmerken moet nu de vol gende combinaties vormen: AA, aA, aA en aa. De kiemcellen, die de kenmerken AA en aa ontvangen, moeten individuen voort brengen resp. aan het vaderlijk en moederlijk type gelijk en in de opeenvolgende gene raties daaraan gelijk blijven, terwijl aA bastaards moeten zijn. Dit geeft dus de ge noemde verhouding 3:1, als A hier de roode kieur der bloemen overheerscht en 50 pCt. bastaards aan, juist den Inhoud der wet. In het boek van Piate wordt ook uitvoerig de toepassing dier wetten op den mensch besproken. Van zuivere rassen is hier in 't algemeen geen sprake. De menschen hebben zich van oudsher geslachtelijk vermengd. In de verschillende individuen zijn dan ook allerlei aanleg, allerlei kenmerken actief en latent aanwezig. Op uitgebreide schaal zijn daaromtrent reeds onderzoekingen ingesteld. Elk kenmerk, dat er voor geschikt is, heeft men met het oog op de erfelijkheid nage gaan ; o.a. de kleur van haren en oogen. De dragers der erfelijke eigenschappen zijn, naar men onderstelt, als stoffelijke deeltjes de zoogenaamde genen, factoren of determi nanten in de kiemcellen aanwezig. In die DE NIEUWE ARMEN Teekening voor .de Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonctc um m iiiiiimiiiiimimiiiiimiiiiinmlliiim mimi miiKilimiiimiiiiiil III1IIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIMIIIII kijkers kunnen binnen treden?", kunnen wj niet nalaten te antwoorden bij ons. Het is zeer opvallend, dat iemand 100 maar klakkeloos wat neerschrijft en blijk baar niet eens op de hoogte schijnt te zijn, terwijl ons restaurant sinds Febr. 1919 ge opend is en bovendien elke week per advertentie in dit blad verkondigt, dat soupers bij ons verstrekt worden en nog iiiniiiiiimtiiiyiii van den mensch bevindt zich als kleurstof in hoofdzaak een tweetal, een roodachtig gele, die in intensiteit kan toenemen tot goud geel en rood en een korrelige, die tusschen geel-bruln en zwart varieert. Uit alle combinaties dier kleurstoffen, die de waarschflnlfjkhelds-rekening aan de hand doet, deels actief, deels latent, vloeien nu alle kleuren voort, die de haren vertoonen. Het onderzoek stelde reeds in staat, om eenige algemeene regels op te stellen. Twee ouders beiden zonder het bruine haajrpigment hebben kinderen, die het ook missen. Ouders, die het bruine haarpigment bezitten, hebben vaak kinderen met geelachtig rood haar. Geelachtig rood kan dus in bruin latent aanwezig zijn. Heeft n der ouders zwart haar, dan kunnen de haren der kinderen alle kleurtinten vertoonen. De lezers moeten in hun omgeving eens rondzien, of zij deze stellingen bevestigd vinden. Ontbreekt de gene voor het afzetten van kleurstof geheel in de kiemcel, dan ontstaan de zoogenaamde albino's, die wij in de witte muizen en konijnen met roode oogen kennen. Bij totaal albinlsme is ook de huid kleurloos. Dit komt volgens Plate bij Negers, Australiërs, Chineezen, Indianen en Papua's meermalen voor. Hg geeft ons een afbeelding van een Papua-familie uit Nieuw-Guinea, waarvan een der kinderen volkomen blank is, en van een Europeesche familie met talrijke kinderen, waaronder drie albino's, meisjes met lange witte haren en lichtblauwe oogen. Daar het albino-kenmerk latent is ten opzichte van het pigment verwekkende, kan Plate de gedachte niet onderdrukken, dat het witte ras uit het gekleurde sprongs gewijze ontstaan is door verlies van de pigment voortbrengende gene. Onze oudste voorouders zouden er dan allen als negers uitgezien hebben. Huwen albino's met el kander, dan moeten alle kinderen albino's zijn. Huwen personen bij wie het albinokenmerk slapend en dat van het pigment actief voorhanden is, waarvan het uiterlijk voorkomen niets verraadt, dan moet de Mendelsche splitsing plaats vinden en moeten de kinderen deels gekleurd haar hebben, deels albino's zijn. Bij eenige huwelijken van dien aard trof men Inderdaad op 14 albino's 38 normale kinderen aan, wat vrij goed overeenkomt met de verhouding l : 3, die de wet eischt. Merkwaardig is ook de erfelijkheid van het vermogen om lang te leven. Lang levende ouders hebben een sterk gestel en vererven dit op de kinderen, die ook minder ten offer vallen aan kinderziekten dan de kinderen van korllevende ouders. Llndheim (1909) onderzocht ruim 700 personen, die gemiddeld den ouderdom van 85';',. jaar bezaten. Het bleek hem, dat zr) van ouders afstamden, die minstens den leeftijd van 70 jaren be reikt hadden. Zelfs zeer bijzondere eigenschappen gaan erfelijk van geslacht op geslacht over. Van historische bekendheid is te dezen opzichte de vooruitstekende onderlip en kin van de vorsten uit de Habsburger dynastie, zoowel in de Spaansche als in e Oostenrljksche lijn, waarbij in den regel een lang smal gezicht wel tegen een prix fixe. Bovendien is 't restaurant tot half twee open, hetgeen voor twee alleen loopende dames laat genoeg is. Wij verzoeken Nuchterling ons met een bezoek te willen vereeren, opdat hQ daarna lijne Engelsche loges attent kan maken op de gelegenheid, die in de Hofstad wel bestaat. J. F. SAUR IIIIIIIIIIIIIHIIIIIHllI iiiiiiiiiiiiiiiimiiiii WEGGIS VIERWOUDS JEDEHMEER Hotel ALBANA Hotel ALPENBLICK De twee eenige hotels In verhoogde ligging, met prachtig panorama. Prospectus door de eigenaars en Intern. Verkeersbureau < m sierden- Den Haag. iiiiiiiniiiiiiiiiimiii4liiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilini en een groote neus komen. Door genea logische onderzoekingen is deze eigenschap van het einde der 14de eeuw tot op onzen tBd nagespoord. Zeer kenmerkend was het type bfl Maximiliaan I, Karel V, Fllips II en Leopold I. Van meer direct belang is de erfelijkheid van misvormingen en riekten. Niet alle zijn erfelijk. Men onderscheidt ze in exogene, die het niet en i n endogene, die het welzQn. De eerste zijn véór of na de geboorte door prikkels uit de omgeving of door besmetting ontstaan; de tweede berusten op een abnormalen toestand van het kiemplasma. De ge vonden regels, toepassingen van Mendel's wet, verschillen, naarmate de ziekte domlneerend, overheerschend, of recesslef-, slapend, is. In het eerste geval wordt zij direct door den zieke op de nakomelingschap overge bracht. Van de laatste zijn de gezonden blijvend gezond in de volgende generaties, als zij met gezonden huwen. Huwt zulk een zieke een gezonde, dan worden of alle kinderen ziek (als alle kenmerken in den zieke dominant zijn), of slechts de helft. Gaan twee zieken een huwelflk aan, dan worden of alle kinderen ziek, of op 3 zieke kinderen komt n gezonde. Dit alles is uit de wet van Mendel af te leiden. De ervaring, die reeds veel er van bevestigde, zal moeten keren, of dit met alles het geval is. In het tweede geval, als de ziekte recesslef, slapend is, moet het volgende gebeuren. Zijn belde ouders ziek, dan worden alle kinderen het ook zeker. Is slechts n der ouders ziek, dan kunnen alle kinderen gezond l zijn of de ne helft gezond, de andere ziek. Een recessieve ziekte-aanleg kan vele gene raties doorgaan zonder zich te ontwikkelen en dan plotseling optreden, als twee indivi duen huwen, die samen de vereischte genen in den vereischten toestand bezitten. Reces sieve ziekten zijn vooral daardoor gekenmerkt, dat zQ meerdere generaties kunnen over springen. Plate past dit alles toe op de bijzondere ziekten. Wij laten dit aan de medici over. Of een latente ziekte vroeg of laat zal uit breken, hangt ook van uitwendige omstan digheden af. Dat is weder een veld van studie voor de beoefenaars der geneeskunde. DuidelQk blijkt uit het bovenstaande hoezeer voorzichtigheid plicht is bij het aangaan van een huwelijk. Het is niet voldoende den stamboom der candidaten te raadplegen. In het licht van wat men reeds weet moeten ook de huwelflken tusschen bloedverwanten beschouwd worden. Bijzonder gevaarlijk en moeielijk te controleeren zijn de recessieve ziektevormen. Ten onrechte meent men ze op den duur te kunnen uitroeien door de zieken generatie na generatie met gezonden te doen huwen. Dit is een oude theorie be treffende het veredelen van dierrassen Slechts door onthouding in zake het huwelijk,waar gevaarlijke erfelijke belasting is, kan de menschheld op den duur van den aanleg tot erfelijke ziekten bevrijd worden, die nu nog overal aanwezig is. Den Haag Dr. J. E. ENKLAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl