De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 17 april pagina 1

17 april 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8234 Zaterdag 17 April Ae 1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten INHOUD: Bladz. 1: Nederland en de Vlaamsche acti visten, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenonten, door Dr. G. W. C. Byvanck 2: Het N. A.S. congres, teekening van Jordaan Oostenrijk'» fmancieele toe stand en de middelen ter verbetering, door Mr. U. Vissering Krekelzang, door J.H. Speenhoü' Buitenl. overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven 3: Denemarken's staatvorm. historisch beschouwd, door Mr. E. van Kaalte 5: Voor vrouwen (red. E. M. Rogge): Van vrouwelijk doen en denken, door E. C. v. d. MBabbeltjes, door Yvonne de Tessau Van kinderen, door K. Tierie-Hogerzeil Uit de Natuur, Schuilvinkje, door Jac. P. Thijsse 7: Driekwart eeuw, door Jan van Zutphen Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog 8: De Saaihalgevel, door A. A. Kok Dante en de Vrijmetselarij, door Prof. Dr. J. J. Salverda de Grave 9: Het groote plan, door Th. M. Ketelaar?10: Charivaria Onze Puzzle Leekenspiegel Uit het Kladschrift van Jantje Vers, door Mr. J. I. de Haan Feuilleton: Armoede, door C. Spierings 11: Minister Aalberse en de staking, teekening van Joh. Braakensiet Schaakrubriek red. Dr. A. G. Olland Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De bezetting van Frankfort door de Fransche troepen, teekening van Joh. Braakensiek. itmiiitiiiiitiiiiiitiiiiiiitmiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii NEDERLAND EN DE VLAAMSCHE ACTIVISTEN De Vlaamsche activisten schijnen de illusie te koesteren, dat er in de openbare ineening ten onzent een kentering te hunnen gunste is gekomen. Die verandering van gezindheid zou dan voornamelijk de volgende oorzaken hebben. In de eerste plaats de ontstemming, die bij alle Nederlanders is verwekt door de pogingen om Zeeuwsch-Vlaanderen en een stuk van Limburg te annexeeren en door de houding in het algemeen van de Belgische regeering bij de onderhandelingen, die in het laatste jaar te Parijs zijn gevoerd. De Vlaamsche activisten hebben met name de politiek der annexionisten fel bestreden ; daarop baseeren zij de verwachting, dat zij nog dierbaarder zijn geworden aan de Nederlanders, die hun reeds goed gezind waren en minder weerzinwekkend voor de ove rigen. Een andere reden tot wijziging der openbare meening zou de gedragslijn der Belgische regeering ten opzichte van de Vlaamsche beweging na den oorlog hebben aangeboden. In het halfmaandelijksch blad Vlaanderen van l April 1.1. kan men lezen, dat vele nuchter denkende menschen in Vlaan deren en Nederland", ook vrienden der Entente, tegenwoordig redeneeren als volgt: Indien de Belgische regeering, na haren terugkeer, de noodwendigste eischen der Vlamingen had ingewilligd, zoo ware het MHiiiuniiimniiiii u uu iiiiiiiiuii IIIIIIIIH imniwii IJ TjyDGENGOTEN GEHEIME GESCHIEDENIS IV De dood van Edward VII in 1910 opent de laatste afdeeling van Scawen Blunt's dag boeken. De Koning, zooals men weet, was te Biarritz lijdende en in gezondheid geruïneerd. Hij werd naar Engeland opgeroepen door de ernstige politieke quaesties met betrekking tot Ierland en de macht van het Hoogerhuis, dat zijn praerogatief van mederegeeren niet wou opgeven. Anders had hij zijn humeur in bedwang, maar zijn ministers maakten het hem lastig in Londen en hij viel heftig uit tegen Asquith toen hij zijn ontslag vroeg, en raadde 't met Lloyd George te probeeren. Lloyd George kon de Koning niet uitstaan, Asquith heeft den dood van den Koning op zijn ge weten", klaagde de Koningin hartstochte lijk. Hij had hoestbuien, dóór irritatie van zijn keel, waarin hij dreigde te stikken. Men kon hem het naderend einde aanzien. Maar de Koning die ruim van het leven had genoten, kon de vroolijkheid nog niet opgeven, hij wou 's avonds uitgaan, muziek en zingen hooren, de menschen spreken die hem amuseerden. Niemand zei hem hoe het met hem stond. Den laatsten morgen deed hij nog zaken af. Toen overviel hem een hoest, men dacht dat hij er in zou blijven, en waarschuwde den aartsbisschop van Canterbury. De Koning wenschte niet hem te zien, hij stak een sigaar op. Wanneer het zoo voortgaat," zeide hij na eenigen tijd, is het met mij gedaan." Daarop verloor hij zijn bewustzijn en was stil voor goed. ,,Hij hield van vrouwen die hem bezig voor goed bewezen geworden dat de actie gedurende den oorlog overbodig en gevaarlijk was. Nu echter de Belgische regeering, anderhalf jaar na den oorlog, de anti-Vlaamsche politiek, sedert 1830 tegenover Vlaanderen gevolgd, met stijfhoofdigheid en dwaasheid voortzet, komt de activistische handelwijs in een geheel nieuw, nl. een geheel gunstig daglicht te staan." Wij gelooven, dat de Vlaamsche activisten zich met een doode musch verheugen, indien zij meenen dat de antipathie, die vele Nederlanders tegen over hen koesteren, zou beginnen te verminderen. Die antipathie geldt niet den Vla mingen, die na den oorlog ijveren voor de bestuurlijke of wel voor de politieke scheiding van Vlaanderen en Wallonië, maar hun, die tijdens den oorlog geheuld hebben met den overweldiger van hun land en met zijne hulp hunne idealen hebben willen verwezenlijken. Het is deze laatste categorie van Vlamingen, die wij in Nederland bedoelen als wij van Vlaam sche activisten spreken. Wat de Vlamingen thans doen, na het einde van den oorlog, is hunne zaak. Zijn er onder hen, die meenen dat een Belgische of, zooals sommigen hunner voorvechters thans bij voor keur schijnen te zeggen, een Belgicistische regeering nooit gehoor zal geven aan de rechtmatige wenschen van de Vlamingen en dat hun dus geen andere keus overblijft dan zich los te maken uit het staatkundig verband met de Walen, geen Nederlander zal daarom weerzin tegen hen gevoelen. Men kan betwijfelen of dit een verstandige politiek is; men kan meenen, dat de Vlamingen, zoodra zij over de macht beschikken om een bestuurlijke schei ding tot stand te brengen, van die macht een beter gebruik zouden maken indien zij in het Belgische staatsver band aan de Vlaamsche beschaving vrijheid van ontwikkeling verzekerden ; men kan dus van oordeel zijn, dat de belangen der Vlamingen beter behar tigd worden door van Cauwelaert, den leider van het Katholiek Vlaamsen Verbond, dan door de mannen van de Vlaamsche Front-partij maar hoe men hierover ook denke, het gemoed blijft er rustig bij. Dat was niet het geval, toen tijdens den oorlog een aantal Vlamingen gemeene zaak hebben gemaakt met de Duitschers. Ook bij zeer vele Neder landers heeft dit een gevoel van af grijzen gewekt. Ik spreek hier niet eens van het verachtelijk gespuis der Vlamingen, die alleen uit eigenbaat de hand van den overweldiger hebben gekust; maar zij, die uit loutere liefde voor de Vlaamsche zaak de hulp IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII hielden door hun conversatie, en van Joden en menschen die den slag hadden hem op te vroolijken. Hij hield er ook van zich in het publiek te vertoonen, en van allerlei genoegens hield hij en van kaartspelen. Met dat al een knappe handige man die van buitenlandsche politiek meer verstand had dan al zijn ministers te zamen ; in zijn hart was er een neiging voor de radicalen, Gambetta had hem half overgehaald tot de republiek." Zoo is Scawen Blunt's grafrede op den gestorven Koning. Onder den indruk van het delirium van meegevoel met den doode dat de Engelsche samenleving toonde en ten toon spreidde. komt hij nog eens op zijn korte lijk-oratie ' terug. Want hij vindt de kranten en de menschen bijna onzinnig geworden in hun behoefte aan ophemeling. Eduard zou een Solon en een Frans van Assisi in een persoon moeten zijn geweest om te voldoen aan het geschetste beeld. Zelfs geen toespeling verscheen er op zijn kleine pleizierige slechtigheden. De schrijvers in de bladen hebben daar geen woord over, zij houden zich aan wat ambtelijk van hen wordt gevraagd : zij zijn deugdzaam en dom en dwaas." Neen, zoo gaat de^dagboekschrij ver ongeveer voort, hij heeft zijn koningsrol goed gespeeld en er nooit tegen opgezien zijn uniform aan te trekken om prinsen en ambassadeurs te ontvangen, parades bij te wonen, musea, hospitalen te openen, en 's avonds was hij in het theater of in een music hall. Hij was een cosmopoliet, graag gezien in Parijs omdat hij een tikje had van den Bohème en genoeg grand seigneur was om zijn rang te doen gelden De^menschen mochten hem, want hij huichelde geen deugden, allerlei tollenaren en zondaren vonden een plaats aan zijn tafel. De journalisten hadden met hem op ; hij liet zich geduldig kieken, en niemand voor wien hij niet een woord had. Geestig kan men hem niet noemen, maar hij had gevoel voor een grap, en zoo niet wijs, was hij verstandig. Twisten deed hij niet, en hij droeg nooit na. Hij wilde met iedereen op een goeden voet t van den Duitscher hebben aanvaard tot het stichten van een Vlaamsche Hoogeschool te Gent of voor de bevor dering van welk ander Vlaamsen ide aal ook, hoe is het mogelijk dat zij zich konden inlaten met de vertegen woordigers eener regeering, die Belgi had vertrapt, die den Belgen het brood uit den mond, het geld uit de banken, de voorraden uit de magazijnen, de machines uit de fabrieken had gehaald en duizenden mannen naar Duitsch land liet voeren om daar dwangarbeid te verrichten? Men zegge niet, dat de Vlaamsche activisten tegenover de Belgen in dezelfde verhouding stonden als de leren tot de Engelschen, de TsjechoSlowaken tot de Oostenrijkers. Dit is een leugen ; de Ieren hadden honderd maal meer reden om de Engelschen te haten dan er voor de Vlamingen bestond om de Walen als hunne vijan den te beschouwen. Zeker, de Vla mingen hadden tal van gegronde grie ven tegen de Belgische regeering; maar die verzonken in het niet tegen over wat Duitschland hun aangedaan had. De overgroote meerderheid van hen heeft dan ook of de Duitschers met de wapenen bestreden, f een lijdelijk verzet gevoerd tegen de Duitsche regeering in België; slechts wei nigen hebben zich vernederd tot het aanvaarden van geschenken uit de hand van die regeering, al waren die geschenken voor de Vlaamsche zaak dan ook nog zooveel waard! Als een vernedering voor de Vlaam sche zaak ; als een bewijs van gemis van eergevoel bij hen, die haar dus meenden te dienen, zoo hebben tal van Nederlanders, ook zij, die het goed recht der Vlaamsche beweging altijd hadden erkend, de handelwijze der Vlaamsche activisten tijdens den oorlog beschouwd. Men trachte deze afkeuring niet weg te redeneeren door haar op rekening-vaii ten anti-Duitsche gezindheid te stellen; met hetzelfde recht zou men dan de goedkeuring, die vele Nederlanders aan de hande lingen der activisten gehecht hebben, kunnen toeschrijven aan hunne voor liefde voor Duitschland. Neen, ook thans nog, nu de hitte der oorlogs gevoelens reeds lang is afgekoeld, zijn er zeer vele Nederlanders, kalme en bezadigde Nederlanders, die hun afkeer niet kunnen verbergen als het lot hen in aanraking brengt met Vlaamsche activisten, die tijdens den oorlog met Duitschland hebben geheuld. Want die afkeer is niet verminderd door alles wat er sedert gebeurde: de annexionistische politiek van mi nister Hymans en het verzet der acti visten daartegen en het in gebreke blijven der Belgische regeering om de rechtmatige wenschen der Vlamingen te vervullen en de partijdigheid van iiimilliiiHllilimllllliiiillilliiiiiiilllllimiiiiillMliliiiiiiiMiiillllliiiiiilii staan. Dat was het geheim van zijn vredestichtende diplomatie. Hij spande zich in om internationale geschillen bij te leggen, want waarom zou men niet vrienden met elkaar zijn? Daarom liet hij op het vaste land zijn nationalen zin achterwege, sprak Fransch of Duitsch, en Engelsen met een vreemd accent. Hij kende z'n Europa en wist wat men van Engeland dacht. Hoe ver stond hij boven onze insulaire ministers van Buitenlandsche Zaken, Arthur Balfour en Sir Edward Grey ! Hij deed zijn best om Ierland te winnen, wijl hij wist wat een smet op den naam van Engeland, in den vreemde, onze verhouding was tot het andere eiland. Hij heeft een eind aan den Boeren oorlog gemaakt omdat hij Engeland impopu lair deed zijn, en zoo meer.... Was hij altoos gelukkig in zijn pogingen? Dat natuurlijk niet, maar alles in alles ge nomen is hij een beter en wijzer Koning geweest dan de meesten der onzen waren, en laat hem maar met Salomo den titel van den Wijze" deëlen. Beiden hadden zij die kennis van de vrouwen, die, zooals we weten, het beginsel der wijsheid is of ten minste leert de onwijsheid van ouderen te dulden." George, de opvolger, noteert Scawen Blunt verder in zijn journaal, is een zeeman. Die kent van de wijde wereld alleen de haven steden, en ze zijn overal dezelfde. Toch hoe noodig is het, zoo luidt als een referein, voortdurend de klacht bij zijn opteekeningen, dat de zaken en betrekkingen met den takt van een kenner van de wereld worden be handeld, nu eenmaal Engeland uit zijn isole ment te voorschijn is gekomen en verstand houding heeft gezocht met de staten op het vastland ! De ententes met Frankrijk en Rusland zijn door de bemoeiing en, in sommige opzichten zelfs, door de persoonlijke actie van Koning Eduard tot stand gekomen, wie is er thans nog om de fijne mechaniek van het ingewik kelde Europeesche samenleven te behandelen? De minister van Buitenlandsche Zaken, Sir Edward Grey? Maar behoort hij niet tot die klasse van mannen, waarin voliiens Wells du Britsche de gerechtelijke vervolging van som mige activisten omdat dit alles hoegenaamd niet tot verontschuldiging kan strekken van wat de Vlaamsche activisten tijdens den oorlog hebben gedaan. Er bestaat eenige reden om te doen blijken, dat vele Nederlanders het tafellaken tusschen hen en de zooeven bedoelde categorie van Vlamingen heb ben doorgesneden, nu er in de laatste weken stemmen zijn opgegaan om den cultureelen band tusschen Nederland en Vlaanderen nauwer aan te knoopen. Reeds de minder gunstige internatio nale positie, waarin Nederland na den oorlog geraakt is, maakt het voor ons gewenscht dat wij de beteekenis van den Nederlandschen stam helpen vergrooten door voeling te houden met onze stamverwanten in Vlaanderen en Zuid-Afrika en de Groot-Nederlandsche beweging te bevorderen. Maar behalve uit eigenbelang zullen velen zich daartoe ook opgewekt gevoelen door sympathie voor de volken van Dietschen bloede, In de artikels, die wij bedoelden, is er de nad/uk op gelegd, dat bij deze cultureele samenwerking elk politiek element moet worden geweerd. Ten opzichte van de Vlamingen b.v. zullen wij dus ons zorgvuldig moeten ont houden van eenige inmenging in den politieken strijd, dien zij voeren. Aan deze voorwaarde zouden wij echter een tweede willen toevoegen. En wel deze : dat de bevordering der samenwerking niet worde toever trouwd aan hen, die in nauwe betrek king staan tot een politieke partij van het stamverwante volk. Om bij Vlaanderen te blijven : het valt niet te ontkennen dat onder de Nederlanders, die in den laatsten tijd het meeste contact met de Vlamingen gehad hebben, velen met hunne sym pathie aan de zijde der Vlaamsche activisten staan. Indien dezulken ook bij de toenadering tot Vlaanderen, waarvoor nu opnieuw propaganda wordt gemaakt, de leiding behouden, zullen vele Belgen de Groot-Nederlandsche beweging als e.en verkapte politieke actie blijven wantrouwen en zullen vele Nederlanders weinig lust gevoelen zich er moeite voor te geven. De Nederlandsche vrienden van de Vlaamsche activisten hebben in Belgi reeds veel kwaad bloed gezet door de medewerking, die zij aan activistische week- of maandbladen hebben ver leend en door de bescherming, die uitgeweken activisten bij hen hebben gevonden. Dat de activisten, die naar ons land zijn uitgeweken, zich hier veilig moeten kunnen weten voor wraakzuchtige rech ters" zooals de heer C. K. Elout in De Toorts van de vorige week ?timiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiliiiiiliiiii iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliii natie het ideaal van haar staatslieden ziet, die een indrukwekkende rede in het Parlement kunnen' houden, en, wanneer men flink aan dringt, stout en grootsch op een waardige wijze hun retraite weten te maken? (Scawen Blunt's opmerking in 1911). De dagboekschrijver is benieuwd van alle kanten over Sir Edward Grey te hooren. Een vriend om wiens oordeel hij veel gaf, zeide hem over den minister : Hij was vroeger het tegendeel van opgewekt en sprak ver velend ; maar hij is wonderlijk verbeterd, ofschoon hij geen eerste rangsman is geworden; hij kent de menschen en de dingen niet; toch zeer voornaam in zijn houding en met persoonlijken charme". Winston Churchill echter, dien Scawen Blunt hoe langer hoe meer leerde waardeeren, wilde niets laten afdingen van Grey's voor treffelijkheid ; hij vond hem waarlijk, het model van een Engelschman, het type van de besten." (1912). Maar Winston Churchill had een andere lijn van denken en zien gekozen dan de man voor wien de Oostersche wereld met haar primi tieve nationaliteit de andere helft uitmaakte van het samenleven der wereld. Blunt had een tijd lang gehoopt den jongeren vriend hij zag in hem den staats man der toekomst, en had hem lief niet alleen om zijn levendigen aard, maar ook om zijn echte onbaatzuchtigheid, hij had gehoopt in hem den discipel te vinden met de gaaf om Engeland te leiden op de baan der eer biediging van de eigenaardigheid der ver schillende rassen van volken. Hij had gewild dat Winston Churchill de menschheid be schouwde als een samenstel van verscheiden heid in ontwikkeling en beschaving, waar men niet ruw mocht ingrijpen om er van buiten af eenheid te brengen. En het werd een teleurstelling en het was een groot verdriet Er kwam een oogenblik, in den herfst van 1912, bij gelegenheid der verwikkelingen op het Balkanschiereiland, dat hij aan zichzelf moest bekennen, hoe de taak die zijn geheele leven had vervuld, was gebleken vergeefsch werk te zijn geweest. De illusie werd verbroken ! schreef spreekt van zelf. Maar zij behoeven hier niet voorgetrokken te worden boven Nederlanders, zooals te Rotterdam geschiedde bij de be noeming van Dr. de Vreese tot bibli othecaris. Evenmin behoort de wensch te worden vervuld, dien de heer Elout in het zooeven genoemde artikeLujtte : dat voor de hier te lande vertoevende Vlamingen de toegang tot onze uni versiteiten wordt vergemakkelijkt; dat ware een positieve daad, waardoor het stambelang officieel erkend zou worden, zonder schijn van inmenging in België's binnenlandsche zaken". De wensch schijnt zeer onschuldig, maar hij is dit niet. Dat onze Regee ring in het algemeen de gelegenheid om aan onze universiteiten te studeeren voor Afrikaanders en Vlamingen zoo ruim mogelijk openstelle, zal een ieder toejuichen ; maar de hier te lande vertoevende Vlamingen", die op het oogenblik aan onze universiteiten wen schen te studeeren, zijn zoo goed-als allen activisten, die hunne goede rede nen hebben om zich het verblijf in Belgiëen dus ook de studie aan Bel gische universiteiten te ontzeggen. Na tuurlijk moet voor hen de gelegenheid openstaan, hunne studie hier te lande voort te zetten ; indien echter thans speciale maatregelen werden genomen om die studie voor hen te vergemakke lijken hetzij door hen vrij te stellen van de betaling van collegegelden, hetzij door verlaging van de exameneischen zou hiermede niet zoozeer het stambelang", als wel het persoon lijke belang van een aantal uitgeweken activisten worden bevorderd, en zou de schijn van inmenging in België's binnenlandsche zaken" niet zijn ver meden. Wij vertrouwen, dat onze Regeering zich zal onthouden van maatregelen, waarvan de bedoeling is om den uitge weken activisten een dienst te bewijzen en wij hopen evenzeer, dat de leiders der Groot-Nederlandsche beweging, waarvoor in de laatste weken weer de belangstelling is ingeroepen, zoowel in den schijn als naar het wezen zullen weten te vermijden, dat het bevorde ren onzer gemeenschappelijke stambelangen met Vlaanderen aan de zaak van het activisme ten goede komt. Zal deze hoop vervuld worden, dan moeten tot die leiders echter niet zij worden aangewezen, die in den laat sten tijd het meest de groote trom geroerd hebben voor de Dietsche stambelangen. KERNRAMP lllllllliiiiiiiiiiutiiiiiir het resultaat waarvoor hij zich had opge offerd, was een mislukking. Een ander inzicht had hij verkregen, het was langzamerhand door de uitlatingen van zijn vrienden tot een zekerheid voor hem geworden. Een wereldoorlog was op til. de strijd zou aanvangen over de opperheer schappij der aards. Macht zou beslissen. The coming war, (lat zijn de woorden, cl'e, altoos door, r.em in de ooren dreunden. De naderende oor oe zou de oplossing brengen vPn de were'dp-'ob emen Hït origineele nationale leven zon plaats maken voor de wereldheerschappii. Een sombere droelheid maakte zich van hem meester. Zij ligt als een nevel over de laatste bladzijden van het dagboek. ,!n alle opzichten," lezen wij daar (Februari 19!3)is mijn leven eenfalen van zijn bedoeling1. Mijn poëzie, mijn Oostersche politiek, mijn Arabische paardenfokkerij waren koorden op mijn boog;'het een na het andere is'gesprongen en vandaag mijn dagboek overlezend, zie ik hoe slap het 's geschreven en hoe onwaard het ir, mij te overleven".... Zullen wij Blunt's n'cdedeelinp.er. over het ontstaan vnn den wereldoorlog in bijzonder heden nagaan? Ik meen het is onnoodig. Zijn opteekeningen zijn getint door zijn ervaring. Zij trachten waarachtig te zijn, en hij erkent Grey's pogingen om den vrede te bewaren.Maar hij gelooft niet aan de moreele kracht van het Engelsche gouvernement. Waar is de tijd, dat Oladstonc met diepe overtuiging kon. zeggen : Laat de andere naties juist oordeelen over onze materieele kracht : tr.aar ik geloof dat van veel hooger belang is hun schatting van ons volk als vrienden der waarheid, d?r eer en der open heid in al hun handelingen/als mannen die hef eigenbelang weten op ziide te zetten e;i zich allee;] laten leiden door een ruim en hong beginsel." W. G. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl