Historisch Archief 1877-1940
N°. 8234
Zaterdag 17 April
Ae 1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten
INHOUD: Bladz. 1: Nederland en de Vlaamsche acti
visten, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenonten,
door Dr. G. W. C. Byvanck 2: Het N. A.S. congres,
teekening van Jordaan Oostenrijk'» fmancieele toe
stand en de middelen ter verbetering, door Mr. U.
Vissering Krekelzang, door J.H. Speenhoü' Buitenl.
overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven 3:
Denemarken's staatvorm. historisch beschouwd, door Mr. E.
van Kaalte 5: Voor vrouwen (red. E. M. Rogge):
Van vrouwelijk doen en denken, door E. C. v. d.
MBabbeltjes, door Yvonne de Tessau Van kinderen,
door K. Tierie-Hogerzeil Uit de Natuur, Schuilvinkje,
door Jac. P. Thijsse 7: Driekwart eeuw, door Jan
van Zutphen Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den
Hertog 8: De Saaihalgevel, door A. A. Kok Dante
en de Vrijmetselarij, door Prof. Dr. J. J. Salverda de
Grave 9: Het groote plan, door Th. M. Ketelaar?10:
Charivaria Onze Puzzle Leekenspiegel Uit het
Kladschrift van Jantje Vers, door Mr. J. I. de Haan
Feuilleton: Armoede, door C. Spierings 11: Minister
Aalberse en de staking, teekening van Joh. Braakensiet
Schaakrubriek red. Dr. A. G. Olland Damrubriek,
red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De bezetting van Frankfort door de
Fransche troepen, teekening van Joh. Braakensiek.
itmiiitiiiiitiiiiiitiiiiiiitmiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
NEDERLAND EN DE
VLAAMSCHE ACTIVISTEN
De Vlaamsche activisten schijnen
de illusie te koesteren, dat er in de
openbare ineening ten onzent een
kentering te hunnen gunste is gekomen.
Die verandering van gezindheid zou
dan voornamelijk de volgende oorzaken
hebben.
In de eerste plaats de ontstemming,
die bij alle Nederlanders is verwekt
door de pogingen om
Zeeuwsch-Vlaanderen en een stuk van Limburg te
annexeeren en door de houding in het
algemeen van de Belgische regeering
bij de onderhandelingen, die in het
laatste jaar te Parijs zijn gevoerd.
De Vlaamsche activisten hebben met
name de politiek der annexionisten
fel bestreden ; daarop baseeren zij de
verwachting, dat zij nog dierbaarder
zijn geworden aan de Nederlanders,
die hun reeds goed gezind waren en
minder weerzinwekkend voor de ove
rigen.
Een andere reden tot wijziging der
openbare meening zou de gedragslijn
der Belgische regeering ten opzichte
van de Vlaamsche beweging na den
oorlog hebben aangeboden. In het
halfmaandelijksch blad Vlaanderen van
l April 1.1. kan men lezen, dat vele
nuchter denkende menschen in Vlaan
deren en Nederland", ook vrienden
der Entente, tegenwoordig redeneeren
als volgt:
Indien de Belgische regeering,
na haren terugkeer, de
noodwendigste eischen der Vlamingen
had ingewilligd, zoo ware het
MHiiiuniiimniiiii u uu iiiiiiiiuii IIIIIIIIH imniwii
IJ TjyDGENGOTEN
GEHEIME GESCHIEDENIS
IV
De dood van Edward VII in 1910 opent de
laatste afdeeling van Scawen Blunt's dag
boeken.
De Koning, zooals men weet, was te
Biarritz lijdende en in gezondheid geruïneerd.
Hij werd naar Engeland opgeroepen door
de ernstige politieke quaesties met betrekking
tot Ierland en de macht van het Hoogerhuis,
dat zijn praerogatief van mederegeeren niet
wou opgeven.
Anders had hij zijn humeur in bedwang,
maar zijn ministers maakten het hem lastig
in Londen en hij viel heftig uit tegen Asquith
toen hij zijn ontslag vroeg, en raadde 't met
Lloyd George te probeeren. Lloyd George
kon de Koning niet uitstaan, Asquith
heeft den dood van den Koning op zijn ge
weten", klaagde de Koningin hartstochte
lijk. Hij had hoestbuien, dóór irritatie van zijn
keel, waarin hij dreigde te stikken. Men kon
hem het naderend einde aanzien.
Maar de Koning die ruim van het leven
had genoten, kon de vroolijkheid nog niet
opgeven, hij wou 's avonds uitgaan, muziek
en zingen hooren, de menschen spreken die
hem amuseerden. Niemand zei hem hoe het
met hem stond.
Den laatsten morgen deed hij nog zaken af.
Toen overviel hem een hoest, men dacht
dat hij er in zou blijven, en waarschuwde den
aartsbisschop van Canterbury. De Koning
wenschte niet hem te zien, hij stak een sigaar
op. Wanneer het zoo voortgaat," zeide hij
na eenigen tijd, is het met mij gedaan."
Daarop verloor hij zijn bewustzijn en was
stil voor goed.
,,Hij hield van vrouwen die hem bezig
voor goed bewezen geworden
dat de actie gedurende den
oorlog overbodig en gevaarlijk was.
Nu echter de Belgische regeering,
anderhalf jaar na den oorlog,
de anti-Vlaamsche politiek, sedert
1830 tegenover Vlaanderen
gevolgd, met stijfhoofdigheid en
dwaasheid voortzet, komt de
activistische handelwijs in een
geheel nieuw, nl. een geheel
gunstig daglicht te staan."
Wij gelooven, dat de Vlaamsche
activisten zich met een doode musch
verheugen, indien zij meenen dat de
antipathie, die vele Nederlanders tegen
over hen koesteren, zou beginnen te
verminderen.
Die antipathie geldt niet den Vla
mingen, die na den oorlog ijveren
voor de bestuurlijke of wel voor de
politieke scheiding van Vlaanderen
en Wallonië, maar hun, die tijdens
den oorlog geheuld hebben met den
overweldiger van hun land en met zijne
hulp hunne idealen hebben willen
verwezenlijken. Het is deze laatste
categorie van Vlamingen, die wij in
Nederland bedoelen als wij van Vlaam
sche activisten spreken.
Wat de Vlamingen thans doen, na
het einde van den oorlog, is hunne
zaak. Zijn er onder hen, die meenen
dat een Belgische of, zooals sommigen
hunner voorvechters thans bij voor
keur schijnen te zeggen, een
Belgicistische regeering nooit gehoor zal geven
aan de rechtmatige wenschen van de
Vlamingen en dat hun dus geen andere
keus overblijft dan zich los te maken
uit het staatkundig verband met de
Walen, geen Nederlander zal daarom
weerzin tegen hen gevoelen. Men kan
betwijfelen of dit een verstandige
politiek is; men kan meenen, dat de
Vlamingen, zoodra zij over de macht
beschikken om een bestuurlijke schei
ding tot stand te brengen, van die
macht een beter gebruik zouden maken
indien zij in het Belgische staatsver
band aan de Vlaamsche beschaving
vrijheid van ontwikkeling verzekerden ;
men kan dus van oordeel zijn, dat de
belangen der Vlamingen beter behar
tigd worden door van Cauwelaert,
den leider van het Katholiek Vlaamsen
Verbond, dan door de mannen van de
Vlaamsche Front-partij maar hoe
men hierover ook denke, het gemoed
blijft er rustig bij.
Dat was niet het geval, toen tijdens
den oorlog een aantal Vlamingen
gemeene zaak hebben gemaakt met de
Duitschers. Ook bij zeer vele Neder
landers heeft dit een gevoel van af
grijzen gewekt. Ik spreek hier niet
eens van het verachtelijk gespuis der
Vlamingen, die alleen uit eigenbaat
de hand van den overweldiger hebben
gekust; maar zij, die uit loutere
liefde voor de Vlaamsche zaak de hulp
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII
hielden door hun conversatie, en van Joden
en menschen die den slag hadden hem op te
vroolijken. Hij hield er ook van zich in het
publiek te vertoonen, en van allerlei genoegens
hield hij en van kaartspelen. Met dat al
een knappe handige man die van
buitenlandsche politiek meer verstand had dan al zijn
ministers te zamen ; in zijn hart was er een
neiging voor de radicalen, Gambetta had hem
half overgehaald tot de republiek." Zoo is
Scawen Blunt's grafrede op den gestorven
Koning.
Onder den indruk van het delirium van
meegevoel met den doode dat de Engelsche
samenleving toonde en ten toon spreidde.
komt hij nog eens op zijn korte lijk-oratie '
terug.
Want hij vindt de kranten en de menschen
bijna onzinnig geworden in hun behoefte aan
ophemeling. Eduard zou een Solon en een
Frans van Assisi in een persoon moeten zijn
geweest om te voldoen aan het geschetste
beeld.
Zelfs geen toespeling verscheen er op zijn
kleine pleizierige slechtigheden.
De schrijvers in de bladen hebben daar
geen woord over, zij houden zich aan wat
ambtelijk van hen wordt gevraagd : zij zijn
deugdzaam en dom en dwaas."
Neen, zoo gaat de^dagboekschrij ver ongeveer
voort, hij heeft zijn koningsrol goed gespeeld
en er nooit tegen opgezien zijn uniform aan
te trekken om prinsen en ambassadeurs te
ontvangen, parades bij te wonen, musea,
hospitalen te openen, en 's avonds was hij
in het theater of in een music hall. Hij was
een cosmopoliet, graag gezien in Parijs omdat
hij een tikje had van den Bohème en genoeg
grand seigneur was om zijn rang te doen gelden
De^menschen mochten hem, want hij huichelde
geen deugden, allerlei tollenaren en zondaren
vonden een plaats aan zijn tafel.
De journalisten hadden met hem op ; hij
liet zich geduldig kieken, en niemand voor
wien hij niet een woord had. Geestig kan men
hem niet noemen, maar hij had gevoel voor
een grap, en zoo niet wijs, was hij verstandig.
Twisten deed hij niet, en hij droeg nooit na.
Hij wilde met iedereen op een goeden voet
t
van den Duitscher hebben aanvaard
tot het stichten van een Vlaamsche
Hoogeschool te Gent of voor de bevor
dering van welk ander Vlaamsen ide
aal ook, hoe is het mogelijk dat zij
zich konden inlaten met de vertegen
woordigers eener regeering, die Belgi
had vertrapt, die den Belgen het brood
uit den mond, het geld uit de banken,
de voorraden uit de magazijnen, de
machines uit de fabrieken had gehaald
en duizenden mannen naar Duitsch
land liet voeren om daar dwangarbeid
te verrichten?
Men zegge niet, dat de Vlaamsche
activisten tegenover de Belgen in
dezelfde verhouding stonden als de
leren tot de Engelschen, de
TsjechoSlowaken tot de Oostenrijkers. Dit
is een leugen ; de Ieren hadden honderd
maal meer reden om de Engelschen te
haten dan er voor de Vlamingen
bestond om de Walen als hunne vijan
den te beschouwen. Zeker, de Vla
mingen hadden tal van gegronde grie
ven tegen de Belgische regeering;
maar die verzonken in het niet tegen
over wat Duitschland hun aangedaan
had. De overgroote meerderheid van
hen heeft dan ook of de Duitschers
met de wapenen bestreden, f een
lijdelijk verzet gevoerd tegen de
Duitsche regeering in België; slechts wei
nigen hebben zich vernederd tot het
aanvaarden van geschenken uit de
hand van die regeering, al waren die
geschenken voor de Vlaamsche zaak
dan ook nog zooveel waard!
Als een vernedering voor de Vlaam
sche zaak ; als een bewijs van gemis
van eergevoel bij hen, die haar dus
meenden te dienen, zoo hebben tal
van Nederlanders, ook zij, die het
goed recht der Vlaamsche beweging
altijd hadden erkend, de handelwijze
der Vlaamsche activisten tijdens den
oorlog beschouwd. Men trachte deze
afkeuring niet weg te redeneeren door
haar op rekening-vaii ten anti-Duitsche
gezindheid te stellen; met hetzelfde
recht zou men dan de goedkeuring,
die vele Nederlanders aan de hande
lingen der activisten gehecht hebben,
kunnen toeschrijven aan hunne voor
liefde voor Duitschland. Neen, ook
thans nog, nu de hitte der oorlogs
gevoelens reeds lang is afgekoeld, zijn
er zeer vele Nederlanders, kalme en
bezadigde Nederlanders, die hun afkeer
niet kunnen verbergen als het lot hen
in aanraking brengt met Vlaamsche
activisten, die tijdens den oorlog met
Duitschland hebben geheuld.
Want die afkeer is niet verminderd
door alles wat er sedert gebeurde:
de annexionistische politiek van mi
nister Hymans en het verzet der acti
visten daartegen en het in gebreke
blijven der Belgische regeering om de
rechtmatige wenschen der Vlamingen
te vervullen en de partijdigheid van
iiimilliiiHllilimllllliiiillilliiiiiiilllllimiiiiillMliliiiiiiiMiiillllliiiiiilii
staan. Dat was het geheim van zijn
vredestichtende diplomatie. Hij spande zich in om
internationale geschillen bij te leggen, want
waarom zou men niet vrienden met elkaar
zijn? Daarom liet hij op het vaste land zijn
nationalen zin achterwege, sprak Fransch
of Duitsch, en Engelsen met een vreemd
accent. Hij kende z'n Europa en wist wat
men van Engeland dacht.
Hoe ver stond hij boven onze insulaire
ministers van Buitenlandsche Zaken, Arthur
Balfour en Sir Edward Grey ! Hij deed zijn
best om Ierland te winnen, wijl hij wist wat
een smet op den naam van Engeland, in den
vreemde, onze verhouding was tot het andere
eiland. Hij heeft een eind aan den Boeren
oorlog gemaakt omdat hij Engeland impopu
lair deed zijn, en zoo meer....
Was hij altoos gelukkig in zijn pogingen?
Dat natuurlijk niet, maar alles in alles ge
nomen is hij een beter en wijzer Koning
geweest dan de meesten der onzen waren,
en laat hem maar met Salomo den titel van
den Wijze" deëlen. Beiden hadden zij die
kennis van de vrouwen, die, zooals we weten,
het beginsel der wijsheid is of ten minste leert
de onwijsheid van ouderen te dulden."
George, de opvolger, noteert Scawen Blunt
verder in zijn journaal, is een zeeman. Die
kent van de wijde wereld alleen de haven
steden, en ze zijn overal dezelfde. Toch hoe
noodig is het, zoo luidt als een referein,
voortdurend de klacht bij zijn opteekeningen,
dat de zaken en betrekkingen met den takt
van een kenner van de wereld worden be
handeld, nu eenmaal Engeland uit zijn isole
ment te voorschijn is gekomen en verstand
houding heeft gezocht met de staten op het
vastland !
De ententes met Frankrijk en Rusland zijn
door de bemoeiing en, in sommige opzichten
zelfs, door de persoonlijke actie van Koning
Eduard tot stand gekomen, wie is er thans
nog om de fijne mechaniek van het ingewik
kelde Europeesche samenleven te behandelen?
De minister van Buitenlandsche Zaken, Sir
Edward Grey?
Maar behoort hij niet tot die klasse van
mannen, waarin voliiens Wells du Britsche
de gerechtelijke vervolging van som
mige activisten omdat dit alles
hoegenaamd niet tot verontschuldiging
kan strekken van wat de Vlaamsche
activisten tijdens den oorlog hebben
gedaan.
Er bestaat eenige reden om te doen
blijken, dat vele Nederlanders het
tafellaken tusschen hen en de zooeven
bedoelde categorie van Vlamingen heb
ben doorgesneden, nu er in de laatste
weken stemmen zijn opgegaan om den
cultureelen band tusschen Nederland
en Vlaanderen nauwer aan te knoopen.
Reeds de minder gunstige internatio
nale positie, waarin Nederland na
den oorlog geraakt is, maakt het voor
ons gewenscht dat wij de beteekenis
van den Nederlandschen stam helpen
vergrooten door voeling te houden met
onze stamverwanten in Vlaanderen
en Zuid-Afrika en de
Groot-Nederlandsche beweging te bevorderen. Maar
behalve uit eigenbelang zullen velen
zich daartoe ook opgewekt gevoelen
door sympathie voor de volken van
Dietschen bloede,
In de artikels, die wij bedoelden, is
er de nad/uk op gelegd, dat bij deze
cultureele samenwerking elk politiek
element moet worden geweerd. Ten
opzichte van de Vlamingen b.v. zullen
wij dus ons zorgvuldig moeten ont
houden van eenige inmenging in den
politieken strijd, dien zij voeren.
Aan deze voorwaarde zouden wij
echter een tweede willen toevoegen.
En wel deze : dat de bevordering der
samenwerking niet worde toever
trouwd aan hen, die in nauwe betrek
king staan tot een politieke partij
van het stamverwante volk.
Om bij Vlaanderen te blijven : het
valt niet te ontkennen dat onder de
Nederlanders, die in den laatsten tijd
het meeste contact met de Vlamingen
gehad hebben, velen met hunne sym
pathie aan de zijde der Vlaamsche
activisten staan. Indien dezulken ook
bij de toenadering tot Vlaanderen,
waarvoor nu opnieuw propaganda
wordt gemaakt, de leiding behouden,
zullen vele Belgen de
Groot-Nederlandsche beweging als e.en verkapte
politieke actie blijven wantrouwen en
zullen vele Nederlanders weinig lust
gevoelen zich er moeite voor te geven.
De Nederlandsche vrienden van de
Vlaamsche activisten hebben in Belgi
reeds veel kwaad bloed gezet door de
medewerking, die zij aan activistische
week- of maandbladen hebben ver
leend en door de bescherming, die
uitgeweken activisten bij hen hebben
gevonden.
Dat de activisten, die naar ons land
zijn uitgeweken, zich hier veilig moeten
kunnen weten voor wraakzuchtige rech
ters" zooals de heer C. K. Elout
in De Toorts van de vorige week
?timiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiliiiiiliiiii
iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliii
natie het ideaal van haar staatslieden ziet,
die een indrukwekkende rede in het Parlement
kunnen' houden, en, wanneer men flink aan
dringt, stout en grootsch op een waardige
wijze hun retraite weten te maken? (Scawen
Blunt's opmerking in 1911).
De dagboekschrijver is benieuwd van alle
kanten over Sir Edward Grey te hooren. Een
vriend om wiens oordeel hij veel gaf, zeide
hem over den minister : Hij was vroeger
het tegendeel van opgewekt en sprak ver
velend ; maar hij is wonderlijk verbeterd,
ofschoon hij geen eerste rangsman is geworden;
hij kent de menschen en de dingen niet;
toch zeer voornaam in zijn houding en met
persoonlijken charme".
Winston Churchill echter, dien Scawen
Blunt hoe langer hoe meer leerde waardeeren,
wilde niets laten afdingen van Grey's voor
treffelijkheid ; hij vond hem waarlijk, het
model van een Engelschman, het type van
de besten." (1912).
Maar Winston Churchill had een andere lijn
van denken en zien gekozen dan de man voor
wien de Oostersche wereld met haar primi
tieve nationaliteit de andere helft uitmaakte
van het samenleven der wereld.
Blunt had een tijd lang gehoopt den
jongeren vriend hij zag in hem den staats
man der toekomst, en had hem lief niet alleen
om zijn levendigen aard, maar ook om zijn
echte onbaatzuchtigheid, hij had gehoopt
in hem den discipel te vinden met de gaaf
om Engeland te leiden op de baan der eer
biediging van de eigenaardigheid der ver
schillende rassen van volken. Hij had gewild
dat Winston Churchill de menschheid be
schouwde als een samenstel van verscheiden
heid in ontwikkeling en beschaving, waar
men niet ruw mocht ingrijpen om er van
buiten af eenheid te brengen. En het werd
een teleurstelling en het was een groot verdriet
Er kwam een oogenblik, in den herfst van
1912, bij gelegenheid der verwikkelingen op
het Balkanschiereiland, dat hij aan zichzelf
moest bekennen, hoe de taak die zijn geheele
leven had vervuld, was gebleken vergeefsch
werk te zijn geweest. De illusie werd verbroken
! schreef spreekt van zelf. Maar zij
behoeven hier niet voorgetrokken te
worden boven Nederlanders, zooals
te Rotterdam geschiedde bij de be
noeming van Dr. de Vreese tot bibli
othecaris.
Evenmin behoort de wensch te
worden vervuld, dien de heer Elout
in het zooeven genoemde artikeLujtte :
dat voor de hier te lande vertoevende
Vlamingen de toegang tot onze uni
versiteiten wordt vergemakkelijkt; dat
ware een positieve daad, waardoor het
stambelang officieel erkend zou worden,
zonder schijn van inmenging in België's
binnenlandsche zaken".
De wensch schijnt zeer onschuldig,
maar hij is dit niet. Dat onze Regee
ring in het algemeen de gelegenheid
om aan onze universiteiten te studeeren
voor Afrikaanders en Vlamingen zoo
ruim mogelijk openstelle, zal een ieder
toejuichen ; maar de hier te lande
vertoevende Vlamingen", die op het
oogenblik aan onze universiteiten wen
schen te studeeren, zijn zoo goed-als
allen activisten, die hunne goede rede
nen hebben om zich het verblijf in
Belgiëen dus ook de studie aan Bel
gische universiteiten te ontzeggen. Na
tuurlijk moet voor hen de gelegenheid
openstaan, hunne studie hier te lande
voort te zetten ; indien echter thans
speciale maatregelen werden genomen
om die studie voor hen te vergemakke
lijken hetzij door hen vrij te stellen
van de betaling van collegegelden,
hetzij door verlaging van de
exameneischen zou hiermede niet zoozeer
het stambelang", als wel het persoon
lijke belang van een aantal uitgeweken
activisten worden bevorderd, en zou
de schijn van inmenging in België's
binnenlandsche zaken" niet zijn ver
meden.
Wij vertrouwen, dat onze Regeering
zich zal onthouden van maatregelen,
waarvan de bedoeling is om den uitge
weken activisten een dienst te bewijzen
en wij hopen evenzeer, dat de leiders
der Groot-Nederlandsche beweging,
waarvoor in de laatste weken weer de
belangstelling is ingeroepen, zoowel
in den schijn als naar het wezen zullen
weten te vermijden, dat het bevorde
ren onzer gemeenschappelijke
stambelangen met Vlaanderen aan de zaak
van het activisme ten goede komt.
Zal deze hoop vervuld worden, dan
moeten tot die leiders echter niet zij
worden aangewezen, die in den laat
sten tijd het meest de groote trom
geroerd hebben voor de Dietsche
stambelangen.
KERNRAMP
lllllllliiiiiiiiiiutiiiiiir
het resultaat waarvoor hij zich had opge
offerd, was een mislukking.
Een ander inzicht had hij verkregen, het
was langzamerhand door de uitlatingen van
zijn vrienden tot een zekerheid voor hem
geworden. Een wereldoorlog was op til. de
strijd zou aanvangen over de opperheer
schappij der aards. Macht zou beslissen.
The coming war, (lat zijn de woorden, cl'e,
altoos door, r.em in de ooren dreunden. De
naderende oor oe zou de oplossing brengen
vPn de were'dp-'ob emen Hït origineele
nationale leven zon plaats maken voor de
wereldheerschappii.
Een sombere droelheid maakte zich van
hem meester. Zij ligt als een nevel over de
laatste bladzijden van het dagboek.
,!n alle opzichten," lezen wij daar (Februari
19!3)is mijn leven eenfalen van zijn bedoeling1.
Mijn poëzie, mijn Oostersche politiek, mijn
Arabische paardenfokkerij waren koorden op
mijn boog;'het een na het andere is'gesprongen
en vandaag mijn dagboek overlezend, zie ik
hoe slap het 's geschreven en hoe onwaard
het ir, mij te overleven"....
Zullen wij Blunt's n'cdedeelinp.er. over het
ontstaan vnn den wereldoorlog in bijzonder
heden nagaan? Ik meen het is onnoodig. Zijn
opteekeningen zijn getint door zijn ervaring.
Zij trachten waarachtig te zijn, en hij erkent
Grey's pogingen om den vrede te bewaren.Maar
hij gelooft niet aan de moreele kracht van het
Engelsche gouvernement.
Waar is de tijd, dat Oladstonc met diepe
overtuiging kon. zeggen : Laat de andere
naties juist oordeelen over onze materieele
kracht : tr.aar ik geloof dat van veel hooger
belang is hun schatting van ons volk als
vrienden der waarheid, d?r eer en der open
heid in al hun handelingen/als mannen die hef
eigenbelang weten op ziide te zetten e;i zich
allee;] laten leiden door een ruim en hong
beginsel."
W. G. C. B Y V A N C K