De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 17 april pagina 7

17 april 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

17 April '20. - No. 2234 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DRIE KWART EEUW DE DIAMANTSLIJPERIJ-MAATSCHAPPIJ TE AMSTERDAM door JAN A. VAN ZUTPHEN De welvaart van ons goede Amsterdam berustTvoor' een groot deel op de diamant industrie. Begrijpelijk is daarom de belang stelling van Amstels ingezetenen in dit luxe vak. De veelvuldige botsingen ;n deze industrie tusschen juweliers en fabrikanten met de werklieden in de jaren 1894 tot 1904 klonken van IJ en Amstel naar Dollard en Schelde; en telkens weer schrok heel Neder land daardoor op. De belangstelling groeide daardoor in allerlei varianten. Bewondering en haat werden daardoor gewekt en die slij pers" boden destijds een onuitputtelijk onder werp voor dePers zoowel als voor deHollandsche conversatie. Zoo beroemd als de industrie was, zoo berucht werden de werklieden en hunne leiders. De verontrustende roerigheid, het meten der krachten door staking en uitsluiting, maakten langzamerhand plaats voor rustig beraad en rijp overleg. Tal van misstanden werden opgeruimd, regelingen getroffen waar regelloosheid bestond en samenwerking ver kregen op menig gebied waar tegenwerking of onverschilligheid de belangen van allen noodeloos schade deed. Doordaar is thans de algemeene belang stelling voor de diamantindustrie in een ander stadium gekomen. Zij is van kalmer en meer onbevangen aard, hetgeen in den laatsten tijd vooral duidelijk waarneembaar was tijdens de verschillende feestelijke herdenkingen die op het terrein der diamantindustrie werden gevierd. * * * Een jubileum van zeer eigenaardige beteekenis, zoowel om het feit zelf als den aard en de wijze waarop de viering geschiedt, is, dat van de Diamantslijperij Maatschappij", te Amsterdam. Het geldt hier een DiamantenJubileum in dubbelen zin zoowel om het jarenaantal als in verband met het bedrijf. Drie kwart eeuw! Dit heugelijk gebeuren wordt onder meer waardiglijk herdacht door de uitgave van een gedenkboek, samengesteld door den heer M. Barents : in opdracht van het bestuur der feestvierende Maatschappij", 1) Zonder voorbehoud mag direct verklaard worden, dat dit gedenkboek uitstekend ge slaagd is. De uiterlijke verzorging is smaakvol en degelijk en daarbinnen zit de verrassende kern, geheel in overeenstemming met dit uiterlijk. Ook de illustraties zijn goed. Het boek is niet in den handel, niet voor het groote publiek dus en toch verdient het ,,de publieke belangstelling." Dit heeft de redactie van de Amsterdammer" waar schijnlijk ook gevoeld toen zij mij verzocht de verschijning van dit geschrift te willen bespreken. Welnu, de geschiedenis der financieele onderneming der Maatschappij" is voor een belangrijk deel tevens de historie geworden van de diamantindustrie in ons land, vóór de groote November-staking in 1894. De groote verdienste van den samensteller, dien ik gaarne daarmee geluk wensen is, dat hij het bosch volkomen goed bleef observeeren toen hij zich met de geschiedenis van enkele merkwaardige boomen bezighield en te boek stelde. Het is geen dorre opsomming van de financieele- en andere resultaten door S. LEHMANS Directenr-Secretaris der DiamantslijperijMaatschappij van i8gi tot 1914 de Maatschappij" in 75 jaar behaald, doch, dank zij de eigen belangstelling en zin voor historie van den heer M. Barents, ziet men een stukje film voor zich ontrollen, uit lang vervlogen dagen. Gezien de nauwkeurigheid waarmee het feitenmateriaal der latere jaren is gerangschikt, geordend en weergegeven, m^et de feiten vermelding, geput uit de archieven der Maatschappij" historisch wel zeer waardevol zijn. Het industrieele beeld voor zoover het de beweegkracht betreft waardoor en waarmee het slijpen van diamanten mogelijk gemaakt werd geeft weer de historie der drijfkracht, door middel van Menschenhanden; Paardenkracht; Stoomkracht en Electriciteit. De werkplaatsen veranderen met het systeem. De huisindustrie, met de daarbij zwoegende vrouwen (draaisters) maakte plaats voor de gemeenschappelijke werk plaatsen ; waarvoor het paard in de manege" rondloopt, en meerdere slijpschijven in be weging brengt. Het fabriekswezen ontwikkelt zich. De schrijver zegt daarvan : Wij moeten het interieur van zulk een Paardenfabriek" als volgt voorstellen : Op den beganen grond was de manege, daar liepen de paarden, er boven waren een of twee slijperszaaltjes. Een verticale as liep door al de verdiepingen heen. Op elke zaal was op de hoofdas een trommel geplaatst. Deze trommel had een doorsnede van circa twee Meter. Vanaf dien trommel, die met de hoofdas meedraaide, werd een groep molens in be weging gebracht door even zooveel snaren, van darmen vervaardigd. Bij de eerste stoomslijperijen werd dit systeem van trommels, waarop een groep snaren liep, behouden. Eerst in 1866 deden de horizontale assen, zooals die thans overal in Amsterdam gebruikelijk zijn, hunne in trede. De voornaamste paardenfabrieken" be vonden zich : op het Roeterseiland (Nieuwe Achtergracht) opgericht 1822. in de Weesperstraat bij de Nieuwe PrinsenEen der slijperszalen, in 1896 gebouwd Gast-dirigenten Daar was allereerst D'Albcrt, die een opvoeringTvan zijn Laagland" is komen leiden. Ik heb'hem vroeger nooit zien dirigeeren, heb over zijn dirigeeren ook nooit iets gelezen, zoodat mij geheel onbekend is, of hij als dirigent a! dan niet iets beteekent. Bij deze Laagland"-opvoering waren daaromtrent geen zuivere indrukken te verkrijgen. De componist van het vooral in d« periodeKoopman met bijval overladen werk had zich blijkbaar tot taak gesteld te doen uitkomen, hoe goed het Nederlandsche gezelschap het stuk onder Van Raalte's leiding was gaan beheerschen. Het was voornamelijk met zorg volgen, wat hij deed. Met zorg, herhaalde lijk trof.mij de duidelijkheid van_s!ag, waarmee uuiiililiiiiiuuiiimlii"'"""""""""""""""""""""»1 Electrische Lampvoeten in Potterie LANOOY" Papestraat 24 - 's-Gravenhage hij bij de begeleiding van den zang tot infor matie van het orkest de maatdeelen uit el kander hield. Zooveel mogelijk liet hij zoowel beneden" als boven" alles gaan, zooals Van Raalte het had leeren loopen, en zat daarbij rustig-belangstel'.cnd en stil-genietend in de partituur te lezen, maar op de hoogtepunten veerde zijn maatsJaan krachtig, soms hevig op, en men zag, hoe hij gepakt werd door de herinnering aan de momenten van inspiratie, doorleefd, toen hij het werk concipieerde. Daarna, in het Concertgebouw, Francais Rasse, optredend met in menig opzicht teleur stellende composities van zich-zelf en andere Belgen, doch dirigeerend met vlotheid en goeden smaak, frisch-op en doorgaans technisch-knap. Evenwe! niet geniaal." Toen Arnotd Scliönber«, rijkelijk onbeholpen, druk in de weer met allerlei glad-overbodige aanwijzingen, onophoudelijk angstig zich voorover buigend, uit alle macht gezichten trekkend, stijgingen markeerend door neen" te schudden, terwijl hij ja" meent. En nu, ten slotte : Arthur Nikisch.... Er zou, voorwaar, een uitgebreide studie te schrijven zijn over de verschijnselene van deze woelige Nikisch-dagen. Welk een alles overschuimende opgctogenheid, welk een felle verontwaardiging ! Hierover zullen we het in elk geval eens zijn, dat het een kerel moet wezen, die de gemoederen zoo in beroering brengt. Ik voor mij aarzel geen oogenblik, met warme bewondering in dezen man met zijn wereldnaam den grootmeester in zijn vak te erkennen. In de eerste plaats zuiver-technisch is deze figuur een-en-al merkwaardig heid, en respect-afdwingend in de hoogste mate. Zijn de gevallen niet zeer, zér zeldgracht opgericht 1824. in de Zwanenburgerstraat (firma B. & L. Arons) opgericht 1828. in de Rapenburgerstraat (firma P, Hont) opgericht 1830. Nadat Hont deze fabriek een tiental jaren had geëxploiteerd, rijpte bij hem het plan er eene stoommachine in te plaatsen. Te dien einde vroeg en kreeg hij octrooi: Op de uitvinding om stoomkracht toe te passen op de kunst van het diamantslijpen." (18 Juli 1840). Dat was de eerste stoom-diamantslijperij in de Amstelstad waarnaast nog vele paarden fabrieken" benut werden. De eigenlijke grondvesting van de diamant slijperij Maatschappij" wordt daarna als volgt verhaald : In 1843 brak in een der paardenfabrieken brand uit. De eigenaren der afgebrande fabriek wilde met eenige anderen dezelve op een grootere schaal daarstellen. Waarschijnlijk hoopten zij daarmee betere bedrijfs-resultaten te bereiken. Doch het meerendeel der toenmalige juwe liers verzetten zich tegen dit plan en verhin derde het, om onmiddellijk daarna op grootere schaal zelf te gaan doen, wat zij verboden hadden.... men kwam overeen, een maat schappij op aandeelen daar te stellen waarin aan alle kooplieden hier ter stede gelegenheid werd gegeven om deelgenoot te worden.... op "2 Januari 1845 was het plan ver genoeg gerijpt om een vergadering voor eventueele deelnemers uit te schrijven.... De bijeen komst vond plaats in het Rondeel" (thans hotel de 'l Europe). De steunpilaren der diamantwereld waren daar aanwezig. De oorspronkelijke presentielijst is bewaard ge bleven. Wel getroffen heeft het mij, dat al deze namen ? en daar waren er bij van een wereldreputatie thans absoluut vergeten zijn in diamantkringen...." De heer J. J. Posno werd de eerste president en heeft ongeveer 20 jaar met vaste hand de leiding gehad. Hij was een der invloedrijkste en werkzaamste figuren in de geschiedenis der Maatschappij", wier invloed onder zijn leiding ook voor de werklieden, overheerschend werd. Zijn finantieel schema millioenenrede" zegt de schrijver, gaf aan een exploitatie van 350 molens met een kapitaal van ? 350.000. Hij berekende, dat met een molental van gemiddeld 300 per week en een werkduur van 9 maanden per jaar dit in verband met de werkloosheid een inkornstc van / 105.000 zou worden verkregen. De uitgaven ramend op 65 cent onkosten per dag en per molen, tegen 5J dag per week / 41.825 plus ?3.175 voor administratie en andere kosten in totaal dus / 45.000. Alzoo zou een bruto-winst van / 36.000 per jaar overblijven. De schrijver wijst er op, hoe bij dit alles de posten: verlichting, verwarming, schoon maakonderhoud, sanitaire verzorging enz. enz. totaal ontbreken. Doch men schrijft 1845 en men ziet, dat sinds dien tijd een en ander, ook wat de zorg voor de arbeiders betreft, is veranderd. Opmerkelijk is, dat bij des heeren Posno's plannen er een was tot het oprichten van een fonds tot ondersteuning der werklieden in geval van ziekte, invaliditeit1 tn ouderdom en van hun eventueele weduwen en weezen. Gingen zij elders werken dan zouden zij deze ondersteuning verliezen. Op deze wijze was het de vennootschap mogelijk de werklieden aan zich te binden, zij het dan op een eenigszins andere wijze dan hun patroons. Een geldelijke crisis die de juweliersfinna waarvan de heer Posno de leider was trof, deed zijn invloed tanen, en ,hoewel hij nog jarenlang als gewoon lid zijn volle belang stelling gaf, aan de Maatschappij", werd zijn leidend werk door anderen overgenomen en voortgezet. Van zoo nu en dan wederkeerende crisissen geeft dit gedenkboek ook een beeld. En zeer eigenaardig, merkt de schrijver op, dat hij steeds weer stuitte, zoodra het een neergang betrof, op de klacht, dat slechte verhouding tusschen prijzen van het ruwe en geslepen diamant," de oorzaak was. Voorts staat hij stil bij de gunstige perioden van 1844 en de ontdekking der nieuwe Braziliaansche mijnen met de rijke hoeveelheden Bahaia diamant, en, die van 1870, toen de Kaapsche diamant mijnen met de overweldigende hoeveelheden die zij opleverden het hoogtepunt van bloei der diamantindustrie te aanschouwen gaf. Maar ook de ellende der werkeloosheid, zooals die tot uiting kwam even voor den ?..«. Kaapschen tijd, hebben zijn aandacht. Het is juist bij dit tijdperk, dat het woord solidair beteekenis gegeven wordt voor de arbeiders. In hun ellende wordt hun een voorschot gegeven waarvoor zij zich solidair aan sprakelijk" moesten stellen. niiiiiiiiiiiiieiiiiiiiiinuuii zaam, dat men, gelijk hier, met dwingendovertuigende kracht bevestigd ziet, dat alle waarachtig dirigeeren zijn uitgangspunt vindt in volstrekte zelfbeheersching? Dat bij den waren dirigent alle bewogenheid uitgaat van soevereine rust? ? ? : ...?<? Zooal? een viool-virtuoos allereerst heeft geleerd, toon te maken, zoo heeft de virtuoosdirigent Nikisch allereerst geleerd, stil te staan. Men zal niet de geringste buiging in zijn knieën vermogen te ontdekken, zijn voeten Mijven meest onbeweeglijk dicht aan den rand van zijn bankje; soms worden ze, bij een wending of naar de eerste, óf naar de tweede violen, heel even verzet; maar on middellijk daarna gaan ze in den ruststand terug; en nooit zal het maatgevoel een reflex vinden in een voctbeweging. Ook romp en schouders zien we in absolute rust volharden. Het hoofd maakt zoo nu en dan enkele accen ten mede, wordt soms een tijdlang licht-voorovergebogen gehouden, en heft zich dan plotseling weer in fierheid op. Het gc'aat weerspiegelt zoo goed als niets, het staat strak als een masker, de blik is zelden door dringend, maar wel steeds koel-beslist. Geen vuur ontspringt eraan, en geenerlei teederheid waast erin. Hetjjs duidelijk: het is onontkoombare J. J. POSNO President der Diamantsijperij-Maaischappij van 1845 tot 1864 In de voor-Kaapsche bloeiperiode van 1864 tot 1870 had de heer S. W. Josephus Jitta als president het roer van de Maat schappij" in handen. Tot het jaar 1897 waarin hij overleed, was hij een der meest geziene be stuurders. Inmiddels was voor een deel, mede door gemis aan juist inzicht, de positie van de Maatschappij" in de diamantindustrie geschokt geworden. De schrijver wijst erop hoe juist daardoor twee nieuwe figuren naar voren kwamen, n.l. de heeren S. Lehmans en Mr. D. E. Lioni. Zij beiden hebben den moed gehad, met de sleur te breken en te trachten door moder niseering te redden wat anders zou zijn ten onder gegaan. In den beginne leek dit een vrijwel hopelooze taak, doch zij hebben zich door de moeilijkheden geworsteld." /. In het jaar 1891 kwamen zij in het bestuur en maakten zich daar tot tolk van de grieven die de werklieden tegen de fabriek, als werk plaats hadden. Met hen kwam een nieuwe geest naar voren, die dóór werkte en voor zoover het de exploitatie betrof, uitdrukking :vond in het motto van den heer Lehmans", n.l. Goed inrichten, foed onderhouden." Met groote energie heeft de heer L. jaren lang als directeur de belangen der Maat schappij" opwaarts gestuwd, waarbij hem de verdienste mag worden toegekend, dat hij een practische kijk had en een helder inzicht om daarbij te gelijkertijd de sanitaire belangen van de werklieden te dienen. Hij was een m'an van groote werkkracht en van onverzettelijk willen. In de jaren van strijd, had schrijver dezes meermalen de gelegenheid den heer Lehmans van dichtbij te leeren kennen. Zijn nuchtere onverzettelijkheid scheen aan hardheid te grenzen; toch bleek mij later, dat de warmvoelende mensch soms heel onverwacht en zonder ostentatie door de nuchtere koele mantel heenbrak. Zijn ver scheiden was voor de Maatschappij" een groot verlies. Doch hij had naast zich gehad in het leven niet alleen een Mr. Lioni in wien hij een waardig medestander had, doch óók nog een man op wien hier even de aandacht gevestigd mag worden. In een pittig voorwoord van Mr, Lioni's hand zie ik op bl. 6 drie maal den naam van den heer D. Barendz. Dit is geen toeval. Deze man die sinds jaren opzichter der fabrie ken was en thans adjunct-directeur, heeft niet alleen voor de Maatschappij" maar voor de geheeie diamantindustrie bijzondere ver diensten. Aan een helder verstand, paart hij een practisch oordeel en een zeer groote werk kracht, op sanitair en technisch gebied bracht hij tal van verbeteringen tot stand, die van uit zijn fabrieken naar de vele andere in onze industrie werden overgeplant. Het driemanschap, Lehmans, Lioni, Barendz heeft de glorie der Maatschappij" van eer tijds zij het op geheel andere wijze en van geheel ander karakter, hersteld. Hun initiatief en doorzettingsvermogen, heeft van de Maatschappij" de oudste en grootste en ook een van de best ingerichte werkgelegenheden gemaakt; en voor zoover het den heer Barendz betreft, mag er zeker op worden gewezen, dat hij in de jarenlange dagelijksche aanraking met de werklieden van een groote tact en menschkundig inzicht steeds blijk gaf. Dit schijnt erfelijke adel te zijn. Want opvallend is het dat van zijn vader, wijlen den heer M. E. Barendz, in het gedenkboek deze zelfde eigenschap heel duidelijk tot uiting komt. Het was tijdens een conflict tusschen het bestuur der Maatschappij" en de werklieden (in het jaar 1865) dat door zijn beleid een practische oplossing werd verkregen. In de eerste jaren van oplevende organisatie bij de werklieden (1894?1904) was dikwijls heel wat tact noodig om bestaande grieven niet te doen uitdijen tot afmetingen welke tot explosies zouden kunnen leiden en in dat tijdperk is de erfelijke eigenschap van de familie Barendz dikwijls buitengewoon ge lukkig en doeltreffend gebleken, bij D. Barendz' optreden. Dat zijn zoon de samensteller van het gedenkboek op zoo verdienstelijke wijze blijk heeft gegeven, het veelsoortig materiaal dat hij te bearbeiden had, te kunnen benutten en daarbij over de helderheid van inzicht die zijn vader's werk steeds kenmerkte mocht beschikken, moet voor den vader een rede tot groote verheugenis zijn. De Maatschappij" viert feest ! Zij doet dit op een waardige wijze. Geheel overeenkomstig de positie die zij in de diamant industrie inneemt. En het is een nuttig werk, ook voor de toekomstige geschiedenis van belang, dat zij de oude geschiedenis onder de aandacht van het thans levende geslacht heeft weten te brengen. A'd a m, 16/4/20 J. A. v A N ZUTPHEN 1) De aanhalingsteckens hebben hier de beteekenis, dat in de diamantindustrie juweliers en werklieden en voorts betrokkenen, van de '?Maatschappij" spreken zonder meer. v. Z. Interieur van een diamantsüjperij in de 18e eeuw dien deze meester-dirigent vaüzijn houding bedoelt te laten uitgaan ; het is zijn onwrikbare wil, dien hij van seconde tot. seconde tot de uitvoerenden bedoelt te laten spreken. Al wat in eigen houding van het on dergaan van dien dwang, van het verstaan van dien wil zou kunnen afleiden, wordt welbewust voorkomen. De beweging der dirigeerendc figuur ligt geconcentreerd in den lenigen rechterarm; de linker verwijdert zich slechts zelden van den romp, werkt bescheiden met de in nerveuse, maar toch steeds beheerschte buigingen en bewegingen welsprekende hand. De ;lirigeerstok van Nikisch is dun en lijn, maar vrij lang. Ik vermoed, dat hij dit type verkiest, omdat liet zich bij/onder goed leent tot het maken van majcsfueuse legato-slagen. De techniek van Nikisch' sla» voldoet aan de allerhoogste eisenen. Er is niets eenzijdigs in zijn slaan ; aanwijzingen betreffende de verschillende elementen in het orkestspel zijn er met vaardigheid in gecombineerd. Aan wijzingen, die niemand in 't onzekere zullen laten, mits men terdege oplette. Herhaaldelijk worden niet alleen de slagen zeer kort en fijn, maar gaan ze ook met zekere vaagheid in eikander over. Slechts een dirigent, die het ensemble absoluut in zijn macht weet, kan zich van dergelijke riskante middelen bedienen. Soms laat Nikisch den stok een wijle op den rand van den lessenaar rusten. Er be weegt dan letterlijk niets meer aan hem. Het orkest gaat door, doch prepareert zich tevens, schoon' onmerkbaar, op wat er komen gaat. Zoo worden vooral enorme stijgingen mogelijk, en daartegenover staan weer pracMig-geacheveerde diminuendi. Treffend is, hoe vaak in het allerteerste pianissimo nog weer een enk«:e lichte, maar kordaat-besliste beweging der Nederl. Munt Hollands moest gewilde sigaar linkerhand een voortgezet decrescendeeren afdwingt. Het was een kist, waar te nemen, hoe voortreffelijk bij voortduring het geheelc orkest op deze krachtig-suggestieve, maar tevens uiterst sobere directie reageerde. Vooral trokken in hooge mate tal van strijkerspassages de aandacht, waarin een. zeldzaam vohinüneuse en kernachtige, van hoogere bezieling doortrilde toon werd ontwikkeld. En telkenmale constateerde men dan, dat dit tot een maximum opvoeren van energie in de strijkersgroepen slechts werd uitgelokt, doordat de dirigent over 't geheeie lichaam de spieren nog sterker spande, dan hij ze reeds gespannen hield.... Ziehier in hoofcltrekken, hoe Nikisch' uiterlijke directie zich aan mij heeft geopen baard, en groote bewondering bij mij heeft opgewekt. Hij is een wil-oplegger als maar zeer, zér weinigen. ? Over de opvattingen, waarvan zijn di rigenten-wil uitgaat, over enkele zijner bij zondere inzichten, zooals het befaamde Nikisch-trucje" in e Tannnauser-ouverture, zal een volgend artikel handelen, En natuurlijk ook over de manifestaties, waartoe het optreden van den gastdirigent der gastdirigenten heeft aanleiding gegeven. H. J. D E M HERTOG III II IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII Go!bertCostumesj90.-naarMaat SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl