De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 24 april pagina 1

24 april 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8235 Zaterdag 24 April A°1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten INHOUD: Bladz. l: Het SocialisatieRapport der S. D. A. P., door prof. dr. G. W. Kernkamp. Tijdgenooten, door dr. G. W. C. Byvanck. ostenrijk's financieele toe stand en de mogelijkheid van verbetering, door mr. G. Vissering. 2: De Verkeersagent, teekening van Jordaan. Krekelzang van J. H. Speenhoff. 1789?1718, door dr. H. A. N. E. van Gelder. 3: Het Huwelijk voorwerp van Staatszorg? door Johanna W. A. Naber. 5: Voor Vrouwen, onder red. van mej. E. M. Rogge. De Vrouw op het Arbeidscongres te Washington, door A. H. L.-B. 8ste Congres van den Wereldbond van Vrouwenkiesrecht, door N. MansfeldtDe Witt Huberts. Uit Kindermond, door A. H. Elbée. De Wegen, door Tony de Ridder. ??Uit de Natuur, De Meeuwen, door Jae. P. Thijsse. 7: Menge'berg, door H. J. den Hertog: Schilderkunst-Kroniek van A. Plasschaert.?Dr. H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga f, door dr. Fred. van Eeden en mr. H. Giltay. Moderne Strijd, teekening van George van Raemdonck. 8: Jeruzalem onder de sneeuw, door Jacob Israël de Haan. Bij Henri Barbusse, door JohannesTielrooy. Financiën en Economie: Op den Econ. Uitkijk, door mr. H. Smissaert. 10: Charivaria. ? Dostojewski, door Jasoiro Sawamura. Schipbreukelingen, van G. L. Kroes. Uit het Kladschrift van Jantje. Feuilleton: Stemmingen van n nacht, door H. de Wille. 11: Biljartsport, Masseefen, Techn. Rubriek: Toepassing van onzichtbare stralen, door v, O. Bijvoegsel: De Conferentie te San Remo, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHtiiiii HET SOCIALISATIF-RAPPORT DER S. D. A. P. De commissie uit de S. D. A. P., die belast was met de taak het socialisatie-rapport samen te stellen, heeft een in menig opzicht verdienstelijk werk verricht. Die lof kan haar worden toegebracht . ook door wie zich, zooals ondergeteekende, niet gerechtigd gevoelt de af zonderlijke conclusies, waartoe het rapport voor de verschillende bedrijfs takken komt, te onderschrijven, al ware het slechts hierom niet, dat hij zich niet bevoegd acht daarover te oordeelen. Maar ook met dit voorbehoud kan men het rapport prijzen als een ge slaagde poging om een stevigen onder grond te leggen voor den opbouw van een discussie over de wenschelijkheid en mogelijkheid van socialisatie een vraagstuk, dat in de eerstvolgende tijden de volle aandacht zal opeischen van allen, die tot de behartiging der openbare zaak zijn geroepen. De verschillende politieke partijen zullen kleur moeten bekennen tegenover deze quaestie en de mogelijkheid schijnt zelfs niet uitgesloten, dat de tegen woordige, in menig opzicht redelooze partijindeeling erdoor zal worden ge wijzigd. Toen na den oorlog het streven der arbeidende klasse naar verbetering van haar maatschappelijk lot zich krach tiger dan ooit uitte en zij socialiseering der bedrijven tot haar strijdleus koos, werd de schijn gewekt, alsof het al dan niet aanvaarden van die leus samen viel met het al dan niet bereid zijn om aan de arbeidende klasse de haar in de maatschappij toekomende plaats te verzekeren. Maar zoo stond de zaak toch niet. Van hen, die de leus aanhieven of overnamen, kon alleen worden gezegd, dat zij door socialiseering der bedrijven hoopten te geraken tot een redelijker en billijker ordening van de maat schappelijke toestanden ; maar zelfs aan de leiders van politieke partij of vakvereeniging bleek het doel, waar heen zij hunne volgelingen wezen, slechts in schemerige omtrekken veor oogen te staan ; gevraagd naar de middelen, waarmede zij het dachten te bereiken en naar de bindbalken van de nieuwe structuur, die zij wilden optrekken, moesten zij het antwoord schuldig blijven of hunne toevlucht zoeken tot vage aanduidingen. En onder hen, die sceptisch de verkondiging van de blijde boodschap der socialisatie aanhoorden, mochten er zijn, die vijandig gevoelden tegen over elke poging der arbeiders om een ruimer aandeel te krijgen bij de ver deeling der maatschappelijke goederen, maar waren er zeker ook velen, die hun dit ruimer aandeel niet misgunden, mits slechts kon worden aangetoond, dat de vervanging van de vrije be drijfsorganisatie door een stelsel van socialisatie ten goede zou komen aan de geheele gemeenschap. Ook al zal de socialisatie zoo vroegen deze laatsten zich af worden beperkt tot de bedrijven, die reeds thans in hooge mate geconcentreerd zijn en feitelijk een monopolie genieten, staat het dan niet te vreezen, dat in het gesocialiseerde bedrijf de energie, de toewijding en de ondernemersdurf van de leiders geknot zullen worden, omdat men hun niet de vrije hand zal laten, maar zij zich belemmerd en bekneld zullen gevoelen door allerlei bureaucratische inmenging? Zal de prikkel van de eerzucht om zulk een bedrijf goed te leiden even sterk werken als die van het eigenbe lang in het vrije bedrijf? Zal men van het personeel in geso cialiseerde ondernemingen een grootere arbeidsprestatie mogen verwachten dan van personeel in particuliere onder nemingen? Zal, bij het uitbreken van een conflict tusschen de directie van eene der eerstgenoemde ondernemingen en het personeel, de directie, ook al heeft zij het recht aan hare zijde, niet dikwijls moeten toegeven, wanneer de arbeiders worden gesteund door hunne vakver eeniging en deze de hulp inroept van een met haar bevriende of om poli tieke redenen van haar afhankelijke autoriteit, aan wie jde directie onder geschikt is? En zw hierdoor op den duur de inwendige tucht in zulk een onderneming niet verslappen? Op zulke en soortgelijke vragen wenschten zij, die met de socialisatieleus niet terstond konden instemmen, een geruststellend antwoord te ver nemen. Ik zal niet beweren, dat hunne twijfelingen zijn weggenomen door het rapport van de commissie uit de S. D. A. P. Maar dit heeft er althans rekening mede gehouden. Zooals te verwachten was, strekt het in hoofdzaak ten gunste van de idee der socialisatie. Niet voor alle bedrijven wordt die echter uitvoerbaar of reeds uit voerbaar geacht. Als bedrijven, die zoo spoedig mogelijk aan de gemeen schap moeten komen, worden genoemd: de steenkoolproductie, de electriciteits-, gas- en watervoorziening. De transportbedrijven zullen geleidelijk volgen. Met den landbouw zal men nog geruimen tijd moeten wachten. Het bankbedrijf leent er zich heelemaal niet toe. Ook worden de aan socialisatie ver bonden bezwaren volstrekt niet w ggedoezeld. Juist hierin ligt een der grootste verdiensten van het rapport, dat het die bezwaren niet te licht heeft gewogen. De commissie heeft niet verzwegen, dat zij geen kans ziet ze alle op te heffen. Opmerkelijk is de conclusie, waartoe zij geraakt is omtrent het in gesocia liseerde ondernemingen te betalen loon. Behoud van den loonvorm" zoo schrijft zij is tot in afzienbaren tijd noodzakelijk. Immers, bij de soci alisatie dient uitgegaan te worden van het menschelijk karakter, zooals dit zich onder de bestaande omstan digheden heeft gevormd, en niet zooals men verwacht, dat het worden zal. Opvoeding en scholing van degenen, die in gesocialiseerde en daarmede in dit opzicht gelijk te stellen bedrijven werkzaam zijn, tot ijverige, plichts getrouwe medewerkers, is geboden. Van de resultaten hiervan zal afhangen of en in hoeverre de prikkel van het eigenbelang door een van moreelen aard kan worden vervangen". Het loon behoort in overeenstem ming te zijn met de prestatie. Invoe ring van een passenden vorm van stukwerk (ook groepsstukwerk) is, waar mogelijk, gewenscht, mits een minimum-loon bij behoorlijke, d.w.z. ge middelde prestatie gewaarborgd is, en zorg wordt gedragen dat het niet tot overmatige inspanning voert (maximurn-prestatie). Stukloon is n voor het bedrijf n voor den arbeider onder deze voorwaarden voordeelig en geeft hem een grooter mate van vrijheid". Deze erkenning van het aanbevelens waardige van stukloon door sociaal democraten heeft iets van het verras sende verloren sinds in den vorigen zomer ook het partijblad der Duitsche meerderheids*sociaaldemocraten de weder-invoering van stukloon heeft be pleit als een middel tot verhooging der productie. Maar toch noemde ik de conclusie opmerkelijk, omdat ten onzent het juist de sociaaldemocratische leiders van vakvereenigingen zijn geweest, die het meest hebben geijverd voor nivellee ring bij de salarisregeling en de bevor deringskansen, met name in de takken van rijksdienst: geen hooger loon bij beter arbeidsprestatie, maar gelijk loon in gelijken rang en bij gelijken dienst tijd ; geen bevordering tot hooger rang door meerdere bekwaamheid, maar volgens anciënniteit; dit is meer en meer de regel geworden. De onderge schikten hebben door deze regeling een waarborg gekregen tegen onbillijke achteruitzetting door hunne superi euren ; maar hunne arbeidsprestatie is er zeker niet door vermeerderd. Het is een verblijdend teeken^van een kente ring der meening in dit opzicht, dat de "commissie uit de S. D. A. P. het loon weder in overeenstemming wil brengen met de prestatie. Als een belangrijke bijdrage voor de studie van het socialisatie-vraagstuk kan men het rapport dankbaar aanvaarden. Maar opgelost is dit vraag stuk nog niet. Wie voorlichting daaromtrent zoeken, zullen die ook van anderen kant dan van een uitsluitend uit sociaaldemocra ten bestaande commissie wenschen te krijgen. Aan dien wensch kan worden v.oldaan, zoodra de door de regeering benoemde commissie haar rapport zal hebben uitgebracht over het vraag stuk van de productievermeerdering en de verdeeling der goederen. Vermoedelijk zal men daarop nog eenigen tijd moeten wachten. Dat uitstel kan de beslissing over: al of niet socialisatie, wel lijden. Zoo het er toe komt, zal de sociali satie ook niet in een vloek en een zucht kant en klaar zijn. De commissie van de S. D. A. P. spreekt van een proces van geleidelijkheid" en n van hare leden, de heer J. F. Ankersmit, heeft dezer dagen in Het Volk die geleide lijkheid nog eens dik onderstreept. Wij gelooven het gaarne, dat zulke economische omwentelingen niet plot seling geschieden. Maar hoe hebben, nog niet zoo heel lang geleden, de sociaaldemocraten de ge-lei-de-lijk-heid gehoond, als hunne tegenstanders die voor maatschappelijke veranderingen aanprezen! KERNKAMP tlllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIItlllllflIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII OOSTENRJJK'S FINANCIEELE* TOESTAND EN DEMOGELIJKHEID VAN VERBETERING door mr. G. VISSERING, President van de Nederl. Bank II MIDDELEN TOT VERBETERING 'in mijn eerste artikel zette ik uiteen op welke wijze de Oostenrijksche Kroon in waarde is gedaald. In het buitenland is deze Kroon, die volgens de wettelijke muntregeling als geldeenheid der Oostenrijksche-Hongaarsche monarchie met de waarde van 0,304878 gram fijn goud gelijk stond, tot minder dan 1/50 van hare vroegere waarde gedaald; in het binnenland is de waarde-daling tegenover goederen nog niet zoo groot geworden, doch hare waarde is zeer onzeker en kan nog dagelijks veranderen. In het buitenland wordt zij nagenoeg niet meer in betaling aangenomen ; in het binnen land is zij nog de munteenheid, waarin prij zen van de goederen en diensten worden uit gedrukt, maar door hare wisselende waar de kan zij nauwelijks meer als waardemeter aangenomen worden. Aangezien men echter geen andere waardemeter heeft, behelpt men ? zich nog met haar, zich nauwelijks bewust zijnde hoe ondeugdelijk zij thans daarvoor is. Die toestand is onhoudbaar. Hoe kan hierin verandering worden ge bracht? Niet door eene wet; immers de wet bepaalt nog steeds, dat de Oostenrijksche Kroon eene waarde heeft gelijk aan 0,304878 gram fijn goud, de wet kent geen papieren kroon ? in werkelijkheid is echter de goudkroon eene niet meer bestaande, eene fictieve een heid, geworden, en bestaat de circulatie nog slechts uit biljetten, die niet anders ver dienen dan den naam van papieren kroon. Aan het muntwezen op zich zelf is dus niets te veranderen, aangezien de deplorabele toestand, waarin dit zich thans bevindt, niet eene oorzaak, maar slechts een gevolg is van andere toestanden. Verbetering kan dus slechts intreden, indien eerst wijziging in die andere toestanden doelbewust ter hand wordt genomen. Die ?anwijziging moet hoofdzakelijk be staan in twee richtingen : l o. de vermeerdering van uitgifte van schuldpapier door Staat en Gemeenten moet ophouden, tenzij deze onmiddellijk en onvoor waardelijk zou kunnen strekken tot het schep pen van nuttige goederen ; 2o. men moet in Oostenrijk weder hard aan den arbeid gaan om een overschot van nuttige goederen te produceeren, .welke naar andere landen geëxporteerd kunnen worden, ten einde weder middelen te verkrijgen tot betaling van hetgeen Oostenrijk dringend uit het buitenland zal behoeven. De Oostenrijker moet dus niet minder hard werken dan vroeger; hij moet harder werken, en althans meer arbeid praesteeren dan de hem omringende Staten ; met schoon schijnen de leuzen en theoriën over betere bestaans voorwaarden enz. gaat hij den grond in; alleen door noesten vlijt kan hij zich er boven op werken. i' mmiiimiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiMiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iimmiiiiimiiiiiimitimiii iiiiiiu iiiiiiiiiiiiiiimiiminiii IIIIIIIIHIIMIIIIIIII iiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiMtNiiiMiiiiiimiNiniiniHitiiiiiii1111111111»111111"1111"11 iiilimimiiimii AMERfKA TE VELDE Amerika is bezig zijn oorlogservaringen te boek te stellen. Met Yankee humor. Hier is 't het verhaal van een regiments kapelaan over de avonturen van zijn lersch regiment in Frankrijk, en daar vertelt ons een jong luitenant hoe hij in weinige maanden tijds, door de praktijk van het leven te velde, is doorgedrongen tot de geheimen van de moderne krijgvoering. Beiden, wanneer er iets grappigs hun op hun weg is tegenge komen, vergeten niet het mee te deelen. Hoe vind ik je hier? zegt een geloovig kapitein 'van het lersche regiment tot zijn oppasser, die van een ander geloof is, als hij de mis bijwoont en ziet dat de soldaat met hem is meegegaan. Kapitein, ik zou u tot in de hel volgen ; antwoordt de oppasser, die zich onafscheidelijk voelt van zijn officier. Wat 'n toewijding! oordeelt de kapitein over het geval, wanneer hij het aan den kapelaan vertelt. Ja, maar minder vlei end voor mij, merkt de Padre droogweg op. En de twee aan 't lachen! De open-luchtvrijheid van de campagne! Maar de jonge kersversche luitenant die de heldenloopbaan op wil, is de oudste der vier zoons van den oud-President Theodore Roosevelt, die allen dadelijk bij het eerste geluid van de krijgstrompct hun leven ter beschikking hebben gesteld van het vader land. Wij behoeven geen oogcnblik te vragen of er wel een bries van levenslust zal waaien door zijn verhaal. Ik spaar U uit het boek van dezen Rooseveltwelp, dat hij heeft betiteld : G e w o n e Amerikanen, Average Ameri ca n s, al het Rooseveldianisme waarmee het wordt ingeleid. Wij weten hoe de oude Theo dore er zich op heeft toegelegd om allejmanncdeugden van flinkheid en vaderlandsliefde bij zijn telgen te ontwikkelen, hoe hij heeft gepoperd toen Amerika zoo lang aarzelde deel te nemen aan den grooten oorlog voor de vrijheid, hoe hijzelf zich voor een vrij willigers-commando heeft aangeboden, en zich boos heeft gemaakt niet alleen over de onverschilligheid waarmee zijn opoffering ter zijde werd geschoven, maar ook over den tragen gang van den loop der zaken die een spoedige beslissing eischten. De Roosevelts stonden klaar ? waarom sukkelden de anderen? De oudste, Teddy no. 2, heeft geen seconde geaarzeld. Zijn vader, de groote Teddy, schreef hem naar Frankrijk in den zomer van 1918, toen het er heuscti op aan kwam voor de Amerikanen : Alleen, die verdienen den naam en de onsterfelijke glorie, die in het heetst van het gevaar hebben gestaan". Hij nu verlangde naar de onsterfelijkheid. Zijn vrouw, de moeder van Teddy no. 3, wilde ook naar het tooneel van den oorlog als verpleegster of helpster. Vooreerst kon hij haar nog geen permissie geven, hij zou haar van Europa uit schrijven; zij beloofde te wachten. Maar toen hij van daar haar aanried niet over te komen, kreeg hij tot antwoord dat zij al lang op weg was en eerstdaags te Parijs zou zijn. Zij waren met hun zessen op het terrein, de vier broers, de schoonbroeder, en de vrouw. Einde Juni 1917 zetten Roosevelt en zijn broeder Archie den voet op Fransen grond gebied, het duurde tot het eind van Maart 1918 eer zij, als veteranen in den dienst, werden waard gekeurd aan de groote veld slagen deel te nemen en de hitte van den strijd te naderen. Want in den aanvang ging hun alles verkeerd af, ofschoon Roosevelt in Amerika den rang had van luitenant der reserve ; zelfs toen hij binnen enkele maanden het tot majoor had gebracht, was het niet veel beter. Het waren immers rauwe troepen, zonder opleiding, zonder eenige ondervinding van wat oorlog was. Zij konden niet eenmaal marcheeren. Wat wisten zij van de voorziening der troep, als zij op marsch was? Het woord van Napoleon, dat een leger op zijn maag mar cheert, moest hun door de ondervinding worden verklaard en in hun honger een illus tratie vinden, wanneer, na een vermoeienden tocht, voor den toevoer van levensmiddelen niet bleek gezorgd te zijn. De instructie, die van bovenaf kwam was nul. Iemand werd gezonden die het bataillon zou inlichten over de gasaanvallen. Hij wist te vertellen over de Grieken die reeds giftgas als strijdmiddel gebruikten, en over de samen stelling der nieuwere gassoorten, die echter alleen gevaarlijk werden, wanneer ze in grootere hoeveelheid op n plaats voorkwa men, zoodat men niet te spoedig zich moest laten verschrikken. Maar toen een, die hem aandachtig had gevolgd gewoonlijk luis terde men niet, den instructeur vroeg, wat de toets was van de gevaarlijke hoeveel heid, bleef hij het antwoord schuldig. Het gevolg bleef niet uit ; zoodra de man die 's nachts op wacht stond een vreemd luchtje meende te ruiken, alarmeerde hij ; signalen werden gegeven, luchtpijlen afge schoten, bevelen rondgezonden . . . Later wist men dadelijk te onderscheiden, waar het op aankwam. De dienst gedurende den nacht daar moest men eerst aan gewennen. De schild wachten, niet hun opdracht om tegen nachte lijke patrouilles van den vijand te waken, zagen van dezen en van genen kant gedaanten van fantazie aansluipen en verspilden dik wijls hun ammunitie op een grüligen boom stronk. In de rapporten werden eze ver beeldingen als heusche aanvallen gememo reerd niet altijd. Eerbied voor het hooger gezag was er niet veel. Het bataillon hield zich bij elkander en was gehecht aan zijn commandant, wanneer hij wist te leiden ; maar de inmenging van de hooger officieren zag men niet graag. Manoeuvres werden dikwijls gehouden, waar bij verwarring heerschte en miserie werd geleden, zonder dat de bevelhebber er iets van bemerkte. Nu een onverwachte aanval op een vijan delijke loopgraaf!" commandeerde een hoo gere officier aan Roosevelt. Wanneer, mijnheer?" Onmiddellijk." Alsof iets wat overleg en berekening vereischte, zoo maar dadelijk kon worden ver toond. Roosevelt met hulp van een paar handige luitenants wist toch binnen vijf minuten iets te organiseeren waarbij de loop graven door lijnen werden voorgesteld. De commandeerende kritiseerde de exercitie ten aanhoore van zijn begeleidend officieren in deze termen : Ik ben eigenlijk niet op de hoogte van zulke r a i d s, maar dit lijkt mij niet veel." Een ander had voorliefde voor spitslijnen (perpendiculair op de vijandelijke stelling) zonder zich ooit te herinneren wat zij waren en waarvoor zij dienden. Maar de soldaten waren flinke kerels. O die nacht toen zij waren uitgegaan om een gevangene te maken, want zoo lang zij reeds onder.de wapens waren, zij hadden nog geen gevangene! Hoe trotsch waren zij op hun buit, den man! Zij wilden hem nauwelijks afstaan. Maar thans brak de tijd aan, dat het ernst werd voor de Amerikanen. In Maart 1918 moest het Engelsche leger in der haast terug trekken. Een leemte ontstond, de Fransche troepen sloten niet meer aan. Dadelijk werden Amerikaansche troepen naar Montdidier gedi rigeerd om het gat te stoppen. Zij voelden zich, na hun ervaring van meer dan een half jaar, oudgedienden, en zij waren erg jong gebleven. Bij den eersten aanval van eenig belang op de Duitsnhe loopgraven maakte een sectie van het bataillon 33 gevangenen. Roosevelt was bij dat gedeelte ; aan zijn hoofd had hij den raid meegemaakt. Na den terugkeer en het tellen der buitgemaakte manschappen, hoorde hij den sergeant of luitenant vragen : Hebben de anderen meer gevangenen? Hij moest erkennen van ja, een van de secties had twee meer. En dadelijk wilde de sergeant rechtsomkeert maken en op den vijand af gaan, om het onvoldoende getal compleet en overcompleet te maken. Ja, daar werd gevochten en scherp, en tragisch, door den dood der beste kameraden, die reeds van de voorspiegelingen hadden genoten der dingen die zij zouden ondernemn bij de terugkomst in het burgerlijk leven, maar er werd toch ook gelachen en er werden ondeugendheden uitgehaald. Hoe ijverig werden positiekaarten gemaakt voor hef oppercommando met blauwe potloodteekens op de plaatsen waar gasaanvallen werden afgestuurd! en met hoeveel pleizier ontving men terug van het hoofdkwartier de defensiekaarten waarop het terrein was afgeteekend. Men wist dat de eenen en de anderen met al hun veelkleurige strepen absoluut geen beteekenis hadden . . . Zoo gaat het voort, van Montdidier naar Soissons, van Soissons naar de Argonne, en van Argonne in de richting van Metz. Het scheen werkelijk alsof het nog een heele poos zou voortduren. De troepen werden zwaar geteisterd, zij hielden er toch den gang in. Er zal niet veel van de divisie overblijven, was de opmerking die werd gemaakt. AI waren het er slechts twee, was het antwoord, zoo kregen zij als marschroute : e n c h e I o n naar Berlijn! Men verwachtte een slag, die voor den vijand de genadeslag zou zijn. Eensklaps verspreidde zich het bericht van den wapenstilstand. Het wou nog niet doordringen in Roosevelt's brein. Daar naderde, toen men in de buurt was van Verdun, hem een chauffeur met de bood schap : Kolonel, Mrs Roosevelt wacht u om den hoek in de auto". |a, de oorlog was gedaan. W. G. C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl