De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 1 mei pagina 13

1 mei 1920 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

l Mei '20. No. 2236 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 DEMENGELBERG-HULDIGING Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek Wat Rembrandt is op het gebied der schilderkunst, z\jt gij als orkestleider. Minister de Visser. Rembrandt: Het zal me toch benieuwen, of ze over driehonderd jaar ook nog van hem zullen spreken." m mimiiiiiiiiiiiiiiiHH iiiiiiiimtiiiitmiiu i mini Nikisch Ik schreef uitvoerig over Nikisch' meester lijk ontwikkelde techniek. Zijn opvattingen? Er is eigenlijk niet zoo heel veel over te ver tellen. Hij Iaat eenvoudig zeer precies hooren, wat er in de partituren staat. De partituren, die hij weet te lezen als slechts zeer weinigen. ledere noot, iedere rhythmische figuur, ieder voordrachtstèeken heeft hij zorgvuldig aan gekeken en volledig doorgrond. De tempo aanwijzingen heeft hij minutieus opgenomen, den bouw van 't stuk en de verhouding tus schen groote lijnen en détails heeft hij aan dachtig nagegaan. En toen is hij tusschen de noten en tusschen de balken gaan lezen, is hij overal met zijn muzikale flair gaan speuren naar wat de componist niet heeft genoteerd, ook niet heeft kunnen noteeren, maar we! heeft bedoeld. Nu gaat hij dirigeeren, en zet alles op zijn plaats, en laat alles spreken, en aarzelt nooit, en denkt steeds om wat er komt. Nadert er een vurige versnelling, dan houdt hij vooraf het tempo wat in ; is er een imponeerend ritenuto in zicht, dan zal hij eerst het tempo liever nog wat aanzetten, dan er ook maar het begin van een vertraging te laten insluipen. Zijne crescendi en diminuendi kenmerken zich door een geraffineerde geleidelijkheid. Hij weet onderscheid te maken tusschen forte en fortis simo, en elk zijner pianissimi is inderdaad een pianissimo. Hij brengt de tegenstellingen tot levendige werking, hij zet de kleuren tegen elkaar, nu eens in felheid, dan weer in schier onmerkbaar afloopende nuanceering. Men ziet het: er is eigenlijk niets bijzonders in wat ik als grondslag van Nikisch' enorm kunnen als dirigent heb opgemerkt. Het is «envoudig wat ieder dirigent behoort te verstaan. Doch het verschil tusschen hém, den meester, en vele zijner broeders in 't vak is, dat deze laatsten hij herhaling te kort schieten, in afwisseling met dingen, die ze goed of zelfs hél goed doen, terwijl hij overal, in 't groot en in bijzonderheden, de honderd percent haalt. Ook het veelbesproken Nikisch-trucje" in de Tannhauser-ouverture is niets bij zonders." Het betreft hier een plaats in het Assai stretto", de apotheose dezer onsterfelijke compositie. Drie trompetten en drie bazuinen doen fortissimo de pelgrimsmelodie weer klinken, en de Ie en 2e violen zetten unisono en met stralende kracht de bekende zestiendengolvingen daartegen, het Schwirren und Sauseln der Lüfte"?zooalsWagner zelf zegt , das uns zuvor wie schauriges Klagegetön Verdammter erklang", en dat nu is aange zwollen zu wonnigem Rauschen erhabener Entziickung". Es ist", gaat hij voort, ,,der Jubel des aus dem Fluche der Unheiligkeit erlösten Venusberges selbst, den wir zu dem Gottesliede vernehmen. So wallen und springen alle Pulse des Lebens zu dem Gesange der Erlösung; und beide getrennten Elemente, Qeist und Sinne, ott und Natur, umschlingen sich zum heilig einenden Kusse der Liebe." Dus, beide krachtig bezet en schitterend zich handhavend door ligging- en timbreverschil, twee melodieën, de eene langzaam en statig voortschrijdend, de andere tintelcndbewogen, en, hoewel meer figuratie dan melo die", toch ^sterk-zelfstandig opklinkend. De overige partijen in het orkest harmoniseeren het koraal, tevens een gloedvol fond vormend voor den jubel der violen. Alles klinkt fortis simo en blijft fortissimo klinken. Van aan zwellen en afnemen is geen sprake meer. De eenige voordrachtsteekens, die Wagner op deze bladzijden noteert, zijn extra-accenten ; verder herhaalt hij hier en daar de aanwijzing //. Hoe nog in dezen oceaan van klank een climax te maken, den als dringend-noodzakclijk gevoelden climax? Het antwoord geeft Wagner voor den goeden verstaander in de maten, die hierbij gecom primeerd weergegeven zijn. Het is de tweede maal. dat het koper dit gedeelte der melodie laat hooren ; de overige stemmen doen een pakkende harmoniewisseling ontstaan. En wat is nu in deze harmoniewisseling hot allervoornaamste ele ment? Antwoord : de met den bas jis-e-tlis in ,,tertsen" afdalende middcnstem a-gis-fisis. Dat Wagner dit zoo inziet en zoo bedoelt, blijkt overtuigend hieruit, dat hij in de 2e maat /CA/J.. ketrif J=i ?Ui. 3^ i < ? Ik zal beginnen met de oplossing te geven van het Bridgeprobleem ih het nummer van 10 April jl. S 9, 8 4 H 4 R K heer, 4, 3 B S aas, 6, 5 S, 3, 2 H 2 A C H heer, 8, 3 R R aas, 5 K aas, 7, 2 K D S 7 H aas, boer, 7 R 4 K 6, 5 D speelt sans ato'.it, moet uitkomen en maakt met het spel van B vijf trekken. Bekijken wij nu de spellen van B en D, dan zien wij, dat om uit te komen D de keus heeft tusschen schoppen en klaveren. Om zijn schoppen bij B vrij te spelen en ze eventueel te Kunnen gebruiken, moet hij daar de klaveren heer als rentrant behouden. D speelt daarom schoppen zeven. Indien A daarop de aas zou leggen, dan zou hij de beide schoppen bij B vrij maken en daar B dan altijd met klaverenheer aan trek zou kunnen komen, zou hij die beide schoppen altijd maken. A moet bij de door D gespeelde schoppen zeven dus wel een kleine schoppen bijspelen - evenzoo werpt B de schoppen vier en C de schoppen twee bij. D vervolgt nu met klaveren en nu moeten wij eens zien wat of A kan doen. Werpt hij de twee op, dan laat B die ook loopen, en C speelt of een ruiten of een schoppen bij ; D speelt dan klaveren na, die door A met de aas moet worden genomen B speelt een kleine klaveren bij en C of een schoppen of een ruiten. Nu is dus A aan trek. Speelt hij schoppen aas, dan moet C of een harten bijspelen of ruiten aas, en daarvan hangt af of D de ruiten vier, dan wel de harten zeven bijspeelt. Waarmede A nu vervolgt,|komt er niet op aan, de volgende drie slagen zijn alle voor B en D. Werpt A in den tweeden slag, de klaveren zeven op, dan neemt B dien slag met den heer en speelt harten vier na. Die slag is in allen gevalle vour D. die daarna de hoogste harten naspeelt. B moet nu op die harten dezelfde kleur wegwerpen als A, waardoor hij nog hetzij een klaveren of een schoppen slag maakt. A kan in den tweeden slag ook klaveren aas opwerpen. Komt hij dan na met klaveren twee, dan moet B dien slag nemen met den heer en met harten nakomen. Die slag is voor D en het hangt er nu van af welke kaart C op den derden slag heeft bijgespeeld wat D zal doen. Heeft C zijn ruiten aas sec gehouden, dan speelt hij ruiten en maakt D zijn belde harten ; heeft C een harten bijge speeld, dan maakt D achter elkaar drie harten slagen. Het spelen van de klaveren twee door A biedt mog de meeste kans op winst, want speelt hij klaveren zeven, dan maakt B twee klaveren en een schoppen trek ; speelt hij de harten na, dan maakt D dien trek en speelt een klaveren na, waardoor een zelfde geval ontstaat als reedszooeven isgenoemden speelt hij als derden slag onmiddellijk schoppen aas, dan maakt hij het al heel gemakkelijk voor B en D. Indien D de spelien niet goed heeft bekeken en de in den aanvang genoemde overweging om met schoppen uit te komen, niet bij hem is opgekomen, dan wordt een uitkomen met klaveren hem noodlottig ;?A neemt dien slag met klaveren aas en komt met de twee na. Of die slag nu door B of door D wordt ge nomen, komt er niet opaan, A en C maken dan in allen gevalle drie trekken. van het citaat n voor de fluiten, n voor de hooge hoorns de tweestemmigheid, onder afwijking van de voor de hand liggende stemvoering, kloekweg prijsgeeft, en door een un'sono vervangt. En waar nu de toon der fluiten in het geweldig ensemble noodzake lijkerwijs verdrinkt, voelt een ieder, dat het de speciale taak der hooge hoorns is, het den nagcstreefden climax bewerkende a-gis-fisis te releveeren. Men neemt Nikisch kwalijk, op dit punt de goede verstaander te zijn geweest, die aan het halve woord ,,zu 2" genoeg had. Het is kostelijk ! 't Spreekt vanzelf, dat met dit juichend uitkomen der hoorns een opdaveren in onver minderde kracht van het koper, en een forte-forti'ïsiino van violoncellen, contra bassen en tuba moet samengaan ; welnu, Nikisch zorgt daarvoor, en mét hem andere groote en minder groote dirigenten, die deze plaats in de Tannhauser-ouverture lezen, zooals Wagner ze zonder eenigen twijfel heeft bedoeld. De programma's, door Nikisch voor zijn optreden te Amsterdam samengesteld, waren welgeschikt, om een kijk te geven op het universeek' zijner muzikaliteit. Velen zien allereerst der) romanticus in hem, en ik geloof, dat zij gelijk hebben, maar ook het heroïcke gaat hem zoo goed af, dat men, vind ik, zelfs niet zou mogen beweren, dat er, ten einde dit element in de kunst geheel tot zijn recht te doen komen, een beroep noodig is op zijn aanpassingsvermogen. Boeiend van begin tot einde, en als geheel krachtig-imponeerend was de vertolking der Eroica", en de rijk-geschakeerde voor dracht van Schtimann's Vierde heeft dit werk allicht aannemelijk gemaakt voor velen, die van huis uit er nog al koel tegenover staan. In Bruckner's Romantische" werd het tempo zeer oordeelkundig behandeld, zoodat er gang kwam ook in 't langdradige. Wagner's Waldweben", slechts heel even ontsierd door een te-veel aan toon in de violoncellen, was bijna bedwelmend in zijn zoete bekoring, en uit Weber's ,,Euryanthe"-ouverture blijft mij de inzet der acht gedempte solo-violen aan het begin van het Largo" bepaald onver getelijk. Het was een klankwonder, doch evengoed was een wonder de enorme, als aan gloednieuw-uitgevonden muziekinstrumenten ontlokte toon der strijkers in Handel's Concerto grosso in g-klein. t Er zijn Nikisch allergeweldigste ovaties ten deel gevallen, en hij heeft ze ten volle gesavoureerd. Ik wil zelfs toegeven, dat hij bij al de huldigingen zoo iets als de regie heeft gehad,_Waarom ook niet? Waarom De voorsprong, die ONZE rijwielen door hun bouw, constructie, kwaliteit en eigenschappen hebben ver kregen, is thans grooter dan ooit te voren. De motieven, die tot de keuze.van een FOMGERS leiden, zijn derhalve thans nog sterker dan voorheen. OififoninfljfiiiiielBnlibriiU.fOIGtïS Het r oplossen van de Bridge-problemen staat wel niet in rechtstreekseh verband met het Auction, d.i. het opbieden, maar is toch van veel nut om een goeden kijk te krijgen op het spelen van het spel, en is een maal het bieden afgeloopen, dan is een juist inzicht in het spelen van het spel van zooveel belang om er het aantal slagen uit te halen wat werkelijk te maken is ; vooral wanneer het gaat om het voldoen aan het contract of wel om het winnen van de manche. Een tijd geleden kwam een mijner kennissen mij vragen of ik als vierde man aan hun Bridgetafeltje wilde medespelen en hun toch wilde helpen, want anders kon er niets van komen, daar de twee andere spelers nooit een Auction Bridge a trois wilden spelen,omdat zij afkeerig waren van het hasardeeren, waartoe dit dikwijls aanleiding geeft. Een te groote waaghals, die het er maar op waagt, dat de blinde wel goede kaarten zal hebben, wordt dikwijls wel gestraft voor zijn gokken", door de vele strafpunten, die hij aan zijn medespelers cadeau geeft, maar dat hasardeeren van enkele spelers maakt ook dikwijls, dat de anderen niet aan bod kunnen komen, althans zelden een spel kunnen spelen en dat is ongetwijfeld hinderlijk. Men heeft daar al aan trachten tegemoet te komen door uit den blinde vier of vijf kaarten te keeren, waardoor eenig inzicht in dat spel werd gekregen, maar die kaarten geven gewoonlijk een ongemotiveerd ver trouwen of wantrouwen in het spel en weer houden allerminst van hasardeeren, werken het misschien eerder in de hand. Maar er is dunkt mij nog wel een andere wijze om Royal Auction Bridge met den blinde te spelen, waardoor het bezwaar van het gokken op den blinde grootendeels wordt opgeheven. Op de gewone wijze wordt getrokken, wie begint te geven en nu speelt de speler, die de laagste kaart trekt, gedurende den geheelen robber met den blinde, terwijl de beide andere spelers samen spelen. De laatst bedoelde spelers hebben dus het voordeel, dat zij elkaar, door het bieden, inzicht kunnen geven in hun spellen, terwijl de derde speler zijn annonces in hoofdzaak moet baseeren op zijn eigen spel, waarbij hij echter rekening kan houden met de annonces van zijn tegenspelers. Deze speler is, doordat hij slechts een spel ziet en van het spel in den blinde niets hoort, ongetwijfeld in het nadeel ; maar wanneer het bieden is afgeloopen, heeft hij het voordeel, dat hij altijd met het spel van zijn partner den blinde open speelt, terwijl de spellen der beide andere spelers ook al spelen zij het spel gesloten blijven, en a! weegt dit voordeel misschien niet geheel op tegen de nadeelen. het is toch zeker, dat het spel van de tegenpartij er moeilijker door wordt Er is voor hen meer onzekerheid, waarin de kracht van hun partner schuilt, terwijl door den speler, die met den blinde speelt, dadelijk kan worden geprofiteerd van de voordeelen, die het zien der beide spellen oplevert. Ik heb het spel eenige malen op deze wijze gespeeld en kan deze manier van spelen on getwijfeld ter beproeving aanbevelen. B R I D E R llllllllllllllllllltlllllllllllllHMIIIIIIflIlllllllllllllllllllllllllflIMIIIIMIIMttlll zou hij, die het orkest zulke magnifieke crescendi weet te laten maken, de crescendi in het applaus door gemis aan geleidelijkheid bederven ! Hij heeft als eminent kunstenaar een koninklijke hulde verdiend, en mocht die dus aanvaarden, in alle onstuimigheid en lang durigheid, waarin ze hem werd gebracht. Het publiek, ja, was wel zér uitgelaten. Maar dat laat zich best verklaren. Onder meer hierdoor, dat men nu eens met een man te doen had, die verre, verre boven de meeste gastdirigenten van dit seizoen uitstak. En ook -- vooral niet te vergeten ! . doordat men dezen gastdirigent zoo van dankbaarheid vervuld zag jegens het zoovele eerste-rangskunstenaars bevattende en in artistieken zin zoo prachtig gedisciplineerde orkest. Was dit niet hél anders dan in 't geval van Muck b.v., die door het orkest ook met onderscheiding werd bejegend, doch van zijn kant deuitvoerenden,ookal toonde het publiek soms meer dan gewone waardeering, vrijwel negeerde? Er zijn er, die in het opgetogenheidsbetoon na de Nikisch-concerten eene manifestatie tegen Mengelberg hebben gezien. Ik ben over tuigd, dat zij het mis hebben. Men kan Nikisch enthousiast toeklappen, zonder daarmede iets deprecié'erends tegenover Mengelberg te be doelen. Ten minste, dat verbeeld ik me zoo. Er was waarlijk geen reden,-voor wien dan ook, om Mengelberg in bescherming te gaan nemen. 't Is jammer, dat het in gevallen als dit steeds tot vergelijken komt. Men kan toch zeer wel groote figuren zonder meer naast elkander waardeeren. Nu er evenwel in 't openbaar toch weer vergelijkingen gemaakt zijn, wil ook ik op dit punt zeer in 't kort mijn meening zeggen. Ik stel Mengelberg nóg hooger dan Nikisch. Deze laatste hij nadert 't eind zijner loop baan werkt met voortreffelijke, met schitterend-afgewerkte cliché's, maar met cliché's ; terwijl Mengelberg nog steeds aan 't retoucheeren is, ja, zelfs niet schroomt voor een belangrijk deel geheel over te schil deren, wat hij nog niet volkomen aan zijn kunstenaars-ideaal beantwoordend heeft ge vonden. Beiden meesters in de techniek, knappe koppen, muzikaal alzijdig-begaafd, warm voelend en geboren heerschers. Overigens: de n aan 't doe! aangeland, de ander, hoewe! niet minder vaardig vinder, toch nog steeds naarstig zoeker H. J. DEN HERTOG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl