De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 8 mei pagina 1

8 mei 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2237 Zaterdag 8 Mei A°1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF |'Prijs per No. f 0.25. Per halt jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten J Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meest geschikten om vang. Ie lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d. eveneens en uitsluitend te richten tot het Secretariaaf'. iiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi mi iiiiiiiiiimiiimi Inhoud: Bladz. 1. Internationale samenwerking in de wetenschap door prof. dr. G. W. Kernkamp ; Tijdgenooten Revolutionnair I, door W. G.C. Byvanck; De positie der leidende ambtenaren bij Overheidsbedrijven, door dr. F. J. Stuurman. 2. De wilde haren, teekening van Jordaan ; Krekel zang, van J. H. Speenhoff; Buiten. landsch overzicht, van prof. mr. J. C, van Oven. 3. Een Indische Sint Frahciscus, door dr. Frederik van .Eeden; Het specifiek Russische, door Is. Sawamura. 5. Voor de vrouwen, onder redactie van mej. Elis. M. Rogge; C. v.d. Willigen, door A.Broekman Klinkhamer; De Vrouwenkiesrechtbeweging in Japan, door Aletta Jacobs ; Gewichtige dagen. I. De dag van de Huisnaaister", door Ariëtte ; Uit het Leven, door E. W. Asscher; Klein Coquetje, door P. A. E. Oosterhoff; in 't Jonge Groen, door Geertruida Carelsen ; Uit de Natuur: In Borderland, door Jac. P. Thijsse. 7. De processie, door Felix Timmermans; Van Versailles naar San Remo, enz. teekening van George van Raemdonck; Dramatische Kroniek, door Top Naeff; 8. Nap de la Mar, door Fokko Bos; Schilderkunst Kroniek, door A. Plaschaert; Charivaria. 9. Op den Economischen Uitkijk : Gevraagd : een man, door mr. H. Smissaert. 10. De kunstenaar en de nette mensen, door dr. E. Bonebakker; Drie portretten van Lizzy Ansingh's tentoonstelling; Feuilleton : De Marktdag, door Liber Heyl. 11. De finantieele nood van Amsterdam, teekening van Braakensiek; Schaakspel, door dr. A. G. Olland; Boekbespreking. Bijvoegsel: Rusland van twee kanten bedreigd," teekening van Joh. Braakensiek. INTERNATIONALE SAMENWER KING IN DE WETENSCHAP We zitten diep in de economie tegen woordig. Met economie bedoel ik niet ..the dismal science", maar den economischen kant van het leven. Niet alleen dat de meeste menschen financieele zorgen hebben, maar ze kunnen geen boek, tijdschrift of krant in handen nemen, zonder eraan te worden herinnerd, dat het economische raderwerk van de wereld heelemaal van streek is. De economische gevolgen van den oorlog, het economisch herstel van Duitschland of Oostenrijk, de econo mische toekomst van Nederland voor deze of soortgelijke onderwerpen vraagt men nu voortdurend onze aan dacht. Het is te begrijpen. De vraagstukken, die zich op dit gebied voordoen, zijn zoo nieuw en tegelijk zoo moeilijk; dat de knapste koppen zich tot de bestu deering ervan voelen getrokken ; het materieel welzijn van millioenen men schen zal er mede gediend worden, wanneer het spoedig gelukt er een op lossing voor te vinden. Maar van hoe groot belang het herstel der economische betrekkingen tusschen de volken ook moge wezen, ook de geestelijke banden moeten weder worden" aange'knoopt. Bij de pogingom dit laatste te bevorderen doen zich eveneens groote moeilijkheden op, maar van geheel anderen aard. Het herstel der economische betrek kingen tusschen volken, die in den oorlog tegenover elkaar stonden, kan worden belemmerd door den stand der valuta of worden vertraagd omdat de overwonnen volken door de econo mische bepalingen van het vredes verdrag zoo zwaar zijn getroffen, dat zij nog jaren lang daaronder zullen lijden, maar het wordt niet tegenge houden door wat de grootste rem is voor het herstel der geestelijke be trekkingen : de vijandelijke gezindheid tusschen de volken. De menschen uit de wereld van zaken zijn weinig sentimenteel althans in hun bedrijf; in hun particulier leven halen zij de schade misschien in. Een Fransch fabrikant zal geen bestellingen van een Dtiitscher weigeren, wanneer hij er zijn voordeel bij vindt, een Engelsen koopman zal in Duitschland zijne inkoopen blijven doen, wanneer hij daardoor zijne belangen het meest behartigt. Van de kunstenaars en geleerden veroorloven velen zich de weelde der onverzoenlijkheid. In hunne kringen blijft nationale haat.het langst voortkankeren. Dat heeft men in Frankrijk gezien na 1870; men ziet het thans weer. Natuurlijk is het onverstandig, dat vertegenwoordigers van het geestelijk leven in Frankrijk ik neem hier alleen de tegenstelling Frankrijk: Duitschland, omdat die het scherpst is elke aanraking met hunne collega's in Daitschland mijden ; kunst en weten schap worden ermede gebaat, zoo er tusschen hare beoefenaars bij ver schillende volken uitwisseling van ge dachten in persoonlijk verkeer plaats heeft. Maar bij deze categorie van menschen vindt men heel wat onverstandigen. Onverstandig in dit opzicht, dat zij iets. wat in zich zelf redelijk is, niet kunnen doen, wanneer hun gemoed er tegen in opstand komt. Voor vele, ja voor de meerderheid der mannen van wetenschap in Frank rijk is het ondoenlijk, met Duitsche geleerden weder samen te komen op congressen, alsof er geen oorlog ware geweest. Zij kunnen niet vergeten, wat er gebeurd is ; zij kunnen niet vergeten dat de begripswereld, die den oorlog heeft gebaard, mede en vooral is op gebouwd door Duitsche geleerden; dat het beruchte manifest der drieen-negentig zijn zegen gaf op onrecht en wreedheid, en dat een herroeping van dit manifest door de groote meer derheid van hen, die het onderteekenden, is uitgebleven, toen zij niet langer in den roes van de eerste oorlogsmaan den leefden en tot beter inzicht hadden kunnen geraken. Ook nu, na den oorlog, leeft de geest van het oude Duitschland voort aan de universiteiten ; anders dan na den bevrijdingsoorlog van 1813?1815, toen professoren en studentes de stuwkracht waren van de beweging voor politieke vrijheid, zijn thans de universiteiten de broeinesten der reactie. Hoe een Fransche geleerde ten op zichte van Duitschland gevoelt, kan men lezen in een artikel van Lavisse in de Revue de Paris van l Mei, waarvan de N.R.C, van 4 dezer een uitvoerig uittreksel bevatte. Hij draagt natuurlijk zelf de verantwoordelijkheid voor elke gedachte, die daarin is uitgesproken : maar de gedragslijn, die hij verdedigt, is de gedragslijn der academiën van alle geallieerde volken ; geen betrek kingen weder aan te knoopen met Duitsche geleerden. Lavisse beantwoordt met zijn artikel een manifest, dat in het vorige jaar door een aantal wetenschappelijke mannen, hoofdzakelijk uit Nederland en de Skandinavische landen, tot de academiën van de geallieerden en de Vereenigde Staten is gericht, waarin zij hen uitnoodigen de internationale betrekkingen niet de geleerden der centrale rijken te hervatten. Toen dit manifest, dat van twee Nederlandsche hoogleeraren is uitge gaan, indertijd aan een aantal hunner collega's ter onderteekening werd voor gelegd, hebben verscheidenen hunner geweigerd dit te doen. Welke redenen zij daarvoor gehad hebben, is mij van de meesten onbekend; mijne eigen redenen waren de volgende. Het manifest spoorde de geleerden van de landen, die met Duitschland en zijne bondgenooten oorlog hebben ge voerd, aan tot een handelwijze, die ik zelf, zoo ik in hun geval verkeerd had, niet hati kunnen volgen. Ik wist zeker dat ik, zoo ik een Franschman ware, voorloopig niet met Duitsche geleerden had willen samenkomen ; hoe kon ik dan het water van de verbroedering aanpreeken, als ik zelf den wijn van den haat zou hebben gedronken? Daarom was het voor mij ook onnoodig, enkele bezwaren mede te deelen, die ik tegen sommige zinsneden van het manifest had. Maar indien ik die be zwaren niet had gevoeld en de reden, die ik zooeven noemde, mij niet van de onderteekening had weerhouden, dan nog zou ik mij vermoedelijk hebben afgevraagd, of het nu reeds het ge schikte oogenblik was, de geleerden van de bedoelde landen aan te sporen tot het hervatten der betrekkingen met collega's uit de vijandige" landen en hen daartoe te herinneren aan het woord van Ampère: tusschen ons moet er slechts kwestie zijn van eeuwige dingen." Want wie eenigermate bekend was met de geestesgesteldheid van Fransche vertegenwoordigers der wetenschap en ik spreek hier weer alleen van Fransche, omdat de mogelijkheid van herstel der internationale samenwerking op wetenschappelijk gebied staat of valt met de mogelijkheid van het samengaan van Fransche en Duitsche geleerden moest eraan twijfelen of hun gemoed thans ontvankelijk zou zijn voor een opwekking tot het toe steken van de broederhand aan Duit sche geleerden; moest ook vreezen, dat het ontijdig aanmanen tot ver gevingsgezindheid meer kwaads dan goeds zou brouwen. De onderteekenaars van het manifest hebben hun wenscli niet verkregen. De internationale samenwerking, die vóór den oorlog bestond, is niet her steld ; de academiën en geleerde genoot schappen uit de landen der geallieerden en de Vereenigde Staten hebben een nieuwen bond gesticht en de zuster instellingen uit de onzijdige landen uitgenoodigd zich daarbij aan te sluiten; zoo ik mij niet vergis, hebben de meeste aan die uitnoodiging reeds gevolg gegeven. Op deze wijze zal men het loffelijk doel cler opstellers van het manifest toch nog kunnen bereiken, zij het niet terstond. De wetenschappelijke genootschappen uit de onzijdige landen zijn natuurlijk vrij gebleven, harerzijds vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met soortgelijke genoot schappen in de landen der centralen ; in den niéuwen internationalen bond kunnen zij bovendien, zoodra het oogenblik daarvoor gunstig schijnt, het voorstel doen, ook hen tot toetre ding uit te noodigen, die thans nog uitgesloten zijn. Er zijn tal van onderzoekingen, vooral op het gebied der wetenschappen van de natuur, die de samenwerking van alle beschaafde volken vereischen en waarbij men op den duur de uit sluiting van Duitschers en Oosten rijkers ten zeerste zou hebben te betreuren. Op het oogenblik verkeeren de beoefenaars der wetenschap in Duitschland en Oostenrijk in allertreurigste omstandigheden en missen zij de hulpmiddelen om de wetenschap te doen blijven op de hoogte, waarop zij stond ; maar men behoeft er geen oogenblik aan te twijfelen, dat met name in Duitschland de wetenschap zich uit haar verval zal verheffen, zoodra de economische omstandigheden verbete ren. Voor de onzijdigen is de schoone taak weggelegd, liet verbindend element te vormen tusschen de geleerden van de landen, die thans nog door nationalen haat worden gescheiden ; op hen rust de plicht, alles te doen wat dien haat kan doen luwen, alles na te laten, wat hem zou kunnen aanwakkeren ; mede van hun beleid zal het afhangen, of het volledig herstel der internationale samenwerking op wetenschappelijk ge bied niet te lang op zich zal laten wachten. Maar het oogenblik, waarop dit volledig herstel tot stand zal komen, zou zeker worden verhaast, wanneer de Duitsche geleerden lieten blijken, dat in hen een andere geest is gevaren ! Verloochening van hun nationaliteitsgevoel zal niemand van hen tischen, maar wel een verontschuldiging voor de onbillijke arrogante en zotte mee ningen, die velen hunner tijdens den oorlog hebben verkondigd en een af zwering van het geloof, dat de Duitsche Kultur" oftewel Hochkultur" de bekroning .zou zijn van het gebouw der beschaving ! KERNRAMP llllllllltllllllllllMllllllllltllMIIIIIIMUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllMIIHII DE POSITIE DER LEIDENDE AMBTENAREN BIJ DE OVERHEIDSBEDRIJVEN IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII REVOLUTIONNAIR Ze schieten welig op in deze tijden ; om het type wel te kennen moeten wij een goede plant uitkiezen, niet zoo een die in den nacht is opgebloeid om bij het nieuwe licht in de kleuren van den dag te prijken, maar den revolutionair van oorsprong en van familie, den man die niet anders heeft kunnen zijn, al hebben de omstandigheden en hij zelf het hunne bijgedragen om den aanleg te ont wikkelen. Wat dunkt u er van om Karl Liebknecht onder de tijdgenooten op te nemen? Ge herinnert u misschien het begin der tweede week van November 1918. Berlijn in afwachting van de omwenteling die zou komen, de afstand van den keizer vermoed, maar nog niet bekend gemaakt, het volk op de been, nieuwsgierig samenscholend in de buurt van het Schloss, zooals men zich ver dringt voor het huis waar een ongeluk heeft plaats gehad, of waaruit een misdadiger is ontsnapt, Maar de menschen werden in respect gehouden door de soldaten op wacht. Toch zijn enkelen goedschiks al binnen gedrongen en wandelen op het binnenplein ; een paar zijn de trap opgegaan, liebbeii?door den: conciërge de staatsie-vertrekken voor zich laten opensluiten, en een die een rooden doek heeft meegebracht, heeft dien over het balcon gehangen en is een rede tot het volk begonnen, evenals de keizer vroeger tot zijn Berlijners sprak. De menigte pakte zich samen, goedig nog ; al meer en meer auto's met roode wimpels verschenen. Op een der automobielen, beschut door een groote roode vlag, stond Karl Liebknecht. Het gepeupel van Berlijn had hem enkele weken te voren met onmetelijke geestdrift binnengehaald, als het democratische gouver nement van Prins Max von Baden, om de volksgunst te winnen, hem uit zijn gevangenis had ontslagen. Hij was de held-martelaar van den dag. Zijn voertuig stuurde rechtuit op het hoofdportaal af, hij zeide aan de omstanders dat het slot voortaan volkseigendom was geworden en niet gewelddadig mocht worden behandeld; de poort werd langzaam geopend, de menigte teruggedrongen en alleen Liebknecht's auto mobiel toegelaten. Ook hij en die hem volgden kregen toegang tot de vertrekken, en maar weinig tijd verliep of men zag hem op hel balcon. De menigte daar beneden juichte hem toe, de tnan met zijn scherp vermagerd gezicht had het oor van het volk. Men volgde zijn woorden. De nieuwe socialistische vrijheid is hier binnengetrokken, geen Hohenzoller zal deze plaats meer betreden. Ik proclameer de repu bliek Duitschland, waar geen knechten meer zullen leven en ieder eerlijke arbeider het eerlijke loon van zijn arbeid zal vinden. De heerschappij van het kapitalisme 'die Europa heeft gemaakt tot een veld van lijken, is gebroken. Onzen Russischen broeders kunnen wij zeggen: binnen enkele dagen hebben wij uw voorbeeld gevolgd. Wij zuilen de staatsorde scheppen van het proletariaat, den vrede, hel geluk en de vrijheid van onze Duitsche broe ders en van onze broeders over de geheele wereld. Wij reiken hun de hand voor de wereld-revolutie. Wie uwer de vrije republiek Duitschland en de wereldrevolutie wil, steke de hand op en zwere." Geen hand die niet wilde getuigen ! Een soldaat die naast Liebknecht stond, meegesleept, nam zijn helm af, zwaaide de roode vlag en als het gejuich van het ge peupel begon op te houden, riep hij met luide stem : Leve de Republiek en haar eerste president, Liebknecht ! Liebknecht keerde zich tot hem om : Zoo ver zijn wij nog niet, laat ons eerst eensgezind blijven." Men zag verschillende soldaten der wacht het paleis verlaten, zij werden door de menigte daarbuiten begroet. Liebknecht, en de zijnen na elkander in de groote zaal van het paleis de hand te hebben gedrukt, verdwenen ook. De roode vlag woei van den standaard op het dak. Maar de poort bleef gesloten, de hoofdconcierge oefende de macht uit in het Sehloss. De 'eerbied van het gezag huiverde nog om de tinnen van het gebouw. Eerst een paar dagen later drong men er binnen ; het werd er een zelf opgeworpen heerschappij van elkander met den dag afwisselende idealisten, die de vijfhonderd uniformen van den keizer buitmaakten om er zich in uit te dossen. Dan kwam de marine brigade die de vertrekken schoon maaktevan het brie a brac, daar opgestapeld. Liebknecht's verschijning in het slot die de vrijheid die in het middelpunt der hoofd stad moest inleiden, was slechts een episode. Hij hield haar dat oogcnblik voor een daad. Evenals het volk dacht te handelen en is voortgegaan dat te denken, als het in opwin ding een eed zwoer voor zelfstandigheid die alleen de pressie der omstandigheden, en dan nog slechts als een illusie aan het «ogenblik, heeft geschonken. Maar Liebknecht was een man van geloof. Hel geloof heeft zijn dwaasheden en het heeft zijn macht. Bij Liebknecht rust liet op den grond van zijn familiegeschiedenis. Men heeft er wel op gewezen dat de familie Liebknecht, die in de achttiende eeuw een uitstekenden vertegen woordiger heeft gehad, vroeger op, verwant was aan Luther, maar waarom zoover te gaan? Laat ons ook andere sporen verwaarloozen. Karl Liebknecht heeft een voorbeeld gehad in zijn vader Wilhelm Liebknecht. Liebknecht en Bebel zijn de twee groote mannen geweest van de sociaal-democratie in Duitschland. Marx en Engels, en Lassalle hebben de leer gevestigd, de beide eerstgenoemden hebben het socialisme geplant. Zij hebben er voor gevochten, zij hebben er ontberingen, en straffen en vernederingen voor ondergaan, zij hebben het zien groeien, zij hebben het gedrenkt met hun inspanning en hun hartebloed. Als hij tegen het eind van de 19e eeuw en van zijn eigen leven het 'aantal van zij 11 volgelingen tot twee millioen ge stegen zag. kon Wilhelm Liebknecht rekenen dat hij zijn meer dan vijftig-jarig werk met eer had volbracht. Hij had zijn leven en zijn persoonlijkheid geheel geschonken aan zijn taak. Met August Bebel staat hij niet gelijk. De oude Liebknecht miste de talenten en de steeds voorhanden slagvaardigheid van zijn strijdgenoot, zijn redevoeringen en dagblad artikelen hadden niet altoos den pit van originaliteit en van strikten samenhang. Maar hij had de onwaardeerbare gaaf van nooit gedoofde geestdrift en van onwankelbaar geloof. Als jongman heeft hij er zijn onder wijzersambt in Zwitserland aan gegeven om in" 1848 met de wapens voor de revolutie te gaan vechten in Duitschland, en later heeft hij zich een echte acht en veertiger getoond, trouw aan de idealen van zijn jeugd en vast rekenend op de toekomst. Hij zag die toe komst. Wie als ik, zegt Friedrich Naumann, den toestand van ellende in het weverbedrijf van Saksen heeft gekend, gedurende de jaren tegen 1870, die kan zich een voorstelling maken wat het beteekende er den moed in te houden, en onder vervolging, verguizing en gevangen schap altoos voorttegaan met de voorbereiding van den trion l der zaak. Hij echter, Wilhelm Liebknechr, organiseerde, sprak en schreef onvermoeid en zorgde voor ontwikkeling en onderwijs. Nooit teneergeslagen, maar met In het hoofdartikel van de Amsterdammer" van 24 April j.l. bespreekt prof. Kernkamp het socialisatie-rapport der S. D. A. P. op waardeerende wijze, vooral, omdat de com missie, die dit rapport samenstelde, de aan socialisatie verbonden bezwaren volstrekt niet heeft weggedoezeld, doch flink onder de oogen heeft gezien. De hooggeleerde schrijver haalt als voorbeeld aan de opmerkelijke con clusie van het rapport inzake het vroeger iiiiMiiiiiimiiiMiiimiiiimi iiiiiiiimiiiiimiiMiiimiiimiimitimmiii genot in het leven, gelukkig in de kleine ge noegens die het lot hem niet kon onthouden. Hoe blij kon hij zijn over zijn radijsjescultuur op het stukje grond bij de gevangenis! -Zoo heeft Karl Liebknecht als kind zijn vader gekend. Hij is van het jaar 1871, den tijd van de strenge wetgeving tegen de sociaal-democratie en van de harde maatregelen tegen de sociaal democraten. Bismarck was Av"Vijand in de oogen van den ouden Liebknecht, hij is de vijand gebleven, want de menschen stondan hem voor den geest als de belichaming ven abstracties Liebknecht worstelde tegen die geencarneerde booze ideeën als een Don Quichot van een realistisch tijdperk. En de vleesch geworden ideee'n deden hun best hem het leven onlijdzaam te maken. In 1872 onderging de vader vestingstraf wegens hoogverraad. De moeder nam den jongen Karl op den arm mee, om hem aan zijn vader te toonen. Ongeveer tien jaar later moest de oude Liebknecht zijn heil zoeken buiten Leipzig, waar de familie woonde ; want de wet maakte zijn verblijf in de groote stad onveilig, Buiten gingen de kindereu hem opzoeken, en zij hadden er een heerlijk leven in vrijheid. De jonge Karl genoot er van. In de natuur heeft hij zich zijn opvoeding gegeven. Hij hield van lezen, studeeren, pein zen, maar ook van planten en van vlinders, hij was een liefhebber vai, muziek, hij maakte verzen ; het gezicht dat op laatst xulk een indruk maakte van nerveus gespannen scherpte, dat gezicht in het zeventiende jaar heeft waarlijk een grooten charme. Het is een jongen die niet met het leven kampt ; rustig en talentvol ziet het dit tegemoet. De ouders hebben gezorgd dat de kinderen niet hadden te lijden onder de ontberingen. Nu riep de grootere werkkring, de redactie van de Vorwarts'', in 1891 den vader naar Berlijn. W. (j. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl