Historisch Archief 1877-1940
8 Mei '20. No. 2237
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DE FINANTIEELE NOOD VAN AMSTERDAM
Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
N e d. Maagd: Zoolang je huishouding op zóó weelderigen voet is, krijg je niets van mij.
A m s t. _M a a g d : Maar je vergeet, dat ik mijn democratischen stand moet ophouden.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Redacteur: Dr. A. G. OLLAND
A. R. Falckstrart 5, Utrecht
Alle berichten,deze rubriekbetreffende, gelieve
men te adresseeren aan bovenstaand adres
8 Mei 1920
PROBLEEM No. 122
VAN H. MENDES DA COSTA TE A'DAM
(Eerste Publicatie)
ZWART
Wit: Kb6, Dhl, Lf7, Pal, pion d3.
Zwart: Kb4, pionnen a2, a4, c3, d6en e6.
Wit geeft mat in twee zetten.
Oplossing volgende rubriek (12 Juni).
OPLOSSING PROBLEEM No. 121
VAN J. R. NEUKOMM
1. Df4?b4.
Goede oplossingen ontvingen we van :
M. Dolman te Zeist, A. Sinnema te Assen,
J. F. Bloemkolk te Hilversum, A. E. J.
Bruinsma te Nijmegen, J. Oosterhuis te
Heveskes, A. H. Wefers Bettink te
Sappemeer, H. F. Arnold te Lexmond, C. de Liefde
te Velsen, L. O. te Utrecht, J. S. te Zeist.
MATCH RET1?OLLAND.
' De uitslag van deze match is, dat Reti won
met 5 tegen 3 bij twee remises. Hieronder
volgt een overzicht van den gang van dezen
belangwekkenden kamp.
Reti, die wit lootte, opende de eerste partij
met d4, door zwart beantwoord met d5. Het
gambiet, dat Reti door 2. c4 aanbood, werd
afgeslagen en wel volgens de ouderwetsche
methode nl. met 2.. e6, 3 Pc3, Pf6, 4 Lg5,
Le7, 5 e3, Pbd7, 6 Pf3, 0?0. Na 7.. Tel,
verdedigde zwart, ziet met 7.. c6, hiertoe
aangemoedigd door een partij van Rubinstein
gespeeld in den zeskamp te Stockholm. Wit
kreeg iets vrijer spel, maar tot belangrijk
voordeel wist hij dit niet om te zetten. Zwart
verdedigde zich correkt, zoodat na een niet al
te lastig eindspel, bij den 42sten zet de partij
remise werd.
De tweede partij was een Franschman,.
Wit (Olland) ruilde na 1. e4, e6, 2. d4, d5,
3. Pc3, Pf6 bij den vierden zet met 4. ed5 :
ed5 : de midden-pionnen en kreeg, toen zwart
na 5. Ld3, Pc6, 6. Pge2, het paard van c6
naar b4 speelde, wat minder sterk is, het beste
spel. Reti werd langzamerhand geheel in de
verdediging teruggedrongen ; bij den Sisten
zet zag zijn spel er wanhopig uit. Wit koos
toen echter niet de sterkste voortzetting,
maar stelde zich tevreden met de winst van
een pion, welke als vrije pion bij voorzichtig
spel ook stellig de winst gebracht zou hebben,
indien wit slechts voldoende maatregelen
genomen had om dezen pion te houden. Toen
wit dit verzuimde slaagde zwart er in den ge
vaarlijken pion te veroveren en de partij nog
remise te maken.
De derde partij was tot den twaalfden zet
gelijk aan de eerste partij. Ook nu bleek
weder, dat de door zwart gekozen speelwijze
7. . c6, 8. Ld3, dc4 :, 9, Lc4 :, Pdó, 10. Le7 :,
De7 :, 11. 0?0. Pc3 :, 12. Tc3 :, e5, tot een
voor zwart zeer bevredigend spel voert. In de
eerste partij vervolgde Reti met 13. de5 :, in
de derde partij en ook in de vijfde partij speelde
hij 13. Dc2, e4, 14. Pd2. Door een zwakken
zet van zwart 16.. TfdS (na 14. .|Pf6,i 15.
a3, Lf5, 16. La2) kreeg wit door 17. f3 gele
genheid een pion te winnen. Zwart verdedigde
zich van dit oogenblik af zoo goed mogelijk.
en had wellicht in het eindspel nog remise
kunnen maken. Door bij den 38sten zet te vroeg
zijn a-pion op te spelen, kwam 'hij echter in
beslissend nadeel, zoodat hij bij den 50sten
zet moest opgeven. Reti speelde deze partij
zeer goed.
In de vierde partij haalde Olland revanche.
Het begin verliep als in de tweede partij.
Bij den zesden zet speelde zwart nu echter
niet weder Pb4, maar den juisten zet ..
Le7. Door het te vroeg opspelen van den f-pion
kreeg wit een moeilijk spel, waardoor Reti
een aanval op den witten koningsvleugel kon
beginnen, die er zeer gevaarlijk uitzag. Bij
den 30sten zet had zwart echter een zwak
oogenblik, hij ruilde met den f-pion inplaats
van met den d-pion en plotseling was wit's
spel niet alleen buiten gevaar, maar kon hij ook
een doodelijken aanval beginnen op de zwarte
koningsstelling, welke ten sllotte twee aan
eengesloten vrij-pionnen opleverde, die in
De voorsprong, die ONZE
rijwielen door hun bouw,
constructie, kwaliteit en
eigenschappen hebben ver
kregen, is thans grooter dan
ooit te voren.
De motieven, die tot de
keuze van een
FOMGERS
leiden, zijn derhalve thans
nog sterker dan voorheen.
OefironifloerRijwielenfabriikifOKEiS
het eindspel wit de zege bezorgden. Toch
had wit veel sneller kunnen winnen, wanneer
hij bij den 39sten zet Tf6-g6 gespeeld had
met de dreiging Pf6, gevolgd door Pgh5 met
onafwendbaar mat.
De vijfde partij,tot den 14den zet gelijk aan
de derde, leverde wederom het bewijs van de
betrouwbaarheid der door zwart gekozen
verdediging van het geweigerd dame-gambiet.
Verschillende malen is ook nadien, o. a.
in de match Marchand-Euwe deze speelwijze
met bevredigend resultaat gekozen. Nadat
in het middenspel de groote figuren geruild
waren, ontstond een eindspel, van paard tegen
looper, dat wit iets meer kansen bood, maar
dat zwart zonder twijfel remise had kunnen
houden, indien hij in plaats van 41.. Ke7
gespeeld had 41 . . Kf6. Nu ging na enkele
zetten een pion en na nog vele zetten de partij
onherroepelijk verloren.
De zesde partij verliep voor Olland nog
tragischer. Na een zeer goede behandeling
der opening, waarin Reti zich evenals in de
2de en 4de partij weer Fransch verdedigde.
deed wit, die iets beter stond, bij den 22sten
zet roekeloos een inval op den zwarten dame
vleugel, met het gevolg, dat zwart een vinnigen
aanval kreeg op wit's konings-vleugel, welke
reeds bij den 33sten zet de overwinning
bracht.
De zevende partij gespeeld na een pauze
van zes weken door Reti's reis naar Weenen
was een geweigerd koningsgambiet. Zwart
weigerde opzettelijk (ofschoon hij;aannemen
voor beter houdt) in de hoop, dat wit zou
vervolgen met (3. . Pf3, d6) 4. c3, zooals Reti
in zijn partijen met de h. h. Loman enSpeyer
gedaan had en welke zet o. i. inkorrekt is,
door 6. . 1'5 ! 5. feö:, de5 :, 6. d4, ed4 :, 7. Lc4.
fe4 ! Of Reti zulks ook ingezien had, in elk
geval speelde hij ten spijt van zijn overwin
ningen, met 4. c3 behaald, toch 4. Pc3, en na
4.. Lg4, 5. Pa4 door zwart beantwoord met
5. De7. Spoedig kreeg zwart het beste spel
en won een pion. Zwartjhad kunnen beletten
dat wit zijn pion-achterstand weer inhaalde
door in piaats van 13.. Th8-e8 te spelen
Td8e8. Thans echter moest Zwart na eenige zet
ten den plus-pion teruggeven en kreeg wit
tevens kans een tweeden pion te veroveren.
Dit deed hij echter te haastig; het te spoedig
nemen van den pion was een groote blunder,
waardoor de koningin verloren ging en weinige
zetten later de partij.
Ook de achtste partij ging voor Reti ver
loren, die zich de thans niet Fransch verde
digde. Hij beantwoordde Wit's Spanjaard
met 3.. g6 en kreeg na de opening het slecht
ste spel. Hij geraakte een pion achter, kwam
bovendien in tijdnood en deed ten slotte bij
den 29sten zet een slechten zet, welke hem
een officier en de partij kostte.
De negende partij was bijzonder interes
sant. Wit speelde weder koningsgambiet,
door zwart op dezelfde wijze als in de 7de
partij afgeslagen. Ook nu ging Reti niet voort
met 4. c3, zoodat wel mag aangenomen
worden, dat hij dezen zet voor minderwaardig
houdt. Na de opening stond zwart weder iets
beter. Een kleine misrekening, bij een aanval
door zwart op touw gezet tegen wit's konings
vleugel, had ten gevolge dat een zeer levendig
eindspel ontstond van koningin tegen wit's
twee torens, waarbij wit bovendien een pion
in het voordeel was. Toen zwart, bij den 40sten
zet, gelegenheid vond den pion achter in te
halen, maakte hij hiervan ten onrechte ge
bruik inplaats van door 40. h6-h5 op remise
te spelen. Reti's torens kregen nu zulk een
sterken stand, dat na een hardnekkig eind
spel bij den 66sten zet zwart moest opgeven.
In de tiende partij lachtte wit reeds spoedig
de hoop der overwinning toe. Reti verdedigde
zich met l.. c6. Na ruil der koninginnen
kreeg wit mede door een paar minder sterke
zetten van zwart een aanval op zwart's koning
stelling ; welke leidde tot een geheele inslui
ting van het zwarte spel, zoodat bij den Sisten
2et zwart's spel hopeloos scheen. Wit verzuim
de echter door 32. b4 zwart de gelegenheid
te benemen zijn a-pion op te spelen. Reti
kwam hierdoor eenigszins op adem en had
bij den 44sten zet door Pbéremise kunnen
forceeren. Wit slaagde er in de torens af te
ruilen en had nu door 49. Pel goede winst
kansen Hij deed echter door het over het hoofd
zien van een zwarten koningszet een verkeerde
manoeuvre met zijn paard, waardoor na eenige
zetten een kostbare pion verloren ging, zwart
een mooie vrij-pion kreeg, en hiermede de
partij en de match won.
In de volgende rubriek zullen we de 10
partijen brengen.
Het offer van Abraham. Een Grieks
mysterispel. in twee bedrijven, ge
schreven op Kreta in de zestiende
eeuw, vertaald door Dr. D. C.
HESSELINO. Haarlem 1919, H. D. Tjeenk
Willink en Zoon.
F. DE SINCLAIR. Het noodlnt van Lukas
Abstlale. Amsterdam z.j. Van Holkema
en Warendorf.
Het is wel zeer opmerkelik dat men in
de gehele letterkunde van West-Europa uit
die tijd geen soortgelijke toneelstuk heeft
kunnen aanwijzen waar het wonderbaarlike
zulk] een geringe, en het zuiver menselike
zulk een belangrijke plaats inneemt."
Aldus prof. Hesseling in de inleiding van
zijn vertaling, en dit is werkelijk het merk
waardigste, het verrassend-eigene van dit
eenvoudige spel : het zuiver menscheüjke.
Gelijk de vertaler aantoont, ontwikkelde zich
de Kretensische letterkunde in de zestiende
en de zeventiende eeuw onder invloed van
Italiaansche voorbeelden, en had dus deze
letterkunde, in haar dramatiiek, haar aandeel
in dien groeten opbloei v'angeestelijke
tooneelkunst, die in den rederijkers-tijd zoo welig
tierde, die zoo1 belangwekkend is, als wij den
geest aan dien tijd willen leeren kennen,
maar die ons over het algemeen maar matig
bevredigt, als wij ontroerd willen worden door
een uiting van schoonheid.
Mysteriespel, heiligenspel, mirakelspel, mo
raliteit hoe zelden vinden wij bij dat alle?,
ook bij het weinige, dat wij er in onze eigen
letterkunde ^van over hebben, iots dat
direct aanspreekt, dat werkelijk ontroert. Het
is juist het gebrek aan menscheüjkheid in
die spelen, bedolven onder verstandelijke
allegorie, dwaasheden van duivel-clowns, voor
speelbaarheid pasklaar gemaakte dogmatiek,
waardoor wij er zoo ver ar staan, en ze, voor
een heel groot deel, nog slechts belangwekkend
voor ons zijn, als we ze beschouwen in het
kader v:m hun tijd. Maar de laatste uitlooper
van de middeleeuwschc geestelijke dramatiek,
Vondel, heeft voor i>nze literatuur althans alles
eoed gemaakt !
Om de overeenkomst in schoonen eenvoud
en zuivere mencche!ijkheid zou men ,,Het offer
van Abraham" kunnen plaatsen naast de
oud-testamentische spelen van Vonde!. Wel
neemt de Grieksche dichter een minder hooge
vlucht ; zijn twee-bedrijvig spel is uiterst
eenvoudig van samenstelling en opvatting;
maar in dien eenvoud vertoont het stuk een
logische verwikkeling, zuiverheid van
karakterbee'ding, hoogheid van sentiment en een klaar
doorschouwen van de voorgevoerde personen;
dat alles kan de vergelijking wekken.
De vertaler behield het metrum van het
origineel, en zette zoo het werk over in vijftien
lettergrepige jambische regels. Deze opeen
volging van lange, rijmlooze,
hyperkatalektische verzen geeft op den duur iets
eentonings. De vertaling is vloeiend. Een enkel
fragment ter kenschetsing :
Neem, God, neem Abraham tot u en al wat
zijn mocht heeten,
En gun aan Izaak, aan mijn zoon, dat hij
H* :<-'J ' -* V1« U dien' en leve.
O, blus niet uit de vreugdevlam die heel mijn
»*j, lijf doorgloeide,
Toen ik mijn laatgeboren zoon voor 'f eerste
mocht aanschouwen,
En als ik mij vergrepenheb, wanneer ik heb ge
zondigd,
Laat dan de schuld die op mij rust niet door
mijn Izaak boeten.
Rampzalig huis van Abraham, wiens vloek
heeft n getroffen,
Wat duisternis heeft u bezocht bij 't bnld'ren
van de vlagen !
Zijn moeder, d'ongelukkige ligt daar in stille
sluimer,
De deerniswaarde weet nog niet wat lot ons
heeft getroffen.
Laat ik haar sparen, 'k ga van hier, opdat zij 't
niet ontdekke,
En met een steen haar borsten sla, en eind
maak' aan haar leven.
Laat ik gaan bidden tot mijn God wiens wil ik
heb te volgen,
Tot Hem die 't diepst des harten kent, voor
Wie niets blijft verborgen.
Een boek van De Sinclair is altijd een
opfrissching. Er gaat zoo iets verzoenends van
zijn werk uit. Iets verzoenends met de dwaas
heden en den eigenwaan van de menschen,
die De Sinclair met zijn rustigen humor op
neemt en tegenover elkaar stelt. Een prachtig
stel idioten is hier weer bijeen, en de schrijver
weet al die menschen het zijn er ver
scheidene prachtig te typeeren, dikwijls
met een enkel zinnetje, dat direct het lach
wekkende in zijn personen naar voren haalt.
Wanneer we van de familie Ten Hake, twee
oude meisjes en een broer, lezen : ,,De twee
lingen hadden tezamen maar n
menschenverstand, beweerde men en Adriaan werd op
dezelfde manier verdacht het overschot te
zijn van een mislukte drieling," dan weten
we, waar we met dit drietal aan toe zijn.
Typeerend is ook van de tweelingen, dat ze
haar vlecht in een onsierlijk rolletje met veel
zichtbare zwarte haar&pellm tegen haar achter
hoofd legden." Door de familie WatiJlon de
la Potterie tusschen de Arkelosche aristocratie
in te plaatsen bereikt de schrijver effecten,
die het, als zijn roman een tooneelstuk was,
op Je planken prachtig zouden doen. Monsieur
Watillon de la Potterie, wiens familie naar
zijn eigen verklaren, behoort tot den echten
Belzen edeldom, la noblesse Beige,
savezvous?....", de geparfumeerde madame, de
zoon, die voorzoover bekend was, niets
anders deed dan sigaretten rooken en man
doline spelen", en voor wier onoverkomelijke
bezwaren bestaan om in het leger te dienen,
omdat zijn papieren nooit in orde zijn,
Euphrosine, die goedkooper geurde dan Madame",
en die de stoep staat te dweilen of de glazen
te lappen in heele korte rokjes, geajoureerde
kousen met gaten aan cie hielen en
halfsleetsche goudleeren muiltjes" ? die fijne
familie neergeplakt tusschen de Arkelosche
high life, dat geeft den schrijver gelegenheid
tot het scheppen van dol-komische tooneelen,
die hun hoogtepunt bereiken in het bezoek
van Absdale, deftig in visite-costuum, als
monsieur Watillon in zijn tegenwoordigheid
Euphrosine uitscheldt, een flesch champagne
onder den divan vandaan haalt, vertrouwelijk
tegen den bezoeker knipoogt, als'deze
doodonschuldig vertelt, dat hij met zijn huishoud
ster samenwoont, en op het laatst Absdale's
hoed opze*, met de woorden: ,,'n scheun
potske !" wat madame Watillon de opmerking
ontlokt: Que voulez-vous rn'sieur, 't es 'n
ouwen zotskap diene man van mij!"
Aan het eigenlijke verhaal gaan volle veer
tig bladzijden vooraf, waarin de schrijver
niets anders doet dan het dorp en de menschen,
die er wonen, beschrijven. Voor een boek van
een goeie tweehonderd dertig bladzijden
stellig een onevenredig lange inleiding, maar
die men toch graag voor lief neemt. Want het
talent van De Sinclair komt juist in zulke
beschrijvingen eigenaardig uit; ik zou haast
zeggen dat hij daar op zijn best is. De subjec
tieve tint, die zijn humor aan dergelijke
milieu-schildering geeft, maakt dat we voort
durend geboied blijven, ook al gebeurt"
er niets.
Dat gebeuren" trouwens stelde me te leur.
Wel is het gegeven aardig gevonden, en stelt
het den schrijver in staat, op een geheel
nieuwe manier de belachelijkheid van een
stelletje dorpsmenschen te laten zien : Lukas
Absdale, de nieuwe inwoner van Arkelo, is
gedachtenlezer; hij is het op deze gevaarlijke
manier, dat hij niet kan onderscheiden, of
iemands gedachten werkelijk zijn uitgesproken
of alleen gedacht; met het gevolg, dat de
gedachten in een gezelschap, waar hij tegen
woordig is, allesbehalve toivrij zijn, doordat
Lukas reageert op allerlei vermeende uitingen,
die de brave dorpelingen tot eiken prijs
binnen het veilige kooitje van hun cranium
hadden willen houden. Het onvermijdelijke
gevolg is, dat de arme Absdale in heel korten
tijd in de Arkelosche samenleving onmogelijk
wordt.
Dit gegeven nu heeft de schrijver op de
hem eigene, gemakkelijke manier van voor
stellen, uitgewerkt, met een aantal vermake
lijke tooneeltjes, en veel virtuositeit van
vertelkunst, maar toch zonder veel diepte.
Zoo is het ten slotte toch meer een aardig,
vlot-geschreven coupe-boek geworden dan
een werkelijk humoristisch kunstwerk. De
verschillende figuren aanvankelijk zoo fijn
en scherp tegenover elkaar gesteld, beginnen
later te verdoezelen, en de tragi-komische
persoon van Lukas Absdalez elf gaat boven
de krachten van den schrijver uit.
De Sinclair is een van de weinige gelukkigen,
voor wie, in Holland, populariteit geen minder
waardigheid beteekent. Op zijn best is deze
humorist stellig iemand, die in onze literatuur
recht heeft op een eigen plaats. Ook in dit
boek komen zijn beste eigenschappen her
haaldelijk naar voren.
HERMAN MIDDENDORP
iiiiiiiiiiiiiiiiiliifiiiiiHiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
CORRESPONDENTIE
Aan Mr. F. E. P. M., te Amsterdem :
Wij erkennen de gegrondheid van de be
zwaren, die gij aanvoert tegen de teekening
van den heer von Raemdonck, getiteld : Mo
derne Strijd, in het nummer van 24 April l.l.
Door toevallige omstandigheden is die teeke
ning ons niet voorgelegd, voordat zij werd
afgedrukt; wij zouden anders onze bedenkingen
ertegen aan den heer v. R. hebben kenbaar
gemaakt. REDACTIE