De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 8 mei pagina 8

8 mei 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Mei '20. No. 2237 NAP DE LA MAR (W! Nap als de^held in de Verrassingen" r «| ? - -.»--i 'i -i i f Nap de la Mar heeft gejubileerd in den Stadsschouwburg; een eivolle zaal heeft har telijk om hem gelachen en hem luide en blijde toegejuicht; alle plaatsen, waarvan de prijzen opliepen tot tien gulden, waren bezet met een vaak geestdriftig en blijkbaar toegenegen publiek, met tal van dames in bewonderde avondtoiletten van den nieuwsten chic en heeren in rok of smoking, die in de pauze foyers en corridors vulden met opgewekt gekout en exquise parfums, en die iets mondains, dat toch gezellig en vroolijk was, gaven aan de voorstelling. Waarlijk de avond van 29 April was wel iets bijzonders. Niet door de voorstelling zelf, die vlot van stapel liep, maar geen aanleiding gaf tot bij.zondere opmerkingen, en allerminst door het stuk, dat opgevoerd werd. In een klucht van Alex Bisson, den schrijver van De Contro leur der Slaapwaggons" trad de la Mar op. De Verrassingen der Echtscheiding" heet 'het (Les Surprises du Divorce), en het is voor een Fransche comédie een heel tam stuk. Geen onvertogen woord komt er in voor en geen scène, waarbij vroeger jonge meisjes haar oogen moesten neerslaan, geen tooneel met pikanten bijsmaak en een echtbreuk heelemaal niet, alleen een ongeoorloofde liefde, die de jonge man, welke haar koestert, in zijn hart opsluit en er mee op den loop gaat om te rechter tijd terug te keeren, als er een eind aan het kluchtig spel gemaakt moet worden. Een stuk, dat ouder aandoet dan het is zelfs, en ons terugvoert naar den tijd van een halve eeuw vroeger, toen men om boertige gevallen van dezen aard lachte en om een malloot van een schoonmoeder. Ook nu lachte het publiek doch het was om het spel. Om het spel der de la Mar's, want Nap's moeder en dochter speel den mee, maar vooral om den jubilaris zelf. Er was weer in den schouwburg de vroolijke en ditmaal onschuldige lach van een publiek, dat zich vermaakt ; hij daverde nu en dan door de zaal. Het stuk deed het hem waarlijk niet, maar de kunst van Nap de la Mar, zijn eenvoudige, levende kunst, zijn guitige of breede lach, zijn koddige bewegingen, zijn oogen in het volle-maansgezicht bij zoo menige verrassing en zijn gebaren van schrik vooral, toen hij ineens, inplaats van de ne schoon moeder, die hij zich van de hals had gescho ven, een tweede zag, die zijn vrouw was ge weest en nog een schoon-grootmoeder op den koop toe. Hij maakte de marionet in het stuk, die hij moest voorstellen, tot een levend mensch, in wien we geloofden. En in dit opzicht was het stuk welgekozen : Nap de la Mar kon aan de. onwaardige figuur bewijzen, hoe groot zijn kunst van voorstellen en welk een uit nemend karakterspeler hij is. DE ELITE-SIGARENMERKEN Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers Fabr.: Firma RAPPARD& PeïT-Tiel nlHIIIHIIIIIlrlllllllflIlllllllllllfHIlHIIIIIIIMIIIflIIIHIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU De la Mar heeft op zijn eereavond weer getoond, dat hij met reden een populair acteur is. Hij heeft altijd de lachers op zijn zijde en daarmee gewonnen spel; waar hij komt, brengt hij er de stemming van vroolijkheid in en doet de tegenvallertjes aan den dag en de afmat tende sleur van 't gewone leven vergeten. Hij geeft nog iets meer soms en achter den goed moedigen lach om anderer fouten en afdwa lingen, grijnst de spot of griniast.de tragiek. Maar in den regel lacht men zich bij hem de zorgen van allen dag en de bekommernissen van 't eentonig arbeidsleven van het hart. Dat voelen velen als een weldaad en zij zijn hem dankbaar. Zij juichen hem toe, eiken avond, als hij optreedt en zij hebben hem een geze gend jubileum bereid. Zoo moet men, dunkt mij, de zaak opvat ten. De groote menigte beneden en boven in den schouwburg heeft vooral den grappigen komiek gehuldigd, Doch velen weten, dat hij meer is, een kunstenaar. Groot op zijne wijze. Geen schepper van grootsche, blijvende' crea ties, van figuren als Shylock, Hamlet. Bij.Max Pallenberg heeft men hem, ook op zijn jubi leumavond, vergeleken, doch deze Duitsche acteur is in ons land maar weinig bekend. Er zijn trekken in de la Mar van wijlen Coquelin den oudere, dien men hier vaak gezien heeft. Doch eigenlijk staat hij geheel op zich zelf en als we vergelijken willen, gaan we misschien 't best naar de schilderkunst. Een Rembrandt is Nap niet, doch een Jan Steen zou men hem kunnen noemen, die lachen deed en grappig was met droevigen ernst soms achter zijn boertigen spot. Beiden zagen zij het leven van de komische zijde, maar met de oogen van den kunstenaar, voor wie ook kleinigheden van belang zijn. Het is nu eenmaal gebruikelijk, dat aan 't einde van een jubileum-voorstelling,?waaraan hier Fientje de la Mar met haar voordrachten en Louis Davids en Margie Morris met hun lied jes een waardig slot gaven, het tooneel zich in een bloemenhof verwisselt en de jubilaris wordt toegesproken. Voor den laatsten, die gevoegelijk met geduld moet blijven luisteren en fatsoenshalve geen voet mag verzetten, naar mij dunkt, wel eens een penitentie ; voor het publiek echter een genoegen, dat het smaakt tot den laatsten fanfare-klank, en waarvoor het de laatste tram laat schieten. De eerste krans en de enveloppe Het juicht dan na eiken spreker en na eiken krans, het hardst en langst na de woorden van bekende personen en na de bekende enve loppe. Die werd ditmaal overhandigd door Louis de Vries, optredend in plaats van dr. Royaards als lid der feestcommissie, en zij was zoo groot en stond zoo bol, dat, als de banknoten er in niet al te klein zijn, Nap Op den Economischer! Uitkijk Gevraagd: een m.an! Het is bij vele schrijvers ook bij sprekers gebruikelijk, een beroep te doen op den geschiedschrijver der toekomst", deze zal dan zoo wordt ons verzekerd die spre kers en schrijvers in het gelijk stellen bij hun oordeel over den tijd, waarin zij leefden. Wan neer ik zoo'n beroep voor 'n keer ook zou wil len wagen en wanneer ik bedenk, dat, waar algemeen gezegd wordt, een groote tijd steeds de groote mannen voortbrengt, aan wie dan behoefte bestaat, dan zou ik haast twijfelen of het wel waarlijk een groote tijd is, waarin wij thans verkeeren. Of, indien het dan toch wezenlijk wel een groote tijd moet heeten, dan schiet die, dunkt mij, toch hierin te kort, dat hij geen grooten man heeft voortgebracht. Ik zie onder de leidende staatslieden aan deze en aan gene zijde van den Oceaan geen wer kelijk groot man, geen man. Velen hebben aanvankelijk gedroomd, dat Woodrow Wilson een man zou blijken. Maar hij bleek een idealist. En dat is heel wat anders. Met allen eerbied voor zijn verheven denkbeel den en zijn uitmuntende bedoelingen, moet iedereen nu toch wel hebben ingezien, dat de man, dien wij behoeven, zeer zeker door ideeën en idealen zich moet laten leiden, maar dat hij tevens en vooral een zeer nuchtere real" politiek zal moeten voeren, die rekening houdt met het op elk oogenblik bereikbare en die daarop al haar krachten inzet. Immers is politiek niet anders dan de kunst om het op eenig moment verkrijgbare te grijpen. Wie daartoe genoopt is en vooraf een veel verder liggend doel heeft voorgespiegeld aan de daar door verblinde menigte, wekt natuurlijk den indruk van zwakheid, tenzij hij zeldzame vereeniging ! niet alleen idealist is, maar tevens een zoo krachtige figuur, dat hij tegen alle verzet in zijn op het hooge doel gerichten wil weet door te drijven. Die kracht heeft Wilson niet bezeten. Ik behoef deze uitspraak immers wel niet met bewijzen te staven ? Herinneren wij ons niet allen welk lichtend perspectief van wereldvrede zijn veertien punten" ons openden en hebben wij allen niet gezien, hoe weinig het beeld, dat de wereld thans vertoont, gelijkt op het ons voorgetooverde ? Natuurlijk rijzen naast den naam van Wilson de namen van Clemcnceau en van Lloyd George voor ons op. Wanneer ik ook over hen hier een woord ga zeggen om te staven dat geen van beiden de man" is gebleken, aan wien onze tijd zoo bitter behoefte heeft, dan moet ik mijn lezers (die wellicht verbaasd zijn dat ik mij op het glibberig pad der buitenlandsche politiek beweegt) er wellicht ten overvloede op wijzen dat ik mij hier alleen met economische belangen bezighoud en slechts uit dat oogpunt over die twee figuren oordeel. Zij mogen voor hun land zooveel verdiensten hebben als hun vurigste bewonderaars hun willen toekennen, waar er sprake was van het voeren en het beëindigen van de oorlog, ook waar het gold de leiding der binnenlandsche politiek. De man", dien ik zoek, moet de persoon zijn, die ons ons allen in de oude en de nieuwe wereld uitleidt uit den chaos, waarin wij door de oorlogsvoering zijn geraakt en.... waarin wij blijven steken, waarin wij steeds dieper schijnen te geraken, juist omdat de man" er niet is. Wat Clemenceau betreft, van hem zeg ik, geloof ik, genoeg, wanneer ik vaststel, dat hij zich zelf heeft laten leiden door haat tegen over den terneergeworpen vijand. Haat nu is en werkt negatief, is geen samenbindend doch een scheidend element. Wat wij behoef den en behoeven, is, na de verwijdering, samenvoeging, is een beroep ook op den vijand om mee te werken tot den oninisbaren weder opbouw, is de gezindheid om den vijand daar toe in staat te stellenen hem daartoe de mid delen te verschaffen. Men kan, meen ik, zoo iets van Clemenceau niet verwachten. En daarom is hij dan ook de man" niet geweest. FISK" AUTOBANDEN gebruiken, beteekent: UW UITGAVEN - BEPERKEN Gen. Agent', voor Nederland LEEUWARDEN Telegr. KAMI - TELEF. 232 iiiiiiiiiiiiiiutii de la Mar zeker zijn zin heeft gekregen en .een groote motorboot kan koopen, om aan zijn lust tot visschen te voldoen. Na de Vries kwamen nog tal van sprekers ? het kortst'en het hartelijkst was Nap's dochter Fientje met haar toespraakje en haar kus, het meest treffend de innige, waardeerendc woorden van Jan Musch, en ietwat bevreemdend een meneer, die zijn eigen monologen aan den jubilaris ter voordracht aanbeval. Maar het interessantste kwam geheel aan 't slot, Nap de la Mar liep om den bloemenhoop heen naar 't voetlicht en sprak het publiek toe. Hij improviseerde blijkbaar en gaf zich zelf, zijn ideeën over groote en kleine kunst, een verschil, dat volgens hem niet bestaat zijn meening, dat de toorieelspeler allercerst5een boterham, liefst met zalm er op, moest verdienen, en dat hij dus voort zou gaan met grapjes te maken, als die grapjes geld opbrach ten. Royaards had hem gevraagd aan den Stads schouwburg te komen, hij wist nog niet, wat hij zou doen. Ten slotte dankte hij het publiek, dat blijkbaar van zijn spontane toespraak meer genoot dan van een der andere. FOKKO Bos SCHILDERKUNST-KRONIEK IN MEMORIAM'«'MANKES (1889?1920). Het verlies door den dood van Mankes maakt de schilderkunst van Holland armer, inderdaad armer. Hij was een dier bedeesde eenzamen, wien het in hun werk toch niet aan stelligheid ontbreekt. Dit is een der te onthouden eigenschappen van dezen schilder : hij was vol nauwkeurige zorg, en toch was de droom (zooals we dat teedere afgekeerdzijn van het alledaagsche noemen) toch was de Droom in hem, Maar deze Droom was bovenal de achtergrond van zijn andere realiteit. Een schilderij van Mankes, een houtsnede, een ets, bepaalt nauwkeurig den haast objectieven vorm van wat hij geven wil. Daarin zit bij hem niet het niet-realistische); integendeel, daarin zit het realistische, als ge zijn uiting zuiver differentieert. De droom zit in het psychologische bij hem ; in zijn psychologische weergave ; in het kiezen van het eigenaardig moment. Deze twee maakten Mankes tot iemand, die het sprookje plastisch kon doen leven. Hij beging de fout niet, te meenen, dat een sprookje een vertelling vol vaagheid is, een voorstelling vol vaagheid. Het is ccne realiteit, maar op een eigenaardig moment. Ge vindt dit bij Theo van Hoytema Lloyd George ? Is het beeld, dat ik mij van hem heb gevormd, niet onjuist, dan heerscht ook in zijn gemoed meer haat dan de man, dien ik zoek, mag bezitten. Hij heeft in den oorlogstijd zijn volk weten te bezielen en aan te vuren ; hij kende en kent de volksziel. Maar zien wij hem nu de tengels grijpen om den wagen weer te brengen in het rechte spoor ? Aan zijn figuur doe ik, naar ik meen, geen onrecht dour te zeggen dat hij is een politi cus", die weet dat hij zijn positie dankt aan en handhaaft door de instemming met wat hij zegt en doet, van de zijde der breede massa, maar die dan ook die instemming zoolang wil rekken als mogelijk is en dus niet door forsche daden en koen ingrijpen zijn positie in de waagschaal wil stellen. Is niet meer dan eens gebleken dat hij in belangrijke vraag stukken ik denk aan dat van Engeland's vrijhandelspolitiek een niet ondubbel zinnige houding aannam, omdat beslist kleur bekennen natuurlijk hem wel weer vrienden doen winnen, doch ook weer vijanden bezor gen zon ? e man", naar wien wij uitzien, moet er niet bang voor zijn zich vijanden te maken.... Want hij zon zijn wil moeten doordrijven desnoods tegen een wereld van vijanden in. lir zon iets van den dictator, wil men, iets van den despoot in hem moeten zijn. Zoo sterk zou hij moeten wezen, dat hij verzet overwon, bezwaren op zij schoof, tegenstand niet achtte en zijn weg ging, den weg, dien hij had aangewezen en waarop hij de wereld dwong hem te volgen. De wereld zon hem vol gen, wanneer zij maar zijn kracht gevoelde en in zijn kracht geloofde, wanneer zij maar gelooven kon dat hij langs zijn weg de redding zou brengen. Daartoe zou hij met groote stelligheid het doel moeten aangeven, waar naar hij streefde, en hij zou de richting aan wijzen, waarin de bereiking van dat doel moet worden gezocht. In een ontredderde samenleving als de onze zou hij ieder zijn plicht opleggen en hij zou de huishouding der volkeren zoo organisceren, dat niemand zich aan zijn plicht kon onttrekken. Nationale vooroordeelen zou hij niet in zijn balans laten wegen, een internationale organisatie voor vermeerdering van voortbrenging en voor wiens schalkschheid een teedere fleur gaf aan zijn beesten (die kwajongens !) aan zijn sprook je, ge vindt zonder die schalkschheid het bij Mankes, wiens psychologie zeker weemoedig was, en weemoediger dan bij Theo van Hoytema. Een voorbeeld maakt u dadelijk klaar, wat ik u bij wil brengen. Het is de ets van de Muizen door Mankes, een werk, dat iedereen meent dadelijk te begrijpen. En ik zeg niet, dat het moeilijk is, maar ik zeg toch dat het anders is, dan meestal iedereen meent. Deze voorstelling is een der velen van den gestorven schilder, waarin het psychologisch moment, gegeven hier in de oogen, dat atmospheer van het sprookje schept; er is werkelijkheid en vreemdheid, ongewoonheid. Hetzelfde is in zijn Herfsttuin; hetzelfde is niet in al zijn keurige houtsneden. In een houtsnede als het Nestkuiken kunt ge duide lijk een andere analogie vinden. Er is in Mankes een overeenkomst mei sommige oudduitsch werk. Wat bedoel ik hiermee? Er is in Mankes een trouwhartige, eerbiedige nauwkeurigheid, die niet vlot is en niet zwierig eigentlijk, en die hem onmiddellijk karakteriseert als een ethisch karakter; een bepaald-geaarde moraliteit, die wellicht binnen het Tolstoi'aansche-Christelijke valt. Dit is natuurlijk een verschil met Matthijs Maris, wiens naam, evenmin zonder recht, nu en dan bij Mankes te noemen is. Matthijs Maris' zinnelijkheid is in zijn werk, als element, zeer makkelijk naspeurbaar; de zinnelijkheid is, als picturaal te vinden element, zoo goed als afwezig bij Mankes. Dit is iets wat niet vergeten mag worden, wil de beoordeeling zuiver worden gehouden ; zij maakt de over eenkomst met Maris meer tot een uiterlijke.. Maar hoe is de eigen gang van Mankes? " Er is een wijziging in dit werk vast te stellen, die ik nauwkeurig heb kunnen volgen, omdat ik haar noodzakelijkheid heb voor zien. De droomer, die in Mankes was, heeft eerst gemeend de stof en de kleur te kunnen ontkennen, en den enkelen geest heeft hij gemeend te kunnen benaderen tegen de stof met haar schakeeringen in, tegen de kleur in. Het was de tijd, waarin de schilder al ijler werd, al witter werd. Het gevaar daarin was een ontaarding naar het bloedelooze toe; het wanbegrip daarin was het niet-inzien dat het evenwicht der kleuren aan de kleur haar aarde-zwaarte kan ontnemen. Deze ontaarding en deze wanbegrippen heeft Mankes ingezien, en er is een tijdperk in zijn werk, waarin de kleur levendig is, en niet bestaat uit scha keeringen van wit, of iets dergelijks. Teeder bleef ze echter steeds ; er is nooit het volle uitbundige van den natuurlijke, van den virtuoos noch van den gedrevene in den schilder. Hij is daardoor ook geen wijzer, geen aanduider van den toekomstigen weg, van een nieuwen tijd. Hij is iemand, van wien ge wellicht geen heele galerij moet zien, geen wanden of muren vol, maar hij is toch iemand, van wien een schilderij een eigenaardige wijze van 't innerlijk wezen vertoont, die we niet gaar ne missen in het uur, dat de geest bedachtzaam, trouwhartig peinst over het wonderlijke in het gewone, zoo langzaam-aan soms te vinden. Mankes is een der stillen in den lande ; geen agitator van massaas; geen waereldschilder noch een maker van fresco's, waarin de algemeenheid van een tijd, verheven en eenvoudig, zich openbaart hij heeft het binnenkamersch beschouwen aan zich en in zich, de langzame aandacht, het bevreemdende dat deze aandacht nu en dan als onwille keurig erkent, en hij heeft, en dat spreekt van zelf, de noodige zorgvuldigheid om tech nisch uit te drukken naar vorm, naar kleur, wat voor de oogen zonder schraalheid, hoe wel zonder brio, rijst. Zoo was Mankes, en dat is wat we in hem, in zijn werk behouden, en dat is waaraan de Dood verdren voortgang ontnam. TE UTRECHT. BIJ GERBRAND. Van HARMEN MEURS (soms is er een invloed van Vincent) treft de kleur, nu eer dramatisch, dan eer teeder. Hij is een schilder, wien de persoonlijke zekerheid nog niet gaaf gegroeid is; daar-door ongewis, en verschillend van waarde. Het beste zijn de landschappen (15, 14, 4, etc.) II. IN DEN UTRECHTSCHEN KUNSTHANDEL. Hier treft een stadsgezicht van BREITNER, grauwend, groot. Onder een lucht van grauw en sterk wit, dat in een gracht krachtig bezuiniging op verbruik zou hij tot stand weten te brengen. Die twee aangewezen mid delen voor aanvulling van het wercldtekort zon hij overal doen aanwenden en hij zou alles uit den weg ruimen vvat de aanwending van die twee middelen belemmert. Zijn hand zou hard zijn want hij zou ons allen stevig aan het werk zetten en hij zou heel bijzondere opvattingen huldigen omtrent het verbruik, omtrent zuinigheid en weelde, omtrent pro ductieven en improductieven arbeid, omtrent de bijzondere tijdsomstandigheden" en om trent de eisenen", die Jan, Piet en Klaas op grond daarvan meenen te mogen stellen Zoo zou hij dan geweldig impopulair zijn en wij zouden het er allen over eens wezen dat hij niets anders was dan een tyran.... Maar met zijn ijzere vuist allen onwil buigende en allen tegenstand verpletterend, zou hij ons uit het moeras voeren en wij zouden zijn harde hand leeren zegenen.... Allicht is er onder mijn lezers tenminste een, die glimlacht over het lyrisme, waarmee ik het beeld schets van den man, die.... er niet is en die er ook wel niet komen zal. Nu ja, wanneer ik dan even wat lyrisch ben ge weest (niet een gewone fout van den man op den econoniischen uitkijk !), dan was het omdat ik zoo heel sterk zie in welke ellendige wanorde wij blijven ronddraaien, omdat in geen land ter wereld een krachtige wil de zaken aanpakt. Die krachtige wil zou juist daarin zijn kracht moeten toonen, dat de man, wiens wil ons regeerde, verzoeningsgezind durfde te zijn en een verzoeningsgczinde politiek durfde voeren tegen allen in, die door de psychose van den haat bevangen blijven en daardoor zich laten leiden. Verzoeningsgezind, misschien niet uit de ruime overweging dat er op oorlog vrede behoort te volgen en niet een na-oorlog, die de economische moeilijkheden van den oorlog bestendigt. Maar verzoeningsge zind dan desnoods alleen uit deze zuiver nuchtere, zakelijke overweging, dat het belang van heel de wereld, ook van de overwinnaars, zulk een houding vordert en alleen door zulk een houding kan worden bevorderd. Want dit is wel de groote, noodlottige ver blinding van die weifelende leiders", die zich laten Jdden duur den bij velen nog l venweerkaatst is, gaan twee meiden over een brug, gemodelleerd (ze zijn van het licht af gewend gegeven) gemodelleerd in schaduw, met hier en daar een lichtkant, die vormt, en vormen aanduidt. Vooral de figuren maken dit werk belangrijk. PLASSCHAERT CHARIVARIA De heer Wijnkoop heeft in de Tweede Kamer een nieuw systeem van rechtspraak verdedigd. 1. De rechter is afzetbaar. 2. Ieder Nederlander is t.ot rechter be noembaar. 3. De Raden van Arbeid wijzen de rechters aan. Het stelsel is niet nfdoer.de. Ontbreekt de bepaling dat de rechter uitspraak doet naar de voorschriften der Raden van Arbeid. Troelstra is 60 jaar geworden en hij is deswege, volgens de heerschende mode, ge huldigd. Toch ligt er in deze gebeurtenis niets bijzonders. Als Charivarius niet voor voor dien tijd overleden is, wordt ook hij eens 60 jaar. ? '-; ? ?: -.<?>.-q Een tachtigtal vrouwen, waarvan het meerendeel mannen, luisterden aandach tig naar de leerzame rede." (De Proletarische Vrouw) Ja, ja, we kennen het type van d!e onheilspellende gezichten, met haar onder den neus. Cherchez Ie femme," lazen we dezer dagen op de screen van een Engelsche bioskoop, en blijkbaar is bovengenoemd type ook daar bedoeld. Beschouwen wij de groote natuur, dan zien wij daar, dat een plant- of diersoort in aantal toeneemt, wanneer het voedsel overvloedig en de levens omstandigheden gunstig zijn voor de bedoelde soort. Onder tegenovergestelde omstandigheden heeft afneming plaats." (H. P.) Het klinkt ongeloolelijk. Dankbetuiging aan den heer P. Smit en echtgenoote voor het genotvolle feest ons gegeven. Dat zij nog mogen leven, is de hoop van de gezamenlijke feestgenooten." (Adv. Atkm. Ct.) Informeert eens bij de buren. Charivarius ontvangt gaarne knipsels. Adres: Keizersgracht 333, Amsterdam. Blonde zee van Dagen *) O blonde zee van verre dagen ! Niet Zou 'k luist'ren naar wat uwe golfjes spreken? Niet naar hun vleien kn'stren, naar hun smeeken, Niet naar hun zielesmart, hun liefdelied? Dwars door uw goudglans is al wat men ziet In nevel, maar waaruit de droppen leeken Die balsem zijn voor 't hart, dat wondgebeten, Voor 't Ideaal geen zetel openliet. Of alles juist is? Maar wat geeft dit juist? Of alles echt is? Maar wat geeft dit echt? Hoor 'k hoe de zee versterkend om mij bruist, Dan wil ik weten wat zij tot mij zegt. Maar nimmer vraag ik als de regen suist: Valt zij wel recht, terdege recht, loodrecht? J. W i N" K L E R PRINS *)Uit een bundel nagelaten verzen, getiteld Roeping", verschijnt in 1920 bij De Zonne bloem", te Apeldoorn. llllllllllllllllllllllllflllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll den haat, en van die andere leiders, die zelven door haat zich laten drijven : dat zij mee nen door economische belemmeringen, aan den vijand van gister nog steeds in den weg gelegd, hem te tuchtigen en klein" te houden, maar niet inzien dat zij daardoor ook hun eigen land en alle andere landen beletten met volle kracht het werk van den wederop bouw ter hand te nemen. Het is wel wonder lijk, maar het is gelijk ik voor mij de zaken zie een feit, dat het dezen leiders mangelt aan dit toch zoo heel eenvoudig economisch inzicht, hetwelk ons leert dat de innige ver knochtheid der internationale ruil- en pro ductie-verhoudingen tusschcn alle beschaafde landen geen eenzijdige bevordering van belan gen gedoogt maar een gemeenschappelijke, gelijktijdige behartiging van alle belangen eischt. Dit beduidt om het weer precies te zeggen dat zoolang de geallieerden voortgaan de centrale rijken achter te stellen in de gemeenschap der voortbrengende en ruilende landen door hun voortbrenging en ruil te bewaren, ook zij zelven voor zich n hun rnil n hun voortbrenging benadeelen, omdat deze beide zich alleen dan gunstig kunnen ontwikkelen, wanneer zij die der centralcn op voet van gelijkheid ontmoeten. En zoolang niet dit inzicht de leidende gedacht is van hen, die de wetten stellen en de vredes verdragen hebben vastgesteld, kan de weder opbouw der wereld niet zooveel voortgang hebben als heel de menschheid vurig verlangt. Dat is het gemis van den man", die dan des noods alleen op economische gronden een verzoeningsgezindu politiek zon durven voeren en die politiek zou durven door te zetten omdat zij na den oorlog is de eenig-mogelijke welvaarts-politiek voor een verarmde wereld. Een politiek, die ook den vijand een kans dorst te geven, omdat zijn vooruitgang ook vooruitgang voor andere beteekenen zou. Maar ik vrees dat die man niet zal opstaan en dat wij nog heel lang blijven in het klein gedoe en in de eenzijdige pogingen en dr.s in (Ie misère S M i s s A i; R T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl