Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
8 Mei '20. No. 2237
NAP DE LA MAR
(W! Nap als de^held in de Verrassingen"
r «| ? - -.»--i 'i -i i
f Nap de la Mar heeft gejubileerd in den
Stadsschouwburg; een eivolle zaal heeft har
telijk om hem gelachen en hem luide en blijde
toegejuicht; alle plaatsen, waarvan de prijzen
opliepen tot tien gulden, waren bezet met een
vaak geestdriftig en blijkbaar toegenegen
publiek, met tal van dames in bewonderde
avondtoiletten van den nieuwsten chic en
heeren in rok of smoking, die in de pauze
foyers en corridors vulden met opgewekt
gekout en exquise parfums, en die iets
mondains, dat toch gezellig en vroolijk was, gaven
aan de voorstelling. Waarlijk de avond van 29
April was wel iets bijzonders.
Niet door de voorstelling zelf, die vlot van
stapel liep, maar geen aanleiding gaf tot
bij.zondere opmerkingen, en allerminst door het
stuk, dat opgevoerd werd. In een klucht van
Alex Bisson, den schrijver van De Contro
leur der Slaapwaggons" trad de la Mar op.
De Verrassingen der Echtscheiding" heet
'het (Les Surprises du Divorce), en het is voor
een Fransche comédie een heel tam stuk.
Geen onvertogen woord komt er in voor en
geen scène, waarbij vroeger jonge meisjes
haar oogen moesten neerslaan, geen tooneel
met pikanten bijsmaak en een echtbreuk
heelemaal niet, alleen een ongeoorloofde liefde,
die de jonge man, welke haar koestert, in zijn
hart opsluit en er mee op den loop gaat om
te rechter tijd terug te keeren, als er een eind
aan het kluchtig spel gemaakt moet worden.
Een stuk, dat ouder aandoet dan het is zelfs,
en ons terugvoert naar den tijd van een halve
eeuw vroeger, toen men om boertige gevallen
van dezen aard lachte en om een malloot van
een schoonmoeder. Ook nu lachte het publiek
doch het was om het spel. Om het spel der de
la Mar's, want Nap's moeder en dochter speel
den mee, maar vooral om den jubilaris zelf.
Er was weer in den schouwburg de vroolijke
en ditmaal onschuldige lach van een publiek,
dat zich vermaakt ; hij daverde nu en dan
door de zaal. Het stuk deed het hem waarlijk
niet, maar de kunst van Nap de la Mar, zijn
eenvoudige, levende kunst, zijn guitige of
breede lach, zijn koddige bewegingen, zijn
oogen in het volle-maansgezicht bij zoo menige
verrassing en zijn gebaren van schrik vooral,
toen hij ineens, inplaats van de ne schoon
moeder, die hij zich van de hals had gescho
ven, een tweede zag, die zijn vrouw was ge
weest en nog een schoon-grootmoeder op den
koop toe. Hij maakte de marionet in het stuk,
die hij moest voorstellen, tot een levend mensch,
in wien we geloofden. En in dit opzicht was
het stuk welgekozen : Nap de la Mar kon
aan de. onwaardige figuur bewijzen, hoe groot
zijn kunst van voorstellen en welk een uit
nemend karakterspeler hij is.
DE ELITE-SIGARENMERKEN
Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers
Fabr.: Firma RAPPARD& PeïT-Tiel
nlHIIIHIIIIIlrlllllllflIlllllllllllfHIlHIIIIIIIMIIIflIIIHIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
De la Mar heeft op zijn eereavond weer
getoond, dat hij met reden een populair acteur
is. Hij heeft altijd de lachers op zijn zijde en
daarmee gewonnen spel; waar hij komt, brengt
hij er de stemming van vroolijkheid in en doet
de tegenvallertjes aan den dag en de afmat
tende sleur van 't gewone leven vergeten. Hij
geeft nog iets meer soms en achter den goed
moedigen lach om anderer fouten en afdwa
lingen, grijnst de spot of griniast.de tragiek.
Maar in den regel lacht men zich bij hem de
zorgen van allen dag en de bekommernissen
van 't eentonig arbeidsleven van het hart. Dat
voelen velen als een weldaad en zij zijn hem
dankbaar. Zij juichen hem toe, eiken avond,
als hij optreedt en zij hebben hem een geze
gend jubileum bereid.
Zoo moet men, dunkt mij, de zaak opvat
ten. De groote menigte beneden en boven in
den schouwburg heeft vooral den grappigen
komiek gehuldigd, Doch velen weten, dat
hij meer is, een kunstenaar. Groot op zijne wijze.
Geen schepper van grootsche, blijvende' crea
ties, van figuren als Shylock, Hamlet. Bij.Max
Pallenberg heeft men hem, ook op zijn jubi
leumavond, vergeleken, doch deze Duitsche
acteur is in ons land maar weinig bekend. Er
zijn trekken in de la Mar van wijlen Coquelin
den oudere, dien men hier vaak gezien heeft.
Doch eigenlijk staat hij geheel op zich zelf
en als we vergelijken willen, gaan we misschien
't best naar de schilderkunst. Een Rembrandt
is Nap niet, doch een Jan Steen zou men hem
kunnen noemen, die lachen deed en grappig
was met droevigen ernst soms achter zijn
boertigen spot. Beiden zagen zij het leven van de
komische zijde, maar met de oogen van den
kunstenaar, voor wie ook kleinigheden van
belang zijn.
Het is nu eenmaal gebruikelijk, dat aan 't
einde van een jubileum-voorstelling,?waaraan
hier Fientje de la Mar met haar voordrachten en
Louis Davids en Margie Morris met hun lied
jes een waardig slot gaven, het tooneel zich
in een bloemenhof verwisselt en de jubilaris
wordt toegesproken. Voor den laatsten, die
gevoegelijk met geduld moet blijven luisteren
en fatsoenshalve geen voet mag verzetten,
naar mij dunkt, wel eens een penitentie ; voor
het publiek echter een genoegen, dat het
smaakt tot den laatsten fanfare-klank, en
waarvoor het de laatste tram laat schieten.
De eerste krans en de enveloppe
Het juicht dan na eiken spreker en na eiken
krans, het hardst en langst na de woorden
van bekende personen en na de bekende enve
loppe. Die werd ditmaal overhandigd door
Louis de Vries, optredend in plaats van
dr. Royaards als lid der feestcommissie, en
zij was zoo groot en stond zoo bol, dat, als
de banknoten er in niet al te klein zijn, Nap
Op den Economischer! Uitkijk
Gevraagd: een m.an!
Het is bij vele schrijvers ook bij sprekers
gebruikelijk, een beroep te doen op den
geschiedschrijver der toekomst", deze zal
dan zoo wordt ons verzekerd die spre
kers en schrijvers in het gelijk stellen bij hun
oordeel over den tijd, waarin zij leefden. Wan
neer ik zoo'n beroep voor 'n keer ook zou wil
len wagen en wanneer ik bedenk, dat, waar
algemeen gezegd wordt, een groote tijd steeds
de groote mannen voortbrengt, aan wie dan
behoefte bestaat, dan zou ik haast twijfelen
of het wel waarlijk een groote tijd is, waarin
wij thans verkeeren. Of, indien het dan toch
wezenlijk wel een groote tijd moet heeten,
dan schiet die, dunkt mij, toch hierin te kort,
dat hij geen grooten man heeft voortgebracht.
Ik zie onder de leidende staatslieden aan deze
en aan gene zijde van den Oceaan geen wer
kelijk groot man, geen man.
Velen hebben aanvankelijk gedroomd, dat
Woodrow Wilson een man zou blijken. Maar
hij bleek een idealist. En dat is heel wat anders.
Met allen eerbied voor zijn verheven denkbeel
den en zijn uitmuntende bedoelingen, moet
iedereen nu toch wel hebben ingezien, dat de
man, dien wij behoeven, zeer zeker door ideeën
en idealen zich moet laten leiden, maar dat
hij tevens en vooral een zeer nuchtere
real" politiek zal moeten voeren, die rekening
houdt met het op elk oogenblik bereikbare
en die daarop al haar krachten inzet. Immers
is politiek niet anders dan de kunst om het
op eenig moment verkrijgbare te grijpen. Wie
daartoe genoopt is en vooraf een veel verder
liggend doel heeft voorgespiegeld aan de daar
door verblinde menigte, wekt natuurlijk den
indruk van zwakheid, tenzij hij zeldzame
vereeniging ! niet alleen idealist is, maar
tevens een zoo krachtige figuur, dat hij tegen
alle verzet in zijn op het hooge doel gerichten
wil weet door te drijven. Die kracht heeft
Wilson niet bezeten. Ik behoef deze uitspraak
immers wel niet met bewijzen te staven ?
Herinneren wij ons niet allen welk lichtend
perspectief van wereldvrede zijn veertien
punten" ons openden en hebben wij allen
niet gezien, hoe weinig het beeld, dat de wereld
thans vertoont, gelijkt op het ons
voorgetooverde ?
Natuurlijk rijzen naast den naam van Wilson
de namen van Clemcnceau en van Lloyd
George voor ons op. Wanneer ik ook over hen
hier een woord ga zeggen om te staven dat
geen van beiden de man" is gebleken, aan
wien onze tijd zoo bitter behoefte heeft,
dan moet ik mijn lezers (die wellicht verbaasd
zijn dat ik mij op het glibberig pad der
buitenlandsche politiek beweegt) er wellicht ten
overvloede op wijzen dat ik mij hier alleen
met economische belangen bezighoud en slechts
uit dat oogpunt over die twee figuren oordeel.
Zij mogen voor hun land zooveel verdiensten
hebben als hun vurigste bewonderaars hun
willen toekennen, waar er sprake was van het
voeren en het beëindigen van de oorlog, ook
waar het gold de leiding der binnenlandsche
politiek. De man", dien ik zoek, moet de
persoon zijn, die ons ons allen in de oude
en de nieuwe wereld uitleidt uit den chaos,
waarin wij door de oorlogsvoering zijn geraakt
en.... waarin wij blijven steken, waarin wij
steeds dieper schijnen te geraken, juist omdat
de man" er niet is.
Wat Clemenceau betreft, van hem zeg ik,
geloof ik, genoeg, wanneer ik vaststel, dat hij
zich zelf heeft laten leiden door haat tegen
over den terneergeworpen vijand. Haat nu
is en werkt negatief, is geen samenbindend
doch een scheidend element. Wat wij behoef
den en behoeven, is, na de verwijdering,
samenvoeging, is een beroep ook op den vijand
om mee te werken tot den oninisbaren weder
opbouw, is de gezindheid om den vijand daar
toe in staat te stellenen hem daartoe de mid
delen te verschaffen. Men kan, meen ik, zoo
iets van Clemenceau niet verwachten. En
daarom is hij dan ook de man" niet geweest.
FISK"
AUTOBANDEN
gebruiken, beteekent:
UW UITGAVEN
- BEPERKEN
Gen. Agent', voor Nederland
LEEUWARDEN
Telegr. KAMI - TELEF. 232
iiiiiiiiiiiiiiutii
de la Mar zeker zijn zin heeft gekregen en
.een groote motorboot kan koopen, om aan
zijn lust tot visschen te voldoen. Na de Vries
kwamen nog tal van sprekers ? het kortst'en
het hartelijkst was Nap's dochter Fientje
met haar toespraakje en haar kus, het meest
treffend de innige, waardeerendc woorden
van Jan Musch, en ietwat bevreemdend een
meneer, die zijn eigen monologen aan den
jubilaris ter voordracht aanbeval.
Maar het interessantste kwam geheel aan
't slot, Nap de la Mar liep om den bloemenhoop
heen naar 't voetlicht en sprak het publiek
toe. Hij improviseerde blijkbaar en gaf zich
zelf, zijn ideeën over groote en kleine kunst,
een verschil, dat volgens hem niet bestaat
zijn meening, dat de toorieelspeler
allercerst5een boterham, liefst met zalm er op, moest
verdienen, en dat hij dus voort zou gaan met
grapjes te maken, als die grapjes geld opbrach
ten. Royaards had hem gevraagd aan den Stads
schouwburg te komen, hij wist nog niet, wat
hij zou doen. Ten slotte dankte hij het publiek,
dat blijkbaar van zijn spontane toespraak
meer genoot dan van een der andere.
FOKKO Bos
SCHILDERKUNST-KRONIEK
IN MEMORIAM'«'MANKES (1889?1920).
Het verlies door den dood van Mankes
maakt de schilderkunst van Holland armer,
inderdaad armer. Hij was een dier bedeesde
eenzamen, wien het in hun werk toch niet
aan stelligheid ontbreekt. Dit is een der te
onthouden eigenschappen van dezen schilder :
hij was vol nauwkeurige zorg, en toch was
de droom (zooals we dat teedere
afgekeerdzijn van het alledaagsche noemen) toch was
de Droom in hem, Maar deze Droom was
bovenal de achtergrond van zijn andere
realiteit. Een schilderij van Mankes, een
houtsnede, een ets, bepaalt nauwkeurig den haast
objectieven vorm van wat hij geven wil.
Daarin zit bij hem niet het niet-realistische);
integendeel, daarin zit het realistische, als
ge zijn uiting zuiver differentieert. De droom
zit in het psychologische bij hem ; in zijn
psychologische weergave ; in het kiezen van
het eigenaardig moment. Deze twee maakten
Mankes tot iemand, die het sprookje plastisch
kon doen leven. Hij beging de fout niet, te
meenen, dat een sprookje een vertelling vol
vaagheid is, een voorstelling vol vaagheid.
Het is ccne realiteit, maar op een eigenaardig
moment. Ge vindt dit bij Theo van Hoytema
Lloyd George ? Is het beeld, dat ik mij van
hem heb gevormd, niet onjuist, dan heerscht
ook in zijn gemoed meer haat dan de man,
dien ik zoek, mag bezitten. Hij heeft in den
oorlogstijd zijn volk weten te bezielen en aan
te vuren ; hij kende en kent de volksziel. Maar
zien wij hem nu de tengels grijpen om den
wagen weer te brengen in het rechte spoor ?
Aan zijn figuur doe ik, naar ik meen, geen
onrecht dour te zeggen dat hij is een politi
cus", die weet dat hij zijn positie dankt aan
en handhaaft door de instemming met wat
hij zegt en doet, van de zijde der breede massa,
maar die dan ook die instemming zoolang
wil rekken als mogelijk is en dus niet door
forsche daden en koen ingrijpen zijn positie
in de waagschaal wil stellen. Is niet meer dan
eens gebleken dat hij in belangrijke vraag
stukken ik denk aan dat van Engeland's
vrijhandelspolitiek een niet ondubbel
zinnige houding aannam, omdat beslist kleur
bekennen natuurlijk hem wel weer vrienden
doen winnen, doch ook weer vijanden bezor
gen zon ? e man", naar wien wij uitzien,
moet er niet bang voor zijn zich vijanden te
maken....
Want hij zon zijn wil moeten doordrijven
desnoods tegen een wereld van vijanden in.
lir zon iets van den dictator, wil men, iets
van den despoot in hem moeten zijn. Zoo
sterk zou hij moeten wezen, dat hij verzet
overwon, bezwaren op zij schoof, tegenstand
niet achtte en zijn weg ging, den weg, dien hij
had aangewezen en waarop hij de wereld
dwong hem te volgen. De wereld zon hem vol
gen, wanneer zij maar zijn kracht gevoelde
en in zijn kracht geloofde, wanneer zij maar
gelooven kon dat hij langs zijn weg de redding
zou brengen. Daartoe zou hij met groote
stelligheid het doel moeten aangeven, waar
naar hij streefde, en hij zou de richting aan
wijzen, waarin de bereiking van dat doel
moet worden gezocht. In een ontredderde
samenleving als de onze zou hij ieder zijn
plicht opleggen en hij zou de huishouding
der volkeren zoo organisceren, dat niemand
zich aan zijn plicht kon onttrekken. Nationale
vooroordeelen zou hij niet in zijn balans laten
wegen, een internationale organisatie voor
vermeerdering van voortbrenging en voor
wiens schalkschheid een teedere fleur gaf aan
zijn beesten (die kwajongens !) aan zijn sprook
je, ge vindt zonder die schalkschheid het bij
Mankes, wiens psychologie zeker weemoedig
was, en weemoediger dan bij Theo van
Hoytema. Een voorbeeld maakt u dadelijk
klaar, wat ik u bij wil brengen. Het is de ets
van de Muizen door Mankes, een werk, dat
iedereen meent dadelijk te begrijpen. En ik
zeg niet, dat het moeilijk is, maar ik zeg toch
dat het anders is, dan meestal iedereen meent.
Deze voorstelling is een der velen van den
gestorven schilder, waarin het psychologisch
moment, gegeven hier in de oogen, dat
atmospheer van het sprookje schept; er is
werkelijkheid en vreemdheid, ongewoonheid.
Hetzelfde is in zijn Herfsttuin; hetzelfde is
niet in al zijn keurige houtsneden. In een
houtsnede als het Nestkuiken kunt ge duide
lijk een andere analogie vinden. Er is in
Mankes een overeenkomst mei sommige
oudduitsch werk. Wat bedoel ik hiermee?
Er is in Mankes een trouwhartige, eerbiedige
nauwkeurigheid, die niet vlot is en niet
zwierig eigentlijk, en die hem onmiddellijk
karakteriseert als een ethisch karakter; een
bepaald-geaarde moraliteit, die wellicht binnen
het Tolstoi'aansche-Christelijke valt. Dit is
natuurlijk een verschil met Matthijs Maris,
wiens naam, evenmin zonder recht, nu en
dan bij Mankes te noemen is. Matthijs Maris'
zinnelijkheid is in zijn werk, als element, zeer
makkelijk naspeurbaar; de zinnelijkheid is,
als picturaal te vinden element, zoo goed als
afwezig bij Mankes. Dit is iets wat niet
vergeten mag worden, wil de beoordeeling
zuiver worden gehouden ; zij maakt de over
eenkomst met Maris meer tot een uiterlijke..
Maar hoe is de eigen gang van Mankes?
" Er is een wijziging in dit werk vast te
stellen, die ik nauwkeurig heb kunnen volgen,
omdat ik haar noodzakelijkheid heb voor
zien. De droomer, die in Mankes was, heeft
eerst gemeend de stof en de kleur te kunnen
ontkennen, en den enkelen geest heeft hij
gemeend te kunnen benaderen tegen de stof
met haar schakeeringen in, tegen de kleur
in. Het was de tijd, waarin de schilder al ijler
werd, al witter werd. Het gevaar daarin was
een ontaarding naar het bloedelooze toe;
het wanbegrip daarin was het niet-inzien dat
het evenwicht der kleuren aan de kleur haar
aarde-zwaarte kan ontnemen. Deze ontaarding
en deze wanbegrippen heeft Mankes ingezien,
en er is een tijdperk in zijn werk, waarin de
kleur levendig is, en niet bestaat uit scha
keeringen van wit, of iets dergelijks. Teeder
bleef ze echter steeds ; er is nooit het volle
uitbundige van den natuurlijke, van den
virtuoos noch van den gedrevene in den
schilder. Hij is daardoor ook geen wijzer, geen
aanduider van den toekomstigen weg, van
een nieuwen tijd. Hij is iemand, van wien ge
wellicht geen heele galerij moet zien, geen
wanden of muren vol, maar hij is toch iemand,
van wien een schilderij een eigenaardige wijze
van 't innerlijk wezen vertoont, die we niet gaar
ne missen in het uur, dat de geest bedachtzaam,
trouwhartig peinst over het wonderlijke in
het gewone, zoo langzaam-aan soms te vinden.
Mankes is een der stillen in den lande ;
geen agitator van massaas; geen
waereldschilder noch een maker van fresco's, waarin
de algemeenheid van een tijd, verheven en
eenvoudig, zich openbaart hij heeft het
binnenkamersch beschouwen aan zich en in
zich, de langzame aandacht, het bevreemdende
dat deze aandacht nu en dan als onwille
keurig erkent, en hij heeft, en dat spreekt
van zelf, de noodige zorgvuldigheid om tech
nisch uit te drukken naar vorm, naar kleur,
wat voor de oogen zonder schraalheid, hoe
wel zonder brio, rijst.
Zoo was Mankes, en dat is wat we in hem,
in zijn werk behouden, en dat is waaraan de
Dood verdren voortgang ontnam.
TE UTRECHT. BIJ GERBRAND.
Van HARMEN MEURS (soms is er een invloed
van Vincent) treft de kleur, nu eer dramatisch,
dan eer teeder. Hij is een schilder, wien de
persoonlijke zekerheid nog niet gaaf gegroeid
is; daar-door ongewis, en verschillend van
waarde. Het beste zijn de landschappen
(15, 14, 4, etc.)
II. IN DEN UTRECHTSCHEN KUNSTHANDEL.
Hier treft een stadsgezicht van BREITNER,
grauwend, groot. Onder een lucht van grauw
en sterk wit, dat in een gracht krachtig
bezuiniging op verbruik zou hij tot stand
weten te brengen. Die twee aangewezen mid
delen voor aanvulling van het wercldtekort
zon hij overal doen aanwenden en hij zou alles
uit den weg ruimen vvat de aanwending van
die twee middelen belemmert. Zijn hand zou
hard zijn want hij zou ons allen stevig aan
het werk zetten en hij zou heel bijzondere
opvattingen huldigen omtrent het verbruik,
omtrent zuinigheid en weelde, omtrent pro
ductieven en improductieven arbeid, omtrent
de bijzondere tijdsomstandigheden" en om
trent de eisenen", die Jan, Piet en Klaas op
grond daarvan meenen te mogen stellen
Zoo zou hij dan geweldig impopulair zijn en
wij zouden het er allen over eens wezen dat
hij niets anders was dan een tyran.... Maar
met zijn ijzere vuist allen onwil buigende en
allen tegenstand verpletterend, zou hij ons
uit het moeras voeren en wij zouden zijn harde
hand leeren zegenen....
Allicht is er onder mijn lezers tenminste
een, die glimlacht over het lyrisme, waarmee
ik het beeld schets van den man, die.... er
niet is en die er ook wel niet komen zal. Nu
ja, wanneer ik dan even wat lyrisch ben ge
weest (niet een gewone fout van den man op
den econoniischen uitkijk !), dan was het omdat
ik zoo heel sterk zie in welke ellendige wanorde
wij blijven ronddraaien, omdat in geen land
ter wereld een krachtige wil de zaken aanpakt.
Die krachtige wil zou juist daarin zijn kracht
moeten toonen, dat de man, wiens wil ons
regeerde, verzoeningsgezind durfde te zijn
en een verzoeningsgczinde politiek durfde
voeren tegen allen in, die door de psychose
van den haat bevangen blijven en daardoor
zich laten leiden. Verzoeningsgezind, misschien
niet uit de ruime overweging dat er op oorlog
vrede behoort te volgen en niet een
na-oorlog, die de economische moeilijkheden van
den oorlog bestendigt. Maar verzoeningsge
zind dan desnoods alleen uit deze zuiver
nuchtere, zakelijke overweging, dat het belang
van heel de wereld, ook van de overwinnaars,
zulk een houding vordert en alleen door zulk
een houding kan worden bevorderd.
Want dit is wel de groote, noodlottige ver
blinding van die weifelende leiders", die
zich laten Jdden duur den bij velen nog l
venweerkaatst is, gaan twee meiden over een
brug, gemodelleerd (ze zijn van het licht af
gewend gegeven) gemodelleerd in schaduw,
met hier en daar een lichtkant, die vormt,
en vormen aanduidt. Vooral de figuren maken
dit werk belangrijk.
PLASSCHAERT
CHARIVARIA
De heer Wijnkoop heeft in de Tweede
Kamer een nieuw systeem van rechtspraak
verdedigd.
1. De rechter is afzetbaar.
2. Ieder Nederlander is t.ot rechter be
noembaar.
3. De Raden van Arbeid wijzen de
rechters aan.
Het stelsel is niet nfdoer.de. Ontbreekt de
bepaling dat de rechter uitspraak doet naar
de voorschriften der Raden van Arbeid.
Troelstra is 60 jaar geworden en hij is
deswege, volgens de heerschende mode, ge
huldigd. Toch ligt er in deze gebeurtenis
niets bijzonders. Als Charivarius niet voor
voor dien tijd overleden is, wordt ook hij
eens 60 jaar.
? '-; ? ?: -.<?>.-q
Een tachtigtal vrouwen, waarvan het
meerendeel mannen, luisterden aandach
tig naar de leerzame rede."
(De Proletarische Vrouw)
Ja, ja, we kennen het type van d!e
onheilspellende gezichten, met haar onder
den neus.
Cherchez Ie femme," lazen we dezer dagen
op de screen van een Engelsche bioskoop,
en blijkbaar is bovengenoemd type ook daar
bedoeld.
Beschouwen wij de groote natuur,
dan zien wij daar, dat een plant- of
diersoort in aantal toeneemt, wanneer
het voedsel overvloedig en de levens
omstandigheden gunstig zijn voor de
bedoelde soort. Onder tegenovergestelde
omstandigheden heeft afneming plaats."
(H. P.)
Het klinkt ongeloolelijk.
Dankbetuiging aan den heer P. Smit
en echtgenoote voor het genotvolle feest
ons gegeven. Dat zij nog mogen leven,
is de hoop van de gezamenlijke
feestgenooten." (Adv. Atkm. Ct.)
Informeert eens bij de buren.
Charivarius ontvangt gaarne knipsels.
Adres: Keizersgracht 333, Amsterdam.
Blonde zee van Dagen *)
O blonde zee van verre dagen ! Niet
Zou 'k luist'ren naar wat uwe golfjes spreken?
Niet naar hun vleien kn'stren, naar hun
smeeken,
Niet naar hun zielesmart, hun liefdelied?
Dwars door uw goudglans is al wat men ziet
In nevel, maar waaruit de droppen leeken
Die balsem zijn voor 't hart, dat
wondgebeten,
Voor 't Ideaal geen zetel openliet.
Of alles juist is? Maar wat geeft dit juist?
Of alles echt is? Maar wat geeft dit echt?
Hoor 'k hoe de zee versterkend om mij bruist,
Dan wil ik weten wat zij tot mij zegt.
Maar nimmer vraag ik als de regen suist:
Valt zij wel recht, terdege recht, loodrecht?
J. W i N" K L E R PRINS
*)Uit een bundel nagelaten verzen, getiteld
Roeping", verschijnt in 1920 bij De Zonne
bloem", te Apeldoorn.
llllllllllllllllllllllllflllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
den haat, en van die andere leiders, die
zelven door haat zich laten drijven : dat zij mee
nen door economische belemmeringen, aan
den vijand van gister nog steeds in den weg
gelegd, hem te tuchtigen en klein" te houden,
maar niet inzien dat zij daardoor ook hun
eigen land en alle andere landen beletten
met volle kracht het werk van den wederop
bouw ter hand te nemen. Het is wel wonder
lijk, maar het is gelijk ik voor mij de zaken
zie een feit, dat het dezen leiders mangelt
aan dit toch zoo heel eenvoudig economisch
inzicht, hetwelk ons leert dat de innige ver
knochtheid der internationale ruil- en pro
ductie-verhoudingen tusschcn alle beschaafde
landen geen eenzijdige bevordering van belan
gen gedoogt maar een gemeenschappelijke,
gelijktijdige behartiging van alle belangen
eischt. Dit beduidt om het weer precies
te zeggen dat zoolang de geallieerden
voortgaan de centrale rijken achter te stellen
in de gemeenschap der voortbrengende en
ruilende landen door hun voortbrenging en
ruil te bewaren, ook zij zelven voor zich n
hun rnil n hun voortbrenging benadeelen,
omdat deze beide zich alleen dan gunstig
kunnen ontwikkelen, wanneer zij die der
centralcn op voet van gelijkheid ontmoeten. En
zoolang niet dit inzicht de leidende gedacht
is van hen, die de wetten stellen en de vredes
verdragen hebben vastgesteld, kan de weder
opbouw der wereld niet zooveel voortgang
hebben als heel de menschheid vurig verlangt.
Dat is het gemis van den man", die dan des
noods alleen op economische gronden een
verzoeningsgezindu politiek zon durven voeren
en die politiek zou durven door te zetten
omdat zij na den oorlog is de eenig-mogelijke
welvaarts-politiek voor een verarmde wereld.
Een politiek, die ook den vijand een kans
dorst te geven, omdat zijn vooruitgang ook
vooruitgang voor andere beteekenen zou.
Maar ik vrees dat die man niet zal opstaan
en dat wij nog heel lang blijven in het klein
gedoe en in de eenzijdige pogingen en dr.s in
(Ie misère
S M i s s A i; R T