Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Mei '20. - No. 2238
CHARIVARIA
Luchtig en lustigjes heeft Pisuisse ge
babbeld /aardig en nooit vervelend, zooals
hij dat kan," schrijft de N. R. C., maar het
laatste kan iedereen wel.
DéCommissie, in 1919 belast met het
afnemen van de examens in de Engelsche
taal en letterkunde schrijft in haar Verslag
o. a.: Het heeft de Commissie getroffen,
dat vele candidaten de groote dichters (de
kleine d is van de Commissie Char.) en
prozaschrijvers (de k'eine p M.) niet behan
delen met den hun (de kleine h id.) toeko
menden eerbied, door voortdurend alleen
beginletters te gebruiken. Zoo houden som
migen er van Shakespeare aan te duiden
met (Char. had het al geraden) S.;
Tennyson met (id.) T.; Browning met (id.) B.;
iets wat getuigt van slechten smaak en niet
kan worden aangemoedigd."
W» Deze opmerking siert de Commissie. Reeds
in otvze prille jeugd hebben wij ons geërgerd
aan ons jaartallenboekje, waarin op iedere
bladzijde v. C." of n. C." voorkwam, en het
oneerbiedige H. M." of Z. K- H." heeft ons
nooit goed uit de pen willen vloeien. Maar
wat te zeggen van de volgende afkorting
die wij onlangs in een onzer voornaamste
bladen wij verzwijgen den naam-^ moesten
aantreffen in het verslag van een rechts
zitting: Hierop had beklaagde haar met
eenmes gedreigd, onder het uitspreken dezer
woorden: nou zei je d'r an, O. V. D. ?"
Ook daar in Lotharingen zullen
plaatselijke grieven dienen ingewilligd
in het ontmoedigend besef, dat het
oplossen blijft en de ontevredenen toch
niet zeggen wat hen kopschuw maakt.
Mijn taxi-chauffeur kon het niet goed
onder woord'en brengen." (N. R. C.) ?
U ook niet.
Mevrouw Mann dankte met eenlge
hartelijke woorden voor de indrukwek
kende ontvangst die haar ontvoerd heeft.
'Weliswaar stemt haar 70ste verjaardag
haar niet vroolijk, maar men moet nu
maar denken dat dit een vergissing is."
(Tel.)
Mevrouw Mann is al te bescheiden. Een
'ontvoering van deze actrice, die nog zooveel
bekoorlijks heeft behouden, behoeft men o. i.
volstrekt zoo zeker niet voor een vergissing
te houden.
Dames! In plaats van maquillage.
Een reis met den trein tusschen
Haarlem en Leiden schenkt voortdurend
groote bekoorlijkheid, door de afwisse
lende schoone kleuren van narcissen,
hyacinthen en tulpen. (Hbl.)
Spaart de vogels en behandelt de boom J n
met zachtheid/
Het is verboden door'gezang of
ge, tier het bosch te verontrusten." (Opschr.
in de Twickelsche bosschen)
Charivarius ontvangt gaarne knipsels.
Adres: Keizersgracht 333, Amsterdam.
SCHILDERKUNST-KRONIEK
EEN NOODZAKELIJKE AANKOOP
De altijd grooter noodzakelijkheid ons te
keeren naar de stilte, en naar de uit innigheid
gewonnen schoonheid, heeft me aangezet
te wijzen op de noodzakelijkheid de verza
meling van Meurs (nu te zien in het
Kunstnijverheidmuseum van den Haag) aan te
koopen, en ze zoo te maken tot een durend
bezit in en voor ons land. En ik moet bekennen,
dat ik zelden in de laatste jaren met grooter
genoegen mijn handteekening op een lijst
plaatste, dan toen ik ze nu zette onder die
van Berlage, Verwey en Toorop. Er waren
natuurlijk meer namen daar te vinden. De
museumdirecteuren deden het ex officio, en
misschien met het enkel gevoel hun bezit
te vergrooten, tot vermeerdering van hun
kennis (dat is naar den hun eigen trant)
wij deden het met den wensch het bezit aan
schoonheid te vermeerderen in Holland, het
bezit aan die schoonheid, die zooals ik hier
boven schrijf, uit innigheid vast gegroeid
is, omhoog.
En wat vondt ge daarvan, zuiver en gaaf
bewaard, in de verzameling van Meurs, en
voorgedragen, opgedischt met dien verfijn
den, eigenlijk eenigszins perversen smaak van
den tegenwoordigen bezitter?
Op stof, gepraepareerd met pijpaarde
etc., met wasverf beschilderd, zaagt ge daar,
uit Thibet, het gesloten land, in tien rijen van
10, honderd beeldjes uit het Pantheon van
dat land, bovenaan de geestelijken, maar ook
de dichters, de toovenaars, de godin der poëzij
en den god van de barmhartigheid. De hoofd
kleuren zijn groen en rood in de gestileerde
wolkjes wat geel. Evenzoo zat daar op een
andere voorstelling Amjtayves, in een mat
toch klinkend rood boven een groen, dat was
als een marmer; ge vondt er den
krijgskundigen koning Srong Tsau Crampo, met onder hem
de beestjes en de attributen van den vechter,
en Tsongkapa, onderricht gevende in de leer,
omgeven met figuren. De hoedanigheden in
aesthetischen zin van al deze dingen zijn zoo
danig, dat ik bij hernieuwing van een
noodzakelijken aankoop moet spreken. Er is hier
stijl, kleur, stijl vol stilte, kleur vol kracht en
toch stil. Er is hier, vergun me de u misschien
ongewone koppeling van woorden, een
forsche innigheid, een afwezigheid van
hetalledaagsche, die het verschil, typisch, is tusschen
het Oosten en ons, het Westen. Het trof me,
nadat ik zeker en rustig deze dingen gezien had
hoe zeker als zoodanig het Oosten het Westen
moet verwinnen
Maar deze dingen uit Thibet (wat moet daar
niet aan onge(kends schuilen in dit land van
alle kloosters* en van feilen afweer tegen
den vreemdeling?) waren niet de eenige,
die ik in dit eerste en opwekkend artikel wil
noemen. Er was naast een ander Pantheon, fi
guren van gebakken Baarde, een
oud-chineeIJ. H. DE BOIS, Kruisweg 68, HAARLEM l
Schilderijen - Prentkunst - Boeken over Kunst f
DE /=1MSTERD/1MSCHE
HEEREI1GR/3CHT tt\*i
CATALOQI OP AANVRAAG
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
liliiillllllliiinn
ZIEKTE VERZEKERIMGEM
sche Boeddha onder den levensboom, met
neerzwevende engelen, en blijken van oude
polychromie. Er was, Chineesch, op zij, het
terras der goede genii in grauw, rood, groen ;
er waren, blauw tegen bruin, wat ge de
starenden-luisterenden zoudt kunnen noemen,
twee figuren op den omgang van een pavil
joen zittend, waarlijk luisterend en waarlijk
daardoor starend, zooals ook vogels kunnen zijn
des avonds. Er was een landschap, een haven,
er was een offerschaal, oud, brons, met
feitelijk zoo zware kracht in zijn eenvoud, dat
ge niet zoudt weten, wat van hier daartegen
over te stellen. En er was een beeldje, met
tot flauw rood verbleekte kleur, uit
erracotta, dat hier niet mis-stond in de stilte....
e bespeurt hieruit hoe ik de verzameling,
als geheel zie. Détails zal ik bewaren voor een
ander artikel, maar deze bespreking, deze
eerste, heeft geen ander doel dan op de
algemeene stemming der verzameling te
wijzen en, daarom, op den noodzaak van'
den aankoop. Zulke dingen moeten het land
niet uit. En kan het landjniet koopen, waarom
koopt dan niet een der maatschappijen met
de fameuze winsten zoo iets aan en staat het
af? Daagsche activiteit zou dan omgezet zijn
in blijvend bezit aan schoon. En opnieuw
oekonomisch gesproken, eenvoudig
oekonomisch, wat rendeert" zeker dan groote ver
zameling van werkelijk schoon? Daar zijn we
in Holland, hoop ik ten slotte, eindelijk
ook^achter gekomen \
PLASSCHAERT
flIlflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII,!
Keek eerst wel een beetje kwaad,
Maar greep toch, op Jantje's vragen
In zijn chocolade-automaat.
Vijf.'en veertig ronde duppies
Telde Jan ter toonbank neer:
Vijf en veertig stuivers bracht hij
Spoedig bij zijn moeder weer.
Vijf en veertig stuivers kostten
Meel en krenten voor de koek,
Zoo voldeed Jan onbewust toch
Aan des Puzzelaars verzoek.
Oplossingen zonden :
P. H. B. te Amsterdam, T. B. te Enkhuizen,
M. C. te? C. J. J. E. te Rotterdam, v.d. K.
te Alblasserdam, H. L. L. P. te Rijswijk,
T. R. te Bozum, H. R. te Middelburg, Mej.
J. R. R. te Bloemendaal, IJ. L. S. te Bussum,
D. S Jr., te. Amsterdam, L. S. te Leiden,
H. L. V. te Ooedereede, Mej. H. v.d. W. te
Amsterdam, Mevr. J. A. B. W. te
LaagKeppel.
De Puzzleprijs werd gewonnen door Mej.
J. G. R. te Bloemendaal.
Correspondentie :
Mevr. J. A. B. W. te L.
KUw brief hoop ik afzonderlijk te beant
woorden.
Ditmaal een vraagstuk voor groote teeken
meesters.
Hoe kan men in drie lijnen een poort,
een soldaat en een hond, die de hoek omgaan,
uitteekenen.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Eleetrische Lampvoeten
in Potterie LANOOY"
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
ONZE PÜZZLE
Oplossing van de puzzle voor groote reken
meesters :
987654321 = 45
123456789 = 45
864197532= 45
Dit was niet gemakkelijk voor degenen,
die het niet wisten. A trok 45 handschoenen
van 45 handen af. B wilde 45 vellen van 45
palingen aftrekken, C wilde dit met 45 gouden
tientjes doen en 45 gouden vijfjes terug- *
ontvangen etc., en zoo waren er meer
origineele ideeën.
De aardigste oplossing was ongetwijfeld
die van den heer P. L. L. P. te Rijswijk, die
wij hier in zijn geheel laten volgen :
Jantje moest een boodschap halen
En hij kreeg 4.50 mee.
't Was een heele zak vol duppies
In een groote portemonnaie,
(Want z'n moeder liep met kranten
En 't was pas nieuwjaar geweest:
Van de fooitjes van de klanten
Gaf zij dan een huis'lijk feest.)
Meel en krenten moest hij halen.
Jantje liep bijzonder vlug
Moeder zei: Vraag bij 't betalen
Niets dan stuivertjes terug!"
De winkcldienaar, die het druk had,
VRAOENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in
te zenden aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto Leekenspiegel", en
onder opgave van naam en adres (die als
vertrouwelijk zullen worden beschouwd).
M. v. S. te H. Bestaat er een Hollandsche
vertaling van R. Kipling's Juut so stories?
Wat is de weg om tot de uitgave van een ver
taling te komen ?
llltttllllllllllllllUlltllllllllllllllllllllllllllllll
iimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiui
MISS BLRNCHE
ClCRRETTES
iiiiiiiniiiimiiiiii
IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIirilllllliinJIIIIIIIIHJIIIIDDlltJllllllllilNMIIIIlIflIIIMIIIItKIllfdflIlltflfll
ifmiiiiiiiiiiiifiiiiimiiiirmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiiii
DE SCHRIK
* DOOR
G. L. GONGGRIJP
f Jong vrouwtje zat met haar man in de
achtergalerij van de geweldige ruime Assis
tent-Residentswoning van rust en koelte te
genieten. Het was stil en de natuur en in de
geheele omgeving. Het getjirp van vele kre
kels maakte de stilte hoorbaar. De woning
lag eenzaam, een half uur van de stad af,
1 op een heuvel, vanwaar men een heerlijk
uitzicht over de zee en op het eiland Balihad.
Overdag was jong vrouwtje alleen met haar
kleine meid, maar 't gedribbel van de bloote
voetjes en 't geluid van 't kinderstemmetje
vulden het geheele huis, vroeger door een
Resident bewoond en met groote vertrekken.
De dag vloog altijd om, en eenzaam of angstig
voelde zij zich dan nooit. Nu en dan kwamen
de vrouwtjes van Inlandsche hoofden haar
's morgens bezoeken, maar ze kende te weinig
van de landstaal om een gezellig babbeltje
te maken. Heel in 't begin van haar huwelijk
was ze wel eens boos geweest om de, in haar
oog, onbescheiden vragen van die kleine
Raden ajocs. Een van de eerste vragen was
altijd, of ze a! kinderen had en op 'tontkennend
antwoord vroegen ze met het gewoonste ge
zicht van de wereld of ze nog geen kleintje
wachtende was. Ze had dan hevig gebloosd
en ze had zich bij haar man, toen nog Contro
leur bij het Binnenlandsch Bestuur, beklaagd
over de onbescheidenheid dier Raden ajoes,
maar toen had hij gelachen en haar verteld,
~ dat het geen onbescheidenheid was. Die vrouw
tjes stonden veel dichter bij de natuur dan
de Westerlingen en het doel van het huwelijk
was bij hen kinderen krijgen. Ze voelen zich
diep ongelukkig als ze kinderloos blijven, zoo
ongelukkig dat ze, hoeveel pijn hen dit ook
doet, dan uitzien naar een tweede vrouw die
* den man wél een kind zal schenken. Kinderen
krijgen was het grootste geluk en de vraag
werd gedaan uit beleefdheid en belangstelling.
Ze had het heel prettig gevonden dat haar
moeder en zuster haar op haar eerste stand
plaats een tijdlang gezelschap hadden ge
houden. Die waren ook naar Java teruggegaan.
Ja, dat begin was niet gemakkelijk geweest.
Ze moest nog lachen om die eenvoudige men
schen in wier midden ze leefde. Haar moeder
zag er nog jong uit en haar zuster scheelde
niet veel in leeftijd met haar. Er was nog nooit
een gehuwd Controleur geweest op hun stand
plaats en die Controleur met drie blonde
vrouwen wekte de belangstelling van de ge
heele bevolking. Op een keer had haar man
het uitgegierd van 't lachen. De drie dames
waren eens mede gegaan naar een
dessahoofdverkiezing en ze woonden in 't open
vporvertrek van eene ruime inlandsche woning die
verkiezing bij. Van alle kanten gluurden
nieuwsgierige inlandsche vrouwtjes naar de
drie blonde dames. Haar man zat al te glun
deren bij 't opvangen van de gesprekken en
opmerkingen van die vrouwtjes, totdat hij
eensklaps haast van zijn stoel rolde. Waar
lach je toch zoo om?" Verbeeld je ! die men
schen-denken allen; dat ik drie vrouwen heb,
niet meer dan behoorlijk wanneer je zoo'n
hooge positie hebt, is 't niet? En nu zijn ze het
er over eens dat Mama de eerste vrouw is,
maar wie van jullie nu nummer 2 en 3 is
daar kibbelen ze nu .over!"
Manlief kwam laat in den namiddag van
zijn kantoor in de stad terug, dan werd thee
gedronken en de bloemen werden verzorgd
en al maar kleurrijker werd de lucht en
grootscher en subliemer het panorama. Men werd er
stil van.
Avond aan avond kwam de melancholie
van den stervenden dag op haar inwerken.
Was het atavisme? een erfenis uit den oertijd
toen de mensch, holbewoner.jin eeuwigen strijd
en in eeuwige vrees leefde? Was het de na
werking van de domme verhaaltjes over gees
ten en spoken, die zij als kleine meiske van
baboes gehoord had ? Zij herinnerde het zich
wel, dat de bedienden, als de schemering inge
vallen was, liefst in hun kamertjes zaten en
niettegenstaande de warmte deuren en ramen
gesloten hielden. Haar baboe liet haar dan
nooit alleen en van tijd tot tijd zwiepte zij
de ruimten in de hoeken der kamer en onder
de kasten met bezempjes van bladnerven,
de sapoe lidi, waarmede ook de muskieten ver
jaagd werden, en zei ze spreuken op. Zij was
dat alles vergeten'in de groote drukke stad
in Holland waar zij opgevoed was geworden
en de taal van 't land van haar jeugd kende zij
niet meer, maar de heerlijke jeugdherinne
ringen was ze niet vergeten, en 't beetje
angstige gevoel als 't donker was geworden,
ook niet.
Zewasnog jong, toen zijden man ontmoette,
die zoo'n geweldigen ommekeer in haar leven
zou brengen. Hij was bijna een schipbreuke
ling in 't leven. De melancholie van een een
zaam leven op een eenzame standplaats in
Zuid Bantam had zijn ziel geknakt. Het werk
vlotte niet meer, hij kon geen stuk meer af
maken. Zij zijn niet zeldzaam, de Willem
Bijlevoordes,die door de Eenzaamheid gedood
worden!
Een braaf chef had zijn toestand gelukkig
begrepen. Er zijn helaas stommelingen die
genezing denken aan te brengen door standjes
en slechte conduite-beoordeelingen, wier ziel
te bot is om andere zielen te begrijpen.
Te geniepig sluipt melancholie aan om door
het slachtoffer herkend en bestreden te worden.
Je gaat als de bliksem naar Holland," had
zijn chef gezegd. Ik wil voor alles zorgen."
Nu liep hij reeds twee jaren rond in 't va
derland maar de vampier, die Melancholie heet,
liet hem nog steeds niet los, die had zich te
sterk op zijn ziel vastgezogen en te veel le
vensblijheid en levensmoed ontnomen. De
psychiaters stonden machteloos.
Toen, op een goeden dag, hoorde hij een
meisje lachen en de parelende lach deed wat
klimaat noch wetenschap hadden vermogen te
doen, de vampier vluchtte.
En zij, zij had nog nooit zulke oogen gezien
en nog nooit een gezicht waaruit zooveel
goedheid straalde als uit 't zijne, en zoo'n
heerlijk vreemd gevoel doortintelde heel haar
wezen. Ze had blozend haar gezicht verborgen
tegen zijn borst, toen hij gevraagd had, of zij
zijn vrouwtje wilde worden.
Op wat een lieve manier had hij zijn liefde
bekend en haar bekentenis uitgelokt.
Ze had, als alle jonge meisjes uit dien tijd
haar fpoëzie-album en hij moest er ook iets
inschrijven, en hij schreef:
Doubt that the stars are
fireDoubt that sun doth move
Doubt thruth to be a Har;
But never doubt I
toen nield hij op en keek hij haar aan met een
blik die zpo ontzaggelijk veel zei en hij vroeg :
mag ik invullen love?"
En wat vond zij 't verrukkelijk te weten
dat zij hem gered had !
Zij was hem vol blijdschap gevolgd naar het
verre Oosten. Er kwam een blond meiske en
er kwam promotie. Dat laatste vond ze een
beetje angstig, hij was Assistent-Resident
geworden en nu moest ze recipiëeren en ze
was nog zoo jong, maar de dames van de
standplaatsvonden haar een schattig vrouwtje
en ze hielpen haar allemaal zooals te doen in
Indiëgebruikelijk is, als men maar geen domme
houding aanneemt.
Er was weer een dag gestorven in een
apotheose van kleuren en de melancholie
van den avond was weer gekomen. Ze schoot'
haar stoel dichter bij de zijne. Het vertrek
was haast al te groot en al die bloemen en
palmen stonden zoo onbewegelijk ! Ze moest
niet naar de open kant van de galerij zien,
want van daar donkerde het zwart van den
vallenden nacht haar te veel tegen. Neen, ze
kon best begrijpen, dat de inlanders bang waren
gedurende dezen tijd van den avond. De roof
dieren verlaten dan hunne holen en de slangen
schuifelden dan op prooi uit en ze herinnerde
zich dat, toen ze klein was, haar baboe
vertelde van gandoeroewo's en poentianaks.
Zij wist wel niet wat voor soort spoken of
geesten dat waren en ze geloofde er wel niet
aan, maar 't was toch griezelig.
Zeg, ventje, je hebt geen enkel wapen in
huis?" r
Hij lachte. Neen, kindje, we leven te midden
van't zachtste volk der wereld en hier is stelen
zelfs onbekend. Ze zijn hier nog zoo echt
onbedorven. Een ieder die iets op den weg
vindt hangt het gevondene aan een boom langs
den weg zoo dat het goed zichtbaar is en de
honderden die voorbijgaan laten het voorwerp1
hangen. Dat is hier adat, gewoonte."
Maar zij had toch gelezen en verhalen ge
hoord van opstand en hoe de menschen dan
al maar roepend : Allah tl laha ! aan kwamen
stormen. Datjwas de oproer- en de strijdkreet
en de Regent, hadden de dames gezegd,
hield niet van Hollanders en de Raden Ajoe,.
de regentsvrouw, was fanatiek.
Neen, 's avonds in Holland was 't toch
knusser, 't was te warm om in een kamer te
zitten, hier in Indië, maar die donkerte aan
dien eenen kant, 't was toch wel wat griezelig.
Het zou toch beter zijn als ventje een wapen
had. Daar hoorde zij een onbestemd gedruisch,
een dof gebrom als van een naderend onheil.
Ze spitste haar ooren, ja, nu was 't te onder
kennen. Het was als 't ontevreden gemompel'
van een reusachtig monster.
Er was een eigenaardige cadans in 't gebrom.!
Nu hoorde ze het duidelijk : la Allah il laha '
l a Allah il laha l God! Man! wat is dat?'
Stil even." Hij hoorde 't ook duidelijk :
la Allah il laha ! Het kwam steeds nader, het
onheilspellend geluid.
Ga naar je kamer, sluit de deuren. Ik blijf
hier."
Hoog richtte zijn gestalte zich op. Hij was
nog kort in de afdeeline;. Zou hij de menschen
niet gekend hebben? ja, ze waren vroom en
braaf, maar toch, de Regent stond als fanatiek
gesignaleerd. Zou 't waar zijn dat men den
Oosterling nooit leert kennen?
Het jonge vrouwtje vluchtte naar binnen
met knikkende knieën. De huisjongen zei
niets, maar keek vol verbazing naar haar
angstoogen. Baboe zat voor 't bedje van 't
blonde kindje. Die keek ook al vol verbazing
en begreep niets van 't afsluiten der deuren.
Wat is er Mevrouw?"
Maar de lippen van Mevrouw beefden zóó
dat ze niets kon zeggen.
En al maar naderde het gebrom der duizenden
stemmen : Ia Allah il laha ! la Allah il laha !
De menschendrom naderde het huis, al maar
biddend. Plots een stilte en zij hoorde een
sonore stem, ka!m en welluidend en toen de
stem van haar man, óók kalm.
Doe maar open vrouwtje !" hoorde ze hem
lachend roepen. Het is niets hoor ! Ja, dat
ik daar nu niet aan gedacht heb ! Vanmorgen
is de hoofdpanghoeloe me komen vragen of
ze het huis mochten komen inzegenen."
Zonder Gods zegen is er geen heil en de
Inlanders van de afdceüng hadden het als
ten zegen gevoeld, de komst van den nieuwen
Assistent-Resident ,.die altijd kalm was,
altijd rechtvaardig en die zoo uitstekend hun
taal, het Javaansch, sprak. Hij was geleerd.
Kende hij niet de fijnste manieren van beleefd
heid ? Zoowel het hoog Javaansch, het Kromo,
als het laag, het Ngoko, en het Midden, het
Madio, was hij machtig. Wat begreep hij hen
goed en.... wat begrepen zij hem goed. Hij
was adil: rechtvaardig, en zijn hart was van
goud en nu hadden zij beraadslaagd hoe hun
dank te uiten en hoe hem te eeren en hoe
zou'den zij een man als hij beter eeren dan door
God's zegen af te smeekeii over hem en zijn
gezin en zijn huis?
De hoofdpanghoeloe had uit naam van de
geheele Mohamedaansche gemeente het ver
zoek gedaan of zij zijne woning mochten
komen inzegenen. Hij had het goed gevonden
en het was hem door het hoofd gegaan.
Maar 's avonds waren duizenden en nog
eens duizenden de stad uitgegaan en zij hadden
biddend den heuvel beklommen, al maar God
aanroepend : Er is geen God dan God!"
Die kan niet te dikwijls herhaald worden,
die geloofsbelijdenis. Het wordt het kind in
het oor gefluisterd en de stervende moet het
nazeggen. Die waarheid is de groote zuil van
het Geloof en met die waarheid op de lippen
den dood in te gaan is goed. Daarom is het ook
de oorlogskreet der Mohamedanen.
Het erf liep vol met duizenden menschen.
'Vooraan vele Hadjie's, zij die de bedevaart
hadden gedaan en die 't best konden bidden,
de meesten mager en oud en de lange kleeden
iti allerlei kleuren, zwarte en gele en roode en
blauwe. Velen schoven de galerij binnen en
hurkten neer en de groote massa ging eer
biedig op den grond zitten. De
hoofdpanghoeJoe herhaalde hun aller verzoek. Oppassers
Vrij zeker kunnen wij zeggen dat van dit
werk geen vertaling in het Nederlandsch is
verschenen. Wél is het werk den lOen
October 1902 bij de Commissie voor het
Vertalingsrecht van de Vereeniging ter bevordering
van de belangen des boekhandels ter verta
ling aangeteekend, maar in de bibliografieën
is geen vertaling in boekformaat opgegeven.
Om tot de uitgave van een vertaling te
komen moet u in verbinding treden met een
uitgever en met nem de voorwaarden be
spreken.
i iiiiiimjiiiiiMiiMiMiiiimiitiHiiiiiimii
Uit de Mei-Tijdschriften
Leven en Werken bevat: Voorbijgegaan
leven en werken"; door Anna Polak; Op
tuiging", door L. Simons; Liedjes van Maria
Fauvi-Kievlts; Illusie" van M, van Campen;
,.Op de Kentering" van N. A.' Donkersloot;
De Franschman in den Oorlog", door W.
N. F. Sibmacher Zijnen;. Ophelia", door D.
Kuenen-Wicksteed; Idealen en Leven", door
Anna van Gogh-Kaulbach; Montessori", door
dr. E. Bonebakker; Verzen van Hendrik van
der Wal.
Onze Eeuw bevat: Maurits LyJdert,
Multatuli-herdenking; mr. J. C. van Oven,
Mengelberg's Jubileum"; K- Kuipej,
Beteekenis der Vrouw in Oud-Athene; J. L.
van Tricht, Hermann Bahr"; jhr, mr. H.
Smissaert, .,De slechte Vrede"; Drie brieven
van N;'c. Beets aan A. L. Q. Toussaint;
Verzen van J. J. van Qeuns en Ben van
Eijselstein, Buitenl. Overzicht van mr. J. C.
van Oven; Leestafel.
De Hollandsche Revue bevat: Portret van
Ary Prins; Wereldgeschiedenis"; Belang
rijke Onderwerpen" (Werk van moderne
Kunstopvatting; Over Albert Hahn jr.;
Over een groot Spiritist; Het Gebit);
Karakterschets" (mr. J. Hingst); Revue
der Tijdschriften;,, Het Boek van de Maand";
(?Het Rooken", door Feüx Ortt); De
Vrouwe van den Chineeschen Hof (Feuilleton).
Tijdschrift voor Wijsbegeerte bevat: J.
Hesseling, Herleven van het begrip en het leven
der natuur in Aristotelischen geest; dr. Lucien
Brulez, Het causaliteitsbeginsel en het deter
minisme; Hedendaagsche Wijsbegeerte: Stand
punten en Stroomingen, J. Rahder, Prinsgle
Pattison's Gifford-Lectures); Boekbespreking.
Zij", maandblad voor de vrouw, bevat:
Le Mode", door A. G.?B.; Brieven van
een huisvrouw" (XXVIII), door Famke;
Het Onverwachte", door JoséFrances,
Ned. Schilderessen : C. A. v. d. Willigen";
door Anth. A. WiltenjPractische wenken, enz.
IIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII illlllllIJMIIIflmlIflIllllllllJHIlfUf
wordt door 21.000 arFsen erkend
als het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
spreidden kleeden en matten uit, waarop de
voornaamsten zich met gekruiste beenen neder
zetten. Toen trad een stilte in en daar klonk
een mooie sonore stem. Na elke frase klonk
een duizendstemmig : Amien ! Het amen"
maakte den indruk van een mooi vol
orgelaccoord. Het was wel roerend en plechtig en
vol schoonheid. Wat had jong ambtenaars
vrouwtje er vroeger weinig van begrepen. Ze
had voorheen al die getulbande en getabberde
menschen met heimelijk wantrouwen aange
zien. Dat waren immers de geestdrijvers?
de fanatieken? En nu zag zij goedige gezichten
vol vroomheid, in diepen ernst, de handen voor
het gezicht gevouwen, en ze voelde dat ze zoo
echt gemeend met hun Amien ! de frasen van
het gebed, dat de voorganger reciteerde,
onderstreepten.
Wat was ze toch dom geweest door altijd
maar vroomheid en godsdienstzin net geest
drijverij te verwarren. Ze had gelezen van de
kloof, die Oost en West scheidt, maar ze had
niet geweten, dat die afgrond gevormd wordt
door misverstand en niet begrijpen. Nu kreeg
ze een beetje kijk op de domheid en de ver
waandheid van den Westerling. Te verwaand
om zelfs een blik te willen slaan in de zielen van
de Oosterlingen. Nu begreep ze waarom haar
man zooveel van zijn Javanen hield en ze was
een beetje beschaamd over haar vroeger wan
trouwen en ze voelde het als een stil verwijt
dat daar duizenden opgekomen waren om
het edelste te geven waarover zij beschikken
konden ; hun gebed. Wat mooi was dat doof
die eenvoudige menschen gevoeld, dat zij een
rechtvaardig man geen grooter geschenk
konden geven, geen fijner hulde konden be
wijzen dan God's zegen over hem af te smeeken»
En zij? Ze had maar dadelijk gedacht dat
ze gekomen waren om haar kindje en haar man
te vermoorden !
Velen hadden hunne kinderen medegenomen
en gezegd : dan zult gij een rechtvaardig
mensch zien, dat brengt geluk aan." En toen
de plechtigheid geëindigd was, kwamen velen
in gebogen houding naar voren om eerbiedig
de hand van haar man tusschen hun handen
te nemen, en velen kusten zijn hand. En vaders
duwden hun zoontjes naar voren, en zij raakten
zijne handen of zijne kleeren aan, want de
aanraking met een goed en rechtvaardig man
brengt geluk aan.
De menschendrom ging weer den heuvel af
en naar de stad terug en zij hoorden weer hun :
la Allah il laha, la Allah il laha, maar nu klonk
het haar mooi in de ooren. Het geluid dat haar
eerst zoo dreigend en onheilspellend had
toegeschenen was nu plechtig en schoon.
Schopenhauer had wel gelijk, het komt
maar op de Anschauung" der dingen aan.
Ze had geleerd den Oosterling met andere
oogen dan vroeger te bezien en het geluid
van bidden, dat ze nog vele malen zou hooren,
maakte haar niet meer, als voorheen, een
beetje griezelig.
Ze begreep nu, waarom haar mairTde recht
vaardige, met het gouden hart, geen wapens
in huis wilde hebben.
En ze begreep nu, waarom hij zooveel van
het volk hield.
Dat ze van hém hielden, dat kón niet anders,
vond het jonge vrouwtje.