De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 15 mei pagina 7

15 mei 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

15 Mei '20. - No. 2238 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VOOR WIE ZICH IN DE TREIN ANDERS VERVELEN ZOU Ik ben een groot liefhebber van lezen, en ik ben de enige niet. X heeft zich in de Nieuwe Courant 1) over onze leesmanie geestig geërgerd. Ik las' zijn ingezonden stuk met genoegen, en zeker veel anderen evenzo ; maar daarna gingen we over tot de orde van den dag, en..:, lazen wat anders. JHet is nutteloze moeite daartegen te strijden. Eer geloof ik, dat men van 't herendom (en ook van enkele" dames) het roken kon afpraten, of van het schone geslacht (plus nog enige" heren) de aanbidding voor de mode, dan dat men een intellektueel mens van z'n leeshonger" zou afbrengen. JVele zijn dan ook wel de gevallen, waarin de lof van het boek gezongen wordt. Dadelik herinner ik me hier COURIER 2), waar hij in een brief aan z'n moeder zegt: Mijn boeken vormen mijn vreugde, en bijna uitsluitend mijn gezelschap. Ik ver veel me slechts, als men me dwingt ze te verlaten, en ik kom er altijd met genot weer toe terug." en de dichterlike en fantastiese astronoom FI,AMMARION 3), die zich aldus uitlaat: Boeken zijn goede vrienden! Het zijn de beste. We kiezen ze naar onze smaak, we raadplegen ze, ze zijn ons getrouw, ze leren, leiden en vertroosten ons. Ze zijn, uit alle tijden en uit alle landen, intellektuele, voorname gezellen, waarmee wij ons onderhouden in uren van mijmering, na denken en rust. Ze vormen een keur van geestelike verwanten." of ook onze eigen Jo de VRIES, als deze in z'n Rinderlectuur 4), de kluisterende aantrekking levendig schildert, die het boek op een kind uitoefent. Ik ben dus waarschijnlik in goed gezel schap, als ik van een mooi boek zelfs hartstochtelik kan houden ; en ik vind derhalve geen reden, me hierover te schamen. Voor m'n genoegen lees ik zoveel als m'n werk 't toestaat; en op reis lees ik haast altijd, als ik maar zo gelukkig ben iets te hebben dat me boeit. Toch zal ik niet beweren, dat X nooit ge lijk heeft, en dat we in trein of boot mis schien vaak genoeg?door opletten,waarnemen, mijmeren, peinzen, nadenken, niét inten siever, intellektueler en nuttiger zouden leven. Hoe dit op reis soms kan door iets, dat algemeen niet bekend schijnt te wezen wou ik juist vertellen. We'hebben uit de trein allen ons Hollands landschap beschouwd. Voor enigen is dit saai; voor anderen niets zeggend; doch zeker ook voor sommigen schoon, in de ware zin des woords. Tot dezulken behoorde ook die vreemdeling schilder die aan z'n coupe-genoten enthousiast verklaarde: les paysages de la Hollande sont les plus beaux du monde". Zelf stel ik me geen partij wel voor me zelf, maar niet voor' anderen; mijn oordeel heeft in deze niet genoeg gewicht. Maar ons landschap geeft nog in ander opzicht waar te nemen en te denken. En dat voor iedereen. Lezer,.hebt ge de.bevplking onzer weiden wel 's nauwkeuriger bekeken? Die stomme dieren", waarmee je deze zoals ik eens hoorde zeggen toch maar 't best kunt meubileren"? Ik maak dageliks een kleine wandeling, en ga dan vaak weiden in. En ik verzeker u, dat ik bij m'n kortstondige bezoeken aardige trekjes aan die meubels" heb gezien. Ik denk bijv. aan dat paard, dat ik enige keren op een klontje had onthaald, en dat toen ik z'n versnapering eens vergeten had me voortdurend naliep, en, klaarblijkelijk ten einde raad, ten slotte met de kin wat driftig op mijn schoudei"kltjpte, alsof hij zeggen wilde j toe, geef nou wat I" Zelfs uit de trein, die toch zo haastig, voorbij raast, kunnen we, aan bijna al onze weidedieren, geregeld iets erg aardigs opmerken. Ter vergelijking met weldra te bespreken ondervindingen hier te lande las ik in M a cm i 11 a n's Magazine 5) eens 'n opstel van de beroemde QALTÖN,neef van DARWIN bon sang ne peut mentir en vertegenwoor diger van 'n type, dat bij ons haast onbekend is : dat van de rijke dilettant, die z'n mate riële onafhankelikheid met groot gevolg in dienst stelt van wetenschap. Gregariousness in Cattle and in Men (Kudde-zin bij Vee en Mens) was de titel; het werd geschreven naar aanleiding van grote reizen, die schrijver ondernomen had, en handelt in genoemd opzicht, wat vee betreft, over 't rund. Enige delen laat ik vrij vertaald volgen : het dier, in de psychologie waarvan ik wel 't verst ben doorgedrongen, is de os in de wilde gedeelten van Zuid-Afrika 6). Een Engels rund heef t veel minder kudde-zin dan clat, waarover ik nu ga schrijven Voor elkander zijn ze niet vriendelik, zelfs tonen ze onderling over/t geheel eer boos aardigheid en afkeer.. .Toch kunnen ze 't geen ogenblik verdragen.van de kudde gescheiden te raken. Overkomt dit aan een, dan geeft hij alle tekenen van angst; met alle macht tracht hij bij de andere terug te komen, en gelukt dit, dan springt hij er midden tussen, om te zwelgen in 't genot van allernaast gezelschap. Soms geeft deze eigenschap veel last; vooral omdat 't er zo moeilik door is, vóór ossen?) voor een span tekrijgen.De doorsneeos is er totaal ongeschikt voor, zo'n voor uitgeschoven en geïsoleerde positie in te nemen en dat niettegenstaande, ter aanmoediging, een jongen 't span altijd voorgaat. Een goede vóór-os is zeldzaam. Wie wilde runderen af richt,let er dan ook altijd zeer op,welke exem plaren meer zelfvertrouwen tonen, door af gezonderd van de overige te durven grazen. Uit zulke afwijkingen worden dan de vóór ossen gerekruteerd." . Dat die kudde-zin bij 't Damara-rund zoveel groter is dan bij 't Engelse, is pok wel wat begrijpelik. Immers, genoemd instinkt moet een krachtige' beschutting vormen tegen dreigend gevaar, dat zich in Damaraland telkens voordoet, maar dat in Engeland onbekend is-. Luisteren we ook hier nog even nader naar GALTON : Een leeuw is bang voor vee, dat zich dapper teweer stelt,en metreden.De hoorns van een rund of antilope kunnen lelike wonden slaan in klauw of borst van de aanvaller.. Hier door wordt een koe, die bij de weg gekalfd heeft, en die tijdelik door de karavaan werd achter gelaten, door leeuwen'nooit bemach tigd, ofschoon sporen 't duidelike bewijs leveren.dat een ware belegering door wilde dieren heeft plaats gegrepen ; maar de koe is ter wille van de veiligheid van haar jong zo ruste loos en vurig,dat geen roof dier haar ongemerkt zou kunnen naderen. Deze overspanning is natuurlik uitzon dering ; in 't gewone leven moet 't vee een belangrijk deel van de dag met de kop in 't gras gedoken doorbrengen, maar het kan ruiken noch zien wat er in de omtrek gebeurt; en een nog groter deel van de tijd moet het rustig herkauwen, waarbij het evenmin goed waakzaam kan zijn.Maar een kudde van zulke dieren, als geheel beschouwd, is altijd op z'n qui-vive. Een besluiping, wanneer ook, wordt altijd door enige ogen, oren of neuzen ontdekt, en 't opspringen of de alarmkreet van een enkel dier is een teken aan alle ge zellen. ... De beschermende zintuigen van elk individu,dat in kudden leeft.worden met een grote faktor vermenigvuldigd, waardoor een maximum van zekerheid ontstaat, ten koste van een minimum van onrust." ' Daar echter in onze streken gevaren als de hier beschrevene zich niet voordoen, HET SCHOUWTOONEEL : Paschen, door A u g. Strindberg. De samenleving -verwringt den afzonder lijken mensch tot onherkenbaar-wordens, en het zijn de fijnst-gevoeligen de volks mond zegt: de aantrekkelijken" die Christus het kruis nadragen. De groote scheidslijn, om een woord van Dirk Coster te gebruiken, loopt tusschen deze kwetsi baren en de onkwestbaren, tusschen hen, die alleen al omdat zij zich verbeelden door een kennis op straat minder vriendelijk te zijn gegroet, den onzichtbaren vijand moeten verslaan, en hen die zich desnoods ongenoodigd aan uw tafel zullen zetten, en frére .de compagnon met hun schuldeischers zijn. Diepzeeën van verwondering en vertwijfe ling scheiden den gezelligen dikhuid, welke u, nadat ge hem een dienst bewezen hebt, omver loopt, van den vreemden broeder, die u een dienst heeft bewezen, en een straatje afslaat om u te besparen dat ge hem zoudt bedanken. Hoe heeft Strindberg hen liefgehad, de ontvankelijken, met hun pijnlijk reageerende zenuwen, wier ingeschapen aard onder de .raderen van dit ingewikkeld leven een namen'.loos geweld lijdt, en hoe modern" begreep hij, dat alle karakter-overdrijving het gevolg eener bepaalde omstandigheid of ervaring is, dat wat wij pathologisch noemen, betrekkingswaan, querulantisme, vervolgingswaan, nood weer is onzer gekrenkte vermogens, in een maatschappij, waarin de sterkere den zwakkere nog altijd doodt. Om zich in die maatschappij te handhaven een spaander op de golven, zegt hij in Paschen" treedt de mensch op in telkens weer een anderen bedriegelijken schijn van zichzelf, welken hij zijn tweede natuur gelooft. Het mooie werk van Paulhan. ,,,Les mensonges du Caractére" bevestigt hoe deze assimilatie, bij taaien weerstand, Jvaak moet voeren tot de ontkenning der eigen persoonlijkheid, welke voor velen de eenige levens-oplossing blijkt. En wat de harde leerjaren", vanaf de schoolbanken tot ver over den middelbaren leeftijd, inhouden, dat openbaart ons Strindberg in al zijn onver gelijkelijke tooneelwerken. Das ganze Leben is schauderhaft!" zegt het abnormale" meisje, Eleonore, wier..geest, door den plotselingen slag, die haar huis trof, ontijdig rijpte. Aber wir mussen dennoch zufrieden sein." Deze beide uitspraken om vatten Strindberg's geloofsbelijdenis. Het vonnis, maar ook de genade voor wie het aan vaardt. Den beschuttenden mantel van eige.nrechtigheid afwerpen om, gelijk Elis Heyst, een welwillend briefje te kunnen schrijven aan een medemensch dien wij, naar den maat staf van ons innigst besef, niet achten, en dank zij deze, welbeschouwd geringe concessie, in een wereld, waar men nu eenmaal niet ieder een kan achten gelijk zichzelf, weder grond onder de voeten te voelen, dennoch zufrieden" te zijn. Het gezin Heyst, de moeder, de zoon, de dochter en de verloofde van den zoon, een ,ondergeschikte figuur, krommen zich sedert de arrestatie van den vader, wegens verduis tering van gelden toebehoorende aan onder zijn voogdij geplaatste minderjarigen, onder een schande," die hen als een Nessusklced om de schouders kleeft, en de ziel bezoedelt. De moeder, de oudere, houdt zich op met berekening. Haar verstandelijke houding schijnt haar tweede natuur te zijn geworden. De laatst overgebleven, praktische kans : haar man, ondanks zijn volledige bekentenis, uit de gevangenis te bevrijden, de schande van het huis alsnog te kceren door eventueele ontdekking van een fout in den vorm van liet proces, houdt haar hersens bezig, helpt haar den langen, donkeren dag door te komen. Zij, zoomin als de zoon, die onder de akten be zwijkt, gelooft aan dien kans, doch zij wil eraan geloovcn, om zich zoo lang mogelijk groot te houden. Slechts een enkele maal breekt in deze bcheerschte moeder de oor spronkelijke aard, het instinct, de vrouw, los, en dan is zij onherkenbaar. Dan schreit ze op als een gewonde leeuwin, dan wordt ze van een stil burgervrouwtje, door de natuur lijke smart die haar opheft, grandioos. Op den zoon, Elis, drukt de schande het zwaarst. Als leeraar hij moet het geruïneerd gezin onderhouden kan hij de aanraking met de buitenwereld geen uur vermijden. Aan dezen lieven, dichterlijken knaap is in korten tijd zooveel verwrongen, dat hij als het ware nog maar leeft op het negatief van zijn diepste wezen. Liefde-zoekend, stoot hij af, bij eiken luttelen tegenslag groeit zijn achterdocht tegen het heelal, en een uit smaad geboren trots", misplaatst en op den rand van het tragi-comische, is zijn erbarmelijk schild. Strindberg geeft in dit werk van zeldzame bezonkenheid, dat als een weemoedige glim lach om der menschen erbarmelijkhcid is, geen gebeurtenissen, realiteit, noch symbo liek", hij geeft: equivalenten van wat de onderstrooming van het leven dagelijks in ieders huis aanslibt. Elis' beste leerling zakt voor het examen, waarvoor hij hem klaar maakte me^ zóó hartstochtelijke toewijding, dat hij aan het welslagen niet twijfelen kon. Wat het voor kon men zelfs verwachten, dat ons vee gezelschaps-zin geheel moest missen. Dit is echter geenszins het geval; en hierop juist wilde ik de aandacht vestigen, zonder er daarom nader over te handelen, hoe uit een theoreties oogpunt, bedoeld instinkt bij ons vee is op te vatten. Tevens kunnen wij gemakkelik ondervinden, dat onze weiden hef verschijn sel veel algemener vertonen, wat de geringeremate weer goedmaakt, waarin speciaal aan ons rund de bizonderheid eigen is. Let eens op, als ge door onze weide-streken spoort. Ge hebt dan gelegenheid in korten tijd veel te zien, en ge zult bijna voortdurend niet slechts de koeien, maar alle vee, soort bij soort samentreffen, en, ten opzichte van het beschikbare oppervlak, soms zelfs in dichte groepen. Wat mij hierbij 't merkwaardigste schijnt, is, dat koeien, paarden, schapen en varkens zich dus niet gelijkmatiger mengen, dat ze ook esprit dedocher tonen; zodat, als in een wei twee of meer dezer soorten gevonden worden, de vertegenwoordigers van elke een min of meer verspreid, maar toch gewoonlik zeer duidelik afzonderlik klompje vormen. Natuurlik zal een en ander door onze landelike bevolking ook opgemerkt zijn; maar, gelijk gezegd, ik zag er nooit de algemene aandacht op gevestigd. Alleen ligt de kudde-zin van het schaap opgesloten in het zeer bekende spreekwoord omtrent dit dier en een dam. Allerlei vragen dringen zich hierbij verder op, zo: in hoeverre de verschillende soor ten eikaars gezelschap zoeken ; of onder de weide-bevolking van een bepaalde soort wel 's dieren voorkomen, die neiging tot bizondere toenadering vertonen, en zo, ja,, waar dit mee zou samenhangen ; ' hóe groot de zoge naamde individuele verschillen zijn ; of de middelwaarde van de gezelschaps-zin bij verschillende soorten ongeveer gelijk is. Als de kwestie u aantrekt, zult ge misschien ook met dergelijke bizonderheden u wel eens bezighouden. Maar in ieder geval, als ge niets beters te doen hebt, overtuigt u dan van de juistheid van de hoofdzaak: dat ook aan alle soorten van ons vee in hoge mate gezelschaps-zin eigen i s. Thans, nu de dieren weer in de wei zijn, hebt ge er vooreerst goed de gelegenheid toe. Wageningen,voorjaar 1920. DR-'E- GlLTAY 1) Van Lezen en Denken. Nieuwe Courant, 17 Julie, 1919, Ochtendblad.2) PAUL-LOUIS COURIEB, Mémoires, Correspondance et Opuscules inédits. Paris, 1828, p. 12. 3) CAMILLE FLAMMARION, Mémoires biographiques et philosophiques d'un astronome. Paris, (1911), p. 289. 4) Jo de VRIES, Zonnebloemen. Haarlem Tjeenk Willink, p. 44, 5) Vol. XXIII.1871, p. 353 6) Speciaal in Damara-land. 7) Dit is de woordelike vertaling van foreoxen." Te vergeefs heb ik getracht te weten te komen, of er in Zuid-Afrika een Hollands equivalent is. In ons land, in ieder geval, schijnt dit niet te bestaan. i mum lliiimiiliiilllliiiiitiiiiuiiiiijluiillimiiuilUlllllllHllllll Op zien Holtaadsch Op zien. HoHandsch, zêk ze wel is. Dat beteikencV; langzaam.aiuf* \ En in 't butenland doar meent ,?e, Dat het hier niet anders kan. Spottend zêk ze : die kaa§koj?4>en ^ Komp bie ans de kuns o'afzlerf; "" En zie zêk, veurdat; ze. ifcattdeld, Eers wel twintig moal: ;jt*ésschien!" 't Is zoo; wie zêk op zfert Hollandsen, Pas op, da'j oe niet vergis! En ons sprékwoord zeg ook" dudelik, Dat langzaam an, 't zekerst is. Dat het in ons boerenlandtien ; Altied niet zoo vlugge giet, Weet een ieder die giet reizen, Want geen trein is hier op tied. Teekening voor' de.'Amsterdammer" van George van Raemdonck een onderwijzer beteekent wanneer zijn beste leerling hem dupeert, weet ieder uit zijn nabij heid. En daarom, kunnen wij benaderen wat deze kleine misrekening moet zijn voor den zoon van een verloren vader, wiens ganschc bestaan n jacht naar familie-rehabilitatie is. En wanneer daar dan nog bijkomt, dat de niet geslaagde Benjamin, een der benadeelde pupillen van den ouden Heyst is, dan voelen wij, als Strindberg, dit leed buiten proportie, een al te smartelijk contrast met de bedoeling van Schepper en Schepping : Witte Donderdag, Paaschvacantie, de lente in de lucht Zie, daar komt Benjamin aan.... Wat loopt hij langzaam.... Hij blijft staan bij de pomp, en wascht zijn oogen uit." Een collega promoveert. Elis Heyst wordt tot zijn verwondering, niet op de promotie partij gevraagd. De reden ligt voor de hand : de jonge doctor stal voor zijn dissertatie uit ?Heyst's studie-materiaal, zonder bronver melding. Hij schaamt zich en stapelde de eene lafheid op de andere. Met het verstand is het geval te begrijpen, met het gevoel niet. En Elis Heyst is n en al, wond, gevoel. Voor zijn gekrenkte verbeelding is deze kleine teleur stelling een openlijke blaam, een wereld gebeurtenis. Je moet nooit zoo zeker op iets rekenen," zegt Eleonore. Haar overrijpe geest gelooft, sinds denschok, diehaarontwortelde,blindvertrouwen jegens dit onbetrouwbare leven, alreeds een uitdaging. Ook zij, de zestienjarige, werd tot den uitersten rand gedreven, doch niet, gelijk Elis, van den afgrond, maar van den blauwen kinderhemel. Daar leerde zij alle schuld, ook die van den vader, begrijpen als een deel der menschelijke onvolmaaktheid, het leed voorbijgaand, tegen den achtergrond der eeuwige dingen : een bloem, een zacht woord, .de adem van de lente, die haar inner lijke wereld uitmaken, sinds de uiterlijke wereld rond haar verzonk. Men plaatste haar in een zenuwinrichting, wijl zij als Christus, wiens incarnatie zij schijnt, zoozeer afwijkt van anderen, en voor de samenleving gevaar lijk zou kunnen zijn. De neiging van den vader zich iets toe te eigenen wat naar menschelijke berekening niet rechtstreeks het hare is.... Doch vóór Goede Vrijdag keert zij terug en neemt en geeft naar andere wetten dan de onzen en zet. het hulpeloos gebaar-van-liefde waarmee zij binnenkwam, door, en omarmt al wie het koud heeft. Maar deze deemoed, on wezenlijk als een sprookje, is alleen niet bij machte den verstokten hoogmoed in het huis Heyst te breken, daarom zendt Strindberg tot haar hulp de liefde in haar wreedste, meest tartende gedaante. Lindkvist, de groote schuldeischer, de boeman der verbitterde verbeelding, treedt over den drempel. Om de meubels op te eischen, 'meent Elis, Maar zoomin als het blind vertrouwen, blijkt het V/at er gebeurt met degenen die de teekenen des tijds niet verstaan Maar wat "gif oe al dat haasten? A'j meer wilt doen, dan oe plich, Kom ie met 'n gebreuken ziele, In zoo'n groot zenuwsch gestich. Daarbie bent de butenlanders, Ons in geen geval de baas, Met het maken van een brugge En de echte Hollandsche kaas. Laat ze lachen um dat HoHandsch Wie word er niks slechter van. Laat een ander maar probeeren, Wie kiek 't zaakien rustig an. As noe 't volk in Rus- en Duitschland, 't Léven in ons landtien ziet; Zêk ze voort dat het regeeren 't Best nog: op zien HoHandsch" giet!" Meerde, 23 April, '20. ...... . .J. V A N R I E M S D I.J K. iiiiiiiiniiiiiiiiiiiii iiiiiiiinitiiiii iiitiiiiiiiiniiiiii IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII immuun iiiimiiimiiu Nieuwe Uitgaven " Leerboek der Warenkennis en Technologie, door dr. J. F. v a n O s s ; van het eerste deel;van dit uitstekende en zoo goed uitge voerde boek is een tweede druk verschenen, herzien en verbeterd in verband met de veranderingen door den oorlog veroorzaakt. De eerste druk" toch verscheen midden in den oorlog, in 1916. Uitgave van W. E. J. Tjeenk Willink, te Zwolle. Uit de Mei-Tijdschriften Vragen des Tijds bevat: Faul Frédéricq, door dr. G, Kalff; j,De toekomstige voor ziening van de Nederlandsche behoefte aan koper", door Ir. Z. S. Beijl; Socialistische Paedagogiek, door M. H. Lem; Binnenlandsch Overzicht van mr. E. van Raalte. Elsevier's Maandschrift, Buiten-tekstplaat: Anna Abrahams, Stilleven; Anna Abrahams" door H. De Boer (geïllustreerd); Een Parijsche Schouwburg", door Johannes Tielrooy (geïllustreerd); Speksteen", door J. W. Kaiser ^geïllustreerd); In het British Museum", door J. de Gruyter (De Egyptenaren), geïllustreerd; Genoveva's Bruid loop", door Stijn Streuvels; Zondaresje", door Fenna de Meijier (fragment) V; Hondgeblaf", door Marie de Rovanno; Kroniek; Boekbespreking; Ten Klooster bij ,De Winter te Utrecht" (til.); jonkvrouwe, De Jonge bij Kleijkamp (ill.); Chr. Le Roy in ,,de Protector", Rotterdam (ill.); Leo Gestel bij Walrecht, Den Haag. blind wantrouwen gerechtvaardigd. De oude Lindkvist is de leerjaren" te boven en het kost hem zooveel moeite niet meer naar de kinderen van den man die hem benadeelde te gaan, ook al behandelen zij hem in hun Ver legenheid brutaal. Hij kent de leugens in het karakter," en voelt ze aan den tand. Goed spreekt hij vanden vader, die immers ook maar een mensch was, zwak ,niet slecht. En uit Elis zal hij de malle verwatenheid, louter weerslag, wel uitsarren, met zijn ironie, die door alle zelf-bedrog heenstcekt. Elis : Ik verlang geen genade, alleen recht. Lindkvist : Zoo, zoo, jongmensch, geen ge nade. En dan toont hij, met de sublieme zelf verloochening, tiie uit kieschheid voor den mindere de rollen omkeert, waarop die Genade1' hier dan eigenlijk neer zou komen. Dacht je nu," zegt hij, dat ik er wat bij winnen zou, wanneer ik jelui, menschen in het ongeluk, nog het vel over de ooren haalde? Niemand zou immers den beul weer aankijken al had hij maar eenvoudig zijn aanspraken laten gelden. Er is ook een barmhartigheid, die tegen het recht ingaat, over het recht heen. Dat noemen ze : de genade." Zóó spreekt de boeman, die zich geven kan gelijk hij is : een aangepast mensch, en wijst Elis de lapmiddeltjes van verloochening en inschikkelijkheid, waarmee men in de wereld, die zich niet naar ons schikt, tenminste weer grond voelt. Zoo verlost hij het gezin uit den kerker van onwillige verbittering, die enger is dan de cel waarin de vader zijn tijd uitzit. Wij hooren de Paaschklokken luien, de liefde is opgestaan. Met .een fijn-geschakeerde, stemmende ver tooning van dit schoon Paasch-spel, heeft het Schouwtooneel ons verrast en verheugd. Er was slechts n rol, de sublieme figuur van Eleonore, door Charlotte Kohier, overtuigend bezet, doch waar de anderen te-kort schoten, voelden wij dit toch niet als een vergrijp aan het werk, omdat het geheel, onder leiding van Van der Horst, een zuiveren toon gaf en alles op een gelijk plan sloot. Charlotte Kohier heeft van Eleonore" een aandoenlijk menschje gemaakt, geen abstractie. Hoe onwezenlijk ons dit meisje in.haar omgeving ook voorkomt, zij is op zichzelf niet een sprookje",maar een warm wezentje van liefde. Alle klippen van dankbare Ophelia-herinnering, hysterie en Liberty-lieflijkheid heeft Lotje Kohier kunnen vermijden, dit spel was van een opmerkelijke oprechtheid en ik heb in lang geen jonge actrice gezien die zoo sterk als zij had : het overgegevene. Wat ze aan fragiliteit miste, haar uiterlijk was, vooral in het zwart, al niet kinderlijk genoeg meer, vergoedde de hunkerende teederheid van elk gebaar, het zenuw-doorschokte, met de lichte wisseling van glimlach in snik, de hoe zelden durven we het woord noemen de vlam ! Frits Bouwmeester had voor Elis Heyst zijn voorkomen tegen. Hier schaadden, wat op het tooneel dikwijls gebeurt, eigenschappen, welke een acteur zoogenaamd voor de rol meebrengt," door overlading naar n kant. Deze Elis, met zijn donkere, verbeten trekken, het gedrukte, dat Frits Bouwmeester kenmerkt, liet niet vermoeden, dat hij van nature niet was wat hij onder den druk der omstan digheden zichzelf en ons toescheen. Men zag hem geen oogenblik aan (in het begin vatte hij den toon niet, preekte) dat voor hem de verlossing komen moest, dat hij, hoe dicht ook bij den afgrond, naar zijn aanleg niet onder kon gaan. Dit spel was te dor. Elis' schamperheid tegenover Lindkvist miste den adeltrek der betere geboorte, wij begrepen niet: daar worstelt een vrij-geborene, die door de omstandigheden geknecht werd. Waar uit sluitend bitter verzet vereischt werd, gaf Frits Bouwmeester knap spel, doch hij onthield de rol haar perspectief. Na wat ik hierboven schreef over Mevrouw Heyst, kan ik over de opvatting van Coba Blankensteyn kort zijn. Het argelooze, schijn baar onaandoenlijk over de dingen heenleven der moeder, gaf ze goed, in haar beste oogenblikken herinnert zij aan Christine Poolman, doch dat deze vrouw, als zij zich even verraadt, grootsch" werd in haar smart, met iets van dem Brullen der Löwin" in haar stem, hebben wij gansch niet vermoed. Ko van Dijk, als Lindkvist was niet een voudig genoeg. Wat hij daar, namens Strind berg, komt vertellen is van een zoo onopge smukte menschelijkheid, dat een zweem van zelfgenoegzaamheid, het even uithalen van een klank bijv. schaadt. Kinderlijk eenvoudig, schoon ook zijn uiter lijk niet dat van een knaap was, was Carel Rijken als Benjamin. De ingetogenheid van dit zwak jongensspel belette ons bij de intimiteit der kinderen elke gedachte aan een ordinair Frühlingserwachen. Wanneer ik, om te beslui ten, nog een opmerking mag maken de regie betreffende zou het deze zijn : Eleonore, zooals ook de tekst voorschrijft, een oud klokje in haar handen te geven, een ding dat ze. beter knuffelen kan dan deze moderne wijzerplaat op vier stelten. Het is wonderbaarlijk welk een rol de voorwerpen in een-Strindberg-werk spelen ! Vandaar ook dat wij soms een niet sterk bezette vertooning kunnen prijzen om de kracht die van het stilleven uitgaat. Vooral als zoodanig is deze opvoering van Paschen", na de mislukte proeve met Vader", een overwinning voor den regisseur van der Horst. TOP N A E h r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl