De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 15 mei pagina 8

15 mei 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Mei '20. - No. 2238 Nandi, rijdier van Cuva. BRIEVEN DIT MIDDEN JAVA i. Smorend heete middagen, stof bewolkte straten! Dat waren de eerste indrukken bij den terugkeer in ons vaderland. Niet langer dan strikt noodzakelijk bleven wij daarom In Batavia en op een dier verlammend warme achtermiddagen voerde de Bandoeng-express ons naar koelere gebieden, waar wij de beslis sing over onze bestemming zouden afwachten. Met een jongen officier van gezondheid en zijn nog jongere blonde vrouw, met ons uit Holland uitgekomen", genoten wij aan den voet van den Tangkoeban prahoe van de gastvrijheid van de menschen van het lan delijke". Zoo dikwijls wij den ijver en de moeite gadesloegen van onzen gastheer om ons breedopgezette rustieke genoegens te bereiden kon de jonge dokter zich niet weerhouden uit te roepen : Ik heb het gevoel te gast te zijn bij een of ander Oostersch potentaat." Doch niet over de vermaken van het Indi sche landleven zal ik schrijven, ik zal U niet verhalen van de acrobatische toeren van den jongen aesculaap, toen onze gastheer hem op een zijner renpaarden had gezet; het zijn allemaal dingen, die men zich met meer of minder moeite zelf voor den geest kan halen. Zoo kwamen en gingen de dagen, tot wij op een morgen een gewichtig uitziende dienstenveloppe van grijsbruin pakpapier op de ontbijttafel vonden liggen, inhoudende een schrijven der regeering, waarin werd gelezen, goedgevonden en verstaan", dat ons Djocjacarta als standplaats werd aange wezen. Zoo scheidden wij van onze reisgenooten, die naar een der hoofdsteden werden gedirigeerd. Djocjacarta is een der sultanssteden van .Java. Een kleine twee uren sporens naar het Oosten ligt Soerakarta, de oudere sultansstad, of beter gezegd : de soesoehoenanstad. Beide tezamen, Djokja en Solo, vormen om zoo te zeggen het materieel vatbare wat den Javaan is overgeleverd geworden uit de roem rijke tijden der Hindoerijken Modjopait en Mataram. Djocjacarta werd in het midden van de 18e eeuw in het leven geroepen om als tegen wicht te dienen tegen het latere rijk van Soera karta. Later toen door onderlinge huwelijken tusschen beide vorstenhuizen het tegen' wfcfitsysteem verloren ging, werden n tegen Soerakarta n tegen IDjocjakarta nogmaals onafhankelijke vorstenhuizen gecre erd : de huizen van Pahoe Alam en MangkoNegoro. * Nu gaat het hoofd van het Abanghoenegorosche huis een Djqcjasche prinses huwen. Verstandig staatsbeleid zou eigenlijk riu van den G. G. eischen de stichting van nieuwe tegenwichten. Wij zijn niet voor niets in de Vorstenlanden, beter ware: het Vorstenland". Vorstendommen hebben hier op Java, dank Prof. Dr. P. J. BLOK, Willem de Eerste, Prins van Oranje. Ie deel. Nederl. Hist. Bibliotheek, Amsterdam 1919. Geïllustreerd onder toezicht van Mr. N. Beets. Slechts zelden boeit een vorst door zijn per soon ; niet vaak heeft dit leven andere belang wekkendheid dan om de hoge positie van de drager. Hoe weinig hooggeplaatste personen wekten als mens door hun individuele groot heid onze blijvende sympathie, gelijk de Prins van Oranje ! Bij hem groeit steeds meer onze belangstelling, naar mate wij hem zelf, en niet alleen zijn rol in onze geschiedenis, nader leren kennen. Zijn leven is mér dan een episode, het is een menselike tragedie, dieper treffend, afwisselender en raadselachtiger dan vele door de fantazie geschapene. Van geen eigenschap is hij de verpersoonliking, Hij is geen vurig drijver, die onze bewonde ring wekt door zijn hartstocht, maar ons vaak stuit door zijn meedogenloze heftigheid. En ook geen onverschillige is hij, die slechts eigenbaat en macht zoekt. Langzamerhand ontwikkelt zich in hem een geestesrichting, die hij trouw blijft en die in zijn hoogheid een ideaal is, dat nu, na drie eeuwen, nog illusie Is, en tegelijkertijd voor heel een staat richt snoer is geworden en zijn stempel drukt op de tijd waarin hij arbeidt. Als dit ideaal dan de Prins klaar voor ogen staat, na jarenlange innerlike strijd (waar wordt werkelike groot heid geboren zonder deze ?) en onverzettelik wordt nagestreefd, dan juist wordt hij de onbetwiste leider; niet met geweld, maar door echte adeldom en menselikheid allen, die hem leerden kennen, aan zich bindend en met zich meevoerend naar een doel en in een strijd veel hoger dan voor hun persoon ooit denkbaar ware geweest. In zijn prilste jeugd opgevoed door een ridderlike en religieuze vader en een zeer vrome moeder, komt hij tot rijpheid als de rijkste der Nederlandse edelen, souverein vorst van Oranje, met onmetelike bezittingen in de Nederlanden, aan het weelderige en zeer ont wikkelde, maar weinig kerkelike en helemaal niet religieuze hof te Brussel. Reeds dan wordt men getroffen door zijn fijne geest, en vroeg zij het'tegenwichtsysteem ' en'partogenetische l voort planting. " Wij zijn "dus in Djocja. 'Van de ,i smorend-heeteOost- J moezon zijn wij ge komen in de kente ring ; af en toe^eenTforsche regenslag, en als op een tooverwoord reageerend, groenen looPen gras zienderoogen. De witte morgens met het rose krieken zijn als een jeugdblozende lentedag in Holland. Het was zoo'n lachende morgen, toen de ochtenddauw nog~op de blaren parelde, dat wij de Tjandi" Prambanan bezochten. Wij staarden tegen een grijsgrauwe ruïne; de stempel der eeuwen lag op het grauwe ge steente gedrukt. Maar lijn en omtrek zijn gebleven, hier en daar: de statig en slank opgaande lijn der trapwanden ; het wonder baar fijne beeldhouwwerk van het in graniet gehouwen hoogrelief der wandver sier ing bij de terrassen. En wij konden ons voorstellen, waarom de moderne Javaan, bewust geworden van zijn levenstaak, den grondslag van zijn oriëntatie zocht en meent te vinden in het verleden. Zoowel Noto-Soeroto als Tjipto Mangoenlioesoemo wortelen geestelijk in het verleden. 11 Men voelt, dat in deze grauwe tempelruïnen de versteende kracht der natie zit, en'de vele reuk- en bloemenoffers die wij zagen bij Sirva, Brahma of Wandi doen ons vermoeden, dat deze kracht niet gedoemd is ten eeuwigen dage versteend te blijven. 1 Het is geen toeval dat bijna alle Javaansche voormannen uit de vorstenlanden afkomstig zijn. Het is, theosophisch gesproken, of van uit deze grauwe steenen, waarin het bewijs is neergelegd van het eens trotsch steigerende nationale kunnen, een fluïdum uitgaat, een stille kracht die bezielt. De Prambanan is een Ciwaitische tempel; deze sekte is naar een korte voordracht van den oudheidkundige Dr. Bosch, die ik bij woonde, later op Java gekomen dan de Budistische religie. Ze onderscheidt zich van de algemeene Hindoe-Brahmaansche religie door een bijzondere vereering voor Ciwa, den verdelger. De Tjandi Prambanan is eigenlijk een verheerlijking van de Trimoerti: BrahmaVischnoe Ciwa of Ontstaan, bestaan vergaan."Wijze staatsmanskunst is het nu om de derde Godheid, die van dood, verderf en vernietiging, te vriend te houden; de andere zijn zoo kwaad niet. Zoo zien wij, als wij de Tjandi Prambanan binnen treden links van ons drie tempels oprijzen, De eerste is gewijd aan Brahma, de tweede, de grootste aan Ciwa, de derde aan Vischnoe. In den Ciwatempel is in verschillende ruimten plaats voor de heele familie van Ciwa. In een fraai bewerkte open ruimte staat Ciwa Mahaoewa metjhet aangezicht naar het Oosten gekeerd. i niiiiiii mum iimmiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i m J.S.MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND iiiiiiiiiiiiitnii iiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiii rijp verstand, bovenal door zijn beminnelikheid en levendige zelfbeheersing, die hem elk onvertogen woord doet vermijden : reeds op 15-jarige leeftijd verzocht de Keizer hem te blijven in zijn kabinet bij de gewichtigste besprekingen. Dan echter is hij geheel en al de edelman van die dagen. Het hofleven neeemtï.hem geheel inlbeslag en hij staat be kend als gastvrij, verkwistend en een haast overmatig *eter. ^Als elk ander te Brussel maakt hij schulden, geeft hij feesten en trekt hij zich van de godsdienst heel weinig aan. Hij staat voortdurend in goede betrekkking tot zijn protestantse familie in Duitschland, en Iaat ondertussen de Protestanten in zijn eigen Prinsdom vervolgen! Maar al moge de godsdienst geen groote plaats bij hem in nemen, hij is wel vatbaar voor ernst en diepe liefde. Het leven is hem meer dan een hoffeest en een goede maaltijd: de politiek heeft reeds vroeg zijn volle belangstelling en ook door zijn latere doodsvijand, Philips II, wordt hij ge bruikt als krijgsman en diplomaat. Vooral als laatste speelt hij een grote rol en zijn onderhandelingen met Frankrijk doen hem andere kanten van het leven zien, dan hij te Breda en Brussel had leren kennen. Die ernst zou hem steeds meer aangrijpen, daartoe, meer dan tot wuft genot was hij geboren en aangelegd. De dood van Anna van Buren reeds treft hem diep en brengt hem tot uitingen, die men niet van hem verwacht zou hebben. Tegelijkertijd begint voor hem de strijd, terwijl zijn leven eerst een gemakkelike triomftocht scheen te zullen wezen. Hij komt tegenover zijn landsheer te staan, die hij, de edelman, zo gaarne als trouw vazal had ge diend; en de vervolgingen om het geloof tref fen hem als wreed en verderfelik. Diep voelt hij de woorden, waarmee hij de volks beweging verdedigt : par l'inquisition la religion se pert, car veoir brusler ung homme pour penser avoir faict bien, faict mal aux hommes et leur semble conscience," la reli gion", dat; is niet n bepaalde mening, maar het hogere,"het geestelike in de mens. Daarvoor zou hij de strijd aanbinden. Die strijd zou steeds moeiliker, maar ook door hem steeds ernstiger worden gevoerd. Eerst het duel van de edelman tegen wie hem in de weg staat: Oranje stelt zich aan de spits van de eerzuchtige adel tegenover Granvelle en ook als deze het veld geruimd heeft blijft zijn wens: grotere invloed op de landsreZoo zien wij, als wij de Prambanan binnentreden, links van ons drie tempels oprijzen. Ganec.a, de zoon van Ciwa,1 met den olifantenkop. |Wandversier'.ng bij de terrassen. In hetJNoorden is ook een kamertje'waarin Doerga^troont, de vrouw van Ciwa. Gaat men verder op den ommegang, dan komt men in het Westen in de tempelkamer van Ganec.a. Ganega is een zoon van Ciwa; hij draagt een olifantenkop. De mythologie leert, dat hij zijn olifanten kop hieraan te danken heeft, dat hij eens aan zijn vader den weg tot het verblijf van zijn moeder wilde versperren. Hierover vertoornd' sloeg zijn vader hem het hoofd af. Over zijn daad berouw voelend gelastte Ciwa dat men het eerste het beste hoofd, dat er was, op het lichaam van zijn zoon zoude plaatsen. Dit hoofd nu was een olifantenkop. De heele impressieTvan de Ganec,a is die van gemoede lijke sluwheid. Hij moest de incarnatie zijn van wijsheid, geduld, intelligentie e. a. eigenschappen noodig voor goede publicisten en is patroon van de schrijvers en publicisten. Ciwa, de'verdelger. Zoo gaat 'nog .menig journalist he den tot heirTop in zijn stille kamer om smeekend den hoed opjtelheffen opdat van zijn goddelijke eigenschappen een sprankje op den nederigen pelgrim moge neerdalen. Maar, badinage a part, daar gaat van deze stille huizinge der over peinzing een wonderbare kalmeerende kracht uit. Gane^a die een zijner slagtanden in den rechterhand houdt, den tand die Indra hem afsloeg, Ganega mefden bedelnap in den linkerhand, in zijn stille halfduistere woning ik zou de indische publicisten die thans strijden een strijd op leven en dood, ik zou ze willen toeroepen : Ga tot hem op, vrienden. Leer van hem het machtigste wapen hanteeren : de flegmatische kalmte om de funeste aantijgingen van de reactionaire kliek te laten voor wat ze zijn en er verder geen acte van te nemen. Van politiek gesproken! Het gaat hier mis, of goed, al naar men het wil opvatten. Hoe langer hoe meer verwijderen wij ons van de politiek van verzoening. De ethische politiek" is reeds lang door de indonesiers verworpen ; appeleeren op de koloniale humaniteit, dat willen ze niet meer. Voor het heb medelijden" hebben ze in de plaats gesteld het: 't is ons recht", voor het geef ons wat" zeggen ze nu het is in jelui belang, dat dit en dat gebeurt, maar wat heb je er voor over?" Waar de Gouverneur-Generaal onder aan drang van reactionaire beschimmelde raden van Indiëin de troonrede-zegt, dat de indische beweging die revolutionair mocht worden zal ervaren op ijzer te bijten, daar antwoordt Tjobroaminoto, de voorzitter der Serikat Islam in het congres der S. I. afdeelingen, dat de inlandsche beweging er niet voor zal terugdeinzen om op ijzer te bijten. Waar de planters der Preanger brullen om een man van ijzer en staal als van Heutz op den troon van Buitenzorg, daar antwoordt Abdtil Moeis op het Soerabajasche congres, dat de leiders der indische beweging een opge drongen revolutie zullen weten te aanvaarden. Het gaat hier hard tegen hard, geen sentimenteeleassociatie-politiekeSchwarmerei.Lang uit de mode; wie over associatie-politiek begint geeft blijk, met den tijd te zijn meege gaan. Een poging van een christelijke yolksraadslid om in den volksraad een midden partij" te vormen, werd aan beide kanten met hoon ontvangen. Zoo duwt het indische staatsschap zichzelve hoe -langer hoe meer in de richting van zuivere belangenpolitiek" en dit zal tenslotte het meest duur zame zijn. Er zijn reeds genoeg sentimenteele phrasen verkocht; ondergeteekende heeft als student ter goeder trouw hieraan meegedaan, maar moet tot zijn schande in Indiëervaren, dat theorie en practijk ver uiteen liggen. Daar is geen middenweg^mogelijk, daar is geen verzoening mogelijk, de brandstof wordt in beide kampen opgestapeld. Aan den eenen kant van de strijdlijn staatTde wassende macht van nationale demokraüe, die zich gegroepeerd heeft in de radicale concentratie", welke organisatie haar naam op het laatste Djocjasche congres veranderd heeft in politieke concentratie tot bevrijding des volks". Aan den anderen kant, alles wat niet Indonesisch is: planter en industrieel, handelaar en ambtenaar, officier en inland sche gouvernementsadel, alles neemt thans stelüng tegenover de steeds in moreele kracht toenemende inlandsche beweging". Deze reactie zelf ziet met verlangen uit naar een gelegenheid om eens en vooral het oproerige spel" den kop in te drukken, be veelt strenge maatregelen tegen de leiders aan, desnoods een militair ingrijpen zoolang men nog de macht hiertoe heeft. Dat laatste mag er wel bijgevoegd worden ; want ook in het leger is het lang zoo pluis niet meer. Zelfs de trouwe Minahassers" blijken zoo verknocht niet meer te zijn. In de PerserikatenMinahassa is een politieke kleuromslag ingetre den. Het gaat spannen. Kon men zich eenigen tijd geleden nog in slaap sussen, thans treedt ieder element scherp geaccentueerd naar voren. De leiders der inlandsche beweging weten heel goed, dat ze thans scherp op den korrel genomen worden, en bevelen overal kalmte en bezadigdheid aan. Doch eens zal de bom moeten springen ; een gunstige conjunctuur in binnen- en buitenland en voor de opgesta pelde grieven zal voldoening geëischt worden Uit den aard der zaak weerspiegelen zich deze belangenconflicten niet in den volks raad, wat te meer een bewijs is, dat de volks raad zooals hij nu is niet het Indische volk representeert, maar (op enkele gunstige uitzonderingen na) een college is van goed moedige regeeringnapraters, die aan de meest belangrijke quaesties van principiëelen aard voorbijgaan, zooals een boer een wetenschap pelijke verhandeling zal lezen. Wij zien daarom met belangstelling de komende verkiezingen tegemoet. Het is te voorzien, dat dan jongere mannen in den raad komen, en dan kan het wel eens voor den legercommandant' niet meer zoo makkelijk zijn om goedkoope parlementaire overwin ningen te behalen met au fond flauwe geestigheden en doorzichtige truc's. Doch wij zullen deze correspondentie beëin digen. Bij de volgende zullen wij de politiek meer van nabij bekijken. Indiëis verpolitiekt. En wanneer men de breede schare van inlandsche jongelieden ziet, die de middel bare scholen bevolken, welke vroeger alleen door Europeanen bezocht werden, dan voelt men hoop voor de toekomst. De politieke Schwarmerei over rnachtverp.'aatsing is bezig werkelijkheid te worden. Op de komende generatie is de hoop des volks gevestigd! Djocjacarta, Januari 1920. Dr. RATU LANOIE iiiiliililllllMilllllllllilillllllllllllliilllllltiillllmiMiiiiii illllimiililllllllllliiiimiiilllimilllljl uiiiillilllillliiil LAUSANNE-PALACE FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG Prosp. Int. Verkeersbur., Amsterdam, ?aadhuisstr. 2 Den Haag, Papestr. 5 gering. Maar dan voert de stroom hem mede ; zelf aan het roer leert hij zijn onderdanen eerst geheel kennen en hij wordt de vertolker van aller wensen : een nationaal bestuur en gewetensvrijheid. Juist hij, door geen band aan een bepaalde leer gehecht en volstrekt geen dogmaticus, kan deze eis stellen en zijn grootheid van geest stelt hem in staat ten uitvoer te brengen, wat slechts nog zeer enkele mogelik achten. Ook pas in deze jaren leert hij de burgerij en de lagere klassen waarderen en verlaat hij langzamerhand het enge stand punt van de ridder. Hoffeesten en jachtpartijen nemen een ondergeschikte plaats bij hem in, den gansen dag wijdt hij aan het staatsbestuur En niet alleen krijgt zijn leven richting, ook zijn talenten openbaren zich. Die lagen vooral op het gebied der diplomatie : mensenkennis, vriendelike omgang, verzoenend optreden. De Prins van Oranje is steeds groot geweest in het begrijpen van ieders standpunt en in het tot elkaar brengen van de meest uiteen lopende richtingen, en hen allen gezamenlik te leiden tot een hoog doel. Maar hier ligt ook zijn zwakte : hij kon gemakkelik zijn ware mening verbergen en vriendelik zijn tegen zijn vijanden. In de onderhandelingen over zijn tweede huwelik heeft hij zelfs ergelik met twee monden gesproken. Zo is hij toegerust, als de crisis komt : de Beeldenstorm. Deze uitspatting van woede en jarenlang opgekropte haat tegen papen en regenten, moet hem met afschuw hebben ver vuld, maar hij was groot genoeg om haar te begrijpen en daardoor de enige, die zijn tegen woordigheid van geest niet verloor. Een groot jaar in zijn leven volgt, zoals hij nog eenmaal, juist 10 jaar later zou beleven. In Antwerpen, Utrecht, Amsterdam, overal in zijn gewesten, brengt hij zijn ideaal met onovertroffen meesterschap ten uitvoer: degodsdienstvrede. Ons land heeft in die jaren gekend, wat Europa pas leerde na de onwenteling: Calvinisten, Lutheranen en Papisten leefden er naast elkaar, hadden er elk hun kerk en bewaarden er samen de rust. Maar dat was toen nog niet van deze wereld. Na korte tijd was de Land voogdes van de schrik bekomen, de edelen schaarden zich rondom haar tegenover het volk, dat zij slechts als werktuig wilden ge bruiken, en met ruw geweld wordt het Spaanse gezag hersteld. Dan echter is de Prins groot geworden en fier weigert hij zich hierbij aan te sluiten, hij neemt ontslag en verlaat, teleur gesteld, maar hoopvol het land. Nog een korte tijd van blijde verwachtin gen volgt; met steun van alle zijden beraamt hij een inval tegen Alva, die een echec wordt. Dan breekt de droevigste tijd voor hem aan. Calvinist noch Katholiek heeft meer vertrou wen in zijn veldheerstalenten zomin als in zijn staatskunde, schuldeisers en vertegenwoor digers van zijn afgedankte troepen vervolgen hem overal en ook op de Dillenburg vindt hij geen rust. Want daar woont zijn ongelukkige, UfpRRIQ HOTEL LÜTZELAU. " tUUIw Familie-Pension. Direct aan het meer gelegen. Pension van af f r. 11.50. Eigen. K- DOLDER. Prosp. Int.Verkeersbureau, A'dam, Raadhuisstr. 2 en den Haag, Papestr. 5 iiiiiiiiluilliiii-itiiiitiitimmiimmiiuiiimiiiiUftiiiiiiiiiimiiiiiuiiMiiii schier krankzinnige vrouw, die de vader harer kinderen niet eens wenst te ontvangen. De Prins van Oranje, eenmaal de rijkste der Neder landse groten, doolt in Duitschland rond en bezit nog slechts een weinig geld en wat zilverwerk, in een oude koffer op Dillenburg geborgen ! Toch blijft hij werken en plannen beramen. Als ook deze mislukken (in 1572), gaat hij naar Holland, niet hoopvol, maar pour attendre ce quil (Dieu) luy plaira de faire," pour ilecq faire ma sépulture." Tot zover beschrijft ons het pas verschenen eerste deel van Prof Bloks biografie het leven van Willem de Eerste, de Prins van Oranje. Hij vertelt er ons alle gebeurtenissefi uit dit rijke leven van jongs af aan tot 1572 en de uit gebreide bronnenopgave geeft ons, naast de naam van de schrijver, alle waarborg voor wetenschappelikheid. Het gehele werk getuigt van grote bewondering en liefde voor de persoon van de Prins, en toch van objec tiviteit, die te roemen valt. Nog mag de uit gave met ere genoemd worden ,die door een groot aantal illustraties een duidelik beeld van die tijd geeft. Maar zou niet door het weg laten van heel veel bizonderheden meer ruim te overgebleven zijn voor het innerlik leven van de Zwijger en de sfeer waarin hij leefde ? H. A. E N N O VAN G E L D H R. Uil IMIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIII Lente-regen De blijde buien uit het Zuiden Maken van avond htm muziek ; Ik hoor der loov'ren klokjes luiden, Het ruischen als van vogel-wiek Het zacht gebladerte aan de hoornen, Dat lichte, groene transparant Van 't voorjaars-feest, is weergekomen Over het zonnig regen-land. Over de groote, groene weiden, Waar goud van dotterbloemen blinkt, Vluchtte de wolk, daar steeg 't verblijde Lied van den leeuw'rik, die maar zingt. En in den avond, uit het Zuien, Kwamen de buien, zong muziek Over de stad als een lente-Iuien: 't Ruischen van regen en vogel-wiek. JAN J. Z E i. D i; N T n u i s iiiiiiiiuii i m uu niiiiiii iiiiiiiiiiiiiniii Nederl. Munt Holland» meest gewilde sigaar De invloed van de beleggingen der Rijkspostspaarbank en andere analoge Instellingen op het koersniveau van het Staatsfonds (Slot) In het nummer van l dezer heb ik aan de hand van de verslagen der Rijkspostspaar bank nagegaan, dat deze instelling, die vroeger ongeveer / 3 millioen per jaar aan2>*jen 3p ets. Nederl. Werk. Schuld aankocht, daarmede sedert 10 jaar nagenoeg geheel opgehouden heeft. Het kwam mij dan ook voor, dat het verdwijnen uit de markt van een afnemer tot zoo groot bedrag van deze schuldsoorten medegewerkt heeft om de, uit andere oor zaken voortspruitende, koersdaling dezer fondsen verder te accentueeren. Intusschen heeft de instelling zich niet geheel onthouden van aankoop van Nederlandsche Staatsschuld, maar heeft ' belangrijke bedragen in schatkistpromessen en biljetten en in de crisisleeningen van hoogere nominale rentetype belegd. Zoo blijkt uit eene verge lijking van de verslagen van 1908 en 1918, dat terwijl in eerstgenoemd jaar niets in laatsgenoemde soorten (die toen trouwens nog niet bestonden) belegd was, de Rijkspost spaarbank einde 1918 een nominaal bedrag belegd had in Schatkistbiljetten en promessen / 13.750.000. 4 obligatiën 12.828.000. 4 % 14.431.800. tot eene effectieve waarde van ruim / 37 millioen. Blijkbaar heeft daarbij de gedachte voorgezeten, dat deze fondssoorten een iets hooger rendement afwierpen dan de oudere soorten, maar in hoofdzaak omdat zij a pari bij uitloting aflosbaar zijn en daardoor vroeger of later de pariwaarde weder terug ontvangen zal worden. Bij den sedert zoo sterk gedaalden koers der oudere soorten is echter het netto-rendement dezer soorten ongeveer gelijk aan dat der nieuwere en bedraagt voor de 2ys en 3 pets. op dejhuidige koersen van ca. 46 en 54 ruim 5J^ pet. of ongeveer gelijk aan het rendement der 4 en 4^i pets. obligatiën Nederlandsche Schuld en ruim H lager dan dat van de laagst genoteerde 41/2 pets. leening, die van 1917. Wel is waar bezitten de oudere soorten het voordeel van aflosbaarheid a pari niet, maar waar het hier de belegging geldt van kapitalen, waarvan de integrale terugbetaling door den Staat gegarandeerd is, zoude het toch wei overweging

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl