Historisch Archief 1877-1940
N
Zaterdag 22 Mei
A°1920
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROB10 DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF
[Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar | [ Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten J
INHOUD : Bladz. 1. Politieke neutraliteit in de
schoo), door Prof. dr. G. W. Kernkamp ;
Nieuw Leven en Oud Gezag, door ds. D. Boer ;
Tijdgenooten, door dr. W. G. C. Byvanck.
2. 't Kabinet van den Vooruitgang, teekening
van Jordaan ; Krekelzang, door J. H.
Speenhoff; Buitenlandsch Overzicht, door Prof.
mr. J. C. van Oven. 3. Invoering van den
Kinderrechter en van de
onder-toezichtstelling van minderjarigen, door mr. D. J.
Wackie Eysten ; Het Roode Lampje, door dr.
Fred. van Eeden. ??5. Voor de Vrouwen
(Onder red. van Mej. Elis. M. Rogge): Wat
de week bracht, door Mej. Elis. M. Rogge ;
Gewichtige Dagen (II de Jour), door Ariette ;
Babbeltjes, doof Yvonne de Tessau; Inge
zonden, van Aletta H. Jacobs ; Uit de Natuur,
door Jac. P, Thijsse. 7. Huurnivelleering,
door mr. Z. van den Bergh; Psychologie der
dieren, door Prof. dr. H. Jordan ; Boekbe
spreking, door Prof. dr. H. Brugmans.
9. De Zwitsersche opleiding tot jurist, door
R. P. J. Tutein Nolthenius ; Hofstad en
Hofstedelingen,'door Nuchterling ; Het Arbeids
vermogen van de zee, door dr. J. F. van Oss
10. Christoffel Plantijn, door dr. N. J. Singels ;
Boekbespreking, door Prof. dr. J. Prinsen
J. Lzn. 12. Charivaria;
SchilderkunstKroniek, van A. Plasschaert; Uit het Klad
schrift van Jantje; Feuilleton; Het Le
ven, door Marie Schmitz. 13. De eerste
gemeenteraadsverkiezing te Maasstricht met
Vrouwen en zonder Drank, teekening van
Joh. Braakensiek; Biljartsport; Muziek in
de Hoofdstad, door H. J. den Hertog.
Bijvoegsel: De schadevergoeding van
Duitschland vastgesteld, teekening van Joh.
Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiHiiiiHiiiiiii
POLITIEKE NEUTRALITEIT
IN DE SCHOOL
Bij de beraadslagingen over de
lageronderwijs-wet heeft de Tweede Kamer
een amendement van de heeren van
Zadelhoff en Ossendorp op art. 45
verworpen.
De tweede alinea van dit artikel
luidt: De onderwijzer onthoudt zich
van iets te leeren, te doen of toe te
laten, wat strijdig is met den eerbied,
verschuldigd aan de godsdienstige be
grippen van andersdenkenden."
De genoemde heeren hadden voor
gesteld om tusschen godsdienstige"
en begrippen" in te lasschen de
woorden en staatkundige".
Met overgroote meerderheid 51
tegen 24 stemmen heeft de Kamer
zich tegen deze toevoeging verklaard.
Dit votum zou kwalijk zijn te be
grijpen, wanneer ook hier gelijk
zoo dikwijls geschiedt op zich zelf
duidelijke woorden voor den een niet
iets anders hadden beteekend dan voor
den ander.
Er zullen in de Tweede Kamer ver
moedelijk weinig leden zijn, die niet
de meening onderschrijven, dat een
onderwijzer niets mag leeren, doen of
toelaten, wat krenkend zou zijn voor
hen, die andere staatkundige begrippen
hebben dan hij zelf.
Dat dus een sociaaldemocratisch
onderwijzer niet smalend mag spreken
over monarchale instellingen, en een
monarchaalgezind onderwijzer de
republikeinsche idee niet belachelijk mag
maken.
Het betoonen van eerbied tegenover
de begrippen van andersdenkenden
vereischt niet, dat men niets zegt,
waarmede die andersdenkenden niet
instemmen, maar dat men hun geen
aanstoot geeft door de wijze, waarop
men meeningen verkondigt, die zij
niet deelen.
Zoo goed als de wet den onderwijzer
voorschrijft, de godsdienstige begrippen
van wie anders denken dan hij, niet
te kwetsen, zoo goed mag zij hem een
dergelijken plicht opleggen ten opzichte
van staatkundige meeningen.
Het amendement van de heeren van
Zadelhoff en Ossendorp zou dan ook
waarschijnlijk meer instemming hebben
gevonden, indien het niet een voor
geschiedenis had gehad.
Ruim tien jaren geleden is in den
lande groote beroering gewekt door
een redevoering, waarmede de tweede
onderteekenaar van het amendement,
destijds voorzitter van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers, een
algemeene vergadering van deze
vakvereeniging had geopend.
In die rede verdedigde de heer
Ossendorp het beginsel der politieke
neutraliteit in het lager onderwijs en
bepleitte hij o.a. het recht der onder
wijzers om niet mede te doen aan
schoolfeesten ter eere van heugelijke
gebeurtenissen in ons vorstenhuis, en
te weigeren door de kinderen oranje
liedjes te doen zingen, wanneer zij
de onderwijzers tegen den inhoud
daarvan bezwaar hadden. Zijne woor
den gaven toen aan velen aanstoot en
de tegenstanders der openbare school
maakten er gebruik van om de meerder
heid der openbare onderwijzers voor re
publikeinen en socialisten te verklaren.
De herinnering aan dit incident
verlevendigd door de omstandigheid,
dat de heer Ossendorp het zooeven
genoemde amendement mede had
onderteekend heeft aan dit voorstel
vermoedelijk de stemmen onthouden
?van een aantal Kamerleden, die anders
geen bezwaar ertegen zouden hebben
gehad om aan de onderwijzers de
eerbiediging der staatkundige begrip
pen van andersdenkenden tot plicht
te stellen.
Zij zullen hebben gevreesd, dat
alinea 2 van art. 45, zoo zij gewijzigd
ware overeenkomstig het voorstel der
heeren van Zadelhoff en Ossendorp,
aan vele onderwijzers tot vrijbrief zou
hebben gestrekt om b.v. bij het onderwijs
in de geschiedenis zorgvuldig na te
laten iets te leeren, dat streed met de
politieke meeningen van de ouders van
sommige kinderen, en zoodoende tevens,
door onthouding, van hunne eigen
gezindheid te getuigen.
Voor zulk een verkapte propaganda
zouden die onderwijzers zich echter
nooit kunnen beroepen op art. 45,
wanneer dit ook het voorschrift had
. bevat om de staatkundige begrippen
van andersdenkenden te eerbiedigen".
Wie vreest, dat het artikel daarvoor
misbruikt zou worden, zou ook kunnen
vreezen, dat sommige onderwijzers geen
eerbied zullen betoonen ten opzichte
van de staatkundige begrippen van
andersdenkenden, nu art. 45 dit niet
uitdrukkelijk voorschrijft!
Door geen enkele förmuleering zal
men kunnen voorkomen, dat het artikel
op verkeerde wijze wordt toegepast.
In de praktijk zal het alleen van den
tact der onderwijzers afhangen, of
zij den noodigen eerbied bewijzen,
zoowel aan de godsdienstige als aan
de staatkundige begrippen van anders
denkenden.
Tien jaren geleden was er meer reden
tot geprikkeldheid bij
republikeinschgezinde onderwijzers dan nu. Kort
vóór en kort na de geboorte van
Prinses Juliana hebben wij allerlei
excessen van de Oranjeliefde beleefd.
Die tijden zijn nu voorbij ; ook de
geestverwanten van den heer Ossendorp
zullen moeten erkennen, dat de
pluimstrijkerij en persoonsverheerlijking,
waaraan destijds ook
niet-sociaaldemocraten zich ergerden, hebben op
gehouden of althans zelden meer voor
komen. Misschien hebben zij ook in
gezien, dat een regeeringsvorm als de
onze, mits de Oranjeliefde van het volk
niet voor politieke bedoelingen mis
bruikt worde, de voordeden van een
republiek heeft en hare nadeelen mist.
Maar ook al mochten zij deze meening
niet onderschrijven, dan toch zullen
zij verstandig doen eventueele nei
gingen tot politieke neurasthenie te
onderdrukken. Daaronder versta ik
b.v. het niet door de kinderen willen
laten zingen van volksliederen. Ook
al kan een kritisch gestemde geest op
den tekst daarvan aaprïkingerl maken,
wij zingen die liederen om uiting te
geven aan ons gevoel van volkseenheid ;
wie er bezwaar tegen heeft dit gevoel
te helpen aanwakkeren, behoort niet
in de volksschool thuis.
Niet te onpas moeten de openbare
onderwijzers het beginsel der politieke
neutraliteit voorstaan, maar als er
werkelijk reden toe is.
En naar mijne meenjng bestaat
daartoe thans aanleiding, door wat
minister de Visser in de Tweede Kamer
heeft gezegd over het onderwijs in de
staatsinrichting.
In de hoogste klassen van een lagere
school moeten de kinderen ook leeren,
hoe ons land in hoofdzaak wordt ge
regeerd. Hunne bevatting gaat dit
niet te boven, en het behoort ook niet
boven het vermogen van een onder
wijzer te gaan, dit aan de kinderen
duidelijk te maken.
Wanneer nu in deze lessen de
onderiiiiiiiiiiiiiiiiinuiiii
iiimiiiiiiHiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiii
iiiimiiiitiiiiiiiiiiiniitiii11111111
minimum mmmmiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim mi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiHiiiiiMimiiniMiiiiii
JEANNE
Zeshonderd en meer jaar geleden, op een
Maartschen dag; de duister begon reeds te
vallen ; in de hooge zaal van het Koninklijk
slot van Chinon was men in afwachting.
Ontsteltenis lag over de harten der
menschen, het geluk had het land verlaten. Alles
liep tegen. De vijand, de Engelschman, stond
in het hart van Frankrijk, straks zou hij Orl
ans hebben vermeesterd, de weg over de Loire
zou open zijn, er viel aan redding niet meer
te denken.
De ziel van den Koning, nog ongekroond,
nog maar dauphin, was hem klein in zijn borst
geworden; hij was het gezag kwijt over zich,
over anderen, zonder geloof in de dingen, in
zichzelf, Hij zag uit naar buiten over zee,
naar Schotland, voor de vlucht, de schande,
de eenzaamheid.
Vaal was de schemering van den Maart
schen dag, en door dien schemer gingen wilde
geruchten, zooafs ze opkomen in het brein
der menschen eer alle hoop voor goed is ver
loren. Een geheimzinnig ridder, reuzengroot,
was gezien als een schim, heentrekkend door
het land op zijn blanke paard, de speer ter
hand, de heilige Michaël dacht men. Zou hij
Frankrijk beschermen ?
Men had gehoord van een jonkvrouw uit
Domrémy, dichtbij de grens naar den kant
van Lotharingen, die het Engelsch leger van
Orléans zou verjagen en den dauphin ter
kroning zou voeren naar Reims midden door
het vijandig gebied heen.... Ja, zij was in
de stad gekomen, de onaanzienlijke dorps
maagd met haar zes knapen ; in een herberg
had zij huizing gevonden, wachtend op toe
gang tot het hof
In donkere stemming van spanning zonder
vertrouwen zag men daar haar verschijning
te gemoet, dien laten Maartschen namiddag.
De flambouwen werden aangestoken ; onder
hun gloed trad zij de zaal binnen. De dauphin,
onbeslist, school weg onder de edelen van zijn
omgeving, als het boerenmeisje van nauwlijks
achttien jaren, in haar kleine donkergrijze
huik, over het zwarte wambuis, de haren kort
gesneden onder de kaproen, met den vast be
raden stap van haar ras, onder geleide van
den grootmeester, graaf van Vendóme, te
midden van den drom van ridders en
wapenknechten, op hem toeschreed.
Den kaproen afnemend maakte zij op den
afstand, die behoorde, haar buiging voor den
vorst. Edele prins," sprak zij, God neme U
in zijn hoede." Maar ik ben niet de koning,'
zeide Karel, daar is de koning " en hij wees
haar een van de edelen. In Gods naam,
niemand anders dan gij zijt het,edele dauphin,"
antwoordde Jeanne. Ik ben gekomen rnet de
opdracht van God om U en Uw koninkrijk
tot een hulp te zijn, en de Heer der hemelen
meldt U door mij dat gij te Reims gewijd en
gekroond zult worden en dat gij onder God
zult zijn koning van Frankrijk."
De stemmen uit den hooge, de stem van
Michaël, den aartsengel, en van Katharina,
heilige beschermster van Frankrijk en van de
heilige Margareta, hadden Jeanne gezegd :
Ga moedig voort, wanneer gij voor den koning
staat, zal hij het teeken krijgen \j aan te
hooren en te geiooven."
Het wantrouwen week van den koning, en
Jeanne la Pucclle volbracht haar taak, zij
bevrijdde Orlians en voerde den dauphin naar
Reims om daar als koning te worden gewijd
en gekt oond.
Wanneer de geschiedschrijver der 15e eeuw,
de beroemde humanist Aeneas Sylvius
Piccolimini, die alle geheimen der gebeurtenissen
van zijn tijd kende en die den Pausenzetel
heeft ingenomen onder den naain van Pius l!,
in zijn gedenkschriften tot de historie van
Jeanne is gekomen en haar deugden en onge
repte eer onder alle avonturen heeft gehul
digd, dan vat hij zijn oordeel samen ongeveer
in deze bewoording. :
Washet eenwerk van God of
vanmenschelijke vinding? Ik kan moeilijk daaromtrent
iets bevestigen. Sommigen meenen dat de
groote edelen van Frankrijk, te zeer verdeeld
om den Engelschen overwinnaar te kunnen
weerstaan,op de diepe gedachte zijn gekomen
om een meisje naar voren te schuiven dat
zich van God gezonden zou verklaren. Want
allen moesten haar leiding aannemen, omdat
niemand God niet als hoofd zou willen erken
nen. Met dat al heeft zij haar groote daden ver
richt en haar verstand en talenten hebben de
zaken van Frankrijk op orde gebracht. Ge
beurtenissen van zoo overwegend belang, dat
zij bij de nakomelingschap minder geloof
zullen vinden dan wel bewondering.
Hier spreekt de scepticus, maar het getui
genis, al geeft liet geen voldoende verklaring,
is daarom toch niet geheel te verwerpen !
Honderden van jaren zijn verloopen sinds
den Maartdag van 1429, wij zijn in onze
gedachte dezen Zondag lüMei te Rome
en met de pelgrims, van alle kanten
samengestroomd, zijn wij reeds in den vroegen morgen
op het voorplein van de St. Pieterskerk om
in de gewijde plaats binnen te dringen en de
heiligspreking van Jeanne bij te wonen.
Waar zou een grootscher plechtigheid
kunnen worden gevierd dan onder den gewel
digen koepel van Michel Angelo ? Alles
vereenigt zich tot een gewijd gala. Het electrisch
licht teekent de lijnen van het gebouw en
straalt op de schittering der klec-dij. Bijzondere
tribunes zijn opgericht voor de buitengewone
ambassade der Fransche lepublieken voorde
tachtig afgevaardigden van Kamer en Senaat,
andere tribunes zijn gesteld voor genoodigdcn
en waardigheidsbekleders. . ..
Maar hier nadert de processie van den Paus
in zijn witzijden staatsieklced, de
zevenvtildige kroon op het hoofd ; zijn draagstoel wordt
voorafgegaan door een stoet van priesterlijke
ambtenaren en gevolgd door de kardinalen,
door de aartsbisschoppen en bisschoppen met
hun herderstaf en door de gemijterde abten.
wijzer het noodig vindt, het verschil
tusschen een monarchie als de onze
en een republiek uiteen te zetten, dan
heeft hij, dunkt mij, de volle vrijheid
om ook te vertellen, wat zulk een
monarchie voor heeft boven een repu
bliek.
Wanneer hij dit doet, komt hij
volstrekt niet in strijd met den eerbied,
dien hij wel is waar niet volgens het
thans aangenomen art. 45, maar wel
volgens de overtuiging van elk behoor
lijk mensch moet betoonen tegenover
de meening van andersdenkenden.
Want voor de ouders, die er anders
over denken, heeft zulk een uiteen
zetting niets grievends; en zij mogen
niet eischen, dat hunne kinderen op
school geen enkele meening hooren
voordragen, waarmede zij niet in
stemmen.
En zoo een onderwijzer van oordeel
is, dat de republikeinsche regeerings
vorm sommige goede kanten heeft,
dan mag hij, wat mij betreft, ook
daarop wijzen. Intusschen, het wegen
van de voor- en nadeelen van monar
chie en republiek is een eenigszins
hachelijk werk ; niet op elke school zal
het kunnen gebeuren, en menig onder
wijzer zal goed doen zich er niet aan
te wagen.
Maar ik zou bepaald willen ver
bieden, op de lagere school opzettelijk
propaganda te maken, zoowel voor de
monarchale als voor de republikeinsche
idee.
En zeer zeker zou ik den onderwijzer
dus niet den plicht willen voor
schrijven zooals minister de Visser
in de Tweede Kamer deed bij het
debat over het amendement van
Zadelhoff-Ossendorp om den be
staanden staatsvorm aan te prijzen en
te verdedigen."
Op het woord plicht" komt het
hier aan. Ik ontken niet zooals
hoven reeds is gebleken dat een
onderwijzer het recht heeft om de
kinderen te wijzen op wat onze re
geeringsvorm boven andere voor heeft,
maar ik zou het betreuren, wanneer hij
zich verplicht" gevoelde dien re
geeringsvorm aan te prijzen." Ik zou
vreezen dat hij, louter uit zucht tot
plichtsbetrachting, het dan al te mooi
zou willen maken.
Bovendien : moet hij dan ook het
algemeen kiesrecht aanprijzen? en het
vrouwenkiesrecht? en pleiten voor de
bestendiging van de Eerste Kamer? die
maken j toch immers ook deel uit van
den bestaanden staatsvorm".
Tegenover zulke bedoelingen mogen
de. onderwijzers zich beroepen op het
beginsel der politieke neutraliteit.
Propaganda-diensten mogen van hen
niet worden gevergd. Het geheele
onderwijs in de geschiedenis zou er
door kunnen worden bedorven.
Er zullen een aantal onderwijzers
zijn, die den bestaanden staatsvorm
niet kunnen aanprijzen, omdat dit
strijdt met hunne beginselen. Wanneer
zij zich houden aan de politieke neutra
liteit en dus niet ijveren voor repu
blikeinsche ideeën, wanneer zij bij het
behandelen van de staatsinrichting
alleen vertellen, hoe ons land feitelijk
geregeerd wordt, en dien regeerings
vorm niet beoordeelen, en dus ook niet
veroordeelen, mag. men hen van de
openbare school niet weren.
Maar er zullen er ook zijn, die, van
republikeinsche smetten vrij, toch be
zwaar maken om te doen, wat volgens
den minister hun plicht is. Om
paedagogische redenen. Omdat zij hun leer
lingen geen oordeel willen bijbrengen,
tot het vormen waarvoor de kinderen
nog niet rijp zijn.
De minister scheppe wat moed ; de
bestaande staatsvorm" is niet zoo
wankel, dat de lagere school mott
worden gerequireerd om hem te stutten !
KERNRAMP
limilllllllHIIMIIIHIIIIIIIIimillll llllUIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIItllllllllllllllHll
NIEUW LEVEN EN OUD GEZAG
(De Crisis in de Herv. Kerk)
De Nederlandsche' Hervormde Kerk is in
enkele dagen in het midden der publieke
belangstelling getreden.
Wat is er eigenlijk gaande in dat groote
lichaam? Zijn het de laatste stuiptrekkingen
van een ten doode opgeschrevene of zijn het
teekenen van nieuw leven? Het loont de moei
te eens van.naderbij te bezien wat zich in
den laatsten tijd op de kerkelijke erve heeft
ontwikkeld.
Sinds jaar en dag waren de kerkelijke
besturen, culmineerend in de Algenieene
Synode, de eenige officieele organen van de
kerk en al wat er aan kerkelijke zaken ge
beurde, geschiedde door hun bemiddeling,
op gezag van de Synode. Wel stonden daar
naast organen voor in- en uitwendige zending,
wel kregen de verschillende richtingen en stroo
mingen hun eigen ontmoetingspunten, maar
echt kerkelijke dingen konden alleen gebeuren
door middel van de bestaande officieele
kerkorganen.
Dit is in den laatsten tijd wel zeer veranderd.
Toen de kerkelijke armenzorg zich onder
trouwe bakerdtensten van de Synode uit haar
windselen had losgemaakt, moest dit hoogste
kerkbestuur al spoedig goedvinden, dat de
diaconale conferenties plaats grepen onder
de auspiciën van de inmiddels opgerichte
Vereeniging van Diakenen. Op het gebied
van de kerkelijke armenzorg berust sindsdien
de leiding geheel bij deze vereeniging en tegen
haar uitgesproken wensch vermag de Synode
niet veel meer.
Ontwikkelt zich iets dergelijks ten opzichte
van de predikanten?
Toen de dure jaren kwamen, waarin de
economische veranderingen velen verbijs
terden en de kerk met haar organen niet
opgewassen bleek tegen den eisen om haar
evangeliedienaren althans voor den honger
dood te bewaren, zijn dezen tot bijna radelóoze
wanhoop gevoerd. Daar zal nooit iemand
buiten de ingewijden het rechte van te weten
komen, wat er aan meest nijpenden nood door
predikantsgezinnen is geleden. Niet weinigen
zijn in die jaren naar lichaam en geest onher
stelbaar geknakt.
Toen is de vakvereeniging gekomen, de
Bond van Nederlandsche Predikanten. En
aanstonds eischte deze voor den predikant
een piaats als gelijkgerechtigde, ook als
iimiiiiiiMiiiiiiiiiimiliiiiiiiiiiii
Het is in het zachte wolkenwaas der gedragen
kaarsen dat zij voortschrijden.
Nu heeft de Kerkvorst zijn lioogen
troonzetel ingenomen, de Kardinalen treden voor om
hem de hand te kussen, de bisschoppen drukken
hun lippen op liet kleed over zijn knieën, de
abten kussen hem den voet.
Dan wordt de mis door een Kardinaal aan
het hoogaltaar gevierd en een koor van zangers
geeft de antwoorden uit verschillende hoeken
van de kerk.
Het oogenblik voor heiligverklaring is ge
komen.
O wel mag daar eenige afwachting zijn ?
Of gaat de gedachte niet terug uit al dien
luister van licht en wit en goud en ongemeten
ruimte naar het vernederend verdriet, den
zieleangst en de levenspijn door de twintig
jarige heldin met ongebroken moed en met
een heilig vuur gedragen. Zij heeft
haarlijdersjaar gehad.
Haar vroolijken triomf van den eersten tijd
heeft zij geboet niet het: al meer en meer
toesluipende gevoel van eenzaamheid, te midden
van twijfel en verraad om zich heen, maar
het geloof aan haar werk heeft zij nooit opge
geven. Zelfs toen zij was gevangen genomen
en voor geld was verkocht aan den Engelschen
vijand. ,,Hn al kwamen er dui/eiid duivels
te hulp, Frankrijk krijgt ge toch niet meer
terug :"'
Zooals /ij was geweest aan liet hof van Chi
non, zoo bleef zij cgenu\er haar rechters in
Rouaan. Verslagen was zij, gebroken niet.
Als haar het verdriet overvalt dien laatsten
morgen, wannen' het vonnis van verbranding
haar wordt aai'gevegd, hne menschelijk haar
klacht! Waarom ?" en zij bracht de handen
aan haar kaalgeschoren hoofd, ..waarom mij
zoo wreed behandeld ? Mijn lichaam rein en
onbevlekt moet het dan in asch overgaan ?
Ach, liever zever.maal onthoofd u'an voor een
maal verbrand l"
Op de Oude markt te Rouaan waren tri
bunes opgericht, dat de
grootwaardigheidsbekleeders, de Kaïdinaal, de bisschop, de
prelaten, e kanselier liet schouwspel konden
bijwonen. Een prediker nam het woord. Daar
op werd de van kwaad tot erger vervallen
ketterin aan den wereldlijken arm overgeleverd.
De beul bracht haar ten brandstapel. Een
monnik hield haar het kruis voor. Jezus l"
was het laatste woord dat men van naar ver
nam.
Zoodra zij was gestikt, werden de vlammen
gedoofd, het doode lichaam in zijn naaktheid
werd aan het volk getoond. Daarna trachtte
men het vuur weer aan te steken.
Geen vretigd is er bij dien dood geweest,.
eerder een onbestemde verslagenheid, iets
van de onbevrediging, dat men een heilige
had verbrand.
Maar onderwijl is in den St. Pieter, met den
Kardinaal voor de canonizatie, de advocaat
van het Consistorie den Pauselijken troon
genaderd ; nederknielend verzocht hij den
kerkvorst dringend om de zalige Johanna onder
de heiligen op te nemen. Hoe zou dat echter
geschieden zonder eerst de heiligen aan te roe
pen. De litanie der heiligen weerklonk. Daarna
kwam de tweede, de dringender vraag. De
paus zelf zette toen den hynimus in aan den
Heiligen Geest. Ten derde 'male werd het ver
zoek gedaan, ien allerdringendste. De paus
sprak de ritueele formule uit. De woorden wer
den tot aan de uiterste hoeken van de kerk
gehoord. Zij waren niet verstoven, of de klok
ken van St. Pieter namen de vreugde van de
menigte over en verspreidden haar over de
stad ; in de kerk zelf dreunden de fanfares
der trompetten....
De wonderdoende maagd was tot haar eer
gekomen.
Is het wonder uit de geschiedenis weg te
nemen ? Vraag het aan de Marne, vraag het
aan Verdun! Het wonder van den nationalen
levensmoed, onbreekbaar door het geweld.
Vraag het aan den Franschman : Is er een
land dat in zijn historie een persoon heeft, ge
lijk te stellen met Jeanne, de heilige ? Het
wonder, iets unieks
W. G. C. B y v A N C K