De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 22 mei pagina 1

22 mei 1920 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N Zaterdag 22 Mei A°1920 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROB10 DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF [Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar | [ Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekosten J INHOUD : Bladz. 1. Politieke neutraliteit in de schoo), door Prof. dr. G. W. Kernkamp ; Nieuw Leven en Oud Gezag, door ds. D. Boer ; Tijdgenooten, door dr. W. G. C. Byvanck. 2. 't Kabinet van den Vooruitgang, teekening van Jordaan ; Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Buitenlandsch Overzicht, door Prof. mr. J. C. van Oven. 3. Invoering van den Kinderrechter en van de onder-toezichtstelling van minderjarigen, door mr. D. J. Wackie Eysten ; Het Roode Lampje, door dr. Fred. van Eeden. ??5. Voor de Vrouwen (Onder red. van Mej. Elis. M. Rogge): Wat de week bracht, door Mej. Elis. M. Rogge ; Gewichtige Dagen (II de Jour), door Ariette ; Babbeltjes, doof Yvonne de Tessau; Inge zonden, van Aletta H. Jacobs ; Uit de Natuur, door Jac. P, Thijsse. 7. Huurnivelleering, door mr. Z. van den Bergh; Psychologie der dieren, door Prof. dr. H. Jordan ; Boekbe spreking, door Prof. dr. H. Brugmans. 9. De Zwitsersche opleiding tot jurist, door R. P. J. Tutein Nolthenius ; Hofstad en Hofstedelingen,'door Nuchterling ; Het Arbeids vermogen van de zee, door dr. J. F. van Oss 10. Christoffel Plantijn, door dr. N. J. Singels ; Boekbespreking, door Prof. dr. J. Prinsen J. Lzn. 12. Charivaria; SchilderkunstKroniek, van A. Plasschaert; Uit het Klad schrift van Jantje; Feuilleton; Het Le ven, door Marie Schmitz. 13. De eerste gemeenteraadsverkiezing te Maasstricht met Vrouwen en zonder Drank, teekening van Joh. Braakensiek; Biljartsport; Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. Bijvoegsel: De schadevergoeding van Duitschland vastgesteld, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiHiiiiHiiiiiii POLITIEKE NEUTRALITEIT IN DE SCHOOL Bij de beraadslagingen over de lageronderwijs-wet heeft de Tweede Kamer een amendement van de heeren van Zadelhoff en Ossendorp op art. 45 verworpen. De tweede alinea van dit artikel luidt: De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige be grippen van andersdenkenden." De genoemde heeren hadden voor gesteld om tusschen godsdienstige" en begrippen" in te lasschen de woorden en staatkundige". Met overgroote meerderheid 51 tegen 24 stemmen heeft de Kamer zich tegen deze toevoeging verklaard. Dit votum zou kwalijk zijn te be grijpen, wanneer ook hier gelijk zoo dikwijls geschiedt op zich zelf duidelijke woorden voor den een niet iets anders hadden beteekend dan voor den ander. Er zullen in de Tweede Kamer ver moedelijk weinig leden zijn, die niet de meening onderschrijven, dat een onderwijzer niets mag leeren, doen of toelaten, wat krenkend zou zijn voor hen, die andere staatkundige begrippen hebben dan hij zelf. Dat dus een sociaaldemocratisch onderwijzer niet smalend mag spreken over monarchale instellingen, en een monarchaalgezind onderwijzer de republikeinsche idee niet belachelijk mag maken. Het betoonen van eerbied tegenover de begrippen van andersdenkenden vereischt niet, dat men niets zegt, waarmede die andersdenkenden niet instemmen, maar dat men hun geen aanstoot geeft door de wijze, waarop men meeningen verkondigt, die zij niet deelen. Zoo goed als de wet den onderwijzer voorschrijft, de godsdienstige begrippen van wie anders denken dan hij, niet te kwetsen, zoo goed mag zij hem een dergelijken plicht opleggen ten opzichte van staatkundige meeningen. Het amendement van de heeren van Zadelhoff en Ossendorp zou dan ook waarschijnlijk meer instemming hebben gevonden, indien het niet een voor geschiedenis had gehad. Ruim tien jaren geleden is in den lande groote beroering gewekt door een redevoering, waarmede de tweede onderteekenaar van het amendement, destijds voorzitter van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, een algemeene vergadering van deze vakvereeniging had geopend. In die rede verdedigde de heer Ossendorp het beginsel der politieke neutraliteit in het lager onderwijs en bepleitte hij o.a. het recht der onder wijzers om niet mede te doen aan schoolfeesten ter eere van heugelijke gebeurtenissen in ons vorstenhuis, en te weigeren door de kinderen oranje liedjes te doen zingen, wanneer zij de onderwijzers tegen den inhoud daarvan bezwaar hadden. Zijne woor den gaven toen aan velen aanstoot en de tegenstanders der openbare school maakten er gebruik van om de meerder heid der openbare onderwijzers voor re publikeinen en socialisten te verklaren. De herinnering aan dit incident verlevendigd door de omstandigheid, dat de heer Ossendorp het zooeven genoemde amendement mede had onderteekend heeft aan dit voorstel vermoedelijk de stemmen onthouden ?van een aantal Kamerleden, die anders geen bezwaar ertegen zouden hebben gehad om aan de onderwijzers de eerbiediging der staatkundige begrip pen van andersdenkenden tot plicht te stellen. Zij zullen hebben gevreesd, dat alinea 2 van art. 45, zoo zij gewijzigd ware overeenkomstig het voorstel der heeren van Zadelhoff en Ossendorp, aan vele onderwijzers tot vrijbrief zou hebben gestrekt om b.v. bij het onderwijs in de geschiedenis zorgvuldig na te laten iets te leeren, dat streed met de politieke meeningen van de ouders van sommige kinderen, en zoodoende tevens, door onthouding, van hunne eigen gezindheid te getuigen. Voor zulk een verkapte propaganda zouden die onderwijzers zich echter nooit kunnen beroepen op art. 45, wanneer dit ook het voorschrift had . bevat om de staatkundige begrippen van andersdenkenden te eerbiedigen". Wie vreest, dat het artikel daarvoor misbruikt zou worden, zou ook kunnen vreezen, dat sommige onderwijzers geen eerbied zullen betoonen ten opzichte van de staatkundige begrippen van andersdenkenden, nu art. 45 dit niet uitdrukkelijk voorschrijft! Door geen enkele förmuleering zal men kunnen voorkomen, dat het artikel op verkeerde wijze wordt toegepast. In de praktijk zal het alleen van den tact der onderwijzers afhangen, of zij den noodigen eerbied bewijzen, zoowel aan de godsdienstige als aan de staatkundige begrippen van anders denkenden. Tien jaren geleden was er meer reden tot geprikkeldheid bij republikeinschgezinde onderwijzers dan nu. Kort vóór en kort na de geboorte van Prinses Juliana hebben wij allerlei excessen van de Oranjeliefde beleefd. Die tijden zijn nu voorbij ; ook de geestverwanten van den heer Ossendorp zullen moeten erkennen, dat de pluimstrijkerij en persoonsverheerlijking, waaraan destijds ook niet-sociaaldemocraten zich ergerden, hebben op gehouden of althans zelden meer voor komen. Misschien hebben zij ook in gezien, dat een regeeringsvorm als de onze, mits de Oranjeliefde van het volk niet voor politieke bedoelingen mis bruikt worde, de voordeden van een republiek heeft en hare nadeelen mist. Maar ook al mochten zij deze meening niet onderschrijven, dan toch zullen zij verstandig doen eventueele nei gingen tot politieke neurasthenie te onderdrukken. Daaronder versta ik b.v. het niet door de kinderen willen laten zingen van volksliederen. Ook al kan een kritisch gestemde geest op den tekst daarvan aaprïkingerl maken, wij zingen die liederen om uiting te geven aan ons gevoel van volkseenheid ; wie er bezwaar tegen heeft dit gevoel te helpen aanwakkeren, behoort niet in de volksschool thuis. Niet te onpas moeten de openbare onderwijzers het beginsel der politieke neutraliteit voorstaan, maar als er werkelijk reden toe is. En naar mijne meenjng bestaat daartoe thans aanleiding, door wat minister de Visser in de Tweede Kamer heeft gezegd over het onderwijs in de staatsinrichting. In de hoogste klassen van een lagere school moeten de kinderen ook leeren, hoe ons land in hoofdzaak wordt ge regeerd. Hunne bevatting gaat dit niet te boven, en het behoort ook niet boven het vermogen van een onder wijzer te gaan, dit aan de kinderen duidelijk te maken. Wanneer nu in deze lessen de onderiiiiiiiiiiiiiiiiinuiiii iiimiiiiiiHiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiii iiiimiiiitiiiiiiiiiiiniitiii11111111 minimum mmmmiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim mi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiHiiiiiMimiiniMiiiiii JEANNE Zeshonderd en meer jaar geleden, op een Maartschen dag; de duister begon reeds te vallen ; in de hooge zaal van het Koninklijk slot van Chinon was men in afwachting. Ontsteltenis lag over de harten der menschen, het geluk had het land verlaten. Alles liep tegen. De vijand, de Engelschman, stond in het hart van Frankrijk, straks zou hij Orl ans hebben vermeesterd, de weg over de Loire zou open zijn, er viel aan redding niet meer te denken. De ziel van den Koning, nog ongekroond, nog maar dauphin, was hem klein in zijn borst geworden; hij was het gezag kwijt over zich, over anderen, zonder geloof in de dingen, in zichzelf, Hij zag uit naar buiten over zee, naar Schotland, voor de vlucht, de schande, de eenzaamheid. Vaal was de schemering van den Maart schen dag, en door dien schemer gingen wilde geruchten, zooafs ze opkomen in het brein der menschen eer alle hoop voor goed is ver loren. Een geheimzinnig ridder, reuzengroot, was gezien als een schim, heentrekkend door het land op zijn blanke paard, de speer ter hand, de heilige Michaël dacht men. Zou hij Frankrijk beschermen ? Men had gehoord van een jonkvrouw uit Domrémy, dichtbij de grens naar den kant van Lotharingen, die het Engelsch leger van Orléans zou verjagen en den dauphin ter kroning zou voeren naar Reims midden door het vijandig gebied heen.... Ja, zij was in de stad gekomen, de onaanzienlijke dorps maagd met haar zes knapen ; in een herberg had zij huizing gevonden, wachtend op toe gang tot het hof In donkere stemming van spanning zonder vertrouwen zag men daar haar verschijning te gemoet, dien laten Maartschen namiddag. De flambouwen werden aangestoken ; onder hun gloed trad zij de zaal binnen. De dauphin, onbeslist, school weg onder de edelen van zijn omgeving, als het boerenmeisje van nauwlijks achttien jaren, in haar kleine donkergrijze huik, over het zwarte wambuis, de haren kort gesneden onder de kaproen, met den vast be raden stap van haar ras, onder geleide van den grootmeester, graaf van Vendóme, te midden van den drom van ridders en wapenknechten, op hem toeschreed. Den kaproen afnemend maakte zij op den afstand, die behoorde, haar buiging voor den vorst. Edele prins," sprak zij, God neme U in zijn hoede." Maar ik ben niet de koning,' zeide Karel, daar is de koning " en hij wees haar een van de edelen. In Gods naam, niemand anders dan gij zijt het,edele dauphin," antwoordde Jeanne. Ik ben gekomen rnet de opdracht van God om U en Uw koninkrijk tot een hulp te zijn, en de Heer der hemelen meldt U door mij dat gij te Reims gewijd en gekroond zult worden en dat gij onder God zult zijn koning van Frankrijk." De stemmen uit den hooge, de stem van Michaël, den aartsengel, en van Katharina, heilige beschermster van Frankrijk en van de heilige Margareta, hadden Jeanne gezegd : Ga moedig voort, wanneer gij voor den koning staat, zal hij het teeken krijgen \j aan te hooren en te geiooven." Het wantrouwen week van den koning, en Jeanne la Pucclle volbracht haar taak, zij bevrijdde Orlians en voerde den dauphin naar Reims om daar als koning te worden gewijd en gekt oond. Wanneer de geschiedschrijver der 15e eeuw, de beroemde humanist Aeneas Sylvius Piccolimini, die alle geheimen der gebeurtenissen van zijn tijd kende en die den Pausenzetel heeft ingenomen onder den naain van Pius l!, in zijn gedenkschriften tot de historie van Jeanne is gekomen en haar deugden en onge repte eer onder alle avonturen heeft gehul digd, dan vat hij zijn oordeel samen ongeveer in deze bewoording. : Washet eenwerk van God of vanmenschelijke vinding? Ik kan moeilijk daaromtrent iets bevestigen. Sommigen meenen dat de groote edelen van Frankrijk, te zeer verdeeld om den Engelschen overwinnaar te kunnen weerstaan,op de diepe gedachte zijn gekomen om een meisje naar voren te schuiven dat zich van God gezonden zou verklaren. Want allen moesten haar leiding aannemen, omdat niemand God niet als hoofd zou willen erken nen. Met dat al heeft zij haar groote daden ver richt en haar verstand en talenten hebben de zaken van Frankrijk op orde gebracht. Ge beurtenissen van zoo overwegend belang, dat zij bij de nakomelingschap minder geloof zullen vinden dan wel bewondering. Hier spreekt de scepticus, maar het getui genis, al geeft liet geen voldoende verklaring, is daarom toch niet geheel te verwerpen ! Honderden van jaren zijn verloopen sinds den Maartdag van 1429, wij zijn in onze gedachte dezen Zondag lüMei te Rome en met de pelgrims, van alle kanten samengestroomd, zijn wij reeds in den vroegen morgen op het voorplein van de St. Pieterskerk om in de gewijde plaats binnen te dringen en de heiligspreking van Jeanne bij te wonen. Waar zou een grootscher plechtigheid kunnen worden gevierd dan onder den gewel digen koepel van Michel Angelo ? Alles vereenigt zich tot een gewijd gala. Het electrisch licht teekent de lijnen van het gebouw en straalt op de schittering der klec-dij. Bijzondere tribunes zijn opgericht voor de buitengewone ambassade der Fransche lepublieken voorde tachtig afgevaardigden van Kamer en Senaat, andere tribunes zijn gesteld voor genoodigdcn en waardigheidsbekleders. . .. Maar hier nadert de processie van den Paus in zijn witzijden staatsieklced, de zevenvtildige kroon op het hoofd ; zijn draagstoel wordt voorafgegaan door een stoet van priesterlijke ambtenaren en gevolgd door de kardinalen, door de aartsbisschoppen en bisschoppen met hun herderstaf en door de gemijterde abten. wijzer het noodig vindt, het verschil tusschen een monarchie als de onze en een republiek uiteen te zetten, dan heeft hij, dunkt mij, de volle vrijheid om ook te vertellen, wat zulk een monarchie voor heeft boven een repu bliek. Wanneer hij dit doet, komt hij volstrekt niet in strijd met den eerbied, dien hij wel is waar niet volgens het thans aangenomen art. 45, maar wel volgens de overtuiging van elk behoor lijk mensch moet betoonen tegenover de meening van andersdenkenden. Want voor de ouders, die er anders over denken, heeft zulk een uiteen zetting niets grievends; en zij mogen niet eischen, dat hunne kinderen op school geen enkele meening hooren voordragen, waarmede zij niet in stemmen. En zoo een onderwijzer van oordeel is, dat de republikeinsche regeerings vorm sommige goede kanten heeft, dan mag hij, wat mij betreft, ook daarop wijzen. Intusschen, het wegen van de voor- en nadeelen van monar chie en republiek is een eenigszins hachelijk werk ; niet op elke school zal het kunnen gebeuren, en menig onder wijzer zal goed doen zich er niet aan te wagen. Maar ik zou bepaald willen ver bieden, op de lagere school opzettelijk propaganda te maken, zoowel voor de monarchale als voor de republikeinsche idee. En zeer zeker zou ik den onderwijzer dus niet den plicht willen voor schrijven zooals minister de Visser in de Tweede Kamer deed bij het debat over het amendement van Zadelhoff-Ossendorp om den be staanden staatsvorm aan te prijzen en te verdedigen." Op het woord plicht" komt het hier aan. Ik ontken niet zooals hoven reeds is gebleken dat een onderwijzer het recht heeft om de kinderen te wijzen op wat onze re geeringsvorm boven andere voor heeft, maar ik zou het betreuren, wanneer hij zich verplicht" gevoelde dien re geeringsvorm aan te prijzen." Ik zou vreezen dat hij, louter uit zucht tot plichtsbetrachting, het dan al te mooi zou willen maken. Bovendien : moet hij dan ook het algemeen kiesrecht aanprijzen? en het vrouwenkiesrecht? en pleiten voor de bestendiging van de Eerste Kamer? die maken j toch immers ook deel uit van den bestaanden staatsvorm". Tegenover zulke bedoelingen mogen de. onderwijzers zich beroepen op het beginsel der politieke neutraliteit. Propaganda-diensten mogen van hen niet worden gevergd. Het geheele onderwijs in de geschiedenis zou er door kunnen worden bedorven. Er zullen een aantal onderwijzers zijn, die den bestaanden staatsvorm niet kunnen aanprijzen, omdat dit strijdt met hunne beginselen. Wanneer zij zich houden aan de politieke neutra liteit en dus niet ijveren voor repu blikeinsche ideeën, wanneer zij bij het behandelen van de staatsinrichting alleen vertellen, hoe ons land feitelijk geregeerd wordt, en dien regeerings vorm niet beoordeelen, en dus ook niet veroordeelen, mag. men hen van de openbare school niet weren. Maar er zullen er ook zijn, die, van republikeinsche smetten vrij, toch be zwaar maken om te doen, wat volgens den minister hun plicht is. Om paedagogische redenen. Omdat zij hun leer lingen geen oordeel willen bijbrengen, tot het vormen waarvoor de kinderen nog niet rijp zijn. De minister scheppe wat moed ; de bestaande staatsvorm" is niet zoo wankel, dat de lagere school mott worden gerequireerd om hem te stutten ! KERNRAMP limilllllllHIIMIIIHIIIIIIIIimillll llllUIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIItllllllllllllllHll NIEUW LEVEN EN OUD GEZAG (De Crisis in de Herv. Kerk) De Nederlandsche' Hervormde Kerk is in enkele dagen in het midden der publieke belangstelling getreden. Wat is er eigenlijk gaande in dat groote lichaam? Zijn het de laatste stuiptrekkingen van een ten doode opgeschrevene of zijn het teekenen van nieuw leven? Het loont de moei te eens van.naderbij te bezien wat zich in den laatsten tijd op de kerkelijke erve heeft ontwikkeld. Sinds jaar en dag waren de kerkelijke besturen, culmineerend in de Algenieene Synode, de eenige officieele organen van de kerk en al wat er aan kerkelijke zaken ge beurde, geschiedde door hun bemiddeling, op gezag van de Synode. Wel stonden daar naast organen voor in- en uitwendige zending, wel kregen de verschillende richtingen en stroo mingen hun eigen ontmoetingspunten, maar echt kerkelijke dingen konden alleen gebeuren door middel van de bestaande officieele kerkorganen. Dit is in den laatsten tijd wel zeer veranderd. Toen de kerkelijke armenzorg zich onder trouwe bakerdtensten van de Synode uit haar windselen had losgemaakt, moest dit hoogste kerkbestuur al spoedig goedvinden, dat de diaconale conferenties plaats grepen onder de auspiciën van de inmiddels opgerichte Vereeniging van Diakenen. Op het gebied van de kerkelijke armenzorg berust sindsdien de leiding geheel bij deze vereeniging en tegen haar uitgesproken wensch vermag de Synode niet veel meer. Ontwikkelt zich iets dergelijks ten opzichte van de predikanten? Toen de dure jaren kwamen, waarin de economische veranderingen velen verbijs terden en de kerk met haar organen niet opgewassen bleek tegen den eisen om haar evangeliedienaren althans voor den honger dood te bewaren, zijn dezen tot bijna radelóoze wanhoop gevoerd. Daar zal nooit iemand buiten de ingewijden het rechte van te weten komen, wat er aan meest nijpenden nood door predikantsgezinnen is geleden. Niet weinigen zijn in die jaren naar lichaam en geest onher stelbaar geknakt. Toen is de vakvereeniging gekomen, de Bond van Nederlandsche Predikanten. En aanstonds eischte deze voor den predikant een piaats als gelijkgerechtigde, ook als iimiiiiiiMiiiiiiiiiimiliiiiiiiiiiii Het is in het zachte wolkenwaas der gedragen kaarsen dat zij voortschrijden. Nu heeft de Kerkvorst zijn lioogen troonzetel ingenomen, de Kardinalen treden voor om hem de hand te kussen, de bisschoppen drukken hun lippen op liet kleed over zijn knieën, de abten kussen hem den voet. Dan wordt de mis door een Kardinaal aan het hoogaltaar gevierd en een koor van zangers geeft de antwoorden uit verschillende hoeken van de kerk. Het oogenblik voor heiligverklaring is ge komen. O wel mag daar eenige afwachting zijn ? Of gaat de gedachte niet terug uit al dien luister van licht en wit en goud en ongemeten ruimte naar het vernederend verdriet, den zieleangst en de levenspijn door de twintig jarige heldin met ongebroken moed en met een heilig vuur gedragen. Zij heeft haarlijdersjaar gehad. Haar vroolijken triomf van den eersten tijd heeft zij geboet niet het: al meer en meer toesluipende gevoel van eenzaamheid, te midden van twijfel en verraad om zich heen, maar het geloof aan haar werk heeft zij nooit opge geven. Zelfs toen zij was gevangen genomen en voor geld was verkocht aan den Engelschen vijand. ,,Hn al kwamen er dui/eiid duivels te hulp, Frankrijk krijgt ge toch niet meer terug :"' Zooals /ij was geweest aan liet hof van Chi non, zoo bleef zij cgenu\er haar rechters in Rouaan. Verslagen was zij, gebroken niet. Als haar het verdriet overvalt dien laatsten morgen, wannen' het vonnis van verbranding haar wordt aai'gevegd, hne menschelijk haar klacht! Waarom ?" en zij bracht de handen aan haar kaalgeschoren hoofd, ..waarom mij zoo wreed behandeld ? Mijn lichaam rein en onbevlekt moet het dan in asch overgaan ? Ach, liever zever.maal onthoofd u'an voor een maal verbrand l" Op de Oude markt te Rouaan waren tri bunes opgericht, dat de grootwaardigheidsbekleeders, de Kaïdinaal, de bisschop, de prelaten, e kanselier liet schouwspel konden bijwonen. Een prediker nam het woord. Daar op werd de van kwaad tot erger vervallen ketterin aan den wereldlijken arm overgeleverd. De beul bracht haar ten brandstapel. Een monnik hield haar het kruis voor. Jezus l" was het laatste woord dat men van naar ver nam. Zoodra zij was gestikt, werden de vlammen gedoofd, het doode lichaam in zijn naaktheid werd aan het volk getoond. Daarna trachtte men het vuur weer aan te steken. Geen vretigd is er bij dien dood geweest,. eerder een onbestemde verslagenheid, iets van de onbevrediging, dat men een heilige had verbrand. Maar onderwijl is in den St. Pieter, met den Kardinaal voor de canonizatie, de advocaat van het Consistorie den Pauselijken troon genaderd ; nederknielend verzocht hij den kerkvorst dringend om de zalige Johanna onder de heiligen op te nemen. Hoe zou dat echter geschieden zonder eerst de heiligen aan te roe pen. De litanie der heiligen weerklonk. Daarna kwam de tweede, de dringender vraag. De paus zelf zette toen den hynimus in aan den Heiligen Geest. Ten derde 'male werd het ver zoek gedaan, ien allerdringendste. De paus sprak de ritueele formule uit. De woorden wer den tot aan de uiterste hoeken van de kerk gehoord. Zij waren niet verstoven, of de klok ken van St. Pieter namen de vreugde van de menigte over en verspreidden haar over de stad ; in de kerk zelf dreunden de fanfares der trompetten.... De wonderdoende maagd was tot haar eer gekomen. Is het wonder uit de geschiedenis weg te nemen ? Vraag het aan de Marne, vraag het aan Verdun! Het wonder van den nationalen levensmoed, onbreekbaar door het geweld. Vraag het aan den Franschman : Is er een land dat in zijn historie een persoon heeft, ge lijk te stellen met Jeanne, de heilige ? Het wonder, iets unieks W. G. C. B y v A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl