De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 29 mei pagina 9

29 mei 1920 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

29 Mei '20. No. 2240 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JE MAINTIENDRAI ... Ttekening voor de Amsterdammer" van Jordaan Nederl. Munt Holland* moomt gowlldo sigaar iiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiliiiiiiiiiïliiiiiiiiiiiiiniiiiiHi Minister Heemskerk (tot Rousseau): 'n Geluk voor je, vrindje, dat je nfet in mijn tijd geleefd hebt!" iiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiii Maliler-feest (II) Op alle concerten van den glorieusen Mahler-cyclus heb ik heel wat klavier-uittreksels en partituren in de zaa! gezien. En ik heb mij erover verheugd. Mahler's muziek wil bestu deerd worden. Er is veel en veel goeds over geschreven de uiteenzettingen van dr. C. Rudolf Mengelberg in het Feestboek hebben o. m. de verdienste van duidelijkheid en oor spronkelijkheid , de boekjes van Quido Adler en Paul Stefan, en het grootere werk van Richard Specht zijn ten onzent al tame lijk verbreid, en men doet verstandig, hier het een en ander met aandacht van te lezen. Maar lezen en herlezen, en doorspelen van de citaten, het is lang niet genoeg. Men heeft een veelvuldig hóóren van deze muziek noodig; men spele ze dus op de piano, of nog beter: men late ze zich vierhandig voorspe len, en volge in de orkestpartituur. Er zijn heel goede arrangementen van Mahler's wer ken verschenen, en zijn muziek leent zich als regel verrassend goed tot vierhandige repro ductie op de piano. Ik weet wel: zelfs onder de menseden van 't vak zijn de pianisten vrij zeldzaam, die deze bewerkingen geheel tot haar recht zullen brengen, maar er moet dan maar dapper worden gestudeerd, en als hier of daar een paar pianisten erin geslaagd zijn, door sérieuse studie wat behüorlijks voor den dag te brengen, dan moeten ze maar eens trachten, wat Mahlervrienden, wat MahlerNieuwe Engelse Boeken THOMAS HARDY, LYRICUS THOMAS HARDY, Collectcd Poems,1919. Macmillan 8/6. Allereerst 'n woord van hulde aan de uit gevers. Ieder kent de kloeke groene delen, elk met de volledige dichterlike werken van Tennyson, Clough, Lowell, T. E. Brown, enz. enz. Vóór de oorlog kostten zij zeven en 'n halve shilling. Hardy is tans de hem toekomende plaats in de rij komen innemen. En de prijs is maareen shilling meer dan vroeger, voor 521 bladzijden, op goed papier. Hardy is nu tachtig jaar. Z'n voornaamste romans zijn welbekend, verschillende uit spraken over hem zijn gemeengoed. Al gaan" z'n boeken nog niet zo hard als de onvol prezen gewrochten van Florence Barclay, Charles Garvice of Ethel Dell, het gedeelte van het letterlievende publiek dat zich in enig oordeel verheugt, is met de figuren van Farmer Oak, Michael Henchard, en Tess D'Urberville evenzeer vertrouwd als met Uriah Heep, Micavvbcr, en Pccksniff, waarbij dan nog komt dat Dicke'ns ons al/een belang kan inboezemen voor z'n excentriciteiten, (wie geeft er 'n cent voor David Coppcrfield of voor de brave Torn Pinch, of zelfs voor de lieve Florence Dombey?) terwijl aan het natuurgetrouwe van Hardy's figuren niet te tornen valt, en hij z'n helden belangwekkend weet te maken zonder tot pseudo-romantiek z'n toevlucht te nemen. Maar we hebben het hier niet over z'n romans en we moeten de meester plaatsen tussen andere genoten dan prozaschrijvers. Z'n prozaritme is prachtig wanneer hij dat wil, getuige het beroemde onweer-hoofdstuk in Par from the Madding Crmvd, of de indruk wekkende opening van The. Return ol the Native maar aan het regelmatiger, sterker gemarkeerde en met rijmen onderstreepte ritme van het evenwichtig gekonstrueerde vers heeft ie van begin af aan z'n bouwmeestershandbeproefd(menweetdatie oorspronkelik architekt was). En was het succes aanvankelik niet groot, en al bleven de meeste gedichten jaar in jaar uit in portefeuille om herhaaldelik te worden herzien en overge schreven, en nog 'ns te worden herzien, en nogmaals overgeschreven, en eindelik ge publiceerd, Hardy heef t niet afgelaten te wor stelen met vorm en stof, en heden staat ie in de rij leergierigen om zich heen te verzamelen. En wat de orkest-partituren aangaat, het is vol strekt niet zoo moeilijk, daar als hoorders den weg in te leeren vinden. De noodige toe lichting betreffende de notatie der z. g. transponeerende instrumenten vindt men in ver schillende handleidingen, of men vraagt er bij dezen of genen eens naar ; het is gauw uit gelegd, en het scheelt zér veel, of men deze verklaringen als belangstellend hoorder, dan wel als aanstaand dirigent of partituur-spe ler noodig heeft. Men ziet: ik wil de concert bezoekers flink aan 't werk zetten. Zij laten, volkomen ten onrechte, het werken, het zich door inspannenden arbeid volledig voorbe reiden geheel aan den dirigent, zijne instru mentalisten en zangers over. En, van weer iets anüers gesproken, men late zich niet weer houden door de vrees, door het volgen in par tituur of klavier-uittreksel te worden afgeleid. Voor een ieder, die op de geschetste wijze zich moeite geeft in 't belang van een juist ver staan der kunstwerken, komt de tijd, dat hij zich tot luisteren zet, zonder ook maar n noot te willen aankijken. Die tijd kome echter niet te vroeg. Eerst het werk met allen ernst tegemoetgaan, en pas later het tot zich laten komen. Ik ben zeer benieuwd, hoe de zooeven onder het beschermheerschap van Willem Mengel berg en het presidium van Arnold Schönberg opgerichte Mahlerbond zal gaan voortbou wen op de in dezen met zooveel liefde en zorg, met name door de Universal-Edition" ge legde grondslagen. De klavier-uittreksels en de studie-partituren zijn er; aan het gebruik, dat ervan gemaakt wordt, is echter nog krach tige leiding te geven. Wat in Mahler vooral ook volledig bestu deerd wil worden, is zijne instrumentatie. Velen zullen dit niet direct met mij eens zijn. Ik geef gaarne toe : zoo er iets in Mahler's muziek dadelijk en klaar aanspreekt, dan is het juist zijne expositie en zijn mengen der kleuren van het moderne orkest-apparaat. En tóch, het weten heeft hier het hooren en voelen te hulp te komen, wil men bij het toeluisteren het volle genot zijn deel zien worden. Het volle genot eii het heldere inzicht. Er zijn uitbarstingen in Mahler's muziek, die vele hoorders blijven verbijsteren, zelfs zóó, dat ze de verzuchting niet kwijt kunnen : ach, had hij toch dat lawaai eruit gehouden ; wat zou zijn muziek erbij gewonnen hebben !" Ik laat nu den psychoiogischen ondergrond van deze, bij Mahfer zoo veelvuldige klankexcessen buiten beschouwing, wensch al leen te wijzen op den onmiskenbaren elementairen eenvoud en de imponeerende klaarheid erin, voor wat de voorname noten en de com binatie der timbres betreft. Wie dergelijke plaatsen in de partituur aan een eenvoudige analyse onderwerpt, laat niet meer na, de stemmen en de samenstellende instrumentale kleuren nauwkeurig te onderscheiden, en het zuiver-materiëel-verbijsterende is weg, de aandacht concentreert zich geheel op de be doeling van den «meester, toen de geluids eruptie zich in zijne conceptie met onweer staanbare macht opdrong. Doch in 't algemeen, al wat deze klankentoovenaar met zijn strijkers en zijn blazers en zijn wonderbaarlijk-gedifferentiè'erde slagwerk heeft tot stand weten te brengen, men zal er eerst het volle genieten uit puren, dat een men sch van hooger orde erin heeft laten nccrzijgen, wanneer men de middelen, die hier met zoo oneindig veel raffinement zijn toegepast, heeft leeren onder scheiden. Ik blijf bij wat ik al eens uitvoerig in deze rubriek heb uiteengezet: de gemiddelde concertbezoeker is nog steeds zoo goed als geheel onbekend met de verschillende orkest instrumenten en hunne timbres, en wat dat voor schade beteekent in het geval van Mahler, dat laat zich eenvoudig niet bcgrooten. Niet te verzuimen ook is een nadere kennismaking mei Mahler's liederen. Terecht gingen op het eerste concert van den cyclus de Lieder eines fahrenden Gesellen" aan de Eeiste Symphonie vooraf. Het is niet voldoende, te worden attent gemaakt op de rol, die het tweede en het vierde lied in de symphonie spelen, men moet de liederen hóóren, men moet ze zoo mogelijk zelf zingen en spelen. Wien de Lieder eines fahrenden Gesellen" gemeenzaam zijn ge worden, die is een flink eind opweg, om Mahler als den grooten Zanger van Natuur en Menschenleven te leeren kennen. Mahler was niet bepaald pessimist; toch had hij vrijwel gedurende zijn gansche scheppend bestaan seinen] traurigen Tag". Het zijn juist de altijd aanwezige zachte schrijningen van leed, die zijn vroolijke wijzen zoo be korend en vaak ontroerend maken. Het welbehagen in de natuur, de schone Welt", en daartegenover de teleurstellingen, waarmee het leven zoo heelemaal niet kang is en die de zeer gevoeligen onder de menschen zoo licht in opstand brengen en tot wanhoop doen overslaan, het ligt alles reeds in deze vier Lieder eines fahrenden Gesellen" besloten. En ook zou het anders kunnen? zuiver-technisch is er reeds zooveel van den echten Mahler in. Zie maar al dadelijk in het eerste lied : die grillige wisseling van rhythme en tempo. En ook reeds onmiddellijk een blijk van Mahler's eeuwige bezorgdheid, dat nien zijne voor drachtsaanwijzingen met algemeen-mensche'ijke slapheid zal opvatten: Auf den fortwahrenden Tempowechsel ist genau zu achten". En hoezeer is ook No. 3(?Ichhab' ein glühend Messer, ein Messer in mciner Brust") technisch-interessant! De generale opzet is sterk Wagneriaansch, maar hoe rijk is dit lied toen ook aan typische Mahleraccenten. Afgezien van een paar maal storend d toneeren hij heeft er meer last van, in de midden-ligging zijner stem, en als de orkest klank over het gevaarlijk-wijde podium ver vaagt, heeft Urlus deze liederen verruk kelijk gezongen. O, dat tintelende Gieng heut Moreen bcr's Feld", met dat aandoenlijk mezzavoce in het herhaald Nun fangt auch mein Glück wohl an?l" en, o, de Lindenbaum auf der Strasse", welk een innigheid in den zoeten zang van onzen meester-tenor en in i!en zilveren samenklank der strijkers! H. J. DEN HERTOG STADKIND EN LANDK1ND Achttien jaar was ik, toen ik mijn dorp verliet. Ik was er geboren, ik was er groot geworden. Het was een dorp van landbouwers en van handwerkslieden om de landbouwers. Er wasgeen groote rijkdom, al waren er boeren, die men gefortuneerd noemde, maar er was ook geen armoede, die hongeren deed en in verscheurde en havelooze kleeren liep. En rondom het dorpje in 't groen lag het wijde vlakke land, waar 's zomers de wind ruischte over de korenvelden en het riet en de biezen in vaart en slooten geheimzinnig deed golven en deinen, waar de slagschaduwen der wolken gleden over de groene weiden met rustig grazend of herkauwend vee en dartele veulens. Toen kwam ik in een groote provinciestad, waar het woeliger leven me in de eerste dagen verbijsterde en benauwde en daarna, tien jaren later, in de groote-stads-lucht van Amsterdam. Hier zijn mijn kinderen groot geworden en ik heb ze beklaagd. Ik be klaagde hen om wat zij misten in hun jeugd tegenover mijn jeugd. Het groote-stads-kind is in werkelijkheid arm aan frissche aan schouwing en aan zorgclooze vreugd, arm aan voorstellingen van de wereld om hem heen, die voor hem uiterlijk en oppervlakkig blijft. Dit is geen paradox. Ik spreek in ernst. De groote-stads-kindercn zien te veel en wat zij zien, blijft hun vreemd, abstract, als buiten hen. Zij hebben van boeken en platen een vage voorstelling gekregen van woud en weide, van dieren en planten, van de krachten der natuur en den arbeid der menschen; zij nemen er zelf geen deel aan in hun spel, in hun werken met handen en voeten. Zij waden niet door sloot en vijver, zij dammen niet het stroomend beekje af, zij verschalken niet de visschen met net en hengel, zij zoeken niet de eieren der vogels, zien niet de vruchten groeien en 't koren rijpen, rennen niet om het hardst met kalf en veulen in de wei. En zij merken niet op, hoe in het huisgezin wordt geleefd en gewerkt, hoe het brood en het bier worden bereid, hoe het hemd en hun kiel ontstaan, zij staan niet in donkere herfst- en winter avonden voor de smidse, met haar geheim zinnige donkere hoeken, het plots opvlammend kolenvuur en het vuurwerk der verblindende vonken en de cycloopgestalte met het zwarte aangezicht en den zwaren hamer. Zij zien niet, hoe meester Pikdraad des avonds het licht van zijn olielampje op n punt bijeenzamelt en de schoenzolen schrapt met een stuk venster glas. Het groote-stadskind daarentegen leeft in een wereld van kunstmatige dingen, wier innerlijken samenhang het niet begrijpt: tram en telefoon, electrisch licht en auto, museums en warenhuizen. Het groeit op te midden van een grootsche wereld, die hem vreemd blijft, die stom en onbegrijpelijk voor hem is, en waar hij niet naar vraagt, omdat ze er, voor hem, altijd geweest is en niet verandert. En hij stelt zich tevreden met haar aanwezigheid, met haar nuttigheid, met haar onbegrepenuiterlijk. En als met de dingen, zoo gaat het hem met de menschen ; onrustig en rusteloos vloeit een breede stroom van menschen hem voorbij, van maar enkelen kent hij het uiter lijk, het beroep, maar in hun innerlijk, in het eigen leven dringt hij niet door. Ook hier heeft het kind op het land een groot voordeel; klein is de kring van menschen, waarmee het in aanraking komt, maar 't zijn de rijken en de armen van het dorp, met al hun eigen aardigheden, hun deugden en hun fouten, hun sluwheid en domheid, hun grillen en hun lichaamsgebreken, die het leert kennen, en het ziet hen in hun huiskamers of op mooie avonden op den stoep voor de huisdeur, luistert hun wijsheden af en kijkt hun in den pot, die over 't vuur hangt. En het ver werkt in zich, wat het hoort en ziet, vergelijkt, verbindt, combineert, en leert begrijpen, leert denken. Maar leert niet spreken,' niet uitdrukken, gemakkelijk, wat het weet en voelt. Het groote-stads-kind daarentegen praat gemakkelijk, in grove, ruwe woorden wel eens, maar het denkt minder. Wat beter is? Ik weet het niet. Wij leven in een wereld van meer woorden dan daden. Narcissen Wanneer in stille, zoele voorjaars-nachten De zilv'ren sterren vallen uit hun baan, Als rijpe knoppen, die 't ontluiken wachten : Dan is des daags Narcis in bloei gegaan. Als drop'len dauw bloeien in vroegen morgen De witte bloemen tusschen 't groene gras, Zacht stijgt de geur, in gouden kroon geborgen, Naar 't licht der zon, dat parelt in den plas. Als stille vlammen onder 't jonge loover, Als blanke schoonheid aan den waterkant, Zoo staan de bloemen, teeder buigend over Dat spieg'lend vlak in lente-levend land. Die kleine sterren uit de groote weide, Gevallen stil, in vroegen voorjaars-nacht, Bloeien des daags als goddelijk verblijden In Narcis-pracht,sneeuwig en zilveren-zacht.. J A N J. Z E L D E N T H U I S IIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIflflIllltllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllll Colbert Costumes f 90,-naaf Maal SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66 Htuiiiiiiiutiiiiiiiiwiiii iiuii tiiiiiiiiiiiciiiimiuiiiiiimiiiiiiittiiiiiiiittiiiiitiiiiimiiiitiiiiiiiiiiii der groten, de verpersoonlikte weerlegging van alle oppervlakkig^ theorieën omtrent jongelings- en -dichtersvuur en van de steeds gerèdelik aanvaarde stelling : dat 'n schrijver meest als verzensmid debuteert om zich dan tot prozaïst te ontpoppen, of te ontvleugelen. De vleugelen van Thomas Hardy zijn steeds gegroeid, z'n wickslag is steeds zeker der geworden, z'n vlucht eerst stijf en ge forceerd steeds ongedwongener, 't zij sierlik of majestueus. Eén ding evenwel is bij dit alles hetzelfde gebleven : z'n eerlikheid, z'n oprecht gevenwat-ie heeft en zeggen-wat-ic-meent. Z'n pessimisticse, Schopenhaucriaanse wereldbe schouwing is bekend, en we hebben die te aanvaarden zonder lof of blaam. Als Hardy niet met Browning kan uitroepen : ,,üod is in Heaven, all's right with the world!" dan past ons het crifiscrcn niet; 't zou ons enkel passen indien te bewijzen was, of zelfs indien we voelden, onderbewust, dat de dichter alleen maar volhardde bij 'n pose. Maar dat dit het geval niet is, bewijst Hardy waar ie zich zelf zo nu en dan wegens 'n vroegere geestes houding onder handen neemt. Gedurende de Boerenoorlog b.v. AT THE WAR OFFICE, LONDON. (Affixing the List of Killed and Wounded : December 1899). I Last year I called this world of gaingivings The darkest thinkable, and questioned sadly If my own land could heave its pulse less gladly, So charged it seemed with circumstance that brings The tragedy of things. Yet at that censurcd time no hcart was rent Or feature blanched of parent, wife, or daughter By hourly posted sheets of schedulcd slaughter; Death waited Naturc's wont; Peace smiied unshent From Ind to Occident. Bovenstaand gedichtje heb ik niet overge nomen wegens z'n meerdere voortreffelikheid boven tal van andere, maar louter ter type ring van de dichter, die, door z'n wereld beschouwing verhinderd zich extaties te gedragen, hier ook niet naar streeft. nmaal welgeteld, verbreekt ie de ban, dank zij de allergunstigste samenloop van omstandig heden : hij is op reis, ver van Engeland, ver van Wess-ex, ver van de men;en werkelike of half-fiktievc met wier levensomstandig heden hij bekend is, en wier levenstragiek hij heeft" meegemaakt en meegevoeld. Hij heeft Farmer Boldwood achter zich gelaten, Fanny Robin, Mrs. Yeobright en Eustada Vye uit het oog verloren. Hij is in Italië, in 1887, vóór z'ii allersomberste periode, die van Tes's, en van Jnde the Obscure. Hij is in Italië, i n de buurt van Livorno, hoort 'n leeuwerik, en denkt aan die andere 'eeuwerik, die van Shelley, óók 'n Italiaanse.... Waar 's de vogel nu? ,,It on!y lived like another bird.. And how 't perished, when piped farewell And \vhere it wastes, are alike unknownl Maybe it rests in the loam I view, Maybe it throbs 'n a myrtle's green, Maybe it sleeps in the coming hue Of 'a grape on tin- slopes »t you inland scène. Go find it, faeries, go and fincl That tiny piucli ot' prieeless dust, And briiisj; a casket silvei lined, And framed of gold that gcms cncrust ; And we wil! lay it safe therein, And consecrate' it to endless time; For it inspired a hard to win Ecstatic heights in thought and rhyme." Het zou moeilik wezen onder al de ge dichten van Hardy voor dit juweeltje 'n pendant te vinden. Misschien heb ik niet goed gezocht en is er werkelik een. In dat geval wil ik er 'n eed op doen dat liet imk over 'n vogel is, want Hardy, de buitenman, is verknocht aan de vogelwereld. William Wordswurth, die bij 't mecrendeel van m'n Engels-lezende landgenoten nog steeds doorgaat voor de iiatuiirdicliter bij uitnemendheid, is, met Tho mas Hardy vergeleken, maar 'n brekebeen wat betreft laiïdschapschildcring en het van aan gezicht tot aangezicht kennen van de bewoners van dat landschap, 't zij al of niet gevleugeld. Men zou zeggen, hij is on spcakiiiif tcrins met merel en roodborstje, leeuwerik en vink. En waar William Blake riep: A robin redbreast in a cage Puts all Heaven in a rage," gaat Hardy, die niet aan 'n hemel ge looft, op zijn manier veel verder. THE BLINDED BIRD So /A'Stfu ly canst thou singV And all this indignity \Vith od's consent, on thee! Blinded ere yet "a-wing By thc'red-hot needie thou, I stand''and^wonder how So -zestfully thou canst sing ! Resenting not such wrong, Thy, gnevous pain forgot, Eternal dark thy lot, Groping thy whole life long, After that stab of fire ; Enjailed in piti'ess wire ; Resenting not such wrong ! Who hath charity? This bird. *) Who su f f e re th long and is kind, Is not provoked, though blind And aMvc cnsepukhred? \Vhu hopcth, ciiduretli alf thitigs? Who thinketh no evil, bnt sings? Who is divine? Tliis bird. Maar Haidv, die hier z'n hoogste graad van verontwaardigingshitte heeft bereikt, is zel den verontwaardigd. Hij weet veel, en ver geeft nog meer. Hij is geen hater. Bij de Boeren oorlog, waarvan het begin aan Swinburne, waarvan het einde aan Robert Bridges de gelegenheid gaf tot mal-doen, behield hij z'n gei'Stesevenwicht. Hij vertolkte de gevoelens van de bejaarde kolonel, die zich met z'n troepen inscheepte, en van de soldaten-vrou wen', die d'r mannen met betraande gezichten uitgeleide deden naar de Southampton Docks. Hij "plengde in gedachten 'n traan op 't graf van 'n gesneuvelde tamboer, en vroeg: Hoe lang nog, vechtlustige vaderlanders?" When shall the saner softer politics Wlicreof we drcam, have p!ay in cadi proud land And patriotten;, grown Godlike, scorn to stand Bondslave to realms, but circle earth and seas? Maar hij schimpte niet, als Swinburne, op de Afrikaners als zijnde losgelaten wolven, en hoonde ze niet, als Bridges, om hun dwaasheid in het durven aanvallen van het land van Shakespeare. Zelfs in de grote Europese oorlog schrijft de oude man geen regel die z'n vurigste vereerders ongeschreven zouden kunnen wen sen. In antwoord op Lissaucrs ,,Hassgesang" schrijft hij : We have eaten your bread, you have eatenours We have loved your burgs, your pines' green tnoan, Fair Rhine-stream, and its storied towers; Your shining souls of deathless dowers Have won us as they were our own : We have nurscd no dreams to shed your blood, We [have matched your might not rancorously, Save a fhished few whose blatant mood You heard and marked as well as we To tongue not in their cotmtry's key Hardy weet veel, hij weet misschien te veel. Hij weet dat elke roes ontnuchtering brengt, dat alle ziels-verenen kortstondig is, en onverbiddelik weer gevolgd wordt doorvereensamen, dat ons wederzijds begrijpen vol misverstand is, dat ironie vaii het lot kwaad even vaak voortspruit uit goed, als goed uit kwaad. En hij is de dichter van de ontnuchtering, van het misverstand, van de vereenzaming, van de Satires ol Circumtj.nce. Verschillende van z'n gedichten zijn romans in saamgeperste vorm. 2e zijn niet alle grijs. Er is afwisseling m. Vaak wordt die afwisseling opgeleverd door 's dichters hu mor, trek die aan gevoelige en medelijdende naturen gcwoonlik eigen is. Geestigheid is wreed en zelfzuchtig, in humor zit 'n"element van crbarming.... Waar zal ik nog meer over schrijven? Over Hardy's versvormen, die zo schitterend z'n meesterschap over het Engels bewijzen? Vaak zijn ze ingewikkeld. Maar schier altijd bevredigen ze door hun evenwicht. Het vers heeft te gaan zooals hij, de bouwmeester, dat wil. Hij dwingt het, rijmend, in 'n van te voren bepaalde richting, naar 'n afgebakend doel. Bij hem is het rijm iets organies, iets dat betekenis heeft, en geen goedkope manier om zich gedachten te suggereren, onbehoipen regels te vermoffelen, de aandacht af te leiden van het droge kleppergeluid van krakende en krukkende lettergrepen. Ik zou hier 'n paar beroemde Hollandse namen kunnen noemen. Waarom zou ik het doen? Laat ik liever blijven bij Thomas Hardy, de man die mij, als mens en als dich ter, van alle levende schrijvers het liefst is. Laat ik het Walt Witman nazeggen : My heart, oh my veteran, my heart gives you love !" W i i. L E M VAN DOORN JJ) Vergelijk I Cor. XIII. n n n umin Hindilimerl Dit merk op Uwe rookartikelen garan deert U kwaliteit VOOR ENGROS: JAN AARNOUTSE DEN HAAG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl