Historisch Archief 1877-1940
29 Mei '20. No. 2240
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
JE MAINTIENDRAI ...
Ttekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
Nederl. Munt
Holland* moomt gowlldo sigaar
iiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiliiiiiiiiiïliiiiiiiiiiiiiniiiiiHi
Minister Heemskerk (tot Rousseau): 'n Geluk voor je, vrindje,
dat je nfet in mijn tijd geleefd hebt!"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiii
Maliler-feest (II)
Op alle concerten van den glorieusen
Mahler-cyclus heb ik heel wat klavier-uittreksels
en partituren in de zaa! gezien. En ik heb mij
erover verheugd. Mahler's muziek wil bestu
deerd worden. Er is veel en veel goeds over
geschreven de uiteenzettingen van dr. C.
Rudolf Mengelberg in het Feestboek hebben
o. m. de verdienste van duidelijkheid en oor
spronkelijkheid , de boekjes van Quido
Adler en Paul Stefan, en het grootere werk
van Richard Specht zijn ten onzent al tame
lijk verbreid, en men doet verstandig, hier
het een en ander met aandacht van te lezen.
Maar lezen en herlezen, en doorspelen van
de citaten, het is lang niet genoeg. Men heeft
een veelvuldig hóóren van deze muziek
noodig; men spele ze dus op de piano, of nog
beter: men late ze zich vierhandig voorspe
len, en volge in de orkestpartituur. Er zijn
heel goede arrangementen van Mahler's wer
ken verschenen, en zijn muziek leent zich als
regel verrassend goed tot vierhandige repro
ductie op de piano. Ik weet wel: zelfs onder
de menseden van 't vak zijn de pianisten vrij
zeldzaam, die deze bewerkingen geheel tot
haar recht zullen brengen, maar er moet dan
maar dapper worden gestudeerd, en als hier
of daar een paar pianisten erin geslaagd zijn,
door sérieuse studie wat behüorlijks voor den
dag te brengen, dan moeten ze maar eens
trachten, wat Mahlervrienden, wat
MahlerNieuwe
Engelse Boeken
THOMAS HARDY, LYRICUS
THOMAS HARDY, Collectcd Poems,1919.
Macmillan 8/6.
Allereerst 'n woord van hulde aan de uit
gevers. Ieder kent de kloeke groene delen,
elk met de volledige dichterlike werken van
Tennyson, Clough, Lowell, T. E. Brown,
enz. enz. Vóór de oorlog kostten zij zeven en
'n halve shilling. Hardy is tans de hem
toekomende plaats in de rij komen innemen.
En de prijs is maareen shilling meer dan vroeger,
voor 521 bladzijden, op goed papier.
Hardy is nu tachtig jaar. Z'n voornaamste
romans zijn welbekend, verschillende uit
spraken over hem zijn gemeengoed. Al gaan"
z'n boeken nog niet zo hard als de onvol
prezen gewrochten van Florence Barclay,
Charles Garvice of Ethel Dell, het gedeelte
van het letterlievende publiek dat zich in enig
oordeel verheugt, is met de figuren van
Farmer Oak, Michael Henchard, en Tess
D'Urberville evenzeer vertrouwd als met
Uriah Heep, Micavvbcr, en Pccksniff, waarbij
dan nog komt dat Dicke'ns ons al/een belang
kan inboezemen voor z'n excentriciteiten,
(wie geeft er 'n cent voor David Coppcrfield
of voor de brave Torn Pinch, of zelfs voor
de lieve Florence Dombey?) terwijl aan het
natuurgetrouwe van Hardy's figuren niet te
tornen valt, en hij z'n helden belangwekkend
weet te maken zonder tot pseudo-romantiek
z'n toevlucht te nemen.
Maar we hebben het hier niet over z'n romans
en we moeten de meester plaatsen tussen
andere genoten dan prozaschrijvers. Z'n
prozaritme is prachtig wanneer hij dat wil,
getuige het beroemde onweer-hoofdstuk in
Par from the Madding Crmvd, of de indruk
wekkende opening van The. Return ol the
Native maar aan het regelmatiger, sterker
gemarkeerde en met rijmen onderstreepte
ritme van het evenwichtig gekonstrueerde
vers heeft ie van begin af aan z'n
bouwmeestershandbeproefd(menweetdatie
oorspronkelik architekt was). En was het succes
aanvankelik niet groot, en al bleven de meeste
gedichten jaar in jaar uit in portefeuille om
herhaaldelik te worden herzien en overge
schreven, en nog 'ns te worden herzien, en
nogmaals overgeschreven, en eindelik ge
publiceerd, Hardy heef t niet afgelaten te wor
stelen met vorm en stof, en heden staat ie in de rij
leergierigen om zich heen te verzamelen. En
wat de orkest-partituren aangaat, het is vol
strekt niet zoo moeilijk, daar als hoorders
den weg in te leeren vinden. De noodige toe
lichting betreffende de notatie der z. g.
transponeerende instrumenten vindt men in ver
schillende handleidingen, of men vraagt er
bij dezen of genen eens naar ; het is gauw uit
gelegd, en het scheelt zér veel, of men deze
verklaringen als belangstellend hoorder, dan
wel als aanstaand dirigent of partituur-spe
ler noodig heeft. Men ziet: ik wil de concert
bezoekers flink aan 't werk zetten. Zij laten,
volkomen ten onrechte, het werken, het zich
door inspannenden arbeid volledig voorbe
reiden geheel aan den dirigent, zijne instru
mentalisten en zangers over. En, van weer
iets anüers gesproken, men late zich niet weer
houden door de vrees, door het volgen in par
tituur of klavier-uittreksel te worden afgeleid.
Voor een ieder, die op de geschetste wijze zich
moeite geeft in 't belang van een juist ver
staan der kunstwerken, komt de tijd, dat hij
zich tot luisteren zet, zonder ook maar n
noot te willen aankijken. Die tijd kome echter
niet te vroeg. Eerst het werk met allen ernst
tegemoetgaan, en pas later het tot zich laten
komen.
Ik ben zeer benieuwd, hoe de zooeven onder
het beschermheerschap van Willem Mengel
berg en het presidium van Arnold Schönberg
opgerichte Mahlerbond zal gaan voortbou
wen op de in dezen met zooveel liefde en zorg,
met name door de Universal-Edition" ge
legde grondslagen. De klavier-uittreksels en
de studie-partituren zijn er; aan het gebruik,
dat ervan gemaakt wordt, is echter nog krach
tige leiding te geven.
Wat in Mahler vooral ook volledig bestu
deerd wil worden, is zijne instrumentatie.
Velen zullen dit niet direct met mij eens zijn.
Ik geef gaarne toe : zoo er iets in Mahler's
muziek dadelijk en klaar aanspreekt, dan is
het juist zijne expositie en zijn mengen der
kleuren van het moderne orkest-apparaat.
En tóch, het weten heeft hier het hooren en
voelen te hulp te komen, wil men bij het
toeluisteren het volle genot zijn deel zien worden.
Het volle genot eii het heldere inzicht. Er
zijn uitbarstingen in Mahler's muziek, die
vele hoorders blijven verbijsteren, zelfs zóó,
dat ze de verzuchting niet kwijt kunnen :
ach, had hij toch dat lawaai eruit gehouden ;
wat zou zijn muziek erbij gewonnen hebben !"
Ik laat nu den psychoiogischen ondergrond
van deze, bij Mahfer zoo veelvuldige
klankexcessen buiten beschouwing, wensch al
leen te wijzen op den onmiskenbaren
elementairen eenvoud en de imponeerende klaarheid
erin, voor wat de voorname noten en de com
binatie der timbres betreft. Wie dergelijke
plaatsen in de partituur aan een eenvoudige
analyse onderwerpt, laat niet meer na, de
stemmen en de samenstellende instrumentale
kleuren nauwkeurig te onderscheiden, en het
zuiver-materiëel-verbijsterende is weg, de
aandacht concentreert zich geheel op de be
doeling van den «meester, toen de geluids
eruptie zich in zijne conceptie met onweer
staanbare macht opdrong. Doch in 't algemeen,
al wat deze klankentoovenaar met zijn strijkers
en zijn blazers en zijn
wonderbaarlijk-gedifferentiè'erde slagwerk heeft tot stand weten
te brengen, men zal er eerst het volle genieten
uit puren, dat een men sch van hooger orde
erin heeft laten nccrzijgen, wanneer men de
middelen, die hier met zoo oneindig veel
raffinement zijn toegepast, heeft leeren onder
scheiden. Ik blijf bij wat ik al eens uitvoerig
in deze rubriek heb uiteengezet: de gemiddelde
concertbezoeker is nog steeds zoo goed als
geheel onbekend met de verschillende orkest
instrumenten en hunne timbres, en wat
dat voor schade beteekent in het geval van
Mahler, dat laat zich eenvoudig niet bcgrooten.
Niet te verzuimen ook is een nadere
kennismaking mei Mahler's liederen. Terecht
gingen op het eerste concert van den cyclus
de Lieder eines fahrenden Gesellen" aan
de Eeiste Symphonie vooraf. Het is niet
voldoende, te worden attent gemaakt op de
rol, die het tweede en het vierde lied in de
symphonie spelen, men moet de liederen
hóóren, men moet ze zoo mogelijk zelf
zingen en spelen. Wien de Lieder eines
fahrenden Gesellen" gemeenzaam zijn ge
worden, die is een flink eind opweg, om
Mahler als den grooten Zanger van Natuur
en Menschenleven te leeren kennen. Mahler
was niet bepaald pessimist; toch had hij
vrijwel gedurende zijn gansche scheppend
bestaan seinen] traurigen Tag". Het zijn
juist de altijd aanwezige zachte schrijningen
van leed, die zijn vroolijke wijzen zoo be
korend en vaak ontroerend maken. Het
welbehagen in de natuur, de schone Welt",
en daartegenover de teleurstellingen, waarmee
het leven zoo heelemaal niet kang is en
die de zeer gevoeligen onder de menschen
zoo licht in opstand brengen en tot wanhoop
doen overslaan, het ligt alles reeds in
deze vier Lieder eines fahrenden Gesellen"
besloten. En ook zou het anders kunnen?
zuiver-technisch is er reeds zooveel
van den echten Mahler in. Zie maar al
dadelijk in het eerste lied : die grillige
wisseling van rhythme en tempo. En ook
reeds onmiddellijk een blijk van Mahler's
eeuwige bezorgdheid, dat nien zijne voor
drachtsaanwijzingen met
algemeen-mensche'ijke slapheid zal opvatten: Auf den
fortwahrenden Tempowechsel ist genau zu
achten". En hoezeer is ook No. 3(?Ichhab'
ein glühend Messer, ein Messer in mciner
Brust") technisch-interessant! De generale
opzet is sterk Wagneriaansch, maar hoe rijk
is dit lied toen ook aan typische
Mahleraccenten.
Afgezien van een paar maal storend d
toneeren hij heeft er meer last van, in de
midden-ligging zijner stem, en als de orkest
klank over het gevaarlijk-wijde podium ver
vaagt, heeft Urlus deze liederen verruk
kelijk gezongen.
O, dat tintelende Gieng heut Moreen
bcr's Feld", met dat aandoenlijk
mezzavoce in het herhaald Nun fangt auch mein
Glück wohl an?l" en, o, de Lindenbaum
auf der Strasse", welk een innigheid in den
zoeten zang van onzen meester-tenor en in
i!en zilveren samenklank der strijkers!
H. J. DEN HERTOG
STADKIND EN LANDK1ND
Achttien jaar was ik, toen ik mijn dorp
verliet. Ik was er geboren, ik was er groot
geworden. Het was een dorp van landbouwers
en van handwerkslieden om de landbouwers.
Er wasgeen groote rijkdom, al waren er boeren,
die men gefortuneerd noemde, maar er was
ook geen armoede, die hongeren deed en in
verscheurde en havelooze kleeren liep. En
rondom het dorpje in 't groen lag het wijde
vlakke land, waar 's zomers de wind ruischte
over de korenvelden en het riet en de biezen
in vaart en slooten geheimzinnig deed golven
en deinen, waar de slagschaduwen der wolken
gleden over de groene weiden met rustig
grazend of herkauwend vee en dartele veulens.
Toen kwam ik in een groote provinciestad,
waar het woeliger leven me in de eerste dagen
verbijsterde en benauwde en daarna, tien
jaren later, in de groote-stads-lucht van
Amsterdam. Hier zijn mijn kinderen groot
geworden en ik heb ze beklaagd. Ik be
klaagde hen om wat zij misten in hun jeugd
tegenover mijn jeugd. Het groote-stads-kind
is in werkelijkheid arm aan frissche aan
schouwing en aan zorgclooze vreugd, arm aan
voorstellingen van de wereld om hem heen,
die voor hem uiterlijk en oppervlakkig blijft.
Dit is geen paradox. Ik spreek in ernst. De
groote-stads-kindercn zien te veel en wat zij
zien, blijft hun vreemd, abstract, als buiten
hen. Zij hebben van boeken en platen een
vage voorstelling gekregen van woud en weide,
van dieren en planten, van de krachten der
natuur en den arbeid der menschen; zij
nemen er zelf geen deel aan in hun spel, in
hun werken met handen en voeten. Zij waden
niet door sloot en vijver, zij dammen niet het
stroomend beekje af, zij verschalken niet de
visschen met net en hengel, zij zoeken niet de
eieren der vogels, zien niet de vruchten groeien
en 't koren rijpen, rennen niet om het hardst
met kalf en veulen in de wei. En zij merken
niet op, hoe in het huisgezin wordt geleefd
en gewerkt, hoe het brood en het bier worden
bereid, hoe het hemd en hun kiel ontstaan,
zij staan niet in donkere herfst- en winter
avonden voor de smidse, met haar geheim
zinnige donkere hoeken, het plots opvlammend
kolenvuur en het vuurwerk der verblindende
vonken en de cycloopgestalte met het zwarte
aangezicht en den zwaren hamer. Zij zien niet,
hoe meester Pikdraad des avonds het licht
van zijn olielampje op n punt bijeenzamelt
en de schoenzolen schrapt met een stuk venster
glas.
Het groote-stadskind daarentegen leeft in
een wereld van kunstmatige dingen, wier
innerlijken samenhang het niet begrijpt: tram
en telefoon, electrisch licht en auto, museums
en warenhuizen. Het groeit op te midden van
een grootsche wereld, die hem vreemd blijft,
die stom en onbegrijpelijk voor hem is, en
waar hij niet naar vraagt, omdat ze er, voor
hem, altijd geweest is en niet verandert. En
hij stelt zich tevreden met haar aanwezigheid,
met haar nuttigheid, met haar
onbegrepenuiterlijk. En als met de dingen, zoo gaat het
hem met de menschen ; onrustig en rusteloos
vloeit een breede stroom van menschen hem
voorbij, van maar enkelen kent hij het uiter
lijk, het beroep, maar in hun innerlijk, in
het eigen leven dringt hij niet door. Ook hier
heeft het kind op het land een groot voordeel;
klein is de kring van menschen, waarmee
het in aanraking komt, maar 't zijn de rijken
en de armen van het dorp, met al hun eigen
aardigheden, hun deugden en hun fouten,
hun sluwheid en domheid, hun grillen en hun
lichaamsgebreken, die het leert kennen, en
het ziet hen in hun huiskamers of op mooie
avonden op den stoep voor de huisdeur,
luistert hun wijsheden af en kijkt hun in
den pot, die over 't vuur hangt. En het ver
werkt in zich, wat het hoort en ziet, vergelijkt,
verbindt, combineert, en leert begrijpen,
leert denken. Maar leert niet spreken,' niet
uitdrukken, gemakkelijk, wat het weet en
voelt. Het groote-stads-kind daarentegen
praat gemakkelijk, in grove, ruwe woorden
wel eens, maar het denkt minder. Wat beter
is? Ik weet het niet. Wij leven in een wereld
van meer woorden dan daden.
Narcissen
Wanneer in stille, zoele voorjaars-nachten
De zilv'ren sterren vallen uit hun baan,
Als rijpe knoppen, die 't ontluiken wachten :
Dan is des daags Narcis in bloei gegaan.
Als drop'len dauw bloeien in vroegen morgen
De witte bloemen tusschen 't groene gras,
Zacht stijgt de geur, in gouden kroon geborgen,
Naar 't licht der zon, dat parelt in den plas.
Als stille vlammen onder 't jonge loover,
Als blanke schoonheid aan den waterkant,
Zoo staan de bloemen, teeder buigend over
Dat spieg'lend vlak in lente-levend land.
Die kleine sterren uit de groote weide,
Gevallen stil, in vroegen voorjaars-nacht,
Bloeien des daags als goddelijk verblijden
In Narcis-pracht,sneeuwig en zilveren-zacht..
J A N J. Z E L D E N T H U I S
IIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIflflIllltllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllll
Colbert Costumes f 90,-naaf Maal
SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66
Htuiiiiiiiutiiiiiiiiwiiii iiuii tiiiiiiiiiiiciiiimiuiiiiiimiiiiiiittiiiiiiiittiiiiitiiiiimiiiitiiiiiiiiiiii
der groten, de verpersoonlikte weerlegging
van alle oppervlakkig^ theorieën omtrent
jongelings- en -dichtersvuur en van de steeds
gerèdelik aanvaarde stelling : dat 'n schrijver
meest als verzensmid debuteert om zich dan
tot prozaïst te ontpoppen, of te
ontvleugelen. De vleugelen van Thomas Hardy zijn
steeds gegroeid, z'n wickslag is steeds zeker
der geworden, z'n vlucht eerst stijf en ge
forceerd steeds ongedwongener, 't zij
sierlik of majestueus.
Eén ding evenwel is bij dit alles hetzelfde
gebleven : z'n eerlikheid, z'n oprecht
gevenwat-ie heeft en zeggen-wat-ic-meent. Z'n
pessimisticse, Schopenhaucriaanse wereldbe
schouwing is bekend, en we hebben die te
aanvaarden zonder lof of blaam. Als Hardy
niet met Browning kan uitroepen : ,,üod is
in Heaven, all's right with the world!"
dan past ons het crifiscrcn niet; 't zou ons
enkel passen indien te bewijzen was, of zelfs
indien we voelden, onderbewust, dat de dichter
alleen maar volhardde bij 'n pose. Maar dat dit
het geval niet is, bewijst Hardy waar ie zich
zelf zo nu en dan wegens 'n vroegere geestes
houding onder handen neemt. Gedurende de
Boerenoorlog b.v.
AT THE WAR OFFICE, LONDON.
(Affixing the List of Killed and Wounded :
December 1899).
I
Last year I called this world of gaingivings
The darkest thinkable, and questioned sadly
If my own land could heave its pulse less
gladly,
So charged it seemed with circumstance
that brings
The tragedy of things.
Yet at that censurcd time no hcart was rent
Or feature blanched of parent, wife, or
daughter
By hourly posted sheets of schedulcd
slaughter;
Death waited Naturc's wont; Peace smiied
unshent
From Ind to Occident.
Bovenstaand gedichtje heb ik niet overge
nomen wegens z'n meerdere voortreffelikheid
boven tal van andere, maar louter ter type
ring van de dichter, die, door z'n wereld
beschouwing verhinderd zich extaties te
gedragen, hier ook niet naar streeft. nmaal
welgeteld, verbreekt ie de ban, dank zij de
allergunstigste samenloop van omstandig
heden : hij is op reis, ver van Engeland, ver
van Wess-ex, ver van de men;en werkelike
of half-fiktievc met wier levensomstandig
heden hij bekend is, en wier levenstragiek
hij heeft" meegemaakt en meegevoeld. Hij
heeft Farmer Boldwood achter zich gelaten,
Fanny Robin, Mrs. Yeobright en Eustada
Vye uit het oog verloren. Hij is in Italië,
in 1887, vóór z'ii allersomberste periode, die
van Tes's, en van Jnde the Obscure. Hij is in
Italië, i n de buurt van Livorno, hoort 'n
leeuwerik, en denkt aan die andere 'eeuwerik,
die van Shelley, óók 'n Italiaanse.... Waar 's
de vogel nu? ,,It on!y lived like another
bird..
And how 't perished, when piped farewell
And \vhere it wastes, are alike unknownl
Maybe it rests in the loam I view,
Maybe it throbs 'n a myrtle's green,
Maybe it sleeps in the coming hue
Of 'a grape on tin- slopes »t you inland scène.
Go find it, faeries, go and fincl
That tiny piucli ot' prieeless dust,
And briiisj; a casket silvei lined,
And framed of gold that gcms cncrust ;
And we wil! lay it safe therein,
And consecrate' it to endless time;
For it inspired a hard to win
Ecstatic heights in thought and rhyme."
Het zou moeilik wezen onder al de ge
dichten van Hardy voor dit juweeltje 'n
pendant te vinden. Misschien heb ik niet goed
gezocht en is er werkelik een. In dat geval wil
ik er 'n eed op doen dat liet imk over 'n vogel
is, want Hardy, de buitenman, is verknocht
aan de vogelwereld. William Wordswurth,
die bij 't mecrendeel van m'n Engels-lezende
landgenoten nog steeds doorgaat voor de
iiatuiirdicliter bij uitnemendheid, is, met Tho
mas Hardy vergeleken, maar 'n brekebeen wat
betreft laiïdschapschildcring en het van aan
gezicht tot aangezicht kennen van de bewoners
van dat landschap, 't zij al of niet gevleugeld.
Men zou zeggen, hij is on spcakiiiif tcrins
met merel en roodborstje, leeuwerik en vink.
En waar William Blake riep: A robin
redbreast in a cage Puts all Heaven in a
rage," gaat Hardy, die niet aan 'n hemel ge
looft, op zijn manier veel verder.
THE BLINDED BIRD
So /A'Stfu ly canst thou singV
And all this indignity
\Vith od's consent, on thee!
Blinded ere yet "a-wing
By thc'red-hot needie thou,
I stand''and^wonder how
So -zestfully thou canst sing !
Resenting not such wrong,
Thy, gnevous pain forgot,
Eternal dark thy lot,
Groping thy whole life long,
After that stab of fire ;
Enjailed in piti'ess wire ;
Resenting not such wrong !
Who hath charity? This bird. *)
Who su f f e re th long and is kind,
Is not provoked, though blind
And aMvc cnsepukhred?
\Vhu hopcth, ciiduretli alf thitigs?
Who thinketh no evil, bnt sings?
Who is divine? Tliis bird.
Maar Haidv, die hier z'n hoogste graad van
verontwaardigingshitte heeft bereikt, is zel
den verontwaardigd. Hij weet veel, en ver
geeft nog meer. Hij is geen hater. Bij de Boeren
oorlog, waarvan het begin aan Swinburne,
waarvan het einde aan Robert Bridges de
gelegenheid gaf tot mal-doen, behield hij z'n
gei'Stesevenwicht. Hij vertolkte de gevoelens
van de bejaarde kolonel, die zich met z'n
troepen inscheepte, en van de soldaten-vrou
wen', die d'r mannen met betraande gezichten
uitgeleide deden naar de Southampton Docks.
Hij "plengde in gedachten 'n traan op 't graf
van 'n gesneuvelde tamboer, en vroeg:
Hoe lang nog, vechtlustige vaderlanders?"
When shall the saner softer politics
Wlicreof we drcam, have p!ay in cadi proud
land
And patriotten;, grown Godlike, scorn to stand
Bondslave to realms, but circle earth and
seas?
Maar hij schimpte niet, als Swinburne, op
de Afrikaners als zijnde losgelaten wolven, en
hoonde ze niet, als Bridges, om hun dwaasheid
in het durven aanvallen van het land van
Shakespeare. Zelfs in de grote Europese oorlog
schrijft de oude man geen regel die z'n vurigste
vereerders ongeschreven zouden kunnen wen
sen. In antwoord op Lissaucrs ,,Hassgesang"
schrijft hij :
We have eaten your bread, you have eatenours
We have loved your burgs, your pines' green
tnoan,
Fair Rhine-stream, and its storied towers;
Your shining souls of deathless dowers
Have won us as they were our own :
We have nurscd no dreams to shed your
blood,
We [have matched your might not
rancorously,
Save a fhished few whose blatant mood
You heard and marked as well as we
To tongue not in their cotmtry's key
Hardy weet veel, hij weet misschien te
veel. Hij weet dat elke roes ontnuchtering
brengt, dat alle ziels-verenen kortstondig is, en
onverbiddelik weer gevolgd wordt
doorvereensamen, dat ons wederzijds begrijpen vol
misverstand is, dat ironie vaii het lot
kwaad even vaak voortspruit uit goed, als
goed uit kwaad. En hij is de dichter van de
ontnuchtering, van het misverstand, van de
vereenzaming, van de Satires ol
Circumtj.nce. Verschillende van z'n gedichten zijn
romans in saamgeperste vorm. 2e zijn niet alle
grijs. Er is afwisseling m. Vaak wordt die
afwisseling opgeleverd door 's dichters hu
mor, trek die aan gevoelige en medelijdende
naturen gcwoonlik eigen is. Geestigheid is
wreed en zelfzuchtig, in humor zit 'n"element
van crbarming....
Waar zal ik nog meer over schrijven?
Over Hardy's versvormen, die zo schitterend
z'n meesterschap over het Engels bewijzen?
Vaak zijn ze ingewikkeld. Maar schier altijd
bevredigen ze door hun evenwicht. Het vers
heeft te gaan zooals hij, de bouwmeester, dat
wil. Hij dwingt het, rijmend, in 'n van te voren
bepaalde richting, naar 'n afgebakend
doel. Bij hem is het rijm iets organies, iets
dat betekenis heeft, en geen goedkope
manier om zich gedachten te suggereren,
onbehoipen regels te vermoffelen, de aandacht
af te leiden van het droge kleppergeluid
van krakende en krukkende lettergrepen.
Ik zou hier 'n paar beroemde Hollandse
namen kunnen noemen. Waarom zou ik
het doen? Laat ik liever blijven bij Thomas
Hardy, de man die mij, als mens en als dich
ter, van alle levende schrijvers het liefst is.
Laat ik het Walt Witman nazeggen : My
heart, oh my veteran, my heart gives you
love !"
W i i. L E M VAN DOORN
JJ) Vergelijk I Cor. XIII.
n n n umin
Hindilimerl
Dit merk op Uwe
rookartikelen garan
deert U kwaliteit
VOOR ENGROS:
JAN AARNOUTSE
DEN HAAG