Historisch Archief 1877-1940
M°. 8341
Zaterdag 5 Juni
A, 1920
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
[ Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Ad verten tien f 0.60 per regel plus 10 cent dispositiekoslen |
T INHOUD : Bladz. 1. De Wielingen-quaestie,
door Prot. dr. O. W. Kernkamp ; The Beggars
of the Sea, gedicht van Robert Lansing;
Tijdgenooten, door dr. W. O. C. Byvanck.
2.HetKrantenmonopolievanHugoStinnes,door
Georg Bernhardt; Zomer-IdyPe, teekening van
Jordaan; Over-mahlert, Krekelzang van J. H.
Speenhoff; Buitenlandsch Overzicht, van
Prof. mr. J. C. van Oven. 3. Het Roode
Lampje, van dr. Frederik van Eeden. 5.
Voor de Vrouwen ; Wat de week bracht, door
Mej. Elis. M. Rogge ; 8ste Congres van den
Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, 6?12
Juni te Oenève, door mevr. N.
Mansfeldtde Witt Huberts ; Kiekjes, door J. N. J. de
Booy; Vrouwenbetangen, door mej. C. S.
Groot; Uit de Natuur : De Brandaris", door
Jac. P. Thijsse. 7. Over Amerikaansche
gevangenissen, door mr. N. Muller; Een
gevaar voor de Volkshuisvesting, door J. N. J.
De Booy; Muzikale kippen, teekening van
George van Raemsdonck;
SchilderkunstKroniek', door A. Plasschaert. 8. Socialisme
als Cultuur-Ideaal, door Jos. Loopuit; Finan
ciën en Economie: Op den Economiscnen
Uitkijk, door mr. H. Smissaert; Gedigte
van A. D. Keet, door J. J. Le Roux ;
Spreekzaal; Leekenspiegel. 10. Charivaria;
Muziek uit de Hoofdstad, door H. J. den
Hertog; Uit het Kladschrift van Jantje;
Feuilleton : Liefde, door Piet van Veen.
11. De Duitsche Verkiezingen, teekening van
Joh. Braakensiek; Royal Auction Bridge.
Bijvoegsel: Belgiëen Nederland, teekening
van Joh. Braakensiek.
DE WIELINGEN-QUAESTIE
De Spleet, de Deurloo en de Wielin
gen wij hebben allemaal in onze
schooljaren die namen geleerd als
monden" van de Hont of
WesterSchelde, maar wij waren ze misschien
al glad vergeten. Daar zijn opeens
de Wielingen" een der onderwerpen
van den dag, en zoodra op dit knopje
van ons geheugen gedrukt wordt,
komen de Spleet en de Deurloo ook
weer te voorschijn.
Maar meer dan namen zullen het
voor de meesten onzer niet zijn;
de atlas moet ons te hulp komen om
aan die namen een bepaalde geogra
fische voorstelling te verbinden.
Als we den atlas van Bos opslaan,
vinden we de Wielingen en de Deurloo
nog present; de Spleet schijnt tegen
woordig het Oostgat te heeten. En het
blijken alle drie werkelijk monden"
van de Westerschelde te zijn, of, wat
op hetzelfde neerkomt, vaargeulen
tusschen de vele vóór den mond der
Schelde gelegen zandbanken, waardoor
d? uit zee komende schepen de Schelde
kunnen opvaren.Van die drie geulen zijn
de Wielingen de breedste ; zij vormen
den eigenlijken toegang tot de haven
van Vlissingen.
De kaart van Bos maakt niet duide
lijk, waarom Nederland quaestie met
Belgiëkan krijgen door het handhaven
van zijne souvereiniteit over do Wielin
gen ; want de naam Wielingen staat daar
alleen ten N. van de kust van
ZeeuwschVlaanderen en niet langs de Belgische
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii itiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniiim iiiiim
kust. Belgiëzou dus zijn eisch cm de
drie-zeemijlenstrook tot zijn territoir
te verklaren, ten volle kunnen doen
gelden, zonder in botsing te komen met
Nederland's souvereiniteit over de
Wielingen.
Maar wie zoo gelukkig is ook An
drees Handatlas te bezitten en daarin
de kaart Niederlande und Belgiën"
opslaat, vindt er den naam Wielingen
Gat" alleen langs de Belgische kust,
ten N. van Zeebrugge, Heyst en Knocke,
de laatste letter van dien naam staat
er nog ten W. van een lijn, die men van
het grenspunt der Belgische en
Zeeuwsche kust naar het N. kan trekken.
Maar noch Bos, noch Andrees
schijnen het bij het rechte einde te
hebben. Op de door het Hydrografisch
Bureau te 's Gravenhage uitgegeven
Zeekaart No. 210 van de
Nederlandsche marine" wordt de naam Wielingen
gegeven aan het vaarwater, dat zich
uitstrekt van de bank de Wandelaar"
(ongeveer ten N.W. van Zeebrugge)
tot aan de Westerschelde bewesten
Breskens, dat wil dus zeggen : aan een
vaarv/ater, dat grootendeels voor de
Belgische kust en binnen de
driemijlenstrook, en slechts voor een klein deel
voor de kust van
Zeeuwsch-Vlaanderen ligt.
Die laatste wijsheid dank ik aan
De Telegraaf (van 29 Mei 1.1.), misschien
de eenig", en anders een van de wei
nige groote kranten, die de
Wielingenquaestie door kaart en woord heeft
verduidelijkt. Het zou werkelijk geen
weelde zijn, wanneer onze dagbladen
in gevallen als deze wat scheutiger
waren met schetskaartjes.
Nu wij weten, hoever de Wielingen
zich volgens de kaart van het
Hydrographisch Bureau uistrekken, be
grijpen wij, dat Belgiëer niet in zou be
rusten, indien Nederland zijne sou
vereiniteit over de geheele Wielingen zou
willen laten gelden.
Of dit het geval is, blijft voorloopig
nog onzeker. Want de Nederlandsche
regeering heeft het tot dusverre
wij schrijven dit op den avond van
Woensdag 2 Juni nog niet noodig
geoordeeld in het openbaar rekenschap
te geven van haar standpunt.
Volgens sommige bladen behooren
de Wielingen in hun geheel tot het
Nederlandsen gebied. Ons recht erop
zou dagteekenen uit het laatst van
de vijftiende eeuw. Ook al zou dit met
deugdelijke bewijzen kunnen worden
gestaafd, het oude recht zal wel
moeten wijken voor het nieuwe, dat
aan een staat de souvereiniteit geeft
over het water, dicht bij zijne kust.
Maar hoe dit zij, en of de Nederland
sche regeering haar souvereiniteit wil
doen gelden over de geheele Wielingen
dan wel slechts over een gedeelte
daarvan, maar dan altijd toch ook nog
over een gedeelte, dat vóór de tegen
woordige Belgische kust ligt - er
bestaat een quaestie tusschen Neder
land en Belgiëover de Wielingen. Niet
eerst sinds eenige maanden, maar al
sinds jaren. Volgens Hei Vaderland
hebben de Nederlandsche en de Bel
gische regecring bij de tweede aanvul
ling op de overeenkomst met Belgiëvan
1866, welke aanvulling in 1881 is
geratificeerd, goedgevonden dat bij de
plaatsing van een vuurschip bij de
zandbank de Wandelaar en bij de ver
plaatsing van het Wielinger vuurschip
elke quaestie van souvereiniteit van
weerszijden zou worden voorbehouden."
En sedert is die quaestie onopgelost
gebleven.
Bij de onderhandelingen, die sinds
den vorigen zomer tusschen Belgi
en Nederland gevoerd worden, waren
de afgevaardigden van beide regeerin
gen overeengekomen, dat de quaestie
ook nu nog niet zou worden uitgemaakt.
Op die afspraak zijn de Belgen terug
gekomen ; zij weigeren, gelijk men weet,
de tractaten, waarover men het na
veel geharrewar eens was geworden,
te teekenen, wanneer de
Wielingenquaestie niet volgen hun wensch wordt
opgelost.
Het is mogelijk, dat de Belgen eerst
na de afspraak het volle inzicht hebben
gekregen in het belang, dat dit vraag
stuk voor' hen heeft; en het formeele
recht om de afspraak op te zeggen,
kan hun niet worden betwist. Maar
waarschijnlijk is het niet, dat de Belgen
dit belang eerst hadden onderschat;
men mag eerder vermoeden, dat de
Belgische rcgeering een spaak in het wiel
heeft gestoken wegens motieven van
binnen- en buitenlandsche politiek, die
met de Wielingen-quaestie zelf weinig
te maken hebben.
Ook schijnt deze quaestie er bij
uitstek eene, die zich leent tot een
scheidsrechterliike beslissing. In De
Telegraaf van 29 Mei 1.1. is reeds een
oplossing aan de hand gedaan, waarbij
de grens tusschen Nederlandsche en
Belgische Wielingen zóó wordt ge
trokken, dat en grootendeels voldaan
wordt aan den rechtmatigen Belgi
schen eisch van de drie-mijlen-strook,
n aan den niet minder rechtmatigen
eisch van Nederland, dat men uit
Vlissingen langs een deel van de Wie
lingen naar de Noordzee kan varen,
zonder over Belgisch gebied te komen.
Zulk een oplossing, of een dergelijke,
ware gemakkelijk te vinden, indien
beide partijen welwillend tegenover
elkaar stonden.
Aan die welwillendheid hapert het
echter bij de Belgische regeering ; de
Nederlandsche heeft hare geneigdheid
om met Belgiëvoortaan in goede
verstandhouding te leven, reeds ge
toond door de concessies, die zij gedaan
heeft bij iiet economische tractaat,
waarover men het eens was geworden.
België, zou men zeggen, verliest bij
het afspringen van de tractr.ten veel
meer dan Nederland ; juist daarom
en door de herinnering aan vroegere
'achterbakschheden van minister
Hviitiimiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini minimum
/TjybGENCDfEN'vJ
i''ni'.i
LLOYD GEORGE
il
Laat mij u, eer ik voortga met de houding
te verklaren van Lloyd George bij het aan
gaan van den oorlog, eerst nog in een paar
woorden het verhaal doen van zijn ervaring,
als hij en zijn reisgenooten bij gelegenheid
van hun autotocht naar Duitschland juist op
het punt stonden het Duitsch grondgebied
te bereiken.
Zij hadden het er vast op gezet dien dag
van Frankrijk uit de grens over te komen,
maar hun berekening faalde, 's Avonds waren
zij op de kamhoogte van de Vogezen in een
dorpje vlak bij de grens. Zij konden niet ver
der gaan. Alsof zij daar niet zouden vinden
wat men zoo dikwijls treft in de dorpsherber
gen van Frankrijk, goede bedden en een voor
treffelijk maal, een geïmproviseerd souper
van bouillon en coteletten !
Zij praatten met de madame van de herberg
en hoorden hoe zij als kind den oorlog van
1870 had beleefd en mee had gemaakt den tijd
der Duitsche bezetting, die nog twee jaren had
geduurd na den vrede. Nu woonde zij daar aan
het uiterste punt van Frankrijk, zij die vroeger
naar haar idee diep in 't land was geweest.
En hoe komt ge rond op zulk een eenza
me plaats ?" vroegen de gasten.
O, gemakkelijk genoeg," was het ant
woord ; Zondags hebben wij hier altoos be
zoek uit den Elzas van de eigenlijk Fransche
bevolking". Hoe dat zoo ?" Wel, om
het pleizier te nebben een dag op Franschen
grond te zijn."
Zoo'n woord op reis, met zijn omgeving van
schemerend licht en weigenoten maaltijd en
babbelende herbergiersvrouw, blijft in 't ge
moed koken; den Engelschman die maar wei
nig verbeelding over heeft voor de gezindheid
van andere naties dan de zijne, strekt het
tot een kenmerk van buitenlandsch leven.
En nu, met den aanvang van Augustus 1914,
moest Engeland tot het besluit komen wat zijn
plicht was, daar oorlog aanlichtte door het
ultimatum van Duitschland aan Rusland en
Frankrijk.
Er bestaat een diplomaten-traditie in En
geland dat 1870 Frankrijk niet zijn catastrofe
zou hebben gevonden, wanneer de Engelsche
rcgeering in een bepaald moment aan Napo
leon III had verklaard dat hij Engeland aan
de zijde van Duitschland tegenover zich zou
zien, zoo hij den oorlog begon. Evenzoo wordt
in diplomatieke kringen tot Sir Edward rey
het verwijt gericht dat hij niet meer absoluut
is opgetreden bij het begin van de quaestie
met Serviëen niet van te voren royaal heeft
gesproken over het partijnemen van Engeland,
ten behoeve van Frankrijk, zoo het werd
aangevallen. Een flink en heel duidelijk woord
op zijn pas zou Duitschland hebben doen terug
deinzen.
Maar het heeft het idee gehad dat, Engeland
wel kon dreigen, maar niet voor den dag zou
komen.
Grey echter bezat niet de positie in Enge
land om op zichzelf zulk een stoute verklaring
te wagen. Hij was er ook niet de man voor.
Wel waren er afspraken gemaakt met Frank
rijk die voor een goed verstaander verbindend
waren, maar ook weder bonden ze niet; en er
bestond een wederzijdsche regeling der
vlootdistributie, die Engelands eer verplichtte de
kust van Frankrijk te beschermen. Maar dat
alles behoefde niet verder te leiden dan tot
een bevriende neutraliteit. Een vasten grond
om van uittegaan had Grey niet.
Wat den doorslag gaf ; er waren maar weinig
leden van het Kabinet die van de afspraken
geheel op de hoogte waren. De meerderheid
was niet op een oorlog voorbereid en wou van
geen oorlog hooren.
Lloyd George behoorde tot die meerder
heid.
Hij heeft er zich, toen de oorlog eenmaal
aan den gang was, met de grootste openhar
tigheid over uitgelaten.
Zaterdag l Augustus, den dag van het Duit
sche ultimatum aan Rusland, was hij gestemd
voor den vrede, en hij was van plan zijn minis
terschap op te geven, voor het geval het Kabi
net tot den oorlog besloot, 's Morgens dien
dag waren de groote financiers van Engeland
en de gouverneur der Bank van Engeland bij
hem als minister van financiën gekomen met
de boodschap dat Engeland zich buiten de be
roering van liet vasteland moest houden. Was
er dien dag een stemming uitgeschreven over
het geheele land," zegt Lloyd George dan
zou zijn gebleken dat 95 procent der bevolking
voor den vrede was. ' En," voegt hij er bij,
had Duitschland ons waarborg gegeven dat
het de kust van Frankrijk niet zou teiste
ren en geen Fransen gebied wou annexeeren,
dan zou ik nooit voor een oorlogsverklaring
zijn geweest."
Maar de toestand begon reeds tegen den
avond te veranderen. Samenkomsten en be
sprekingen hadden plaats, en Zondagmorgen
2 Augustus vergaderden de hoofden der Ton
partij, Lord Lansdowne, Balfour, Bonar Law
en stelden een brief op aan Asquith, het hoofd
van het ministerie, met de belofte om hem in
al zijn maatregelen te steunen, wanneer hij
niet aarzelde voor de eer van Engeland op te
komen en zich zou aansluiten bij Frankrijk
en Rusland.
's Middags 3 Augustus hoorde men dan van
het ultimatum door Duitschland aan Belgi
gesteld.
Tot op dien tijd was de stemming in den
ministerraad verdeeld. Lord Morley en John
Burns traden uit het ministerie, zij waren voor
den vrede, de overige ministers wilden den
oorlog. Het roekeloos optreden van Duitsch
land, de voorbedachte schennis van België,
de aangroeiende krijgslust had hen vereenigd.
Maandag 3 Augustus bracht Lloyd George
zijn stem uit.
fe.Van dei\daarop voIgenden^Dinsdag zegt hij:
Het is der Redactie zeer aangenaam, dat zij in de
gelegenheid is gesteld, het volgende gedicht van den heer
Robert Lansing, den bekenden oud-staatssecretaris voor
Buitenlandsche Zaken van de Vereenigde Staten, in haar
weekblad te publiceeren.
THE BLGGARS^OF THE SEA
All hail t o t hèN ether l aji djs,
A nation p r oud. and fre"e\
F r o m p o Ie t o p o l e, w her e green s e as r o U,
Her brave s o n s r u Ie the s e a.
The O r a n ge flags (Sea Beggars' r a g s)
P r o da i m o u r liberty.
All hail t o y ou, y e patriots t r u e!
All hail! All hail! cry we.
The Spirit of Liberty sprang into life,
By the dikes of the Zuyder Zee,
Where Hollander batüed in bloody strife
'Gainst Spaniard on land and sea.
Sea Beggars bied, Sea Beggars died
But they humbled the Spanish pride.
Their great sails spread like a cloud of white
Where the English Channel flows,
And they put proud England's fleet to flight
And the broom to the masthead rose ;
And they ruled the Channel and ruled the Main
Vanquishing England and vanquishing Spain.
The Beggars, they struggled to win the sea,
And the Burghers fought \or the land,
Who starving, dying, defiant, free,
Their battered ramparts manned;
And a nation rose jrcm the flood and flame
Crowned with freedom and deathless fame.
The prows of Holland vex every sea
And her sons are on every strand,
And they hear overhead the flag of the free
And are welcome in every land,
For a World enslaved by'Might has seen
Freedom born in the Lowlands green.
All hail t o the Netherlands,
A nation proud and free !
F r om p o Ie t o p o Ie, w her e green s e as r o II,
Her brave sons r u Ie the sea.
The O r a n g e flags (Sea B e ge ar's r a g s)
Pro claim o ur liberty '
All hail t o y ou, y e patriots t r u el
All ha i II All h ai II cry we.
ROBERT LANSING
Hiiiiiiiilllllliini
mans - zou men geneigd 2ijn te ver
moeden, dat Belgiëde
Wielingenquaestie weder aan de orde heeft ge
steld om largs slinkschen weg een of
ander doel te bereiken, waarvan het bij
de onderhandelingen te Parijs had
moeten afzien.
Intusschen heeit het een groeten
voorsprong op Nederland gekregen.
De Belgische regeering deed reeds
acht dagen geleden aan de volksver
tegenwoordiging mededeelingen over
het hangende getril, waarbij Nederland
in het meelijk werd gesteld. Sedert
hebben Je meeste Belgische er. verschei
den Frarist.he kranten het vuurtje
flink aangestookt. Onze regeering deed
er het zwijgen toe.
Ook in Nederland heeft de wijze,
waarop de Belgische regeering haar
standpunt verdedigde, eenigen indruk
gemaakt. De A Uiwe Rott. Cour. schreef:
Men kan niet ontkennen, dat de Bel
gische regeering voor haar standpunt
stevige argumenten te voorschijn heeft
gebracht." Onze regeering detd cck
daartoe het zvtijgen.
Eerst heden morgen berichtten de
couranten : dezer dagen is een ver
klaring te verwachten van den minister
van buitenlandsche zaken aan de
Staten-Generaal, naar aanleiding van
de onderhandelingen betreffende de
,,Wanneer de meening van Engeland was
gevraagd, dan had 99 procent den oorlog" ge
kozen. Zoo groot was in zoo korten tijd de
herschepping der opinie."
Hijzelf was ook herschapen.
Ik kan me iemand begrijpen die tegen den
oorlog is," was hij gewoon te zeggen, maar ik
kan mij niet iemand voorstellen die met een
half hart den oorlog wil voeren. Als men er
voor is, dan wil men ook de victorie."
Zijn vrienden vonden hem gedurende den
eersten oorlogstijd buitengewoon ernstig. Hij
die anders gewoon was in den vriendenkring
een grap hartelijk te begroeten, bleef somber
voor zich staren, verdiept iiV gedachten. ,,!k
ben het niet alleen, maar de tijd is ernstig,"
zei hij aan de menschen die trachtten hem op
te vroolijken. De klok heeft een nieuwe we
reld ingeluid."
Hij kon niet deelen in de opwinding van de
wereld om hem heen: de anderen immers zagen
dadelijk uit naar het eind van den strijd en de
heerlijkheid, die het beëindigen van den oor
log der menschheid zon brengen. Lloyd George
was sceptisch. Met Kitchener stemde hij
overeen : het zou een zaak van jaren en jaren
wezen.
Maar de Duitschers kunnen het niet vol
houden tegen onze blokkade, zij zullen verhon
geren en zich onderwerpen, voerde men hem
tegemoet.
Hoe kunt ge iets daarvan weten ?" ant
woordde Lloyd George. Niemand zal vertel
len op welk oogenblik een volk genade gaat
vragen. Dat hangt niet af van de hoeveelheid
voedsel ; de geest van het volk is het die daar
over beslist. Bestaat er wel een grens voor wat
een volk kan verduren, eer het zich overgeeft."
Lloyd George was vooral onder den indruk
van de nederlagen door het Russische leger
tegen het einde van 1914 geleden. Men had er
zoo vast op gerekend, dat de Russen als een
lawine op de Duitschers zouden neerkomen,
alles voor zich uit verpletterend. Maar daar
aan viel geen denken meer. Integendeel, de
weg naar het Oosten scheen voor den vijand
open te staan.
Nu gebruikte de Engelsche minister van
financiën zijn vrijen Kersttijd om een eigen
krijgsplan te bedenken.
In de dagen van den Boerenoorlog had hij
op de kaart heel nauwkeurig de bewegingen
van de legers gevolgd, en hij had ook het idee
dat een goede parlementaire tacticus niet
anders kon wezen dan een uitstekende strateeg
op het oorlogsterrein. Let op de rol die
Cromwell heeft vervuld ; hij heeft zich dadelijk van
het slagveld in het Huis der Gemeenten doen
kennen als een geweldig ordonneerder van
victorie tegenover de Royalisten.
En was de zaak niet eenvoudig ?
Men moest zich niet gaan vermoeien op de
fronten in het Westen en het Oosten, een
flankaanval uit het Zuiden met frissche krach
ten was noodig. Zoo zou Napoleon hebben ge
daan.
Het verbond tusschen de Balkanvolken
moest worden hernieuwd ; van de energie van
een man als Venizelos moest worden gebruik
gemaakt; Serviëmoest worden beschermd,
Bulgarije en Roemeniëmoesten worden mee
gesleept ; de Turk diende verwijderd, en daarna
ten slotte zou de stoot gericht worden tegen
het hart van het gebied der Centrale machten
die reeds van twee kanten in het Noorden
werden bezig gehouden.
Wat was daarvoor noodig ?
Een armee van een millioen man waartoe
Engeland in onverbruikte manschappen een
leeuwendeel kon bijdragen. Want daarop
kwam het toch ten slotte, voor Lloyd George,
neer. Engeland moest het werk verrichten, nu
Rusland in gebreke was gebleven. Hij was
de oude strijdlustige gebleven, Lloyd George.
Hij drong er op aan dat de ministerraad voort
durend krijgsraad zou houden.
Hij en zijn collega van de marine, Winston
Churthill, bedachten aldoor krijgsplannen.
Ongelukkig waren zij niet dezelfden.
W. G. C. BYVANCK