De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 5 juni pagina 10

5 juni 1920 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

!0 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Juni '20. - No. 2241 CHARLVARIA De kunst van recenseeren De N. R. C. schrijft: Gigantisch, over weldigend van dimensie, kracht, onuitput telijk van rhythme blijft het eerste deel, energiek in zijn inzet, strak volgehouden tot na het in steeds stuwende bewogenheid ge componeerde Coda". En het Vad. : Mahler's laatste stijl is eenerzijds veel gecondenseerde bitterheid en "gruwelijke hoon, schrijnende humor, anderzijds bijna abstract van in leedverzonkenheid, beurtelings droevig en geluk zalig mediteeren". Mét eenige oefening zouden we 't zoo ook nog wel kunnen leeren. Maar onbereikbaar schijnt ons wat de Sumatra Post levert: Het is geschreven voor de Bretonsche bas, en wel in een bijzondere toonsoort, een mixtum van kerktoonaarden: den mixto-lydischen-dorischen toonaard van C-majeur. Men zal kunnen opmerken, hoe deze toonaard grondtoon noch leidtoon heeft, daardoor den indruk geeft van onopgeloste oplossing." Op de glibberige paden Men. vindt er speelsche heuvelen, die als lammeren over den bodem huppe len." (N. C.) De stoomschepen verdienden hun sporen." (Van Overzee.) Het was een wezenloos gat in het kleurige leven van de wereldstad. "(N.R.C.) Pied a terre. Echtpaar zonder kinderen zoekt ongemeubileerde kamers of zolder verdieping, als Pied a terre." (Adv.Hbl.) De wonderen der natuur Naast haar loopt een tengere, blonde vrouw, die ik ken als trouw bezoekster der Mengelberg-concerten. Ook is zij donker, enz." (Dameskr.) TJIT IBCET De wagenmeester Lucassen had door zijn moedige daad een ontzettend trein ongeluk voorkomen. Verschillende reizi gers Ie klas betuigden persoonlijk hun dank aan den dapperen kerel". (Tilb. Ct.) Die van de 2e en 3e klas, met hun goedkpopere kaartjes, waren natuurlijk minder uitbundig in hun dankbaarheid. Journalistieke voorzichtigheid Uit de eitjes der meikevers, die meestal door de vrouwelijke exemplaren in weilanden gelegd worden, ontstaan de vraatzuchtige engerlingen." (WW.) Een Oosterbeeksche Tooneelclub adverteert zich als L. L O. S., met de verklaring tus schen haakjes: -,Lol 'is ons streven". Wij bieden der vereeniging een andere zinspreuk aan,, die zij met behoud van haar naam kan aannemen : Laag is onze smaak". Mahler-feest III. Wat de liederen aangaat, was er geen denken aan, den cyclus compleet te doen zijn. Wo die schonen Trompeten blasen" hebben we allen zeker zér gemist, en ook Des Antonius von Padua Fischpredigt" zou men gaarne en niet alleen ter wille van het verband met de Tweede Symphonie! op 't program hebben gezien. En nog meer titels, alle duidende op den echtsten Mahler, vragen te worden genoemd, doch waar had men deze liederen moeten plaatsen? Laat ons hopen, dat we ze in 't eerstvolgend concert-seizoen te hooren krijgen; ze zijn,'althans in hun verrukkelijke orkestbewer king, nog veel te weinig bekend, ja, som mige ervan wachten, als ik mij niet be drieg, zelfs nog op hunne eerste uitvoering in onzen kring. Op het zesde concert zijn aan de Zevende Symphonie vijf liederen voorafgegaan, met wijs beleid verdeeld tusschen Ilona Durigo en Mevrouw Noordewier. Deze laatste zong met haar edelst geluid het in statige blazerslijnen afgeteekende Urn Mitternacht", en zooals zij in het ontroerende Ich bin der Welt abhanden gekommen" den in het betooverendste pianissimo voorgedragen regel imiiniiiiiiiiii iiiiiiiiminiilii m LIEFDE Een Dorpsverlelling DOOR PIET VAN VEEN Als 's morgens vroeg de dag klaarde en in zonoverglanzing het veld ópgroende dat tot heel in de verte alles frisch-jeugdig scheen, liep Harm al achter de ploegpaarden, rechte, diepe voren groevend. Lustig floot hij een vroolijk wijsje, dat tot ver in den omtrek klonk zijn vreugde. Luchtigjes omwaaide hem dan z'n kiel, loszwaaide hij z'n armen, van tijd tot tijd den schimmel een zweeptik gevend onder luid uitgeroep : Hort witte." Als bij de heele omgeving en het werk behoorend deed dan niet vreemd z'n stemklank aan in de vroeg-morgenstilte. Wanneer hij Oost waarts dreef de paarden, zag hij links zoo nu en dan, en als hij terug weer ploegde keek hij rechts, naar 't weiland, grenzend Noordlijk aan den akker, waar in bonte door nwemeling graasden de zesentwintig koeien. Daar kwam eiken dag om acht uur Anne met den wagen vol melkkannen om de koeien te melken. Harm telde den tijd naar de voren, die hij geploegd had. 't Was zes uur geweest toen hij de paarden had aangespannen en voor de vierde maal reed hij nu terug, dus kon hij Anne elk oogenblik zien naderen. Hort witte", riep hij nog eens, 'n lichten tik het paard gevend om spoedig 't eind te bereiken van z'n gang, JAC. URLDS 12 ets. sigaar, HATTINK & Co. REMBRANDTPLEIN 62 Hoek Amstelstraat, AMSTERDAM. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiii iiiiiiiiiititiiiiuiiimiiiiiiimiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii kh bin gestorben dem Weltgetiimmel und run' in einem stillen Qebiet" tot een aangrijpend motto verhief, dat zullen we nimmer vergeten. En het bovenaardsch ge tint morendo", waarmee het orkest het lied besloot, evenmin. Ilona Durigo was op haar beurt en pp weer hél andere wijze voortreffelijk in Das irdische Leben", Ich atmet' einen linden Duf t" en Wer hat dies Liedlein erdacht?" In het eerste lied de tegenstelling tusschen de wan hoopskreten van het verhongerende kind en het sussende Warte nur!" der moeder, in het tweede het expressief, het geurig legato, in het derde de schalksche toon en de fijnbeheerschte beweeglijkheid, het waren evenzoovele nieuwe bewijzen voor het allermerk waardigst aanpassingsvermogen der ook bij ons terecht zoozeer gewaardeerde kunstenares. Wat al rijk-gevariëerde schoonheid ook in deze lied-composities! En hoe geschikt zijn mede deze stukjes, om als introductie tot 's meesters grootere werken te dienen! Vooral technisch ook weer; ik wijs op de ijlheid der tegenstemmen en speciaal het achtsten-beweeg in Ich atmet' einen linden Duft", voorts op de zoo raak-typeerende inleidingsmaten* in schimmige zestienden van ,,Das irdische Leben", en Iv2t welbewust en consequent doen overheerschen, in ditzelfde lied, van het muzikale ten koste van het woord-accent: Oib mir Brot, sonst sterbe ich}" Door plotselinge verhindering van Hans Duhan, voor wiens voordrachtskunst enthou siaste berichten veel belangstelling hadden gewekt, had Durigo ook de Kindertotenlieder" voor haar rekening. Al kan ik niet weerspreken, dat deze wondere toongedichten in 't algemeen ook wel'voor eene vrouwen stem geschikt zijn, ik hoor ze toch liever door een man vertolken. Het wil mij name lijk voorkomen, dat de mannenstem, een octaaf lager liggend, beter, d.w.z. meer in overeenstemming met de kleur van het ge heel van den cyclus, past in het instrumen tale weefsel. Overigens heeft Durigo, ras musicienne en buitengewoon intelligent als zij is, alle vijf deze liederen ontroerend-mooi gezongen. We lezen bij Guido Adler: Von den 428 Liederen, die Riickert unter dem Eindruck des Todes seiner Kinder gedichtet, wahlt Manier fünf und schafft einen Zyklus, dessen Stimmting rnit erschiitterndem Ausdruck edelste, vornehmste Haltung vereinigt. Er endet mit einer Weise, die rhythmisch an ein Wiegenlied anklingt die Kinder runen in der Erde wie von der Mutter gewiegt! Der Trost lindert den unsagliclien Schrnerz, der eigentlich unstillbar istt" En Paul Stefan zegt: Alles ist dtirch die Reinheit, Schlichtheit und lönigkeit der Musik geadelt, zur Höhe einer Erlösung gelwben". Beide schrijvers hebben de uitvoering der Kindertotenlieder", waar het hier overgaat, bijgewoond, en hun eigen woorden moeten, is 't hun gegaan als mij, een nieuwe beteekenis voor hen gekregen hebben. De Zesde Symphonie, de Tragische", in meesterlijk"ge slaagde uitvoering, had het gevoel over ons gebracht, dat haar schepper heeft gedrongen tot dit zich-iiitleven in woest-rukkende sner pingen, bitter-sarcastische uitvallen en in dof gemor uitloopende wanhoopskreten: de veriiniiMiMMiinuiiniii LAUSANNE-PALACE FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG Prosp. Int. Varkeersbur., Amsterdam, Raadhuisstr. 2 Den Haag, Papestr. 5 iitiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii want midden onder 't rijden stopte hij nooit en in de verte hoorde hij kannengeschommel op een hobbelende kar. In oogoverboging van z'n hand tuurde hij naar den wég, zag glinste ring van koper langzaam naderkomen. Hort witte", riep hij weer, en er was blije klank in dien roep. Snel sprong hij, toen hij 't eind van den akker bereikt en de leidsels over de paardenruggen geworpen had, over de voren naar het weiland. Mergen, Anne, hoe geet 't?" Met oe?" vulde lachend Anne aan, gao maar gauw wêr an 't wark, ek 'eb gen tide um te beuz'l'n." Erst 'n munje," bedelde Harm, Anne omgrijpend met bei z'n armen: erst 'n munje." Even tegenspartelend gaf Anne toe, blij klonk een kus in de vroeg-morgenstilte. Anne zat op 't raamkozijn, vlijtig in vlug vingerbewegen, sokken te stoppen, voor 't manvolk. Na een paar keer doorhalen der naald overzag ze telkens even het land en den weg. In rossen schemer ging de zon dalen, koepelend aan den horizon een groei vlak purper, 't Land lag vredig in avondrust, ademde kalmte, zacht bedauwend het gras. Verwijderd kwaakten kikkers hun nachtgroet. Anne staarde in teer droomen vér weg naar 't vuurgeglim der zon, dacht mijnierdroef aan Harm, die in den stal bezig was het voer der beesten te verzorgen. Straks zou die heer weer komen, die schil der. Den laatsten tijd kwam hij eiken avond als zij zoo aan het droomen was en dan vroolijkte hij haar op met vertellingen uit de stad en van de dames daar en van z'n werk. Soms zei ie heel zacht iets aan haar oor onder teer handgestree! Straks zou hij komen weer; onwillekeurig ging ze vergelijken, hém met Harm. Herm, och zó'n goeie jong, moar niks nie monter, niks nie vrolijk, 's Mergens 'n munje, 's noamiddags 'n munje en 's oavens'.'n munje, oars vraog-t-ie nie. Sums nog wel 'r es of ze veul van 'em hiel, moar voarder zei ie niks meer.... En Frans, dien andren jong, dien hér, proatte zoo leutig, wist altied wat te zeggen. Niks nie bleu, as Herm, niks nie stille, as Herm, Spreken dee' ie goed, wat oarig zei ie altied Annie. Zoo Anny, nog zoo laat op den dag aan 't werk of aan 't droomen over je verloofde?" Anne schrok op, staakte in licht trillen dei' vingers haar arbeid. Dat noe ook juust hij Annie zegg'n must wijl zij 'r ;ian dacht hoe oarig 't klonk. oên oavend, menhêr." Mijnheer, mijnheer, zeg toch Frans. Mag ik naast je komen zitten. Ja? Wat mooi is 't hier als jij er bent. Weet je'wel dat menig dame jaloersch zou zijn op je mooie oogen, als jij je in de stad vertoonde?" Langzaam greep hij onder 't praten haar hand in de zijne, sloeg z'n rechterarm om haar hals en trok haar aan z'n borst. Weet je dat je hier wegkwijnt, dat je hier omkomt als 'n roos in 't donker? Ga mee, toe.... ga mee naar de stad.... met mij. Hier hoor je niet thuis, je bent geen werk meid ; laat mij je verzorgen en vertroetelen zooals je 't noodig hebt; zooals 'k graag doe. Toe, kijk me eens aan.?" Zacht dwingend wendde hij haar gelaat naar 't zijne, keek haar diep in de oogen, haar fluisterend van liefde, van schoonheid, van geluk. Angstig-schuw zag ze 'em aan, langzamerhand verhelderend haar blik tot vreugde, tot plots in wilden drang ze zich aan hem vastklemde, zichzelf bekennend dat ze hem, hem alleen liefhad. Hou je heel, hél veel van me, Anny, toe zeg het me, zeg dat je me liefhebt als ik jou." Joa, joa, ek hou van oe, van oe alleêne," huiverde haar stem in groote blijdschap, toch beangst nog voor 't vreemde, overweldigende. Frans streelde liet'koozend haar gezicht, morzeling onder het harde, harde leven. En zie, wat de lyrische intermezzi in den eersten satz, noch de melodieuse fluisteringen in het Andante hadden vermocht, dat kwamen nu de Kindertotenlieder" ons brengen: troost, berusting, verademing, trots het niet willen wijken van het leed. t Waarlijk, de opstelling van het programma voor het vijfde concert heeft mij tot dank baarheid gestemd, en hoezeer heb ik het tevens gewaardeerd, de Zesde Symphonie gelijk in dezen Manier-cyclus volkomen voor de hand lag, maar ons tot dusver nog nimmer te beurt viel te mogen hooren tusschen de Vijfde en de Zevende in. Hebben niet velen met mij onder den loodzwaren druk van den avond der Zesde tel kens en telkens willen terugdenken aan de blij-schallende, heerlijk levenskrachtig op bruisende Rondo-finale der Vijfde, en hebben ze niet als ik tevens krachtig verlangd, ja, gesnakt naar wat de Zevende, schoon zeker niet zonder tegenstelling, ons opbeurends te brengen had? H. J. DEN HERTOG in iiiiiiiiiniiiii iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii REIZIGERS ELLENDE Wij klagen ook in ons land, als we een reis gedaan hebben, en wij zien op tegen een die we nog moeten doen. Dure treinen, slakkengang, slechte aansluiting, overvolle hotels. Als je maar niet meent, dat het in andere landen beter is ! In Engeland bijvoorbeeld. Dan maakt een correspondent der Daily News" je wijzer. Die moest naar Birmingham en er een nacht overblijven. Birmingham is een groote stad, grooter dan Amsterdam, en heeft hotels bij honderden. De Engelschman had drie dagen te voren een kamer besproken. Per brief, antwoord ontving hij niet. Toen hij om zeven uur 's avonds aankwam, deelde men hem mee, dat er geen plaats over was om zijn hoofd neer te leggen ; hij had veertien dagen minstens te voren moeten schrijven. Hij ging weer de straat op naar een ander hotel met driehonderd kamers. De man aan den lessenaar, dien hij vroeg, glimlachte meelijdend. Toen beproefde hij zijn geluk in een klein hotel. Daar zat een juffrouw, die 't hoofd schudde : zij had in 't laatste halve uur een dozijn reizigers teruggestuurd. Vijftien andere hotels'ging hij in en uit, ook de kleinste, de ellendigste, die hij kon vinden. Vol ! Hij nam een taxi en vroeg den chauffeur kuste haar oogen, haar mond.... en haar lippen gaven hem z'n kus terug. Dan doorschokte haar een rilling, eensklaps hem de vraag afdwingend : Wat scheelt er aan, ben je niet goed?".. St, st, ik heurde wat, kroakte doar nie'ne deur?" Nee, nee, 't is niets. Misschien het avondwindje. Wat ben je koud opeens." Goa weg, goa weg noe ; 'k inut noa binne." 'n Vervreemding kilde licht tusschen hen, voelde Frans; Anne deed zoo zonderling. Anny, liefste, denk je aan hem?" ,, |oa, goa noe weg, tot mêrgen." Frans ging, na nog 'n omhelzing, naar de kamer die hij in een andere hofstede gehuurd had. Anne ging naar binnen, gejaagd haar slaapvertrekje opzoekend, waar in wild-war relende angstgedachten zij zich op bed wierp. Dien goei'n jong, dien Herm, wat ging 'r noe met dien gebeur'n?" 't War niks 'ewést, had Frans gezegd,misschien 'etoavendwiendje, maor as Herm noe es 'ezien had en kwoad 'ewurre war op Frans?.... Moar stille, 't war niks "ewést." Opdringend in zclfsuggestie die gedachte viel ze gekleed in slaap. 'tWar niks 'ewést, alleêne had Herm 'ezien. Fluisterstemmen had ie gehoord en, daar hij meende Anne's stem te onderscheiden, had ie gekeken. Toen had ie gezien en wilde drift in zich laaien gevoeld om zich te werpen op dien ker'l, die hem haar afstelen ging maar tot kalmzijn had ie zich bedwongen en overwogen dat Anne blijkbaar van dien ander hield en dat ze zou gelukkig worden. Wat kon 'em dan zichzelve schelen? Toch was nog ziedend haat door z'n denken, aan dien vrêmde, dien her, en bang te zullen toe geven aan driftvlaag was ie naar den hooiberg gesneld, waar ie, in krampig beuken van z'n vuisten, uithuilen ging z'n woede en leed. Laat in den nacht pas ging ie naar huis, M* s s B»-«N c Hm ClCRRETTES iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilli of die hem een nachtverblijf kon bezorgen. Een uur lang reden zij door de straten van Birmingham en vroegen bij twintig logementen, van de armste volkslogementen tot de im st verdachte kroegen ; nergens was een kins. 't Werd tien uur en de situatie ongemoedelijk. Toen begreep de correspondent, dat hij tot wanhopige middelen zijn toevlucht moest nemen. Was er geen toevluchtoord voor dakloozen? Was er geen politie? Hij zocht een telefooncel op en schelde de politie ; hij vroeg om onderdak voor dien nacht, alle hotels waren bezet. Maar een brigadier antwoordde, dat hij alleen opgenomen werd en een bed kreeg met een kop koffie en een boterham, als hij iets misdreven had. De correspondent vroeg, of de brigadier hem geen prettig misdrijfje kon aanraden, maar deze meende, dat dit niet op den weg der politie lag. Bij het asyl voor dakloozen ging het hem niet beter. Hij kon een bed krijgen verklaarde de directeur, als hjj geen cent bezat, als hij al zijn geld had verloren bijv. Dat vond de correspondent te veel gevergd en met een gezicht, zóó vol vertwijfeling keerde hij naar zijn chauffeur terug, dat deze mede lijden kreeg. Voor den drommel," zei hij, dan zal ik u nachtverblijf geven. U kunt mijn bed krijgen en ik zal op den vloer slapen. Als soldaat heb ik slechter gelegen." Ik antwoordde hem," besluit de correspon dent, dat ik dat niet wilde aannemen, maar dat hij mij gelukkig zou maken met ren aangeboden vloer. En ik sliep voortreffelijk dien nacht." ?IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII t Illllllllllllllll IlllliltilllllllllUICI wel droef, doch vast in 't voornemen haar los te laten voor 't haar wachtend geluk. Den volgenden morgen liep Harm vroeg weer achter de paarden, maar hij floot geen lustig wijsje dat ver in den omtrek z'n vreugde klonk. In somber peinzen keek ie naar den grond, inspannend z'n wil tot 't volbrengen van z'n voornemen. Soms aarzelde hij nog als woest, bijna ontembaar begeeren naar haar in 'cm opkwam, dan kón ie niet opgeven z'n levensgeluk voor dien ander, dien lur. Maai oneindige vreugde kwam dan terug als, kalm, hij weer zeker was z'n plan ten uitvoer te bren gen. Een groote, droeve vreugde vervulde hem als ie alles onderdrukt had en sterk was om haar geluk te geven. De hand boven z'n oogen keek ie weer naai den weg, waar Anne komen moest. Hij liet de paarden stil staan, ging dien kant vast op om haar te wachten. Daar kwam de kar, hii hoorde het nog eer hij 'r zag. Anne, ek 'eb oe wat te zeggen. Vin oe 'et arg lam da' k nie van oe hou? 'k 'Eb gisteroavend Triene 'espreuk'n van de Zunnehuus en 't is goed. Kan oe mien ververgeten, ek war nie goed 'enoeg veur oe." In uiterste inspanning had ie zacht gespro ken, 't hoofd gebogen, starend naar z'n klom pen. Annie, in luisteraandacht, eerst bevreesd om gisteravond, keek blij 'em aan, stak 'em de hand toe, zeggend : -i Herin, ek 'eb mien ook vergist toen'kzei dat ek oe liefhad. Dag Herm, wc goan in vreje van elkoar, niewoar ?" Joa, joa, in vreje," heeschte Harm. Toen rende hij weg, zoo snel hij kon, naar /'n paarden, licht gaf ie den schimmel een zweepslag en met t' gewone : Hort witte," zette ie ze in gang. Maar er klonk oneindige droefheid in z'n stem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl