Historisch Archief 1877-1940
5 Juni '20. No. 2241
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
OVER AMERIKAANSCHE GEVAN
GENISSEN
Er is' in~de~ Wereldbibliotheek een merk
waardig boek uitgekomen : Gevangenis en
Samenleving", een vertaling door Mevrouw
J. Boll?Bouman van het boek van den Ame
rikaan Thomas Mott Osborne, die daarin het
door hem zelf als gevangenisdirecteur in
practijk gebrachte stelsel beschrijft. Het aller
nieuwste, een systeem waarin zelfregeering
van de gevangenen binnen de gevangenis
muren de steunpilaar van die nieuwe manier
van opvoeding van gevangenen vormt een
belachelijk lijkende vrijheid, echter onder
groote verantwoordelijkheid der gevangenen
die met deze vrijheid begiftigd worden.
Het lijken kinderachtige en ijselijke ver
halen die ons bereiken : een deel van een reus
achtige gevangenisbevolking, voor een be
langrijk percentage samengesteld uit zwaar]
gestraften, dat eenvoudig van achter de muren
tevoorschijn komt om in een naburige ge
meente een komedievoorstelling te geven
een systeem verder, dat een groot deel van
de verantwoordelijkheid voor orde en tucht
in de gevangenis van de bewaarders afwen
telt op de gevangenen zelf.
Ik zal niet trachten in dit korte bestek het
systeem uitvoeriger te beschrijven. Iedereen
kan het lezen, want het boekje is buitenge
woon goedkoop. Voor den leek is het bij de
lezing alsof hij in wonderland verzeild is,maar
voor den vakman, al mag hij zijn critiek ge
reed hebben, zijn stellig het meerendeel van
de beschouwingen en voorstellen van Osborne
volkomen begrijpelijk. Uit critiek en tegen
voorstellen zal het gevangenisstelsel van de
toekomst ontstaan, dat er misschien niet ge
heel zal uitzien als het systeem?Osborne
maar dat er zeker veel anders uit zal zien dan
het tegenwoordige.
De twee gewoonste bezwaren die men in
ons land tegen de nieuwe gevangenisstelsels
(Elmira pleegt men dan te noemen) aanvoert,
zijn zeer voor de hand liggend : zij schijnen
afdoend en zij zijn wonderlijk onjuist. Gij
moet het den gevangenen niet zoo prettig
maken, want dat is sentimenteel, en gij be
schermt zoodoende de maatschappij niet
genoeg."
Niet zoo prettig maken" : dat doelt op
behoorlijk eten, een komedie-club, desnoods
een eigen gevangenisbioscoop en een zekere
vrijheid van beweging binnen de muren
over het algemeen. Nu zijn dit voorrechten
die tegenwoordig elk gewoon arbeider zich
ook permitteeren kan. De levensstandaard
in de gevangenis mag hooger worden naarmate
de arbeider in de maatschappij het beter heeft.
Maar het groote verschil tusschen leven in de
gevangenis en leven in vrijheid ligt elders.
Luister. Het volgende is een briefje dat een
kleine jongen schrijft aan zijn vader, een be
roepsheler, die een paar jaar moet zitten.
Lieve vader. Ik zal blij zijn als u thuis ben.
Ik wor nooit geen koopman, want dan zit
moeder om mij ook den heelen dag te huilen.
Dag Vader. Van uw lieve Jantje." En de mis
dadiger (het was een erge) schrijft in den vol
genden brief aan zijn vrouw deze pas
sage : Moe, zal je Jantje geen brief meer
laten schrijven. O, daar heb ik zooveel van
geweten, daar ben ik zoo beroerd van geweest."
En luister ook naar ftet volgende uit een brief
dren een hartstochtelijk en jaloersch jong
beröepsdief aan zijn meisje schrijft uit de pre
ventieve hechtenis:
Een brief voor Marie,
Geliefde Marie u zult wel vernomen heb
ben dat ze mij sinds Zaterdag in arrest heb
ben genomen. Marie, ik wordt verdacht
van een fiets maar ik weet van God geen
leed. Marie u bent met recht geen minuut
uit mijn gedachten. Als ik zit te werken
dan moet ik telkens ophouden en heen en
weer gaan loopen. Vannacht droomde ik
waarlijk dat u naast mijn zijde sluimerde.
Toen ik wakker werd schrok ik dat kunt
u wel begrijpen. Marie ga vooral met geen
een ander uit want ik kom toch gauw weer
thuis. Want ik word het toch gewaar."
Intusschen wist hij best dat hij een lange
straf zou krijgen, die hem dan ook werke
lijk werd opgelegd. Zoo zijn de pijnigingen
van het gevangenisleven : de zorg voor het
gezin, het leed van den hartstocht, het ge
mis ook van de dagelijksche kleine vreugden
en bewogenheden. Dat is de pijn die in de
gevangenis geleden wordt, in de cellulaire
zoowel als in de prettige" Amerikaansche.
En er zijn er zeer weinigen die voor een
bioscoopvoorstelling en een hap eten zulk
verdriet vrijwillig op zich willen laden.
Er valt veel over deze dingen te zeggen en
meer dan de krant zou kunnen toelaten. Het
is zoo vreemd te hooren beweren dat deze
nieuwere stelsels de maatschappij minder
goed zouden beschermen dan het oude sys
teem waarin de straf op den voorgrond staat.
Wat de aanhangers van de nieuwere richting
beweren is juist dat zij met meer inzicht in
het wezen van misdaad en misdadiger han
delen en dat zij daardoor een veel betere
bescherming aan de maatschappij verzekeren.
Wij zijn den tijd voorbij dat wij kunnen zeg
gen : die man is een misdadiger, hij is slecht,
hij moet straf hebben en het systeem is
klaar. Tegenwoordig hebben wij fijnere ken
nis ook van de persoonlijke eigenaardigheden
die leiden kunnen tot een onmaatschappelijk
leven. En die eigenaardigheden zóó door op
voeding wat te wijzigen en vooral, door lei
ding in de gevangenis en in de maatschappij
zelf?zoodanig te kanaliseeren dat zij niet tot
een onmaatschappelijk en misdadig leven
behoeven te voeren?dat is de kunst die zich
tegenwoordig begint te ontwikkelen en die
op den duur een veel grootere bescherming
aan de maatschappij zal geven dan het oude
systeem van straf-alleen, dat allerminst af
doende is gebleken.
Wij kunnen al deze dingen slechts aanstip
pen. Nog op n gezichtspunt, dat voor'de
waardeering van de Amerikaansche gevange
nissystemen van belang is, mogen wij hier
de aandacht vestigen, f Men moet de
quaestie der gevangenisinrichting niet op
zich zelf beschouwen, maar in verband met
den algemeenen stand der opvoedkundige
ideeën. Men moet zich niet voorstellen, dat er
op een" goeden dag een sentimenteele en dwaze
Amerikaan is opgestaan,die heeft bedacht om
misdadigers nu voortaan eens belooning te
geven in plaats van straf. Zoo eenvoudig
staat de zaak niet. Maar naarmate in de op
voeding in het algemeen de straf minder op
den voorgrond begon te staan, werd zij ook
bij de behandeling van misdadigers meer op
den achtergrond geschoven: voor de be
handeling der zonden in het algemeen
evengoed als voor de behandeling van die
speciale soort van zonden die in het Wetboek
van Strafrecht worden genoemd. En zie nu
het zelfregeerings-gevangenisstelsel van Os
borne in het licht van de nieuwste algemeen
paedagogische ontwikkeling waarvan de
grondslag juist is: zelfregeering, vrijheid,
maar met ontwikkeling van het verantwoor
delijkheidsgevoel.
Ik meen dat voor ieder die het boek van
Osborne leest na zich door overpeinzingen als
de bovenstaande te hebben voorbereid,
oogenblikken van stichting zijn weggelegd.
Het is ontroerend te lezen hoe anders al deze
dingen kunnen gaan dan zij bij ons en .in de
meeste andere landen nog geregeld zijn. En
het is ontroerend te lezen van de wonderdadige
bekeeringen die er soms het gevolg van zijn.
Ook over de wonderdadige bekeeringen valt
uit penitentiair oogpunt heel wat te zeggen.
Maar de lezer verdiepe zich eerst in Osborne
en hij vinde daar voorloopig wonders genoeg.
N. M u L L E R
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllimilllllllllllllll
EEN GEVAAR VOOR DE
VOLKSHUISVESTING
door J. N. J. DE BOOY,
Voorzitter van den Haagschen Huurdersbond
|F Reeds bij de inwerkingtreding der
Huuropzeggingswet werd den toenmaligen Minister
van Justitie, Mr. B. Ort, in een onderhoud
dat ik de eer had met Z. Exc. te hebben,
op de noodzakelijkheid gewezen om de huur
wetten, indien eenigszins mogelijk, ook van
toepassing te doen zijn op gemeubileerde en
gestoffeerde perceelen, en perceel-gedeelten.
Immers reeds in de dagen van Januari?Mei
1918, toen de wetten aanhangig waren, begon
menige huiseigenaar zijn ledigstaand perceel
te stoffeeren d.w.z. hij legde een vloermat in
de gang en hing een stel gordijnen voor de
ramen, of wel hij stak meer geld in de onder
neming : hij meubileerde volledig en maakte
de zaak winstgevender.
i Nu zal niemand het den bezitter van eenig
stoffelijk goed euvel duiden, indien hij winst
tracht te behalen. Zeide niet de heer Jhr. Mr.
de Savornin Lohman, tijdens de behandeling
MUZIKALE KIPPEN
Teekening voor de Amsterdammer"^ van George van'Raemdonck
Een Londensch pluimveehouder onthaalt dagelijks zijn kippen op wat muziekomte zien, of dateffect heeftopheteierleggen. (Nottingham Gardian).
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii! minimi
der huurwetten in de Kamer tot zijne mede
leden : Wij zijn allen tuk op winst ? Het is
die winsttukheid die hare noodlottige werking
op onze volkshuisvesting blijft uitoefenen.
De ontwerper der wetten, de heer Mr. Ort,
meende, daarop gewezen, voor wat betreft
de reeds voor de inwerkingtreding der wet
dreigende ontduiking zichzelf te kunnen ge
ruststellen. Naar zijn oordeel begreep de
Huuropzeggingswet ook gestoffeerde, en gemeubi
leerde perceelen,enperceels-gedeelten, onder de
wetswijziging. Heel duidelijk vindt men die
gedachte echter in de wet niet" omschreven.
De Haagsche Huurcomniissies wezen nog on
langs op het merkwaardige feit, dat het pu
bliek de meening schijnt toegedaan te zijn
met bezwaren over gemeubeld verhuurde
woningen, niet bij haar te behoeven aankomen.
,? Diep treurig.Het meest ergernis wekkend is het
geval, dat een eigenaar zijn perceel, op eenigen
wettigen grond, doet ontruimen en dan, in
plaats van er zelf te gaan wonen, het laat
meubileeren, en tot hoogen prijs verhuurt.
Deze gevallen komen voor. Zij moesten kun
nen worden onderzocht en bestraft. Elk wel
denkende, ook onder de goedgezinde eigenaren
en die zijn er gelukkig nog in grooten getale
in ons land, zal dit soort woeker afkeuren. Nu
de huurwetten 1920 straks in de Staten Gene
raal aan de orde komen, ware scherper om
lijning van het strafbare dezer handeling
ten nadeele van goedgezinde huurders, die op
schandelijke wijze worden gedupeerd, drin
gend noodzakelijk. Te betreuren is het, dat
onder een deel der huiseigenaren de wensen
voorzit om van het gemeubileerd verhuren hoe
langer hoe meervoordeel te gaan trekken. Het
Is op die, in kracht toenemende beweging dat
als ik als een groot gevaar voor onze
yolkshuisvesting wensch te wijzen. Talloos vele
nieuwe huiseigenaren door den nood tot
koop gedwongen maken hun nieuwe per
ceel reeds door z.g. onderverhuur en dan
veeltijds natuurlijk gemeubileerd winst
gevend.Komen er op die wijze steeds meerdere
perceelen of perceelsgedeelten op de woning
markt, dan wordt het aanbod van
ongemeubileerde woningen nog kleiner en loopt ons
land gevaar, een overtollig groot gedeelte der
woningruimte, gemeubileerd aangeboden,
onverhuurd te zien blijven. In den tijd dat de
huurwetten werken, is de invloed van dat
kwaad door mij reeds veelvuldig geconsta
teerd.
In den Haag zijn perceelen, waaraan maan
denlang het bordje te koop aangeslagen"
zit. Ik ken er zoo b.v. een, en neem dat als
voorbeeld ter illustratie. Het is een perceel
in de Bezuiden Hout-wijk, met een Stal flinke
vertrekken. Een dame houdt er pension. De
dure tijd maakte dit pensionhouden, door
voedingschaarschtc in den distributietijd,
door hooge personeelloonen thans, zeer moei
lijk. Zij tracht gemeubeld te verhuren. Het
bordje te koop" schrikt de kamerzoekenden
af. Gevolg : schade voor de betrokken
verhuurster, die er haar bestaan en in een stad
als Den Haag een nuttig bestaan?van maakte,
en voor den woningnood, daar dringend
noodige ruimte ongebruikt blijft. Dit perceel
ging in enkele weken tijds door 5 handen.
De dame weet niet meer wien het nu
toebeIlllllllllllllllll' IIMIIIIIIIIIIIIII
imiflIIIMUUIIIIItlllMtflllHIII
hoort. De prijs steeg van veertien op twintigmille.
Deze gevallen komen meermalen voor.
Er is nu wel eenige ontspanning in de spe
culatie-woede ingetreden, maar de opgaande
beweging zal, na het van kracht worden der
nieuwe voorstellen lyan wet, wel weder worden
hervat. De vage terminologie over den normalen
huurprijs voert ons in een onzekere toekomst.
Maar ik bedoel te dezer plaatse niet die nieuwe
proeve van wetgeving op het moeitevolle
Volkshuisvesting-gebied te bespreken. Wan
neer het mij gelukte duidelijk te maken, dat
op eenige wijze paal en perk moet worden
gesteld aan het ongecontroleerd gemeubileerd
verhuren, dan zal ik daarvoor dankbaar zijn.
De exploitatie van gemeubileerde huizen,
het onderverhuren door huurders van gemeu
bileerde kamers, moeten dringend bij de
wet worden geregeld. Over de veelvuldig
voorkomende woekerprijzen voor gemeubi
leerde huizen, die verkocht worden, schreef ik
niet. Ook daarin wordt gewoekerd. En helaas
met succes, dank zij den woningnood. Er zijn
nog altoos menschen die hooge premiegelden
aanbieden en niet bedenken dat zij den toe
stand bederven. En weer anderen
diefantaisiekoopprijzen geven.
iiiiiiimiimlHiiiiiiiiiiitiiniiiiiitMi
nu minimum iiiiiiiiiniiiifiiin
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
mi mi mi i iiiiiiiiiiiiiiiin
IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIMIIIIIIIIIIII
nu t iiiniiiiii
SCHILDERKUNSTKRONIEK
STEDELIJKE ZORG II. DE ANDERE KUNSTEN
Onmiddellijk verbonden met de bouwkunst
is de wandschildering, het toegepaste beeld
houwwerk, en de glasschildering (ik reken
bij de wandschildering ook de sectielwcrken.)
De wandschildering is ten eerste verbonden
met het openbare gebouw, dus met dat gebouw,
waar de overheid zeggenschap over heeft,
omdat zij uit haar wezen de algemeenheid
naar voren moet brengen. De goede muur
schildering is toch die schildering, die, in
samenklank met de rhythmen van het gebouw,
een Idee, de algemeene denkbeelden, van een
tijd eenvoudig en groot vertolkt,
Zij moet daarvoor van een ongekende inner
lijke kracht zijn, want haar eenvoudige
grootheid moet vol zijn van innerlijk leven ;
iedere kleur, iedere lijn heeft veelmaals een
beteekenis. Zij moet den tijd zien in het licht
der algemeenheid ; zij moet de eeuwige
menschelijke gevoelens geven, alleen geschakeerd
door den geest van den tijd. Dan is zij van
blijvende waarde ; niet als zij traag hapert aan
te veel tijdelijks noch als zij, speelsch, zich
vermeit in toevalligheden, in dingen, die een
oogenblik maar leven....
En zijn er schilders op dit moment
in Holland, geschikt voor dit werk van ui
terst belang? Ik geloof, dat we in lang niet
zoo rijk geweest zijn in dit opzicht. Een vijftal
is met alle zekerheid dadelijk te noemen; schil
ders, die door wat zij reeds maakten, ook voor
de toekomst nog moeten gelden : T o o r o p,
T h o r n Prikker, Van K o n ij n e
nb u r g, R o l a n d H o I s t, D e r k i n deren.
En het aangename, hier te constateeren, is, dat
deze voor dit werk aangewezenen verscheiden
zijn naar talent, verscheiden naar geest.
Toorop is de drainatische-psychologische
vol nadruk, vol hoekige sterkte in de lijn ;
Thorn Prikker is de teedere-zwierige, vol
phantaisie, en van ongewone verfijning in
de kleur; Van Konijnenburg is de
intellectueel-romantische, bij uitstek geschikt wat
het rhythmische betreft der muurschildering;
Holst is de eklektische; Derkinderen was
de eer nuchtere.
Een overheid, die zich dus op een gebrek
aan uitvoerenden zou willen beroepen in
deze periode, bewijst onkunde of moedwillige
onjuistheid. Een overheid, die de kansen niet
waarneemt in deze, verarmt ons land, en
vermindert het mogelijk bezit aan schoonheid.
En, ik herhaal het, schoonheid is niet iets
van enkel onkosten ; schoonheid rendeert
dubbel: geestelijk, en, door het verkeer, het
vertier, dat zij wekt, ook louter finantieel.
Er bestaat dus nu de m o g e l ij
kh e i d g o e d e w a n cl s c h i l d e r i n g e n
te l a t e n m a ken in de n i e u w e g
cb o u w e n, e n d a t i , e e n kans die
licht niet z o u s p o e d i g w e e r k e e r t,
en als die kans niet wordt ge
waagd, keert /. u l k e gunstige con
stellatie allicht in lang niet weer.
2o. H e t t o e g e p a s t e b e e l d h o u
ww e r k. Natuurlijk moet een gebouw ten eerste
tot bewondering stemmen, bekoren, verheu
gen, door zijn plattegrond, door de ruimten,
die deze plattegrond uitdrukt, door de muren
die deze ruimten van de onbepaalde ruimten
afscheiden. Dat spreekt vanzelf. Dat is hoofd
zaak van den bouw. Maar in den mensch
onophoudelijk levend is de natuurlijke zucht
tot versiering. Dat ontspriet bij hem, als de
madelieven in een wei. Het is de phantaisie,
die boven het enkel noodzakelijke uit wil ;
het is zucht zich te onderscheiden, te verschil
len ; het is lust tut nabootsing, uiting-zoekende
lust tot een durende harmonie. En deze dingen
treden op bij het bouwwerk, in de dienende
beeldhouwkunst. Dat is onvermijdelijk. De
beeldhouwer komt na den architckt. Hij ver
siert?maar hoe lijkt het mij toe, dat hij moet
versieren? Overdreven? romantisch-onrustig?
of zooals ik het genoemd heb : ternauwernood ?
Ik moet als persoonlijke meening hier neer
schrijven, dat ik de uiterste soberheid ver
kies, een zoodanige, die den grooten muur
vlakken hun stijging niet ontneemt, ze
even maar doet golven, bewegen.... De
overheid, die het decor van de
stad b e h e e r s c h t, en de eigen
gebouwen door kundige bon
wmeesters doet bouwen, heeft o
nm i d d e l l ij k invloed op de v c
rsierende b o u w k u n s t. En als bij
de bouwkunst zijn er op dit moment beeld
houwers, die geschikt zijn, door hunnen aard,
in gebonden, niet overdreven vormen tege
moet te komen aan wat gevraagd wordt
voor de_ versiering van het gebouw?
Ook deze vraag kan bevestigend beantwoord
worden : er zijn in Holland beeldhouwers
voor toegepaste beeldhouwkunst, grooten
deels zich nog sterk ontwikkelend, maar toch
al met voldoende werken achter den rug, onT
ze met de noodige zekerheid aan den arbeid
te zetten....
3o. De glasschilderkunst is een
kunst voor de monumentale gebouwen.
Ge kunt haar uitingen daarin vinden als een
vertolking van het doel van het gebouw, als
een belangrijke herinnering, door de stad of
door een corporatie van een heugelijk, jam
merlijk, of van een feit rijk aan andere
bcteekenissen, maar die het stadsleven aangaan,
of het leven der natie. De glasbrander is aan
den architect ondergeschikt zooals de
beeldhouwer. Hij moet in zijn kunst te rade
gaan met wat hij moet versieren, met wat de
architekt schiep?evenals de makers der
mozaieken en der meubelen (zoo die er zijn) dat
instinctief haast moeten doen. En dan zou
ik zeggen, weer een persoonlijke waarde in
voerend, dat niets zoo te haten is, als de
flauwkleurige glazen, die ge hier en daar ziet, en,
die, verkeerdelijk, met respect worden bezien.
Een gebrand-glas is 't juweel, dat het gebouw
draagt de geschilderde ramen moeten fonke
len niet den vollen gloed van een edelsteen. ..
e tijd is voorbij dat we ons in de
kunsten vergenoegden met taptc-melk,"
we willen de volle melk."
En de overheid moet eveneens nu de volle
melk" willen der glasschildering ; ook zij is te
krijgen. En ge kunt de glasschilders vinden
onder de wandschilders, daar zijn ze te zoeken,
en wilt ge een c m a i l (schrijn of andere
versiering), ook daar (als bij Toorop) kunt ge
de makers er van vinden.
4o. D e m e u b e l k u n s t. Het is een
juiste opmerking geweest, dat het niet
g e v e n v a n d e n b o u w v a n h e t s t a
d'h u i s te Rotterdam aa n d e Bazel
e e n v e r l i e s i s ge w o r d en voor
de m e u b e l k u n s t. Een fout der overheid
heeft de i lollandsche meubelkunst in't alge
meen schaêgedaan. Dat is zeker, en ge ziet
hier de fout van een overheidsbemoeiing.
Het meubel is een ding niet eigenschappen,
die tegenwoordig door de modernsten te
gemakkelijk vergeten worden, maar waarop
ik wil wijzen. Het m e u b e l i s e e n h u i
sgenoot, en dat wordt niet genoeg bedacht.
Het meubel van dezen tijd bovenal moet
bescheiden-beschaafd zijn, zelfs al ware het kost
baar. Het is een ding van dagelijksch gebruik,
en van gebruik voor ieder uur. Het meubel voor
de openbare gebouwen kan met meer staatsie
deze eigenschappen vertooncn. Dat had in
het Rotterdamsche stadhuis de Bazel kunnen
doen en kunnen bewijzen we hopen, dat
de bouwmeester in 't Haagsch Stadhuis
de schaêzoo zonder inzicht aangedaan
zal kunnen vergoeden, gehec!-en-al.
VEILING BIJ FREDERIK MULLER & Co.' II.
VERZAMELING ENTHOVEN. VINCENT VAN GOGH.
Deze verzameling was bekend als een der
groote verzamelingen van Vincent van Gogh.
Over Vincent zal ik straks spreken. De ver
zameling bevatte nanieiitlijk ook nog andere
werken, die ik in 't kort eerst wil noteeren.
Ge vondt er een Bosboom (259) hoek bij een
boerderij, een koelen Khnopff, den bekenden
vrouweiikop l'Offrande uit 1891, Steinlen
had er de kermisklanten : Prikker eigenaardige,
niet belangrijke, gezichten met gekleurd krijt
geteekend(rafaëlli stiften?) uit Viste. Toorop's
Vrouw uit Marken is een delicate
potloodteekening (uit 1901), zijn vroege aquarel ('85)
Het middagmaal" is te waardeeren om het
spel der witten. Krachtig, zeer krachtig was
Verster's sneeuwgezicht, een studie (uit '95)
vollediger, met dezelfde kracht, zijn bokkingen
('02); verwant met Breitner, zijn schepen.
Veth's Karen (1892) leek me feitelijk zwak
van wezen ; zeer leelijk gesprongen (en dat
vooreen schildersleermeester!) was zijn Vrouw
Emniink uit Laren ('91). Etsen, schilderijen
van de Zwart, de portefeuille van Th. van
Hoytema, moeten ten slotte vermeld worden..
Maar de van Gogh's waren de
hoofdzaak, hoewel d e z e verschil
len d van waarde waren, niet van
den allerbelangrijkstendruk uit
gestald. Er waren er uit den Haag (81-83)
Nuenen (83-85), Parijs (86-88), Arles (88-89),
Auvers (90); uit Brussel (80), Etten (81).
Uit den Haag vondt ge natuurstudies, fi
guren buiten bezig, al een zaaier, Uit Nuenen
hetzelfde, vele koppen, wevers, stillevens, een
ossekar, een brug, vogelnesten ; uit Parijs,
de Molen van Montmartre, een gezicht op
Parijs, bloemstukken (werken uit zijn tijd van
overgang). Arles was vertegenwoordigd door
landschappen, 't nachtcafé, de zaaier, het
hospitaal, Auvers door een Zonsondergang.
Er was dus een overzicht, waartusschen
belangrijke werken te vinden waren.Tusschen
de werken uit Nuenen bleken opnieuw sommige
tragisch, zwaar, met alle menschelijke aan
dacht, hartstochtelijk maar niet uitbundig.
Parijs, waar de nieuwe uitingswijze nog niet
geheel vrij was soms van d' oude, deed Arles
weer voorvoelen. Hier waren belangrijk als
hartstocht, en als bewijs, dat Vincent in
de periode feitelijk haast altijd in kleur
teekend e, al r.childerde hij, zijn Meules
en Province", en zijn wijngaarden waar 140 de
kracht moet CJren, waarmee de wijnstokken
steken in en uit den grond. Het nacht-caf
wees zijn ethischen drift uit, dien hij nooit
verloor; zijn tuinen, parken, bewijzen hoe
goed hij het landschappelijke en het deco
ratieve in deze begreep.
De verkoop bleek een erkenning van
Vincent's waarde. Ieder leven, dat zoo bloedt,
zweetend arbeidt, hartstochtelijk gejaagd
wordt en onbaatzuchtig zich kan uitdrukken,
komt tot zulke eindelijke waardecring
Ten slotte dit verzoek aan de verkoopende
firma, die haar katalogi zoo wel verzorgt:
ook onder de reproducties de
maten te zetten. Dat geeft, wanneer
ge de reproducties verzamelt, zuiverder her
innering van het voorgestelde. Maten
zijn een niet te missen deel van het werk
voor de voorstelling, zij toch z ij n w c z e
nt1 ij k.
P L A S S C II A E R T
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIflIIIIIIIIIMIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllEllllflIIIIIIII
CADILLAC
Het Meesterstuk oer Autotechniek
Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT