De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 5 juni pagina 7

5 juni 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

5 Juni '20. No. 2241 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND OVER AMERIKAANSCHE GEVAN GENISSEN Er is' in~de~ Wereldbibliotheek een merk waardig boek uitgekomen : Gevangenis en Samenleving", een vertaling door Mevrouw J. Boll?Bouman van het boek van den Ame rikaan Thomas Mott Osborne, die daarin het door hem zelf als gevangenisdirecteur in practijk gebrachte stelsel beschrijft. Het aller nieuwste, een systeem waarin zelfregeering van de gevangenen binnen de gevangenis muren de steunpilaar van die nieuwe manier van opvoeding van gevangenen vormt een belachelijk lijkende vrijheid, echter onder groote verantwoordelijkheid der gevangenen die met deze vrijheid begiftigd worden. Het lijken kinderachtige en ijselijke ver halen die ons bereiken : een deel van een reus achtige gevangenisbevolking, voor een be langrijk percentage samengesteld uit zwaar] gestraften, dat eenvoudig van achter de muren tevoorschijn komt om in een naburige ge meente een komedievoorstelling te geven een systeem verder, dat een groot deel van de verantwoordelijkheid voor orde en tucht in de gevangenis van de bewaarders afwen telt op de gevangenen zelf. Ik zal niet trachten in dit korte bestek het systeem uitvoeriger te beschrijven. Iedereen kan het lezen, want het boekje is buitenge woon goedkoop. Voor den leek is het bij de lezing alsof hij in wonderland verzeild is,maar voor den vakman, al mag hij zijn critiek ge reed hebben, zijn stellig het meerendeel van de beschouwingen en voorstellen van Osborne volkomen begrijpelijk. Uit critiek en tegen voorstellen zal het gevangenisstelsel van de toekomst ontstaan, dat er misschien niet ge heel zal uitzien als het systeem?Osborne maar dat er zeker veel anders uit zal zien dan het tegenwoordige. De twee gewoonste bezwaren die men in ons land tegen de nieuwe gevangenisstelsels (Elmira pleegt men dan te noemen) aanvoert, zijn zeer voor de hand liggend : zij schijnen afdoend en zij zijn wonderlijk onjuist. Gij moet het den gevangenen niet zoo prettig maken, want dat is sentimenteel, en gij be schermt zoodoende de maatschappij niet genoeg." Niet zoo prettig maken" : dat doelt op behoorlijk eten, een komedie-club, desnoods een eigen gevangenisbioscoop en een zekere vrijheid van beweging binnen de muren over het algemeen. Nu zijn dit voorrechten die tegenwoordig elk gewoon arbeider zich ook permitteeren kan. De levensstandaard in de gevangenis mag hooger worden naarmate de arbeider in de maatschappij het beter heeft. Maar het groote verschil tusschen leven in de gevangenis en leven in vrijheid ligt elders. Luister. Het volgende is een briefje dat een kleine jongen schrijft aan zijn vader, een be roepsheler, die een paar jaar moet zitten. Lieve vader. Ik zal blij zijn als u thuis ben. Ik wor nooit geen koopman, want dan zit moeder om mij ook den heelen dag te huilen. Dag Vader. Van uw lieve Jantje." En de mis dadiger (het was een erge) schrijft in den vol genden brief aan zijn vrouw deze pas sage : Moe, zal je Jantje geen brief meer laten schrijven. O, daar heb ik zooveel van geweten, daar ben ik zoo beroerd van geweest." En luister ook naar ftet volgende uit een brief dren een hartstochtelijk en jaloersch jong beröepsdief aan zijn meisje schrijft uit de pre ventieve hechtenis: Een brief voor Marie, Geliefde Marie u zult wel vernomen heb ben dat ze mij sinds Zaterdag in arrest heb ben genomen. Marie, ik wordt verdacht van een fiets maar ik weet van God geen leed. Marie u bent met recht geen minuut uit mijn gedachten. Als ik zit te werken dan moet ik telkens ophouden en heen en weer gaan loopen. Vannacht droomde ik waarlijk dat u naast mijn zijde sluimerde. Toen ik wakker werd schrok ik dat kunt u wel begrijpen. Marie ga vooral met geen een ander uit want ik kom toch gauw weer thuis. Want ik word het toch gewaar." Intusschen wist hij best dat hij een lange straf zou krijgen, die hem dan ook werke lijk werd opgelegd. Zoo zijn de pijnigingen van het gevangenisleven : de zorg voor het gezin, het leed van den hartstocht, het ge mis ook van de dagelijksche kleine vreugden en bewogenheden. Dat is de pijn die in de gevangenis geleden wordt, in de cellulaire zoowel als in de prettige" Amerikaansche. En er zijn er zeer weinigen die voor een bioscoopvoorstelling en een hap eten zulk verdriet vrijwillig op zich willen laden. Er valt veel over deze dingen te zeggen en meer dan de krant zou kunnen toelaten. Het is zoo vreemd te hooren beweren dat deze nieuwere stelsels de maatschappij minder goed zouden beschermen dan het oude sys teem waarin de straf op den voorgrond staat. Wat de aanhangers van de nieuwere richting beweren is juist dat zij met meer inzicht in het wezen van misdaad en misdadiger han delen en dat zij daardoor een veel betere bescherming aan de maatschappij verzekeren. Wij zijn den tijd voorbij dat wij kunnen zeg gen : die man is een misdadiger, hij is slecht, hij moet straf hebben en het systeem is klaar. Tegenwoordig hebben wij fijnere ken nis ook van de persoonlijke eigenaardigheden die leiden kunnen tot een onmaatschappelijk leven. En die eigenaardigheden zóó door op voeding wat te wijzigen en vooral, door lei ding in de gevangenis en in de maatschappij zelf?zoodanig te kanaliseeren dat zij niet tot een onmaatschappelijk en misdadig leven behoeven te voeren?dat is de kunst die zich tegenwoordig begint te ontwikkelen en die op den duur een veel grootere bescherming aan de maatschappij zal geven dan het oude systeem van straf-alleen, dat allerminst af doende is gebleken. Wij kunnen al deze dingen slechts aanstip pen. Nog op n gezichtspunt, dat voor'de waardeering van de Amerikaansche gevange nissystemen van belang is, mogen wij hier de aandacht vestigen, f Men moet de quaestie der gevangenisinrichting niet op zich zelf beschouwen, maar in verband met den algemeenen stand der opvoedkundige ideeën. Men moet zich niet voorstellen, dat er op een" goeden dag een sentimenteele en dwaze Amerikaan is opgestaan,die heeft bedacht om misdadigers nu voortaan eens belooning te geven in plaats van straf. Zoo eenvoudig staat de zaak niet. Maar naarmate in de op voeding in het algemeen de straf minder op den voorgrond begon te staan, werd zij ook bij de behandeling van misdadigers meer op den achtergrond geschoven: voor de be handeling der zonden in het algemeen evengoed als voor de behandeling van die speciale soort van zonden die in het Wetboek van Strafrecht worden genoemd. En zie nu het zelfregeerings-gevangenisstelsel van Os borne in het licht van de nieuwste algemeen paedagogische ontwikkeling waarvan de grondslag juist is: zelfregeering, vrijheid, maar met ontwikkeling van het verantwoor delijkheidsgevoel. Ik meen dat voor ieder die het boek van Osborne leest na zich door overpeinzingen als de bovenstaande te hebben voorbereid, oogenblikken van stichting zijn weggelegd. Het is ontroerend te lezen hoe anders al deze dingen kunnen gaan dan zij bij ons en .in de meeste andere landen nog geregeld zijn. En het is ontroerend te lezen van de wonderdadige bekeeringen die er soms het gevolg van zijn. Ook over de wonderdadige bekeeringen valt uit penitentiair oogpunt heel wat te zeggen. Maar de lezer verdiepe zich eerst in Osborne en hij vinde daar voorloopig wonders genoeg. N. M u L L E R llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllimilllllllllllllll EEN GEVAAR VOOR DE VOLKSHUISVESTING door J. N. J. DE BOOY, Voorzitter van den Haagschen Huurdersbond |F Reeds bij de inwerkingtreding der Huuropzeggingswet werd den toenmaligen Minister van Justitie, Mr. B. Ort, in een onderhoud dat ik de eer had met Z. Exc. te hebben, op de noodzakelijkheid gewezen om de huur wetten, indien eenigszins mogelijk, ook van toepassing te doen zijn op gemeubileerde en gestoffeerde perceelen, en perceel-gedeelten. Immers reeds in de dagen van Januari?Mei 1918, toen de wetten aanhangig waren, begon menige huiseigenaar zijn ledigstaand perceel te stoffeeren d.w.z. hij legde een vloermat in de gang en hing een stel gordijnen voor de ramen, of wel hij stak meer geld in de onder neming : hij meubileerde volledig en maakte de zaak winstgevender. i Nu zal niemand het den bezitter van eenig stoffelijk goed euvel duiden, indien hij winst tracht te behalen. Zeide niet de heer Jhr. Mr. de Savornin Lohman, tijdens de behandeling MUZIKALE KIPPEN Teekening voor de Amsterdammer"^ van George van'Raemdonck Een Londensch pluimveehouder onthaalt dagelijks zijn kippen op wat muziekomte zien, of dateffect heeftopheteierleggen. (Nottingham Gardian). iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii! minimi der huurwetten in de Kamer tot zijne mede leden : Wij zijn allen tuk op winst ? Het is die winsttukheid die hare noodlottige werking op onze volkshuisvesting blijft uitoefenen. De ontwerper der wetten, de heer Mr. Ort, meende, daarop gewezen, voor wat betreft de reeds voor de inwerkingtreding der wet dreigende ontduiking zichzelf te kunnen ge ruststellen. Naar zijn oordeel begreep de Huuropzeggingswet ook gestoffeerde, en gemeubi leerde perceelen,enperceels-gedeelten, onder de wetswijziging. Heel duidelijk vindt men die gedachte echter in de wet niet" omschreven. De Haagsche Huurcomniissies wezen nog on langs op het merkwaardige feit, dat het pu bliek de meening schijnt toegedaan te zijn met bezwaren over gemeubeld verhuurde woningen, niet bij haar te behoeven aankomen. ,? Diep treurig.Het meest ergernis wekkend is het geval, dat een eigenaar zijn perceel, op eenigen wettigen grond, doet ontruimen en dan, in plaats van er zelf te gaan wonen, het laat meubileeren, en tot hoogen prijs verhuurt. Deze gevallen komen voor. Zij moesten kun nen worden onderzocht en bestraft. Elk wel denkende, ook onder de goedgezinde eigenaren en die zijn er gelukkig nog in grooten getale in ons land, zal dit soort woeker afkeuren. Nu de huurwetten 1920 straks in de Staten Gene raal aan de orde komen, ware scherper om lijning van het strafbare dezer handeling ten nadeele van goedgezinde huurders, die op schandelijke wijze worden gedupeerd, drin gend noodzakelijk. Te betreuren is het, dat onder een deel der huiseigenaren de wensen voorzit om van het gemeubileerd verhuren hoe langer hoe meervoordeel te gaan trekken. Het Is op die, in kracht toenemende beweging dat als ik als een groot gevaar voor onze yolkshuisvesting wensch te wijzen. Talloos vele nieuwe huiseigenaren door den nood tot koop gedwongen maken hun nieuwe per ceel reeds door z.g. onderverhuur en dan veeltijds natuurlijk gemeubileerd winst gevend.Komen er op die wijze steeds meerdere perceelen of perceelsgedeelten op de woning markt, dan wordt het aanbod van ongemeubileerde woningen nog kleiner en loopt ons land gevaar, een overtollig groot gedeelte der woningruimte, gemeubileerd aangeboden, onverhuurd te zien blijven. In den tijd dat de huurwetten werken, is de invloed van dat kwaad door mij reeds veelvuldig geconsta teerd. In den Haag zijn perceelen, waaraan maan denlang het bordje te koop aangeslagen" zit. Ik ken er zoo b.v. een, en neem dat als voorbeeld ter illustratie. Het is een perceel in de Bezuiden Hout-wijk, met een Stal flinke vertrekken. Een dame houdt er pension. De dure tijd maakte dit pensionhouden, door voedingschaarschtc in den distributietijd, door hooge personeelloonen thans, zeer moei lijk. Zij tracht gemeubeld te verhuren. Het bordje te koop" schrikt de kamerzoekenden af. Gevolg : schade voor de betrokken verhuurster, die er haar bestaan en in een stad als Den Haag een nuttig bestaan?van maakte, en voor den woningnood, daar dringend noodige ruimte ongebruikt blijft. Dit perceel ging in enkele weken tijds door 5 handen. De dame weet niet meer wien het nu toebeIlllllllllllllllll' IIMIIIIIIIIIIIIII imiflIIIMUUIIIIItlllMtflllHIII hoort. De prijs steeg van veertien op twintigmille. Deze gevallen komen meermalen voor. Er is nu wel eenige ontspanning in de spe culatie-woede ingetreden, maar de opgaande beweging zal, na het van kracht worden der nieuwe voorstellen lyan wet, wel weder worden hervat. De vage terminologie over den normalen huurprijs voert ons in een onzekere toekomst. Maar ik bedoel te dezer plaatse niet die nieuwe proeve van wetgeving op het moeitevolle Volkshuisvesting-gebied te bespreken. Wan neer het mij gelukte duidelijk te maken, dat op eenige wijze paal en perk moet worden gesteld aan het ongecontroleerd gemeubileerd verhuren, dan zal ik daarvoor dankbaar zijn. De exploitatie van gemeubileerde huizen, het onderverhuren door huurders van gemeu bileerde kamers, moeten dringend bij de wet worden geregeld. Over de veelvuldig voorkomende woekerprijzen voor gemeubi leerde huizen, die verkocht worden, schreef ik niet. Ook daarin wordt gewoekerd. En helaas met succes, dank zij den woningnood. Er zijn nog altoos menschen die hooge premiegelden aanbieden en niet bedenken dat zij den toe stand bederven. En weer anderen diefantaisiekoopprijzen geven. iiiiiiimiimlHiiiiiiiiiiitiiniiiiiitMi nu minimum iiiiiiiiiniiiifiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin mi mi mi i iiiiiiiiiiiiiiiin IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIMIIIIIIIIIIII nu t iiiniiiiii SCHILDERKUNSTKRONIEK STEDELIJKE ZORG II. DE ANDERE KUNSTEN Onmiddellijk verbonden met de bouwkunst is de wandschildering, het toegepaste beeld houwwerk, en de glasschildering (ik reken bij de wandschildering ook de sectielwcrken.) De wandschildering is ten eerste verbonden met het openbare gebouw, dus met dat gebouw, waar de overheid zeggenschap over heeft, omdat zij uit haar wezen de algemeenheid naar voren moet brengen. De goede muur schildering is toch die schildering, die, in samenklank met de rhythmen van het gebouw, een Idee, de algemeene denkbeelden, van een tijd eenvoudig en groot vertolkt, Zij moet daarvoor van een ongekende inner lijke kracht zijn, want haar eenvoudige grootheid moet vol zijn van innerlijk leven ; iedere kleur, iedere lijn heeft veelmaals een beteekenis. Zij moet den tijd zien in het licht der algemeenheid ; zij moet de eeuwige menschelijke gevoelens geven, alleen geschakeerd door den geest van den tijd. Dan is zij van blijvende waarde ; niet als zij traag hapert aan te veel tijdelijks noch als zij, speelsch, zich vermeit in toevalligheden, in dingen, die een oogenblik maar leven.... En zijn er schilders op dit moment in Holland, geschikt voor dit werk van ui terst belang? Ik geloof, dat we in lang niet zoo rijk geweest zijn in dit opzicht. Een vijftal is met alle zekerheid dadelijk te noemen; schil ders, die door wat zij reeds maakten, ook voor de toekomst nog moeten gelden : T o o r o p, T h o r n Prikker, Van K o n ij n e nb u r g, R o l a n d H o I s t, D e r k i n deren. En het aangename, hier te constateeren, is, dat deze voor dit werk aangewezenen verscheiden zijn naar talent, verscheiden naar geest. Toorop is de drainatische-psychologische vol nadruk, vol hoekige sterkte in de lijn ; Thorn Prikker is de teedere-zwierige, vol phantaisie, en van ongewone verfijning in de kleur; Van Konijnenburg is de intellectueel-romantische, bij uitstek geschikt wat het rhythmische betreft der muurschildering; Holst is de eklektische; Derkinderen was de eer nuchtere. Een overheid, die zich dus op een gebrek aan uitvoerenden zou willen beroepen in deze periode, bewijst onkunde of moedwillige onjuistheid. Een overheid, die de kansen niet waarneemt in deze, verarmt ons land, en vermindert het mogelijk bezit aan schoonheid. En, ik herhaal het, schoonheid is niet iets van enkel onkosten ; schoonheid rendeert dubbel: geestelijk, en, door het verkeer, het vertier, dat zij wekt, ook louter finantieel. Er bestaat dus nu de m o g e l ij kh e i d g o e d e w a n cl s c h i l d e r i n g e n te l a t e n m a ken in de n i e u w e g cb o u w e n, e n d a t i , e e n kans die licht niet z o u s p o e d i g w e e r k e e r t, en als die kans niet wordt ge waagd, keert /. u l k e gunstige con stellatie allicht in lang niet weer. 2o. H e t t o e g e p a s t e b e e l d h o u ww e r k. Natuurlijk moet een gebouw ten eerste tot bewondering stemmen, bekoren, verheu gen, door zijn plattegrond, door de ruimten, die deze plattegrond uitdrukt, door de muren die deze ruimten van de onbepaalde ruimten afscheiden. Dat spreekt vanzelf. Dat is hoofd zaak van den bouw. Maar in den mensch onophoudelijk levend is de natuurlijke zucht tot versiering. Dat ontspriet bij hem, als de madelieven in een wei. Het is de phantaisie, die boven het enkel noodzakelijke uit wil ; het is zucht zich te onderscheiden, te verschil len ; het is lust tut nabootsing, uiting-zoekende lust tot een durende harmonie. En deze dingen treden op bij het bouwwerk, in de dienende beeldhouwkunst. Dat is onvermijdelijk. De beeldhouwer komt na den architckt. Hij ver siert?maar hoe lijkt het mij toe, dat hij moet versieren? Overdreven? romantisch-onrustig? of zooals ik het genoemd heb : ternauwernood ? Ik moet als persoonlijke meening hier neer schrijven, dat ik de uiterste soberheid ver kies, een zoodanige, die den grooten muur vlakken hun stijging niet ontneemt, ze even maar doet golven, bewegen.... De overheid, die het decor van de stad b e h e e r s c h t, en de eigen gebouwen door kundige bon wmeesters doet bouwen, heeft o nm i d d e l l ij k invloed op de v c rsierende b o u w k u n s t. En als bij de bouwkunst zijn er op dit moment beeld houwers, die geschikt zijn, door hunnen aard, in gebonden, niet overdreven vormen tege moet te komen aan wat gevraagd wordt voor de_ versiering van het gebouw? Ook deze vraag kan bevestigend beantwoord worden : er zijn in Holland beeldhouwers voor toegepaste beeldhouwkunst, grooten deels zich nog sterk ontwikkelend, maar toch al met voldoende werken achter den rug, onT ze met de noodige zekerheid aan den arbeid te zetten.... 3o. De glasschilderkunst is een kunst voor de monumentale gebouwen. Ge kunt haar uitingen daarin vinden als een vertolking van het doel van het gebouw, als een belangrijke herinnering, door de stad of door een corporatie van een heugelijk, jam merlijk, of van een feit rijk aan andere bcteekenissen, maar die het stadsleven aangaan, of het leven der natie. De glasbrander is aan den architect ondergeschikt zooals de beeldhouwer. Hij moet in zijn kunst te rade gaan met wat hij moet versieren, met wat de architekt schiep?evenals de makers der mozaieken en der meubelen (zoo die er zijn) dat instinctief haast moeten doen. En dan zou ik zeggen, weer een persoonlijke waarde in voerend, dat niets zoo te haten is, als de flauwkleurige glazen, die ge hier en daar ziet, en, die, verkeerdelijk, met respect worden bezien. Een gebrand-glas is 't juweel, dat het gebouw draagt de geschilderde ramen moeten fonke len niet den vollen gloed van een edelsteen. .. e tijd is voorbij dat we ons in de kunsten vergenoegden met taptc-melk," we willen de volle melk." En de overheid moet eveneens nu de volle melk" willen der glasschildering ; ook zij is te krijgen. En ge kunt de glasschilders vinden onder de wandschilders, daar zijn ze te zoeken, en wilt ge een c m a i l (schrijn of andere versiering), ook daar (als bij Toorop) kunt ge de makers er van vinden. 4o. D e m e u b e l k u n s t. Het is een juiste opmerking geweest, dat het niet g e v e n v a n d e n b o u w v a n h e t s t a d'h u i s te Rotterdam aa n d e Bazel e e n v e r l i e s i s ge w o r d en voor de m e u b e l k u n s t. Een fout der overheid heeft de i lollandsche meubelkunst in't alge meen schaêgedaan. Dat is zeker, en ge ziet hier de fout van een overheidsbemoeiing. Het meubel is een ding niet eigenschappen, die tegenwoordig door de modernsten te gemakkelijk vergeten worden, maar waarop ik wil wijzen. Het m e u b e l i s e e n h u i sgenoot, en dat wordt niet genoeg bedacht. Het meubel van dezen tijd bovenal moet bescheiden-beschaafd zijn, zelfs al ware het kost baar. Het is een ding van dagelijksch gebruik, en van gebruik voor ieder uur. Het meubel voor de openbare gebouwen kan met meer staatsie deze eigenschappen vertooncn. Dat had in het Rotterdamsche stadhuis de Bazel kunnen doen en kunnen bewijzen we hopen, dat de bouwmeester in 't Haagsch Stadhuis de schaêzoo zonder inzicht aangedaan zal kunnen vergoeden, gehec!-en-al. VEILING BIJ FREDERIK MULLER & Co.' II. VERZAMELING ENTHOVEN. VINCENT VAN GOGH. Deze verzameling was bekend als een der groote verzamelingen van Vincent van Gogh. Over Vincent zal ik straks spreken. De ver zameling bevatte nanieiitlijk ook nog andere werken, die ik in 't kort eerst wil noteeren. Ge vondt er een Bosboom (259) hoek bij een boerderij, een koelen Khnopff, den bekenden vrouweiikop l'Offrande uit 1891, Steinlen had er de kermisklanten : Prikker eigenaardige, niet belangrijke, gezichten met gekleurd krijt geteekend(rafaëlli stiften?) uit Viste. Toorop's Vrouw uit Marken is een delicate potloodteekening (uit 1901), zijn vroege aquarel ('85) Het middagmaal" is te waardeeren om het spel der witten. Krachtig, zeer krachtig was Verster's sneeuwgezicht, een studie (uit '95) vollediger, met dezelfde kracht, zijn bokkingen ('02); verwant met Breitner, zijn schepen. Veth's Karen (1892) leek me feitelijk zwak van wezen ; zeer leelijk gesprongen (en dat vooreen schildersleermeester!) was zijn Vrouw Emniink uit Laren ('91). Etsen, schilderijen van de Zwart, de portefeuille van Th. van Hoytema, moeten ten slotte vermeld worden.. Maar de van Gogh's waren de hoofdzaak, hoewel d e z e verschil len d van waarde waren, niet van den allerbelangrijkstendruk uit gestald. Er waren er uit den Haag (81-83) Nuenen (83-85), Parijs (86-88), Arles (88-89), Auvers (90); uit Brussel (80), Etten (81). Uit den Haag vondt ge natuurstudies, fi guren buiten bezig, al een zaaier, Uit Nuenen hetzelfde, vele koppen, wevers, stillevens, een ossekar, een brug, vogelnesten ; uit Parijs, de Molen van Montmartre, een gezicht op Parijs, bloemstukken (werken uit zijn tijd van overgang). Arles was vertegenwoordigd door landschappen, 't nachtcafé, de zaaier, het hospitaal, Auvers door een Zonsondergang. Er was dus een overzicht, waartusschen belangrijke werken te vinden waren.Tusschen de werken uit Nuenen bleken opnieuw sommige tragisch, zwaar, met alle menschelijke aan dacht, hartstochtelijk maar niet uitbundig. Parijs, waar de nieuwe uitingswijze nog niet geheel vrij was soms van d' oude, deed Arles weer voorvoelen. Hier waren belangrijk als hartstocht, en als bewijs, dat Vincent in de periode feitelijk haast altijd in kleur teekend e, al r.childerde hij, zijn Meules en Province", en zijn wijngaarden waar 140 de kracht moet CJren, waarmee de wijnstokken steken in en uit den grond. Het nacht-caf wees zijn ethischen drift uit, dien hij nooit verloor; zijn tuinen, parken, bewijzen hoe goed hij het landschappelijke en het deco ratieve in deze begreep. De verkoop bleek een erkenning van Vincent's waarde. Ieder leven, dat zoo bloedt, zweetend arbeidt, hartstochtelijk gejaagd wordt en onbaatzuchtig zich kan uitdrukken, komt tot zulke eindelijke waardecring Ten slotte dit verzoek aan de verkoopende firma, die haar katalogi zoo wel verzorgt: ook onder de reproducties de maten te zetten. Dat geeft, wanneer ge de reproducties verzamelt, zuiverder her innering van het voorgestelde. Maten zijn een niet te missen deel van het werk voor de voorstelling, zij toch z ij n w c z e nt1 ij k. P L A S S C II A E R T IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIflIIIIIIIIIMIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllEllllflIIIIIIII CADILLAC Het Meesterstuk oer Autotechniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl