Historisch Archief 1877-1940
12 Juni '20. No. 2242
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
U
VOORZITTER FOCK
Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braaktnsletl.
Saevis tranquillus in undis". (Kalm te midden der woeste baren.)
«?ifiiiiHiiiliiiiiimiiiiiiiiiiiitiii iiiHifiliiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi:iiiiiiiiiitiMiiinllllliiiHmilliimiiilllitiiiiMiiMiiiimi ni i
Niet alleen gedurende den oorlog was hij
verhinderd de W. S. te laten verschijnen,
maar ook thans nog maken de hooge papier
en drukkosten (én vel druks kost pi.m.
1500 Kr.) zulks onmogelijk, tenzij er vele
abonné's gevonden worden in de landen, waar
de geldkoers hoog is. dus in de eerste plaats
in ons land. \Ve willen dan ook in deze rubriek
de Nederlandsche schakers opwekksn zich op
te geven als abonnévan de Wiener
Schachzeitung. Wie mede wil werken n der beste
Schaaktijdschriften weer op de been te helpen
en bovendienvoor zeer billijken prijs (pi.m.f5)
zich prima Schaaklectuur wil verschaffen,
noodig ik uit aan den redacteur dezer rubriek
naam en adres op te geven. Het zou aardig
zijn, indien wejMarco, die dit jaar zijn 25-jarig
jubileum viert als schaakredacteur, in staat
konden stellen zijn arbeid te hervatten.
Mogen velen aan deze roepstem gehoor
geven.
^Redacteur: Dr. A. G. OLLAND
të-.AA. R. Falckstrart 5, Utrecht
Alle berichten, deze rubriek betreffende, gelieve
inentte adresseeren aan bovenstaand adres
12 Juni 1920
DE WIENER SCHACHZEITUNG".
Meester O. MARCO te Weenen, de zoo uit
muntende redacteur van bovengenoemd tijd
schrift, verkeert (wien zal het verwonderen !)
in moeilijke omstandigheden.
OPLOSSING PROBLEEM No. 122
VAN H. MENDESM3A COSTA TE A'DAM
1. Dhl?h8. _ -.^
Goede'oplossing zonden in :~M. Dolman'te
Zeist, L. O. te Utrecht, [. Oosterhuis "te
Heveskes,- J. G. Arnoldus'te Middelburg,
J. van der Nooijen te Wolfaartsdijk, J. Riet
man te Dieren, A. Don te Vlaardingen, J. S.
te Zeist, A. H. Wefers Bettink te Sappemeer,
M. Sax te Venlo, J. F. Bloemkolk te Hilversum.
PROBLEEM No. 124
VAN K. A. K. LARSEN TE KOPENHAGEN
(Tidskrift för Schack).
Wit: Ka6, Df8, Te8, Lb3, Pb5, Pc4, pionnen
c2, c6, d4 en g2.
Zwart: Kd5, Te6, Pd8, pionnen b4, g3 eng4.
Mat in twee zetten.
De F ON GERS rijwielen
onderscheiden zich door
hun bouw, constructie, af
werking en vele andere
goede eigenschappen.
De FONGERS is het
rijwiel bij uitnemendheid.
DiGroningBfliiwialiniabriikiFQIGEIS
PROBLEEM No. 123
VAN H. MENDES DA COSTA TE A'DAM
(Eerste Publicatie)
ZWART
c d e l g h
WIT
Wit: Kal, Dg2, TaS, Lf5, Lg3, Pdl, Pd7,
pionnen a4, e6.
#>Zwart: Kd4, Th6, Pc3, Lf6, pionnen a5,
c5, e3, e? en h7.
Wit geeft mat in drie zetten.
Oplossing volgende rubriek (10 Juli).
K Hier onder volgen de tien partijen van de
matchJRéti?Olland.
Ie PARTIJ, GESPEELD 8 JAN. '20
Wit : Réti.
1. d4, d5, 2. c4, eö, 3. Pc3, Pf6, 4. Lg5, Le7,
5. e3,Pbd7,6.Pf3,0?O, 7. Tcl,c6, 8. Ld3, dc4:,
9. Lc4, Pfdo, 10. LeV:, De7:, il. 0?0, Pc3:,
12. Tc3: e5, 13. de5:, Pe5:, 14. Pe5;, De5:, 15.
Dd2, LeG, 16. Tfdl,Df6, 17. Le6:fe6:, 18. Td3,
Tf7, 19. Td8f Tad8:, 20. Dd8:f Tf8, 21. Df6:
gf6:, 22. Td6, e5, 23. e4, Tf7. 24. Kfl, Kf8, 25,
g3, Ke7, 26. Td3, Ke6, 27. Ke2, Td7,-28. f4,
Td3:, 29. Kd3:, bö, 30. fe5:, Ke5:, 31. b4, f5,
32. efö:, Kfö:, 33. Kd4, Kg4, 34. Kc5, hö, 35.
Kc6: Kh3, 36, Kb5, Kh2:, 37. Ka6, Kg3, 38.
Ka7: h4, 39. b5, h3, 40. b6, h2, 41. b7. hl D,
42. b8Df Kg4, remise.
2e PARTIJ, GESPEELD K) EN 15 JAN. '20
Wit : Olland.
1. e4, eö, 2. d4, d5;, 3. Pc3, PfO, 4. ed5:
ed5:, 5. Ld3. Pc6, 6. Pge2, Pb4?, 7. Lg5,
Le7, 8. O O, 00, 9. Pg3, Pd3:, 10. Dd3:
hu, 11. Lf4, L(>, 12. Tfel.Ldfi, 13. Le5, Pe8,
14. Te2, Leo:, 15. Te5: Pd6, 16. b3 g6, 17.
Tael, DfO, 18, Dd2, Kg7, 19. Tel e3, Lf5,
20. Pe2, Le4?, 21. f3, Lfö, 22, P14, Kh7,
23. ge2, Tde8, 24. g4, Ld/, 25. Dd3, Dd8,
26. Pg3, Kg7. 27. c4, del:, 28. bc4:, b5,
29. cbo: eb-, 30. d5, Pc4, 31. Te8: Tfe<:
32. Dd4f Kh7, 33. Te8:? Le8:, 34. Pe4, Kg8,
35. Da7: Dböf, 36. Db6: Pb6:, 37. Pf6f Kf8,
38. d<",? Lc6, 39. K1'2, Pc4, 40. d7, Ke7, 41.
Pg8f Kd7:, 42. Ph6: Pe5, 43. Pe6, Pf3:, 44.
Pf7: Ke7, 45. Ph6, Kf6, 40. Kg3, Kg7, 47.
g5, Pgö:, 48. Pg4, b-1, 49. Pd4, Ld5, remise.
3e PARTIJ, GESPEELD 17 EN 22 JAN. '20
Wit : Réti.
1. d4, d5, 2. c4, eö, 3. Pc3, Pf6, 4. Lgo,
Pbd7, 5. e.3, Le7, 6. Pf3, O--O, 7. Tacl, c6,
8. Ld3, dc4:, 9. Lc-J: Pfd5, 10. Le7: De7:,
11. o?o, Pc3:, 12. Tc3:e5, 13, Dc2, e4, 14.
Pfd2, PfO, 15. a3, Lf5, 16. La2, Ttd8?, 17.
f3, Pd5. 18. Ld5: cd5:, 19. Iel: LgO, 20. Tc7:
Td7, [21. Tfcl, h6, 22. Td7: Dd7: 23. Dc7,
Db5, 24, ed5: Dd5: 25. Tc5, De6, 26. Te5,
Dg4, 27. Db7:Tc8, 28. Tc5, Ddlf, 29. Pfl,
Tc5:. 30. dc5: Dc2, 31. b4, Le4, 32. Db8,
Kh7, 33. Dg3, Db2, 34. Df2, Da3:, 35. Dd2,
Da6, 30. h3, La8, 37. Pg3, Dc6, 38. Pf5, a5,
39. Pd4, De4, 40. b5, gO, 41. c6, a4, 42. Dc3,
h5, 43. Del, h4, 44. b6, a3, 45, b7( Lb7:,
46, cb7: Db7:, 47. Da3: Dblf, 48. Kf2, Db8,
49. De7, Dg4f, 50, Kfl, zwart geeft op.
4ePARTIJ, GESPEELD22,24EN29JAN.'20
Wit: Olland
1. e4 eö, 2. d4, d5, 3. Pc3, PfO, 4. ed5:
ed5:, 5, Ld3, Pc6, 6. Pge2, Le7, 7. 0?0,
0?0, 8. Lg5, h8, 9. f4, hö, 10. Lh4, Pg4,
11. Le7: Pe7:, 12. Tf3, f5, 13. Pg3, cö, 14.
h3, Pfö, 15. Pce2, Ddö, lö. c3, Leo, 17, Dc2,
Pe4, 18. b3, b5, 19. a4, aö, 20, b4, Ld7,
21. Kh2, Pgö, 22. Del, Tf7, 23. ab5: cb5:,
24. Ta2, Tag8, 25. Lbl, Ph4, 26. Tfl, g5,
27. De3, Pgö, 28. Ph5, Pf8, 29. Kg l, Dgö,
30. Le4: fe4:?, 31. g4, Lc8, 32. Pg3, Pd7,
33. Taf2, Pb6, 34. fg5: Pc4, 35. De2, Tf2:,
3ö. Df2: hg5:, 37. Dföf Df6:, 38. Tf6: Td8,
39. Thöf Kg8, 40. Tgöf Kf8, 41, Tg5: Tdö,
42, Pf4, Pb6, 43. Ph5, Leo, 44. Pgöf Ke8,
45, Pg7f Kd8, 40. Pe5? Pa4, 47. Tg6, Ke7,
48. Pe6:f Teö:, 49. Tg7f Kd8, 50. Td7f Kd8,
51. Tc7, Kd8, 52. Tcö, tcö:, 53. Pc6:f Ke8,
54. Kf2, Pc3:, 55. Ke3, Kf7, 56. h4, Kf6,
57. g5f Kf5, 58. Pe5; Pa2, 59. go, Kfö, 60,
h5, Kg7, 61. Pcö, a5, 62. ba5: b4, 63. Pe7.
b3, 64. Pf5f Kfö, 65. g7,"Kf7, 6ö. h6,
zwart geeft op.
5e PARTIJ, GESPEELD 29 EN 31 JAN. '20
Wit : Réti.
1. d4, d5, 2, c4, eö, 3. Pc3, Pfö, 4. Lg5,Pbd7,
5. e3, Le7, 6. Pf3, 0?0, 7. Tel, cö, 8. Ld3,
dc4:, 9. Lc4: Pd5, 10. Le7:, De7:, 11. 0?0,
Pc3:, 12. Tc3: e5, 13. Dc2, e4, II. Pfd2, Pf6,
15. Lb3, Lf5, 16. f4, go, 17. Tfcl, 18. Pfl, Pd5,
19. Ld5: Td5:?20. Tc5, Tad8, 21. Pd3, Deo,
22. Da4, aö. 23. b3, Kg7, 24. Db4, De7,
25Db6, Lc8, 26. Td5: Td5:, 27. Tc5, f5, 28. Pe2,
Le6, 29. g3, h6, 30. Pc3, Tc5:, 31. Dc5: Dc5:,
32. dc5:, Kfö, 33. Kf2, h5, 34. Kei,
Lf7, 35. Kd2, Ke6, 30. Pa4, Kd5, 37. Kc3,
a5, 38. a3, Lg8, 39. b4, ab4:, 40. ab4: KeG,
41. Kd4, Ke7?, 42. Ke5! Lb3, 43. Pbö, LeO,
44. h3, Lb3, 45. Pc8, Kd7, 4ö. Pd6, Ke7,
47Pb7: Leo, 48, Pa5 Ld7, 49. Pc4, Lc8, 50. Pd2,
LeG, 51. h4, La2, 52. Kd4, Lf7, 53. Pc4, Le8,
54. Pdö, Ld7, 55. Ke5. Leo, 56. b5, cb5:, 57.
Pb5: Lf7, 58. Pd6, Lb3, 59. cO, zwart geeft op.
6e PARTIJ, GESPEELD 5 FEBR. '20
Wit : Olland.
1. e4, e6, 2. d4, do, 3. Pc3, Pfö, 4. ed5: ed5:,
5. Ld3, Pcö, 6. Pge2, Le7, 7. 0?0, 0?0, 8.
Lgo, Kh8, 9. Dd2, Pg8, 10. f4, f 6, 11. Lh4, f5,
12. Lf2, Pfö, 13. Pg3, Pe4, 14. Pa4: fe4:, 15.
Le2, Ld6, 16. Le3: Pe7, 17. cl, c6. 18. Tacl,
Le6, 19. Tc2. Dd7, 20. c5, Lc7, 21, a4, Tf7, 22.
Db4 Taf 8, 23. Db7:? Lf4:, 24. Db3, Lg3:, 25.
hg3_: Pf5, 26. Lf2, De7, 27. g4, Ph6, 28. Dg3.
Dg5, 29. Dd6, Lg4:, 30. Dg3, Dgö, 31. Td2,
Le2:, 32. Dgö: hg6;, 33. Te2:, Pg4, wit geeft op.
7e PARTIJ, GESPEELD 25 MAART '20
-Wit:! Réti.
1. el, e5, 2. f44Lc5/3. Pf3, dö/4. Pc3, Lg4,
5. Pa4, De7, . H3, Lf3:, 7. Df3:, Pd7, 8. Pc5,
dcö:, 9. b3, Pfö, 10. Lb2, ef4:, 11. O?O?O,
0?0?0, 12. Df4: De4: 13. Df2, The8, 14. Ld3,
Dc6,15.g4,h6. 16.Thgl,Kb8,17.g5,hg5,18.Tg5:,
Pe4, 19. Le4: De4:, 20. Tg7: f5, 21. h4,Te6, 22.
h5, Pe5, 23. Dc5:? Tc6, 24. Tc7: Tc5:, 25.
Tc5: Pg4. 2fl. Lc3, Tc8, 27. Tc8: Kc8:, 28.
d3, Def3, 29. Kb2, Dh3, 30. d4, Dh5:, 31.
d5, Pe3, Wit geeft op.
8e PARTIJ, GESPEELD l, 3 en 8 APRIL'20
Wit :^OIlandJ
1. e4, e5, 2. Pf3, Pc6, 3. Lb5, go, 4. d3,
Lg7, 5. Lg5, hG, 6. Le3, Pge7, 7. Pc3, Pd4,
8. Ld4: ed4:, 9. Pe2, cö, 10. Lc4, d5, 11. ed5:
Pd5:, 12. Dd2, Lg4, 13. Ped4: c5, 14. Pe2,
Lf3:, 15. gf3: O-- O, 16. 0?0, Dd7, 17. c3,
Tfe8, 18. Tael, Kh7, 19. Pg3, Le5, 20. Te4,
f5, 21. Te2, LU, 22. Ddl,Te2:, 23. Pe2: Lc7,
24. Tel, Td8, 25. Ld5: Dd5:, 26. Pg3, Td7,
27. De2, Dd3:?, 28. Dd3:, zwart geeft op.
(Wordt vervolgd)
WONDERVERTELLINKJE
door A. M. SPRUYT
Hoog waren de muren van den wijden
kloostertuin, hoog van groote witte steenen;
er binnen waren de kerk en het klooster, en
overal bloemen, om de. kerk en bij het kloos
ter. Veel broeders waren er, en die schreven
in groote boeken, die de heele boekenzaal
vulden; erg veel hadden zij gedaan met de
wijsheid van hun grijsgedachte hoofden.
Lang was het daar goed en mooi was de tuin,
de kerk en het klooster, alles ; toen kwam
daarna een heel andere tijd ; de bloemen waren
overal in groote tullen in de cellen, in de zalen..
de broeders aten, dronken en lachten.... en
stil was het alleen in de kerk.
Eenslkwam op een groot feest, heel alleen,
een oude man ; stil keek hij naar de monnik
broeders, die toen het feesten staakten en
gingen uit het klooster. De vreemde oude man
sloot de groote deur en ging verder, droef, stil
knikkend, als in begrijpen.
Langzaam brokkelde de muur af, de bloe
men bloeiden uit, de kerktoren stortte in
en 't werd al tot gruis en steenen. Heel lan
gen tijd vertelden de wijze vaderen aan hun
kinderen van het klooster, de broeders, die
zoo vroolijk waren, en dien ouden grijzen man;
toen vervaagde dat vreemd gebeuren uit de
zielen der menschen en de vaderen vertelden
niet meer van het klooster....
Eens kwam er een man, lang daarna, die
vroeg wat de ruïne was geweest ze wisten
liet niet meer. Nu was het kleiner, en 't was ver
buiten de stad. Eén muur stond nog en overal
er om gruis en kleine steenen. 't Was niet
grootsch, en daarom kwam nu ook niemand het
weerjzien. Twee boomen stonden nog dicht
bij den muur ; overal was gras. Bovenop ston
den struiken en daaronder was het gras mooier
en grooter ; altijd was er stilte. Soms toch,
niet heel dikwijls, kwam een jongen, met zwart
vuil haar. Hij scharrelde dan over het gruis en
legde zich lang neer onder de boomen ; de
jongen had het gevonden, eens, toen hij bede
lend een rijtuig was gevolgd, schreierig
roepend om geld.
llllllllllllltllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIMHll
Toen, buiten, had hij de boomen gezien en
de schaduw bij het muurtje en hij had gerust..
Hij had het er prettig gevonden en soms, als
hij genoeg gedaan had om zijn klein
parasietenbestaantje vol te kunnen houden, dan ging
hij hierheen, otn te rusten.... Phonso heette
hij, en hij was blij met zijn naam, want het
klonk zoo mooi.
Na eenigen tijd vond hij het rusten niet meer
groote bekoring en eens, toen hij nog maar kort
had gelegen, was hij op het muurtje geklommen
en met de voeten bengelend had hij neerge
keken op het gruis. Aan het eind was de muur
heel even rechthoekig omgebogen. Phonso was
er heen geschoven, boven langs het muurtje
en nieuwgierig gebogen had hij gezien, naar
beneden in het hoekje. In het donker van
tusschen den muur en het gruis had het geglinsterd,
heel even. Vlug, met het lichaam languit op
de gruissteenen liggende, het hoofd gebogen,
scherp kijkend, had hij getast in het donker,
eerst voelende niets, maar toen, plotseling,
tegen den muur, een rond hard iets. De oogen
glinsterend van pret-genoegen, denkend aan
het geglitter, het vinden van iets moois, had
hij gegraven, de steenen en het gruis driftig
achteruitgooiende. Toen het gat groot was en
het donker-schemer was geworden door het in
vallende duister, toen had het weer geglinsterd;
steunend had hij getrokken, tot hij het eindelijk
kreeg, afschurend zacht.... en in het zonne
licht had een Madonnabeeld gestaan, boven
op het gruis van het oude klooster, voor het
straatjongetje, dat even knipperde van mis
noegen met de oogen, omdat het geglitter
maar de guldstreepjes waren geweest van het
aureool van de Heilige Moeder, die gelicht
hadden,toen de zon er even op scheen
Phonso had gekeken naar het beeldje en
het wel mooi gevonden, klein marmeren
figuurtje met het Kindje, en de blauw- en
gouden kleuren, die 'ichtten in de zon, vroo
lijk met puntjes van groote schittering en
kaatsten strepen en vlakken op de
schemerkleur van de muren bij het gat
De kleine jongen was altijd bang geweest voor
de groot halkerk , met de nisbeelden van de
Moeder en het Heilig Kind, maar eerbiedig
had hij altijd geknield, vreesachtig-eerbiedig,
want de oude pastoor, die goed was, boog ook
lllltltllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllllltlMIIIIIII
het hoofd zoo diep.... Hij \had~ook weer
geknield, maar even onder de oogleden weg
gekeken naar het geschettervan de kleuren op
het Madonnabeeldje, dat van hem was en dat
zoo mooi was.
Stil was het geweest, alleen de boomen
hadden zacht, in ruischen, bewogen en Phonso
had toen niet meer gekeken, maar echt ge
beden, een klein kindergebedje gezegd, van
dankbaarheid en wenschen voor morgen
Phonso was een kleine straatjongen.
Hij bedelde op de boulevards en in de nauwe
straten, waar hij 'savonds in terugging;
daar leefde hij verder zijn kinderleven.
Hij had niets gezegd van het beeld ; hij
dacht alleen aan wat hij gezien had en was blij.
Dagen dacht hij, tot het verbleekte, enfdan
ging hij weer naar de ruïne, 's Ochtends, eens
heel vroeg, was hij gegaan om het weer te
zien. Zacht schuurde wee*r het voetstuk tegen
de muurwanden en weer was het beeldje
in het licht. Aandachtig beschouwde het kind
alles, de Heilige Moeder, en het Kind, en hij
lachte zacht, omdat de zon het zoo mooi
maakte en omdat hij het hier zoo dichtbij
kon zien.
Stil veegde hij met zijn mouw langs de
kleèrvoegen, en het wit werd zachter, en het
blauw kleurde op ; hij wischte het gelaat van
het Kind schoon en hij vond dat het lachte, ..
toen bedeesd deed hij zacht zijn arm glijden
over het gezicht van Maria, stil eerbiedig^oor
haar, die alles voor de menschen deed.
En de aureolen schitterden en 't blauw
lachte in vriendelijke kleur, en het was al
ontzag in de oogen en de ziel van Phonso.
Statig zong een koor, de groote
psalmakkoorden breed uit. Galmen deden de
booggewelven van de gezangen der andere koren,
die volgden. Hoog waren zij, hoog boven alle
menschen en het altaar ; de kerkmuziek ging
mee met de heilige melodie, ruischend zacht.
Het geluid stierf weg, lang aan, naar het einde.
Groot, rood met goud, waren de kruisen op
de priestergewaden, die stijf met witte kant
omhangen, schokten bij de zegeningen van de
priesters. Wierook op het altaar en wierook
in de lampen, het gaf een geur van heiligheid
in koude kathedraal, die vol was met de men
schen, die keken altijd naar de mysterieuse
handelingen van de geestelijken....
De nisbeelden en de kribbe met de Groote
Wijzen,zij hulden zich in een blauwen
schemermantel van de heilige reukwcrken en spece
rijen. ... en het volk had, bad.... Stil tikte
een rozenkrans even tegen een bank, maar dan
was alleen geluid nog de muziek, die heel zacht
melodie gaf, en de priester, die zegende in
statigheid.
De kerk was leeg. Phonso was weggeloopen
van zijn moeder en keek naar het
Madonnabeeld.... Beweegloos stond het
straatjongatje onder den boog van de kathedraal, klein
in de schaduw. Schuin viel het licht over het
Mariabeeld.... een luchter met lange was
kaarsen lichtte tegen de voeten en het kleed
even, en daarboven was het halfdonker van
de nis. De Moeder zag boos-ernstig neer en het
Kind zag omhoog, wezenloos.... Zacht
schuifelde Phonso weg; bij de deur maakte
hij het teeken des kruises.
Stil en eenzaam-leeg was de Domkerk, met
de beelden en de nissen en d; brandende
lampen van eeuwigheid op het altaar.
Wondcrzacht ruischten de beide boomen,
zoo zacht. De struiken bewogen, met heel
kleine beweginkjes. 't Gras boog telkens voor
den wind. Rood was het licht van de zon;
de lucht was bij de zon heel lichtrood, uit
vloeiende in geel met goudene strepen.
Tusschen al die kleuren was een breede rechte
streep van grijs strak getrokken.
De bladeren der boomen waren goud, enkel
goud, en als de dorrige blaadjes vielen, dan
was het, of zwaar mat goud in schilfers w
gdwarrelde van de boomen. Lang waren de
schaduwen op den muur en de steenen;
sommige in het zonnelicht flonkerden;
fijn uitstootend witte lichtstraaltjes.
Langzaam kwam Phonso langs den weg.
Een groot verdriet was in zijn ziel. Moeder was
dood, ineens weggegaan en hij had geweend
groote tranen van droefheid, omdat zijn moeder
weg was, en zijn thuis. Even had hij zorg gehad
over zijn leven, naar welk huis hij zou gaan,
's avonds, maar toen de pastoor zeide, dat
hij een arme jongen was, had hij niet verder
gedacht maar gehuild, zacht en echt.
Buurvrouwen hadden getroost.
Langzaam kwam Phonso en bij den muur
haalde hij stil zijn Madonnabeeld in het licht
van de zon.
Toen, ineens, was hij geschrokken,
fel-oplevend in bewonderenden eerbied, in vrees
over het wonderlijke dat hij zag. Het rood zon
licht had een schijn geworpen op het
Moedergezicht en het was levend geworden, en de
handen, zij hadden bewogen, stil houdend het
Jezuskindje, dat zacht met de handjes naar
de Moeder had gegrepen de goudkleur
van de aureolen was weggegaan, en een
witgoudrood licht was om het al: de oogen waren
n licht van goedheid en liefde geworden.
Hij had zich gebogen, diep op den grond,
niet durvend nu naar zijn Madonnabeeld zien,
jubel-verheugd, dat het zoo warm-levend
werd, nu hij verdriet had over zijn moeder,
en door zijn ziel waren de wenschen gegaan,
die hij vragen wilde aan Maria, die alles voor
de menschen deed....
Een zacht geluid had hem op doen zien
en de. Heilige Moeder was gekomen met haar
Kindeke naar hem ; stil in afwachting, de
handen op den grond, had Phonso naar alles
gezien. Toen, vlak bij hem, had de Moeder
zich gebogen, en zacht had het Kindeke Jezus
gekust, Phonso, zacht op den mond
De maan was na de zon gekomen, pas heel
laat. Zij had beschenen koud-geel, een jongen,
vuilig, die lag onder een paar struiken en
sliep, en over hem een Mariabeeld met het
Kindeke; de aureoolringen hadden gelicht,
gelig in den schijn van de maan.
Langzaam ging Phonso weg en hij voelde
vredig en goed in zijn hart, want zijn beeld
was nog mooi, 't was niet gestolen in den
nacht toen het alleen stond in het gruis,
omdat hij het niet weggestopt had ; hij had
Maria gezien, levend, en het Kindje had hem
op den mond gekust