Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Juni '20. No. 2242
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DlJSSEtHOF, BIJ HUINCK TE UTRECHT.
Het is natuurlijk toevallig, ten minste
grootendeels, dat de kleine, en meer
studieof schetsachtige werken van Dijsselhof hier
het meest treffen (l, 4, 7, 15, 19, 20, 30).
Dijsselhof is een uiterst nauwkeurig, d
tailleerend schilder. Hij kent de yisschen, de
kreeften, de schildpadden, die hij weergeeft.
Hij bestudeert ze door en door; echter gebruikt
hij deze kennis niet om, saamvattend, tot
een decoratief vlak geheel te komen ; hij is
een schilder yan een schilderij met drie
afmethigen. Hij vereenvoudigt niet; het spel
van 't water verinnigt, en verzacht echter de
vormen, en de tot in de kleinigheden onder
legde nauwkeurigheid. Als bouw is het werk
niet het sterkst. Een groot werk als de Steuren
bij Huinck heeft leegten. Eén bezwaar dat
ik vroeger tegen hem had is meestal over
wonnen, juist is de gekozen grootte der
dieren, 't zij hij ze geeft als enkeling, of als
een deel van een school van visschen; als
een school. '
ARTI-LEDEN, AMSTERDAM.
Het portret van Urlus door B o b e l d ij k
heeft niets van een wonder; maar het is
frisch en open. Het is een heel wat aange
namer ding om te bezien dan het werk van
L a s z l o. Het portret van Mevrouw Cremer
is het minst slechte van de drie. H e t m i n s t
slechte. Er is geen andere term te vinden
voor dit portret, n van een drietal uit
gestalde werken. Twee hoofdfouten zijn in
Laszlo : ten eerste is hetgeen ge ziet, ont
staan uit en in een procédé. Er is geen kwart
cent openbare noch verborgen, betoomde
ontroering in. Het is waereldsch en leelijk.
En de tweede fout is, en dat is een fout in
vele der zoo geheeten mondaine portret
schilders (zie den burgerlijken Van Welie
bijvoorbeeld), hetgeen ze voortbrengen, mist
elk psychisch accent, mist elke verfijning
eener ware of ten uiterste gevoerde ziels
kennis. Er is geen psychologie. En zonder
dat is alle waereldschheid conventioneele
armoed
Van de overigen noteer ik Mej. Van den
Berg's Euphorbia; Colnot's Stilleven ; Pol's
Een kerk (62); de Synagoge van
Monnickendam ; Ritsema (Coba) stilleven met muiltjes;
Schwarz, en van den bezitter van de
gouden medaille, W o 11 e r, 't [Oude
Oosterdok.
Kil en akademisch is 't vleesch bij Oraus
(45); bij Rueter (111) is de kop alleen goed,
de rest armelijk ; bij Heyse is het roode kussen
op de rustbank iets. De zonnebloemen op
de teekening zijn in een anderen stijl geteekend
dan de figuur, enz.
PULCHRJ, DEN HAAG. LEDEN.-NOTITIES.
De witte bloemen en de muurbloemen
van H. Arntzenius zijn, op zijn bloemstuk,
niet tot een nheid geworden. Dit schilderij
is geen eenheid, geen geheel. Droevige over
denking en Het zieke kind zijn kenmerkend
voor Suze Robertson. Alleen heeft het
^gegeven (het zieke kind) geen logisch einde
tegen den rand ; ge begrijpt niet, waarom de
schilderes daar juist uitscheidde ; het schilde
ren eindigt niet, zooals het hoort. Bongers
is het fijnst in zijn Vrouwtje uit het Oude
Vrouwenhuis te Delft". Bron heeft iets
teeders n iets onzuivers (zie de lucht) in
Op het Brasemermeer". Kracht in de actie
vertoont freule Van Eysinga (de Woloogst),
van Fr. Hogerwaard's portret is de
benedenartij, en het r ij z w e e p j e het beste. De
lootkant van W. B. van Horssen is een
rijpgeworden studie ; Kramer's Haringen en
Anna Lehmann's Oud Buiten zijn te noemen.
Luns is duitsch-décoratief in Louis Chrispijn ;
Moulijn slap, zonder leven als dikwijls in
zijn Vijver". De Rouville's blinde vrouw,
bruinen en grauwen, is een goed werk voor
hem (groot genoeg en toch doorvoeld); de
doode roosjes van Marie Vlielander Hein
zijn eigenaardig bekorend tegen den achter
grond aan gegeven; de Zwart's
zomerlandschap is ruim, en krachtig.
AMSTERDAM. MIJ. VOOR BEELDENDE KUNSTEN
Sommige der schilderijen van L i z z y A
ns i n g h zijn reeds besproken ; over andere
wil ik mijne meening hier klaar maken, 't
Geestigst is de familie Simon Maris. De
psychologie van den schilder is gegeven met
een innerlijke vroolijkheid, die ik voor den
Amsterdammer niet verder zal défineeren.
Ik deed dit reeds ten opzichte van de groote"
Coba Ritsema, die de twee, vroegere, klei
nere" niet overtreft, 't Zelfportret geeft de
schilderes, jong; Zijl is eenvoudig, ietwat
hoekig, uitgedrukt. De geheele verzameling
is ongelijk. Wat de door anderen
gewaariiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii1
ITALIË-S LETTERKUNDE
door 'Prof. dr. J. J. SALVERDA DE QRAVE
(VoJksuniversiteits-Bibliotheek.
Haarlem, Erven Bohn.)
De geschiedenis van een volk is niet af te
scheiden van de geschiedenis van zijn kui
tuur. Kunst is leven. Het woord is leven.
Een kunstwerk 't zij een schilderij, 't zij
een gedicht is niet alleen de uitdrukking,
het leven van den enkeling,
hetvertegenwoordigt tevens het leven, den geest, de omstandig
heden van den tijd, waarin het ontstond. Het
duidelijkste voorbeeld, waarvan de oorzaken
gemakkelijk zijn op te sporen, biedt ons de
geschiedenis van het volk van Italiëen zijn
kultuurgeschiedenis. Schrijft Dante Alighierl
zijn Commedia niet in een nieuwe taai ? Een
nieuwe taal, die veeleer dan verwoesting van
het oude, de eeuwige, voortdurende wisseling
weergeeft van de oude beschaving naar de
nieuwe en het verlangen van een volk naar
zijn vroegere nationale eenheid. Gist niet
reeds in Dante en in Giotto, en eerder nog in
Sint Francisctis,het nieuwe leven,dat in geheel
Italiëin het eind der Middeleeuwen uitbarst ?
De gemeente komt op tegen het leenstelsel,
Liberta va cercando" (zoekt vrijheid) zou
den wij met Dante kunnen zeggen en de
Carroccio" laat zijn vrijheidsvaandel wapperen.
Van Dante tot Carducci, over Machiavelli
en Alfieri ontwikkelt zich het innerlijke drama
van het Italiaansche volk : het streven naar
zijn nationale eenheid, dat wil zeggen, naar
zijn vrijheid. En in Giuseppe Mazzini vond
Italiëzijn beschouwer en verkondiger van
het nationaliteitsbeginsel.
Met recht stelt daarom professor Salverda
de Grave in zijn pas verschenen werkje:
Italië's Letterkunde" voorop: Meer
dan welke andere letterkunde ook, staat de
Italiaanse in nauw verband tot de staatkundige
geschiedenis : de grote schrijvers zijn, bijna
tlectrische Lampvoeten
in Potterie LANOOY"
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
iiMiiiimiiiiu mi
iiiiiimiiiiiiiiiii
deerde Uitvaart" betreft (een In Memoriam
Th. Schwartze), het werk is door vele stadia
heen geworden wat het nu is. Ik meen me
een oogenblik te herinneren, waar alles
inniger was, en waar n figuur zich met
grooter hartegevoel naar den toeschouwer
wendde. Toch is er in dit werk iets, dat weer
op een zuiveren weg duidt; Lizzy Ansingh's
schilderkunst moet weer een romantiek worden
vol breede nauwkeurigheid, en degelijkheid,
en het lijkt me, dat ik deze neiging weer in
deze Uitvaart" bespeur.
W. WITSEN, ARTI, DEN HAAG.
Voor n ding beware ons iedre dag, voor
de lusteloosheid. Wat die brengt toont Witsen.
Hij toont ons dat niet, omdat het getij ver
liep, waarin hij naar voren kwam dat is
een niet zielskundige opmerking. Een rijk
innerlijk bloesemt voort. Het beteekent bij
Witsen, dat zijn innerlijk niet rijk is, niet
rijk genoeg meer is tot zuivere voortbrenging.
Ge ziet deze waarheid in vele werken. (5,
8, 12, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 26 etc.).
Ge ziet dat in z'n vruchten, nauwkeurig
geteld, maar niet als bij een primitief geteld
met hartstocht, en in schoonheid ; ge erkent
dit in een glazig" schaaltje met vruchten.
En wat maakt hij van een naakt, van een
bloesem van vleesch en been? Hij maakt
daarvan, wat ge ook zijn bloemen ziet zijn :
hardheid, kilte, lusteloos-geobserveerde lijn,
en vorm.
Enkle dingskes zijn beter, zijn Pakhuizen
(6), zijn Turfschepen (9), zijn Vogelwijk bij
het IJ (11;.
Daar is het starre wat gebroken tot een
weekheid, om niet tot een kleine teederheid
te schrijven.
""HAAGSCHE KUNSTKRING. LEDEN. NOTITIES.
Het kinderkopje van Wittenberg met zijn
strakke, niet sterke symmetrie, en het portret
van Heyting (geteekend) door P. v. Baarsel
zijn de beste dingen op den Kring, wat de
koppen aangaat. Fokko Mees is meer innerlijk
dan dikwijls in twee symbolische werken
(Toren van Babel, en Gewijde Aarde), Cossaar's
Milaan, zuiverder dan ik hem in doorsnee,
ken. Grauss is zwak, Bieling vrij kloek. Dit
is alles wat ik van deze tentoonstelling voor
dit overzicht te melden heb.
v: ^
VEILING FREDERIK MULLER EN Co., TE
AMSTERDAM.
I. De nummers l?200.
*" Op een veiling als deze vindt ge gewoons,
bekends, ongewoons en dingen, die verrassen.
Een copie van Allebénaar Rembrandt was
er; een groote schets van B r e 11 n e r naar
een gewoon gegeven ; een ongewone Straat
jongen ;een kleine haven b ij
manes c h ij n (?groot" en zeker), een eigenaardige
studie van boomen. Haveman had er een
Stilleven uit '80 (met o.a. een photootje);
Van L o o y schilderde (1884) een ver
haaltje van kikkers, en tubes, van een
poot van een stoeltje, en van een schoen van
een schilder op zijn niet belangrijkste wijze.
Daarnaast vondt ge van hem zijn Huis te
Soest. Meiner's stilleven, uit '96, is niet een
werk, zooals het stilleven met doodskop of
met de peren ; het is, zou ik willen schrijven,
op zijn meer open, luchtiger wijs geschilderd.
T h o l e n was goed ; de Slagerij, het
Wintervermaak, de Moestuin (met de gieters) en
het portret van een der dames A. deden hem
zien, zooals ik hem, te midden van andere
producties, ken. Den meesten onbekende
Voermans zijn de twee straatscénes, de
groentevrouw, en het andere, de koopvrouw
('t zwakste). Witsen was het best in zijn Grij
zen dag" ; Stevens (A) in 52, een man in
blauwe kleedij. Niet zoo forsch en zoo sterk
als ik hem ken was Jos. Stevens in zijn
honden, enz, bij de kachel, terwijl
Verheyden's herfstbosch met iets aan Tholen
deed denken.
f De verzameling Ingenegeren was wel voor
zien van Is. Israëls. Breitner had er zijn een
Japansche", Vincent een landschap, Verster
een iets te vlakke doode kraai, Weissenbruch
(86) een molen.
In de verzameling Miiller-Meken een groote
late van Gogh (boerevrouw); in die van Souget
een Hartz, wït paard, een straat van Isaac
Israëls.
Een goede Bles was de zieke, een niet te
vergeten Muhrmann een Albert Neuhuys enz.
PlASSCHAERT
WFRRIQHOTEL LÜTZELAU.
« tUUIöFamilie-Pension. Direct aan
het meer gelegen. Pension van af fr. 11.50.
Eigen. K- DOLDER. Prosp. Int.Verkeersbureau,
Ajdam, Raadhuisstr. 2 en den Haag, Papestr. 5
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiimiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiinii
Uit de Juni-Tijdschrlften
De Gids bevat: Demonen", door Nico van
Suchteli'ii (slot) ? Sneeuw", door Herman
Liisen; Kinderliedje", door Dop B!es; Ach
tergelaten", door A. Roland Holst; ,,Oud en
modern Staatsrecht", door mr. H. Krabbe;
De beteekenis der techniek voor de maat
schappelijke evolutie in verleden en toekomst",
door Ir. Is. P. de Vooys; Dürer in de Ne
derlanden", door dr. J. Huizinga; Een
Limburgsche roman", door mr. Frans Erens;
Adspice", door dr. J. Huizinga;
Buitenlandsch Overzicht; Bibliographie,
Oude Kunst bevat: S. Kalff, Iets over
Cprnelis Cornelisz. van Haarlem ; O.
Riesebieter, De Duitsche fayenccs der. 17e en 18e
eeuw; J. A. Kronig, Lachende Vrouw door
Frans Hals.
Leren en Werken bevat : De Kinderjaren
van een Reus, door C. Elink Sterk ; Naakt,
door Herman de Man; Poëzie, door Nine
van der Schaaf; Boeken om te bezitten, door
Annie Salomons; Verzen van Herman Mid
dendorp ; Arnold Toynbee, door E. C.
Knaptmtiimiiiciiiiimiiiiilillil
iiiiiiliiiiiiniliiiim
iiiiiiiiiiiiiliiilim
Illllllllllllllllllllltllllllllllltlni,lllllll, III
zonder uitzondering, grote burgers geweest,
en hun werk is, voor een belangrijk deel, inge
geven door de politieke gebeurtenissen van
hun tijd."
Bij wijze van inleiding tot zijn geschiedenis
der Italiaansche letterkunde geeft professor
Salverda de Grave een kort, maar duidelijk,
overzicht van de vaderlandsche geschiedenis
van Italië; en zeer nuttig is ook het hoofdstuk,
dat de auteur wijdt aan de kwestie van de
Italiaansche taal, welke door alle eeuwen heen
den schrijvers steeds zooveel stof tot polemiek
geleverd heeft, vanaf Dante tot Manzoni en
de Amicis, en waarvan de weerklank in de
Fransche letterkunde niet onbelangrijk is.
Dit onderwerp is door den auteur met groote
levendigheid behandeld in zijn beknopt over
zicht, waarin men duidelijk den kundigen
filoloog herkent. Doch de letterkundige doet
niet onder voor den taalgeleerde en na een
kort, misschien wel wat al te kort, hoofdstuk
over den oorsprong der litteratuur, gaat de
schrijver, bijna alsof hij bang is, zich te lang
op te houden op dit hem zoo bekende terrein,
dadelijk over tot de meesterlijke behandeling
van het leven en het werk van Dante, in breede
lijnen, waarin hij echter voldoende licht laat
vallen op het grootsche van het werk van den
grooten dichter, die een monument van zuivere
poëzie oprichtte, van goddelijke poëzie, hij,
mensch onder de menschen in buitengewoon
troebele tijden der geschiedenis en der
menschheid, aan wien wij een der omvangrijkste con
cepties, een der edelste documenten van den
menschelijken geest, in volkomen harmonie
door het woord uitgedrukt, te danken hebben.
Het is niet mogelijk in een korte bespreking
ieder hoofdstuk van het werkje afzonderlijk
na te gaan en de vele kritisch-aesthctische,
altijd korte en beknopte, maar niettegenstaan
de de noodzakelijke beknoptheid, toch nooit
oppervlakkige beschouwingen, waarin alle
dorheid en eentonigheid, die men in dergelijke
populaire werken maar al te dikwijls aantreft,
vermeden wordt; deze zijn 't, die, hoewel een
bescheiden plaats innemend, het oorspron
kelijke van het boekje doen uitkomen. Des
schrijvers bedoeling was, zooals hijzelf zegt,
te geven : een korte schets van Italië's let
terkunde, waarbij het mij te doen was, om
voor belangstellende, doch niet geschoolde,
lezers de voornaamste schrijvers en geschrif
ten te vermelden."
Wij moeten voor oogen houden, dat het
werkje deel uitmaakt van een Volksuniversi
teitsbibliotheek, en de naam der serie zegt
voldoende om het doel, hetwelk de schrijver
zich stelde, te begrijpen.
Het is een wandeling door een schone
streek" en betreft een litteratuur, die, al is
zij ook jonger dan haar neo-Latijnsche zus
ters, in korten tijd kunstwerken biedt, die de
meest volmaakte letterkundige uitdrukking
zijn van den godsdienstigcn geest der .Mid
deleeuwen in Dante, van het minnedicht in
Petrarca en van het volksleven in de verhalen
van Boccaccio. De XlVe eeuw is, al dadelijk
bij het begin, een eeuw vol leven, het leven,
dat gist in de stedenrepublieken van Itali
en dat zich uit schilderijen, beelden, muur
schilderingen opdringt aan het bewonderende
publiek. Leven, dat gaandeweg heviger,
dieper uitdrukking vindt in de geschiedenis
en in de kunst van het Quattrocento, het
tijdperk der Renaissance, waarin de kerkelijke
poëzie samengaat met de carnavalsliederen
van Lorenzo ;,il Magnifico", en de jachtpartijen
en steekspelen door Poliziano bezongen .af
wisselen met de verbrandingen van
wereldsche zaken door Savonarola. Tijdperk van
groote tegenstellingen evenals van innerlijken
strijd, tijd waarin de ruwe vorm van het uit
Frankrijk gekomen episch gedicht en 'het
ridderverhaal veredeld werd in de ottave"
(8 regelige verzen) van Pulci en Boiardo en
meer nog in de merkwaardig zuivere, schit
terende coupletten van Ariosto, den gruoten
kunstenaar, den kundigen slijper ^van
edelpert; Verzen van Margot Vos; Vrouwenarbeid
in Amerika (I), door Jetske E. Faber.
Mercure de France (Ier Juin) bevat:Maurice
Henriet, Les Dtbuts de Jules Lemaitre;
Louis Marquet, Confrontations Psychologiques;
Jean Pilinski, Au Matin Frais (nouvelle); Anne
Hardoün, Poèmes; Alexandre David, La
Question du Thibet; Edm. Tassy, La Re
cherche Scientifique en Province; Henri
Bachelin, Le Bélier, la Brebis et Ie Mouton,
roman (fin).
Wetenschappelijke. Bladen bevat: Het wezen
van het Lirht; Werkelijkheid en Verdichting
in Göthe's West-östlicher Divan"; De Schei
kundige werkingen bij de assimilatie van het
koolzuur; Jacques Oifenbach; Cagliostro, de
Vrijmetselaars en de voorboden der revo
lutie in Italië; Het ontstaan van het trek
ken der vogels; Uit het leven van een
Chineesche revolutionaire.
Onze Eeuw bevat: Prof. dr. K- H.
Roessingh, In Memoriam Pierre Daniel Chantepie
de la Saussaye; Prof. dr. K- Kuiper, De
beteekenis der vrouw in de maatschappij en
de litteratuur van Oud-Athene ; C. J.
Hasselman, The Fault of the Duich; J. Rietema,
De Mislukte Vischvangst: Martin J. Primsela,
Vorm en gedachte van Edmond Rostand ;
Verzen, van Laurens van der Waals en
Willem de Mérode.
Vragen van den Dag bevat: Mr. A. Loosjes,
Over Windmolen? en hun geschiedenis (I);
Ds. F. van Gheel Gildemeester, Charles
Kingsley (I); J. J. Fahrenfort; De resultaten
van de Bolsjewistiese revolutie in Rusland;
J. A. Verkuyl, Geneeskundig onderzoek voor
het huwelijk; Gerh. Stüvel, Univonniteit bij
lu-t Onderwijs; E. L. K. Schmiilling, De
Coöperatieve beweging in Rusland ; Ds.
KVos, Waarom Eduard Douwes Dekker naar
Indiëging; Ds. K. Vos, Pieter Douwes Dekker.
Vragen des Tijds bevat: Bismark's jeugd en
studententijd, door dr. G. W. Kerukamp; Socia
listische Paedagogiek, door M. H. Lem; Het
Esperanto, door A. B. van der Vies;
Binnenlandsch Overzicht, door mr. E. van Raalte.
IIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIHII1IIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIMII
HET HYPOTHEEKBEDRIJF IN 1919
EN IN DE OORLOGSJAREN
Het Jaarboekje van de Verceniging van Di
recteuren van Hypotheekbanken bevat weder
als gewoonlijk, een aantal belangwekkende
gegevens omtrent het hypotheekbankbedrijf
in het afgeloopen jaar. Aan het daarin opge
nomen verslag van den secretaris ontleen ik
o.a. het volgende:
Het pandbrievenbcdrag der bij de
Vereeniging aangesloten hypotheekbanken nam
toe van 457 tot 464 millioen gulden en ver
meerderde dus met 7 millioen gulden of 1.53
pCt., tegen bijna 12 millioen gulden of 2.7 pCt.
in het vorig jaar." Voegt men daaraan echter
de niet bij de Vereeniging aangesloten banken
(waartoe de twee grootste, de Nationale en
Rotterdamsche behooren), dan is de voor
uitgang minder belangrijk en is het
pandbrievenbedrag van 558miïlioen tot 5(35 l 2 mil
lioen gestegen dus met? 1/2millioen of 1.35pCt.
Het valt daarbij op, dat juist bij de twee
genoemde grootste banken een achteruitgang
van / l 3,4 millioen is waarteneme nnml. van
? 43.5 tot 43 millioen bij de Nationale en van
f 44,370.000 tot / 43,130.000 bij de Rotter
damsche.
Vergelijkt men nu verder de cijfers van
ultimo 1014 met die van December"1919 dan
vindt men bij de aangesloten banken een
vooruitgang van 393,700.000 gulden tot
463,400.000 gulden dus / 70 millioen of ruim
17 1/2 pet., terwijl de'niet aangesloten nog een
achteruitgang van ruim zes ton aanwijzen.
Waaraan dit verschil toe te schrijven is, valt
niet gemakkelijk aantegeven. Zeker niet aan
verminderd vertrouwen in de niet bij de Ver
eeniging aangesloten banken. Vermoedelijk
heeft een samenloop van omstandigheden er
toe bijgedragen om het bedrijf der twee groote
banken in de laatste jaren niet te doen uit
breiden. Indien ik eene gissing mag wagen,
is het bij de oprichting dier banken aange
nomen systeem om de uit aflossing van hypo
theken vrijkomende gelden tot aflossing van
pandbrieven aantewenden niet geheel vreemd
aan het gebrek aan expansie. Door het voort
durend groot aanbod van Staats- en
gemeenteleeningen tot voor den belegger meer aan
trekkelijke voorwaarden, is het zeer waar
schijnlijk, dat een grooter deel der uit
afloslossing van pandbrieven vrijkomende gelden
niet meer, als vroeger, bijna uitsluitend ge
bruikt werd tot herbelegging in dezelfde soort
schuldbrieven. Ook zrV'en technische redenen
wel medegewerkt hebben tot de geringere
expansie van de groote banken. Elke bank
heeft toch min of "meer een eigen kring van
afnemers voor haar pandbrieven en wanneer
eenmaal het pandbrievenbedrag van eene
zoodanige instelling een hoog cijfer bereikt
heeft, gaat het vooral in een tijdperk
waarin de markt voor beleggingswaarden
niet gunstig is niet gemakkelijk daaraan
eene groote uitbreiding te geven. Ook schijnt
het niet uitgesloten, dat het aanbieden van
hooge provisiën bij de plaatsing van pand
brieven, waaraan de bedoelde instellingen niet
medegedaan hebben, van eenigen invloed is
geweest op de geringere expansie.
Wat nu het bedrijf in het algemeen betreft,
wordt in het verslag van den secretaris nog
opgemerkt:
Inmiddels is in de laatste maanden een
sterke achteruitgang in de uitgifte der pand
brieven ingetreden, en is de inkoop belangrijk
toegenomen. Reeds in vorige verslagen werd
de verwachting uitgesproken dat deze kente
ring niet lang meer op zich zoude laten wach
ten, daar de algemeene duurte, gepaard met
het steeds hooger opdrijven der belastingen,
de voor belegging bestemde gelden aanmer
kelijk moesten beperken." *)
Ten aanzien van de onmiddellijke vooruit
zichten van liet bedrijf, wordt in het verslag
verder opgemerkt.
De mutatie in onroerende goederen was,
in het bizonder wat huizen betreft, nog vrij
groot. De prijzen van huizen bleven hoog,
doch de prijs van land daalde in belangrijke1
mate, in verband met de moeilijkheid om de
producten tegen een redelijken prijs te
verkoopen, wat meer een gevolg was van de
verminderde koopkracht van het buitenland
door de geweldige daling der valuta.
..Nog steeds laat het herstel na de door den
oorlog; aangerichte verwoestingen op econo
misch gebied op zich wachten. De hooge pro
ductiekosten en de schaarschte aan materialen
veroorzaken een stagnatie, die de prijzen van
de artikelen van binnenlandsche behoeften
opdrijven, terwijl daar geen winstgevende
handel op het buitenland tegenover staat.
Duurgekochte voorraden worden zoo lang
mogelijk vastgehouden, en steeds wordt de
kans grooter, dat door de afnemende koop
kracht van de consumenten een groot deel der
voortgebrachte goederen tegen winstgevende
prijzen onverkoopbair zullen blijken. Onder
deze omstandigheden wordt het voor de hypo
theekbanken steeds moeilijker een juiste
waardebepaling voor het verstrekken van
leeningen te vinden. Naar den
tegenwoordioen maatstaf juiste taxaties kunnen over
eenigen tijd geheel waardeloos blijken en het
verdient aanbeveling den duur der leeningen
zooveel mogelijk te beperken om zich zoo
min moglijk voor langen tijd de handen te
binden. Ook factoren, die vroeger geen rol
van beteekenis speelden, treden thans op den
voorgrond en daaronder in de eerste plaats
de plaatselijke belastingen, welke hier en daar
zulk een schrikbarende hoogte dreigen te
bereiken, dat de inwoners dier noodlijdende
gemeenten, die niet absoluut aan de plaats
hunner woning zijn gebonden, een sterke
neiging zullen gaan gevoelen naar elders te
verhuizen, wat op de waarde der huizen een
zeer nadeeligen invloed zal kunnen uitoe
fenen.
,,AI meermalen had ik gelegenheid in het
jaarlijksch verslag op eene mogelijke donkere
toekomst te wijzen, doch nimmer vertoonden
de donkers wolken aan den horizon zich zoo
duidelijk pis thans. Dat de hypotheekbanken
tot dusver geen onmiddellijke reden tot onge
rustheid hadden, had zijn oorzaak in de
nood,zak'jlijkhi'id om te wonen in verband met den
grooten woningnood, terwijl de
kapitaalschaarschte de rente opdreef; maar er zijn
tegenwerkende factoren, die op den duur
sterker kunnen worden en dan zou ook het
bedrijf, dat tot nog toe alle gevaren getrot
seerd heeft, daarvan de nadeelige gevolgen
kunnen gaan ondervinden.
Het «enige middel daartegen is het
begesteente. De levensvreugde en de kunst
vieren hoogtij : een nieuwe wereld doet zich
voor, verschillend van de middeleeuwsche
van Dante, doch niet minder groot, waarin
de schoonheidszin zich verfijnt en de
algeheele herleving van de letterkunde samen
gaat met die der schilder- en beeldhouw
kunst.
Van de drie dichters Pulci, Boiardo en
Ariosto, de zoo juiste vertegenwoordigers
van hun tijd, sprekend, zegt de auteur, dat
zij voor niet-Italianen iets verbijsterends
hebben." De vreemdeling vraagt zich bij het
lezen van hun werk af: ,",moeten zij al of niet
als ernst worden opgevat ?" Misschien was
het, om evcntueelen twijfel te onderdrukken,
noodzakelijk, dieper door te dringen in de
beteekenis van dergelijke werken, door den
gedachtengang te volgen en de
ontwikkelingsvormen der Italiaansche litteratuur na te
gaan in verband met de plaatselijke omstan
digheden, zoo verschillend van die van Frank
rijk, en dat hadden wij mogen verwachten
van professor Salverda de Grave, den
Romaansche-taal-geleerde, den grooten kenner
der Middeleeuwen. Maar ook hier zien wij den
geleerde in 't nauw gebracht door de beperkte
plaatsruimte, die een te lang verwijlen op
een hem zoo welbekend terrein niet gedoogt,
zoodat hij zich ertoe bepaalt, slechts den mo
gelijken en te rechtvaardigen twijfel te oppe
ren. In genoemde letterkundige werken moe
ten wij niet een rnoreele, godsdienstige en
politieke beteekenis zoeken, zooals in een groot
gedeelte van de Fransche epische litteratuur.
In de Italiaansche ridderverhalen vermengen
zich de verschillende elementen, de oud-klas
sieke en die van Franschen oorsprong, en
krijgen nieuw leven door de rijkere, echter
toch niet geheel van scepticisme vrije,
fantazie van het Italiaansche volk,| dat
in het tijdperk der Renaissance een heviger
genot van het leven beoogt en het schoone in
de kunst opzoekt um zijn schoonheidszin te
verruimen.
Doch het is niet mijn bedoeling, zooals ik
reeds zei, den schrijver stap voor stap te vol
gen door de schone streek", waar wij werken
aantreffen, welke ons in kennis brengen met
de fijne wijze van uitdrukken van een Tasso,
den beknopten, bondigen, raken stijl van een
Machiavelli, de ironie van een Parini, of wel
met Alfieri's fierheid, Goldoni's goedmoedig
heid, met het pessimisme van Leopardi of de
zedelijkheid van Manzoni. Ik zal er mij toe
beperken te vermelden, hoe uitstekend de
auteur erin geslaagd is, door zijn wijze van
behandelen, de moeilijkheden te overwinnen,
die zich voordeden bij het verbinden van de
draden van het letterkundig weefsel. Een
blik in de lijst der hoofdstukken is voldoen
de, om ons te doen inzien, hoe goed hij het
letterkundig geive met de historische ont
wikkeling heeft weten te vereenigen. Een
enkel verband ontbreekt, maar de leiddraad
blijft ongeschonden, de hoofdmazen van
het weefsel staan ons duidelijk voor oogen.
Enkele vluchtige streken geven ons het beeld
van de verschillende schrijvers, enkele rake
lijnen beelden hun werk uit. Volledig werk ?
Neen, zeker niet, en dat lag ook niet in de be
doeling van den auteur. Maar een hecht bouw
werk, waarvan de grondslagen gelegd, en de
muren opgetrokken zijn; de afwerking is
van later zorg.
De eerste geschiedenis der Italiaansche
letterkunde, die het Nederlandsche publiek
geboden wordt. Het is professor Salverda
de Grave's groote verdienste deze leemte
aangevuld, en zijn werk aangeboden te hebben,
om deel uit te maken van een Bibliotheek,
bedoeld voor het volk, voor het weetgierige
volk van Nederland, dat onder de volkeren
een eerste plaats inneemt, wat taal- en letter
kundige kennis betreft.
H O M A N o (i U A K N I E R I