De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 12 juni pagina 8

12 juni 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Juni '20. No. 2242 SCHILDERKUNST-KRONIEK DlJSSEtHOF, BIJ HUINCK TE UTRECHT. Het is natuurlijk toevallig, ten minste grootendeels, dat de kleine, en meer studieof schetsachtige werken van Dijsselhof hier het meest treffen (l, 4, 7, 15, 19, 20, 30). Dijsselhof is een uiterst nauwkeurig, d tailleerend schilder. Hij kent de yisschen, de kreeften, de schildpadden, die hij weergeeft. Hij bestudeert ze door en door; echter gebruikt hij deze kennis niet om, saamvattend, tot een decoratief vlak geheel te komen ; hij is een schilder yan een schilderij met drie afmethigen. Hij vereenvoudigt niet; het spel van 't water verinnigt, en verzacht echter de vormen, en de tot in de kleinigheden onder legde nauwkeurigheid. Als bouw is het werk niet het sterkst. Een groot werk als de Steuren bij Huinck heeft leegten. Eén bezwaar dat ik vroeger tegen hem had is meestal over wonnen, juist is de gekozen grootte der dieren, 't zij hij ze geeft als enkeling, of als een deel van een school van visschen; als een school. ' ARTI-LEDEN, AMSTERDAM. Het portret van Urlus door B o b e l d ij k heeft niets van een wonder; maar het is frisch en open. Het is een heel wat aange namer ding om te bezien dan het werk van L a s z l o. Het portret van Mevrouw Cremer is het minst slechte van de drie. H e t m i n s t slechte. Er is geen andere term te vinden voor dit portret, n van een drietal uit gestalde werken. Twee hoofdfouten zijn in Laszlo : ten eerste is hetgeen ge ziet, ont staan uit en in een procédé. Er is geen kwart cent openbare noch verborgen, betoomde ontroering in. Het is waereldsch en leelijk. En de tweede fout is, en dat is een fout in vele der zoo geheeten mondaine portret schilders (zie den burgerlijken Van Welie bijvoorbeeld), hetgeen ze voortbrengen, mist elk psychisch accent, mist elke verfijning eener ware of ten uiterste gevoerde ziels kennis. Er is geen psychologie. En zonder dat is alle waereldschheid conventioneele armoed Van de overigen noteer ik Mej. Van den Berg's Euphorbia; Colnot's Stilleven ; Pol's Een kerk (62); de Synagoge van Monnickendam ; Ritsema (Coba) stilleven met muiltjes; Schwarz, en van den bezitter van de gouden medaille, W o 11 e r, 't [Oude Oosterdok. Kil en akademisch is 't vleesch bij Oraus (45); bij Rueter (111) is de kop alleen goed, de rest armelijk ; bij Heyse is het roode kussen op de rustbank iets. De zonnebloemen op de teekening zijn in een anderen stijl geteekend dan de figuur, enz. PULCHRJ, DEN HAAG. LEDEN.-NOTITIES. De witte bloemen en de muurbloemen van H. Arntzenius zijn, op zijn bloemstuk, niet tot een nheid geworden. Dit schilderij is geen eenheid, geen geheel. Droevige over denking en Het zieke kind zijn kenmerkend voor Suze Robertson. Alleen heeft het ^gegeven (het zieke kind) geen logisch einde tegen den rand ; ge begrijpt niet, waarom de schilderes daar juist uitscheidde ; het schilde ren eindigt niet, zooals het hoort. Bongers is het fijnst in zijn Vrouwtje uit het Oude Vrouwenhuis te Delft". Bron heeft iets teeders n iets onzuivers (zie de lucht) in Op het Brasemermeer". Kracht in de actie vertoont freule Van Eysinga (de Woloogst), van Fr. Hogerwaard's portret is de benedenartij, en het r ij z w e e p j e het beste. De lootkant van W. B. van Horssen is een rijpgeworden studie ; Kramer's Haringen en Anna Lehmann's Oud Buiten zijn te noemen. Luns is duitsch-décoratief in Louis Chrispijn ; Moulijn slap, zonder leven als dikwijls in zijn Vijver". De Rouville's blinde vrouw, bruinen en grauwen, is een goed werk voor hem (groot genoeg en toch doorvoeld); de doode roosjes van Marie Vlielander Hein zijn eigenaardig bekorend tegen den achter grond aan gegeven; de Zwart's zomerlandschap is ruim, en krachtig. AMSTERDAM. MIJ. VOOR BEELDENDE KUNSTEN Sommige der schilderijen van L i z z y A ns i n g h zijn reeds besproken ; over andere wil ik mijne meening hier klaar maken, 't Geestigst is de familie Simon Maris. De psychologie van den schilder is gegeven met een innerlijke vroolijkheid, die ik voor den Amsterdammer niet verder zal défineeren. Ik deed dit reeds ten opzichte van de groote" Coba Ritsema, die de twee, vroegere, klei nere" niet overtreft, 't Zelfportret geeft de schilderes, jong; Zijl is eenvoudig, ietwat hoekig, uitgedrukt. De geheele verzameling is ongelijk. Wat de door anderen gewaariiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii1 ITALIË-S LETTERKUNDE door 'Prof. dr. J. J. SALVERDA DE QRAVE (VoJksuniversiteits-Bibliotheek. Haarlem, Erven Bohn.) De geschiedenis van een volk is niet af te scheiden van de geschiedenis van zijn kui tuur. Kunst is leven. Het woord is leven. Een kunstwerk 't zij een schilderij, 't zij een gedicht is niet alleen de uitdrukking, het leven van den enkeling, hetvertegenwoordigt tevens het leven, den geest, de omstandig heden van den tijd, waarin het ontstond. Het duidelijkste voorbeeld, waarvan de oorzaken gemakkelijk zijn op te sporen, biedt ons de geschiedenis van het volk van Italiëen zijn kultuurgeschiedenis. Schrijft Dante Alighierl zijn Commedia niet in een nieuwe taai ? Een nieuwe taal, die veeleer dan verwoesting van het oude, de eeuwige, voortdurende wisseling weergeeft van de oude beschaving naar de nieuwe en het verlangen van een volk naar zijn vroegere nationale eenheid. Gist niet reeds in Dante en in Giotto, en eerder nog in Sint Francisctis,het nieuwe leven,dat in geheel Italiëin het eind der Middeleeuwen uitbarst ? De gemeente komt op tegen het leenstelsel, Liberta va cercando" (zoekt vrijheid) zou den wij met Dante kunnen zeggen en de Carroccio" laat zijn vrijheidsvaandel wapperen. Van Dante tot Carducci, over Machiavelli en Alfieri ontwikkelt zich het innerlijke drama van het Italiaansche volk : het streven naar zijn nationale eenheid, dat wil zeggen, naar zijn vrijheid. En in Giuseppe Mazzini vond Italiëzijn beschouwer en verkondiger van het nationaliteitsbeginsel. Met recht stelt daarom professor Salverda de Grave in zijn pas verschenen werkje: Italië's Letterkunde" voorop: Meer dan welke andere letterkunde ook, staat de Italiaanse in nauw verband tot de staatkundige geschiedenis : de grote schrijvers zijn, bijna tlectrische Lampvoeten in Potterie LANOOY" Papestraat 24 - 's-Gravenhage iiMiiiimiiiiu mi iiiiiimiiiiiiiiiii deerde Uitvaart" betreft (een In Memoriam Th. Schwartze), het werk is door vele stadia heen geworden wat het nu is. Ik meen me een oogenblik te herinneren, waar alles inniger was, en waar n figuur zich met grooter hartegevoel naar den toeschouwer wendde. Toch is er in dit werk iets, dat weer op een zuiveren weg duidt; Lizzy Ansingh's schilderkunst moet weer een romantiek worden vol breede nauwkeurigheid, en degelijkheid, en het lijkt me, dat ik deze neiging weer in deze Uitvaart" bespeur. W. WITSEN, ARTI, DEN HAAG. Voor n ding beware ons iedre dag, voor de lusteloosheid. Wat die brengt toont Witsen. Hij toont ons dat niet, omdat het getij ver liep, waarin hij naar voren kwam dat is een niet zielskundige opmerking. Een rijk innerlijk bloesemt voort. Het beteekent bij Witsen, dat zijn innerlijk niet rijk is, niet rijk genoeg meer is tot zuivere voortbrenging. Ge ziet deze waarheid in vele werken. (5, 8, 12, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 26 etc.). Ge ziet dat in z'n vruchten, nauwkeurig geteld, maar niet als bij een primitief geteld met hartstocht, en in schoonheid ; ge erkent dit in een glazig" schaaltje met vruchten. En wat maakt hij van een naakt, van een bloesem van vleesch en been? Hij maakt daarvan, wat ge ook zijn bloemen ziet zijn : hardheid, kilte, lusteloos-geobserveerde lijn, en vorm. Enkle dingskes zijn beter, zijn Pakhuizen (6), zijn Turfschepen (9), zijn Vogelwijk bij het IJ (11;. Daar is het starre wat gebroken tot een weekheid, om niet tot een kleine teederheid te schrijven. ""HAAGSCHE KUNSTKRING. LEDEN. NOTITIES. Het kinderkopje van Wittenberg met zijn strakke, niet sterke symmetrie, en het portret van Heyting (geteekend) door P. v. Baarsel zijn de beste dingen op den Kring, wat de koppen aangaat. Fokko Mees is meer innerlijk dan dikwijls in twee symbolische werken (Toren van Babel, en Gewijde Aarde), Cossaar's Milaan, zuiverder dan ik hem in doorsnee, ken. Grauss is zwak, Bieling vrij kloek. Dit is alles wat ik van deze tentoonstelling voor dit overzicht te melden heb. v: ^ VEILING FREDERIK MULLER EN Co., TE AMSTERDAM. I. De nummers l?200. *" Op een veiling als deze vindt ge gewoons, bekends, ongewoons en dingen, die verrassen. Een copie van Allebénaar Rembrandt was er; een groote schets van B r e 11 n e r naar een gewoon gegeven ; een ongewone Straat jongen ;een kleine haven b ij manes c h ij n (?groot" en zeker), een eigenaardige studie van boomen. Haveman had er een Stilleven uit '80 (met o.a. een photootje); Van L o o y schilderde (1884) een ver haaltje van kikkers, en tubes, van een poot van een stoeltje, en van een schoen van een schilder op zijn niet belangrijkste wijze. Daarnaast vondt ge van hem zijn Huis te Soest. Meiner's stilleven, uit '96, is niet een werk, zooals het stilleven met doodskop of met de peren ; het is, zou ik willen schrijven, op zijn meer open, luchtiger wijs geschilderd. T h o l e n was goed ; de Slagerij, het Wintervermaak, de Moestuin (met de gieters) en het portret van een der dames A. deden hem zien, zooals ik hem, te midden van andere producties, ken. Den meesten onbekende Voermans zijn de twee straatscénes, de groentevrouw, en het andere, de koopvrouw ('t zwakste). Witsen was het best in zijn Grij zen dag" ; Stevens (A) in 52, een man in blauwe kleedij. Niet zoo forsch en zoo sterk als ik hem ken was Jos. Stevens in zijn honden, enz, bij de kachel, terwijl Verheyden's herfstbosch met iets aan Tholen deed denken. f De verzameling Ingenegeren was wel voor zien van Is. Israëls. Breitner had er zijn een Japansche", Vincent een landschap, Verster een iets te vlakke doode kraai, Weissenbruch (86) een molen. In de verzameling Miiller-Meken een groote late van Gogh (boerevrouw); in die van Souget een Hartz, wït paard, een straat van Isaac Israëls. Een goede Bles was de zieke, een niet te vergeten Muhrmann een Albert Neuhuys enz. PlASSCHAERT WFRRIQHOTEL LÜTZELAU. « tUUIöFamilie-Pension. Direct aan het meer gelegen. Pension van af fr. 11.50. Eigen. K- DOLDER. Prosp. Int.Verkeersbureau, Ajdam, Raadhuisstr. 2 en den Haag, Papestr. 5 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiimiii iiiiiiiiiiiiiiiiiinii Uit de Juni-Tijdschrlften De Gids bevat: Demonen", door Nico van Suchteli'ii (slot) ? Sneeuw", door Herman Liisen; Kinderliedje", door Dop B!es; Ach tergelaten", door A. Roland Holst; ,,Oud en modern Staatsrecht", door mr. H. Krabbe; De beteekenis der techniek voor de maat schappelijke evolutie in verleden en toekomst", door Ir. Is. P. de Vooys; Dürer in de Ne derlanden", door dr. J. Huizinga; Een Limburgsche roman", door mr. Frans Erens; Adspice", door dr. J. Huizinga; Buitenlandsch Overzicht; Bibliographie, Oude Kunst bevat: S. Kalff, Iets over Cprnelis Cornelisz. van Haarlem ; O. Riesebieter, De Duitsche fayenccs der. 17e en 18e eeuw; J. A. Kronig, Lachende Vrouw door Frans Hals. Leren en Werken bevat : De Kinderjaren van een Reus, door C. Elink Sterk ; Naakt, door Herman de Man; Poëzie, door Nine van der Schaaf; Boeken om te bezitten, door Annie Salomons; Verzen van Herman Mid dendorp ; Arnold Toynbee, door E. C. Knaptmtiimiiiciiiiimiiiiilillil iiiiiiliiiiiiniliiiim iiiiiiiiiiiiiliiilim Illllllllllllllllllllltllllllllllltlni,lllllll, III zonder uitzondering, grote burgers geweest, en hun werk is, voor een belangrijk deel, inge geven door de politieke gebeurtenissen van hun tijd." Bij wijze van inleiding tot zijn geschiedenis der Italiaansche letterkunde geeft professor Salverda de Grave een kort, maar duidelijk, overzicht van de vaderlandsche geschiedenis van Italië; en zeer nuttig is ook het hoofdstuk, dat de auteur wijdt aan de kwestie van de Italiaansche taal, welke door alle eeuwen heen den schrijvers steeds zooveel stof tot polemiek geleverd heeft, vanaf Dante tot Manzoni en de Amicis, en waarvan de weerklank in de Fransche letterkunde niet onbelangrijk is. Dit onderwerp is door den auteur met groote levendigheid behandeld in zijn beknopt over zicht, waarin men duidelijk den kundigen filoloog herkent. Doch de letterkundige doet niet onder voor den taalgeleerde en na een kort, misschien wel wat al te kort, hoofdstuk over den oorsprong der litteratuur, gaat de schrijver, bijna alsof hij bang is, zich te lang op te houden op dit hem zoo bekende terrein, dadelijk over tot de meesterlijke behandeling van het leven en het werk van Dante, in breede lijnen, waarin hij echter voldoende licht laat vallen op het grootsche van het werk van den grooten dichter, die een monument van zuivere poëzie oprichtte, van goddelijke poëzie, hij, mensch onder de menschen in buitengewoon troebele tijden der geschiedenis en der menschheid, aan wien wij een der omvangrijkste con cepties, een der edelste documenten van den menschelijken geest, in volkomen harmonie door het woord uitgedrukt, te danken hebben. Het is niet mogelijk in een korte bespreking ieder hoofdstuk van het werkje afzonderlijk na te gaan en de vele kritisch-aesthctische, altijd korte en beknopte, maar niettegenstaan de de noodzakelijke beknoptheid, toch nooit oppervlakkige beschouwingen, waarin alle dorheid en eentonigheid, die men in dergelijke populaire werken maar al te dikwijls aantreft, vermeden wordt; deze zijn 't, die, hoewel een bescheiden plaats innemend, het oorspron kelijke van het boekje doen uitkomen. Des schrijvers bedoeling was, zooals hijzelf zegt, te geven : een korte schets van Italië's let terkunde, waarbij het mij te doen was, om voor belangstellende, doch niet geschoolde, lezers de voornaamste schrijvers en geschrif ten te vermelden." Wij moeten voor oogen houden, dat het werkje deel uitmaakt van een Volksuniversi teitsbibliotheek, en de naam der serie zegt voldoende om het doel, hetwelk de schrijver zich stelde, te begrijpen. Het is een wandeling door een schone streek" en betreft een litteratuur, die, al is zij ook jonger dan haar neo-Latijnsche zus ters, in korten tijd kunstwerken biedt, die de meest volmaakte letterkundige uitdrukking zijn van den godsdienstigcn geest der .Mid deleeuwen in Dante, van het minnedicht in Petrarca en van het volksleven in de verhalen van Boccaccio. De XlVe eeuw is, al dadelijk bij het begin, een eeuw vol leven, het leven, dat gist in de stedenrepublieken van Itali en dat zich uit schilderijen, beelden, muur schilderingen opdringt aan het bewonderende publiek. Leven, dat gaandeweg heviger, dieper uitdrukking vindt in de geschiedenis en in de kunst van het Quattrocento, het tijdperk der Renaissance, waarin de kerkelijke poëzie samengaat met de carnavalsliederen van Lorenzo ;,il Magnifico", en de jachtpartijen en steekspelen door Poliziano bezongen .af wisselen met de verbrandingen van wereldsche zaken door Savonarola. Tijdperk van groote tegenstellingen evenals van innerlijken strijd, tijd waarin de ruwe vorm van het uit Frankrijk gekomen episch gedicht en 'het ridderverhaal veredeld werd in de ottave" (8 regelige verzen) van Pulci en Boiardo en meer nog in de merkwaardig zuivere, schit terende coupletten van Ariosto, den gruoten kunstenaar, den kundigen slijper ^van edelpert; Verzen van Margot Vos; Vrouwenarbeid in Amerika (I), door Jetske E. Faber. Mercure de France (Ier Juin) bevat:Maurice Henriet, Les Dtbuts de Jules Lemaitre; Louis Marquet, Confrontations Psychologiques; Jean Pilinski, Au Matin Frais (nouvelle); Anne Hardoün, Poèmes; Alexandre David, La Question du Thibet; Edm. Tassy, La Re cherche Scientifique en Province; Henri Bachelin, Le Bélier, la Brebis et Ie Mouton, roman (fin). Wetenschappelijke. Bladen bevat: Het wezen van het Lirht; Werkelijkheid en Verdichting in Göthe's West-östlicher Divan"; De Schei kundige werkingen bij de assimilatie van het koolzuur; Jacques Oifenbach; Cagliostro, de Vrijmetselaars en de voorboden der revo lutie in Italië; Het ontstaan van het trek ken der vogels; Uit het leven van een Chineesche revolutionaire. Onze Eeuw bevat: Prof. dr. K- H. Roessingh, In Memoriam Pierre Daniel Chantepie de la Saussaye; Prof. dr. K- Kuiper, De beteekenis der vrouw in de maatschappij en de litteratuur van Oud-Athene ; C. J. Hasselman, The Fault of the Duich; J. Rietema, De Mislukte Vischvangst: Martin J. Primsela, Vorm en gedachte van Edmond Rostand ; Verzen, van Laurens van der Waals en Willem de Mérode. Vragen van den Dag bevat: Mr. A. Loosjes, Over Windmolen? en hun geschiedenis (I); Ds. F. van Gheel Gildemeester, Charles Kingsley (I); J. J. Fahrenfort; De resultaten van de Bolsjewistiese revolutie in Rusland; J. A. Verkuyl, Geneeskundig onderzoek voor het huwelijk; Gerh. Stüvel, Univonniteit bij lu-t Onderwijs; E. L. K. Schmiilling, De Coöperatieve beweging in Rusland ; Ds. KVos, Waarom Eduard Douwes Dekker naar Indiëging; Ds. K. Vos, Pieter Douwes Dekker. Vragen des Tijds bevat: Bismark's jeugd en studententijd, door dr. G. W. Kerukamp; Socia listische Paedagogiek, door M. H. Lem; Het Esperanto, door A. B. van der Vies; Binnenlandsch Overzicht, door mr. E. van Raalte. IIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIHII1IIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIMII HET HYPOTHEEKBEDRIJF IN 1919 EN IN DE OORLOGSJAREN Het Jaarboekje van de Verceniging van Di recteuren van Hypotheekbanken bevat weder als gewoonlijk, een aantal belangwekkende gegevens omtrent het hypotheekbankbedrijf in het afgeloopen jaar. Aan het daarin opge nomen verslag van den secretaris ontleen ik o.a. het volgende: Het pandbrievenbcdrag der bij de Vereeniging aangesloten hypotheekbanken nam toe van 457 tot 464 millioen gulden en ver meerderde dus met 7 millioen gulden of 1.53 pCt., tegen bijna 12 millioen gulden of 2.7 pCt. in het vorig jaar." Voegt men daaraan echter de niet bij de Vereeniging aangesloten banken (waartoe de twee grootste, de Nationale en Rotterdamsche behooren), dan is de voor uitgang minder belangrijk en is het pandbrievenbedrag van 558miïlioen tot 5(35 l 2 mil lioen gestegen dus met? 1/2millioen of 1.35pCt. Het valt daarbij op, dat juist bij de twee genoemde grootste banken een achteruitgang van / l 3,4 millioen is waarteneme nnml. van ? 43.5 tot 43 millioen bij de Nationale en van f 44,370.000 tot / 43,130.000 bij de Rotter damsche. Vergelijkt men nu verder de cijfers van ultimo 1014 met die van December"1919 dan vindt men bij de aangesloten banken een vooruitgang van 393,700.000 gulden tot 463,400.000 gulden dus / 70 millioen of ruim 17 1/2 pet., terwijl de'niet aangesloten nog een achteruitgang van ruim zes ton aanwijzen. Waaraan dit verschil toe te schrijven is, valt niet gemakkelijk aantegeven. Zeker niet aan verminderd vertrouwen in de niet bij de Ver eeniging aangesloten banken. Vermoedelijk heeft een samenloop van omstandigheden er toe bijgedragen om het bedrijf der twee groote banken in de laatste jaren niet te doen uit breiden. Indien ik eene gissing mag wagen, is het bij de oprichting dier banken aange nomen systeem om de uit aflossing van hypo theken vrijkomende gelden tot aflossing van pandbrieven aantewenden niet geheel vreemd aan het gebrek aan expansie. Door het voort durend groot aanbod van Staats- en gemeenteleeningen tot voor den belegger meer aan trekkelijke voorwaarden, is het zeer waar schijnlijk, dat een grooter deel der uit afloslossing van pandbrieven vrijkomende gelden niet meer, als vroeger, bijna uitsluitend ge bruikt werd tot herbelegging in dezelfde soort schuldbrieven. Ook zrV'en technische redenen wel medegewerkt hebben tot de geringere expansie van de groote banken. Elke bank heeft toch min of "meer een eigen kring van afnemers voor haar pandbrieven en wanneer eenmaal het pandbrievenbedrag van eene zoodanige instelling een hoog cijfer bereikt heeft, gaat het vooral in een tijdperk waarin de markt voor beleggingswaarden niet gunstig is niet gemakkelijk daaraan eene groote uitbreiding te geven. Ook schijnt het niet uitgesloten, dat het aanbieden van hooge provisiën bij de plaatsing van pand brieven, waaraan de bedoelde instellingen niet medegedaan hebben, van eenigen invloed is geweest op de geringere expansie. Wat nu het bedrijf in het algemeen betreft, wordt in het verslag van den secretaris nog opgemerkt: Inmiddels is in de laatste maanden een sterke achteruitgang in de uitgifte der pand brieven ingetreden, en is de inkoop belangrijk toegenomen. Reeds in vorige verslagen werd de verwachting uitgesproken dat deze kente ring niet lang meer op zich zoude laten wach ten, daar de algemeene duurte, gepaard met het steeds hooger opdrijven der belastingen, de voor belegging bestemde gelden aanmer kelijk moesten beperken." *) Ten aanzien van de onmiddellijke vooruit zichten van liet bedrijf, wordt in het verslag verder opgemerkt. De mutatie in onroerende goederen was, in het bizonder wat huizen betreft, nog vrij groot. De prijzen van huizen bleven hoog, doch de prijs van land daalde in belangrijke1 mate, in verband met de moeilijkheid om de producten tegen een redelijken prijs te verkoopen, wat meer een gevolg was van de verminderde koopkracht van het buitenland door de geweldige daling der valuta. ..Nog steeds laat het herstel na de door den oorlog; aangerichte verwoestingen op econo misch gebied op zich wachten. De hooge pro ductiekosten en de schaarschte aan materialen veroorzaken een stagnatie, die de prijzen van de artikelen van binnenlandsche behoeften opdrijven, terwijl daar geen winstgevende handel op het buitenland tegenover staat. Duurgekochte voorraden worden zoo lang mogelijk vastgehouden, en steeds wordt de kans grooter, dat door de afnemende koop kracht van de consumenten een groot deel der voortgebrachte goederen tegen winstgevende prijzen onverkoopbair zullen blijken. Onder deze omstandigheden wordt het voor de hypo theekbanken steeds moeilijker een juiste waardebepaling voor het verstrekken van leeningen te vinden. Naar den tegenwoordioen maatstaf juiste taxaties kunnen over eenigen tijd geheel waardeloos blijken en het verdient aanbeveling den duur der leeningen zooveel mogelijk te beperken om zich zoo min moglijk voor langen tijd de handen te binden. Ook factoren, die vroeger geen rol van beteekenis speelden, treden thans op den voorgrond en daaronder in de eerste plaats de plaatselijke belastingen, welke hier en daar zulk een schrikbarende hoogte dreigen te bereiken, dat de inwoners dier noodlijdende gemeenten, die niet absoluut aan de plaats hunner woning zijn gebonden, een sterke neiging zullen gaan gevoelen naar elders te verhuizen, wat op de waarde der huizen een zeer nadeeligen invloed zal kunnen uitoe fenen. ,,AI meermalen had ik gelegenheid in het jaarlijksch verslag op eene mogelijke donkere toekomst te wijzen, doch nimmer vertoonden de donkers wolken aan den horizon zich zoo duidelijk pis thans. Dat de hypotheekbanken tot dusver geen onmiddellijke reden tot onge rustheid hadden, had zijn oorzaak in de nood,zak'jlijkhi'id om te wonen in verband met den grooten woningnood, terwijl de kapitaalschaarschte de rente opdreef; maar er zijn tegenwerkende factoren, die op den duur sterker kunnen worden en dan zou ook het bedrijf, dat tot nog toe alle gevaren getrot seerd heeft, daarvan de nadeelige gevolgen kunnen gaan ondervinden. Het «enige middel daartegen is het begesteente. De levensvreugde en de kunst vieren hoogtij : een nieuwe wereld doet zich voor, verschillend van de middeleeuwsche van Dante, doch niet minder groot, waarin de schoonheidszin zich verfijnt en de algeheele herleving van de letterkunde samen gaat met die der schilder- en beeldhouw kunst. Van de drie dichters Pulci, Boiardo en Ariosto, de zoo juiste vertegenwoordigers van hun tijd, sprekend, zegt de auteur, dat zij voor niet-Italianen iets verbijsterends hebben." De vreemdeling vraagt zich bij het lezen van hun werk af: ,",moeten zij al of niet als ernst worden opgevat ?" Misschien was het, om evcntueelen twijfel te onderdrukken, noodzakelijk, dieper door te dringen in de beteekenis van dergelijke werken, door den gedachtengang te volgen en de ontwikkelingsvormen der Italiaansche litteratuur na te gaan in verband met de plaatselijke omstan digheden, zoo verschillend van die van Frank rijk, en dat hadden wij mogen verwachten van professor Salverda de Grave, den Romaansche-taal-geleerde, den grooten kenner der Middeleeuwen. Maar ook hier zien wij den geleerde in 't nauw gebracht door de beperkte plaatsruimte, die een te lang verwijlen op een hem zoo welbekend terrein niet gedoogt, zoodat hij zich ertoe bepaalt, slechts den mo gelijken en te rechtvaardigen twijfel te oppe ren. In genoemde letterkundige werken moe ten wij niet een rnoreele, godsdienstige en politieke beteekenis zoeken, zooals in een groot gedeelte van de Fransche epische litteratuur. In de Italiaansche ridderverhalen vermengen zich de verschillende elementen, de oud-klas sieke en die van Franschen oorsprong, en krijgen nieuw leven door de rijkere, echter toch niet geheel van scepticisme vrije, fantazie van het Italiaansche volk,| dat in het tijdperk der Renaissance een heviger genot van het leven beoogt en het schoone in de kunst opzoekt um zijn schoonheidszin te verruimen. Doch het is niet mijn bedoeling, zooals ik reeds zei, den schrijver stap voor stap te vol gen door de schone streek", waar wij werken aantreffen, welke ons in kennis brengen met de fijne wijze van uitdrukken van een Tasso, den beknopten, bondigen, raken stijl van een Machiavelli, de ironie van een Parini, of wel met Alfieri's fierheid, Goldoni's goedmoedig heid, met het pessimisme van Leopardi of de zedelijkheid van Manzoni. Ik zal er mij toe beperken te vermelden, hoe uitstekend de auteur erin geslaagd is, door zijn wijze van behandelen, de moeilijkheden te overwinnen, die zich voordeden bij het verbinden van de draden van het letterkundig weefsel. Een blik in de lijst der hoofdstukken is voldoen de, om ons te doen inzien, hoe goed hij het letterkundig geive met de historische ont wikkeling heeft weten te vereenigen. Een enkel verband ontbreekt, maar de leiddraad blijft ongeschonden, de hoofdmazen van het weefsel staan ons duidelijk voor oogen. Enkele vluchtige streken geven ons het beeld van de verschillende schrijvers, enkele rake lijnen beelden hun werk uit. Volledig werk ? Neen, zeker niet, en dat lag ook niet in de be doeling van den auteur. Maar een hecht bouw werk, waarvan de grondslagen gelegd, en de muren opgetrokken zijn; de afwerking is van later zorg. De eerste geschiedenis der Italiaansche letterkunde, die het Nederlandsche publiek geboden wordt. Het is professor Salverda de Grave's groote verdienste deze leemte aangevuld, en zijn werk aangeboden te hebben, om deel uit te maken van een Bibliotheek, bedoeld voor het volk, voor het weetgierige volk van Nederland, dat onder de volkeren een eerste plaats inneemt, wat taal- en letter kundige kennis betreft. H O M A N o (i U A K N I E R I

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl