Historisch Archief 1877-1940
19 Juni '20. No. 2243
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
IN HET POLITIEKE CIRCUS
l]Teekenins voor De. Amsterdammer" van Joh. Braakenslell.
17e Jaargang VS'^^'[19 Juni 1920
Redacteur: K. C. DE JONGE
Van Woustraat 1122, Amsterdam
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten
AUTEURSOPLOSS ING PROBLEEM No.236
VAN DEN AUTEUR S. VAN HEER
WAARDEN, COCKSDORP (TEXEL).
Stand Zwart : 9, 12, 13, 16, 19, 20, 22/24, 30.
Stand Wit: 21, 33, 35, 38, 39, 42/44, 46, 50.
Wit : 33-29, 42-37, 37-31, 46-41,
'Zwart: 23:34 gedw. 16:27, 27:36, 36:47,
44-40!, 40:29, 50:8, 35:4!
47-44, 24:33,^13:2,
Hoewel dit probleem geen nieuw Idee bevat,
Is de afwikkeling niet onaardig. De Ie zet
verplicht zwart 23:34 te slaan. De 5e zet
de mooiste verplicht zwart tot meerslag.
De stand is zeer goed en geen enkele schijf
kan gemist worden.
VERBETERING.
In de rubriek van 15 Mei is een
regel'uitgevallen. Bij vermelding der uitgeloofde
prijzen is de 4e prijs C. H. Broekkamp,
De Dammer vergeten.
Goede oplossingen ontvangen van no. 236
en 237 van G. A. Cremer, Veendam, M. van
Praag, G. Stada en S. Serlui allen te A'dam.
P. J. Eype, Schoten. J. Sch roder, den Haag.
J. C. Koomen, Hilversum. J. J. de Jong,
Dieren. J. W. van Dartelen, Schoten. I. de
Bruyne Iz.,Groede. M. van Oostrom, Deventer
en J. Luteijn, Groede.
PROBLEEM No.238 VAN DEN AUTEUR
G. A. CREMER, VEENDAM
Motto De T ij d "
WEDSTRIJDPROBLEEM No. 3
Zwart (12 schijven)
AUTEURSOPLOSS ING PROBLEEM No.237
VAN DEN AUTEUR S. ABRAM, A'DAM
Stand Zwart: 3, 9, 10, 12, 15,16, 18,22,36.
Stand Wit: 27, 29, 30, 33, 34, 38, 41, 43,
44, 48.
_Wit: 27-21!, 29-24, 33-28, 28:8, 30-25,
Zwart: 36:47, -16:27, 47:49, 49:20, 3:12,
j of 16:27, 36:47
2j:3:
Naspel : voornaamste varianten.
Wit : ,, 3:38, 38-33, 33-24,
Zwait : 27-32 debeste 18-22A, B22-27, 27-31,
48-42, 42-37, 24:47, 47-41, 41-23
en wint.
10-14, 31:42, lf^^W-24,
38-32, 32:5,
(a)
r (b) j
5-23, 23 28
[en wint
18-23, 23^29, 29-34(a) 34-39,
48-43, 5-19 en wint.
29-33, "15-20,
__?38-29^29-33, _33-24,J8-42,
10-14,^18-22, 22-27(bT2~7-32,T4^2Ö;
24-2 enz.
14-19,"
33:11,_11-7 en wint.
19-24,
Artiest de Vries: Ik ben blij, dat het mijn beurt nog niet is, want
i* heb zoo'n voorgevoel, dat ik mijn nek ga breken."
allHlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllmillllllllllMIHIIIHIIIIIHIHHIIIllHIIIIIII II II MIMMMIIIMIIMIHIMIMMIIIMIIIMI Illllllllllll
IIIIIIIIMIMMIIIIIII
Redacteur: Dr. A. G. OLLAND
A. R. Falckstrart 5, Utrecht
Aile berichten, deze rubriek betreffende, gelieve
men te adresseeren aan bovenstaand adres
12 Juni 1920
(Slot)
9ePARTIJ,GESPEELD 1.3 EN 8APRIL'20
Wit: Réti.
I."e4: e5, 2. n, Leo, 3. PB, do, 4. ,nc3,
Lg4, 5. h3, Lf3: 6. DB:Pfö. 7. Pa4, De7, 8.
Pcó: dc5: 9. f5, Pc6, 10. Lb5, Dc'\ 11. d3,
0?0?0, 12. Lc6, Dc6: 13. b3, Ddi3, [4. Le3,
h6, 15. 0?0, TegS, 16. De2, g5. 17. fg6:
Tg6, 18. Tf5, Thg8, 19. Tafl, Tg2:f 20.
Dg2:f 21. Kg2: Ph5, 22. Kh2, Pf4, 23. Lf4:
ef4: 24. Tf4: b5, 25. Tf7: c4, 26. Tfo, De5,
27. Tf8f Kb7, 23. Tf5, Dc3, 29. Tb5:f KcG,
30. dei: Dc2:f 31. Kg3, Da2: 32. Tf6f Kd7,
33. Td5f Ke7, 34. TH, Dc2, 35. Tdd3, Del,
36. e5, Dglf 37. Kf l, Ke6, 38. Tde3, DgO,
39. Te3e2, c5, 40. h4, a5? 41. Ke3, Ke5: 42.
Kd2f Kd6, 43. TfdSf KcG, 44, Td5, D?4,
45. Teeö, Dg2f 46. Kc3, Dg3f 47. Kb2, Dh4:
43". Tc5:f Kbü, 49. Tb5f Kc6, 50. Ta5: Dd4f
51. Ka3, h5, 52. Tc6f Kc7, 53. Th5: Da7f
54. Kb4, Db7f 55. Ka4, Da7f 56. 1 a5, Df2,
57. Taaö, Da2f 33. Kb4, Dd2f 59. Kb5,
Dg5f 00. c5 Dg3, 61. Tac'if, Kb7, 62. Te7f,
Kb«, 03. b4, Db3, 64. Tec7. Dd3f 65. Kbö,
Dd8, 66. b5, zwart geeft op.
$:«.<.-??»» -?«?? --V- > '??'-' ''?'?'? V'.-'
10e PARTIJ,GESPEELD 10EN 15APRIL'20
Wit: Olland.
1. e4, c6, 2. d4, d5, 3. e5, Lf5. 4. Ld3,
Ld3:, Ld3:, 5. Dd3:, c6, 6. Pge2, Da5f, 7.
c3, Db5, I. Db5:, cb5:, 9. 0-0, Pd7, 10. f4,
Pe7, 11. Pa3, a6, 12. Pc2, g6, 13. a4, ba4:,
14. Ta4:, Tc3, 15. Pe3, Pfö, 16. g4, Pe3:,"
17. Le3:, Pb6, 18. Ta2, Le7, 19. 15, Kd7,
20. fe6:, fe6:, 21. Lh6, Kd8, 22. Pf4, Tc6,
23. Tf3, Pd7, 24. Tal, Lf8, 25. Lg5,
Le7, 26. Le7:, Ke7:, 27. Tafl, Thf8, 28.
Th3, Tf7 29. Pd3, Tfl:/30, Kfl:, Pf8, 31.
Pc5, Tc7, 32. gï?aï, 33. Ke2, b6, 34. Pa4,
Tb7, 35. Kd3, Ke8, 36. Ke2, b5, 37. Pc5,
Tf7, 38. Kb, Kd8, 39. Ka-!, Kc7, 40. b3,
Kc6, 41. TgJ, Tf2, 42. h3, Tf5, 43. Pd3,
Pd7, 44. h4, Tf7, 45. Th3, Tf5, 46. Pel,
Pb6, 47. Tf3, Tf3:, 48. Pf3:, Pc8, 49. Ph2?
Pd7, 50. Pgi, Pfó, 51. Pf6, Ph4, 52. Ph7:,
Kd7, 53. Kb2, Ke7, 54. Kc2, PB. 55. Kd3,
a4, 56. ba4:, ba4:, 57. Kc2, Kf7, 58. Kb2,
Kg7, 59. Pfö, Pg5:, 60. Pe8f, Kf8, 61. Pc7,
KeV, 62. Pb5, Pe4, 63. Kc2, g5, 64. Kd3,
g4, 05. Ke3, g3, 06. Kf3, Pd2f, 07. Kg3:.
Pc4, 08. Pa7, Kd7. Wit geeft op.
"' Enkele ondervarianten zijn er nu nog, maar
die geven allen winst voor wit.
? Wij ontvingen een oplossing waarbij wit
na den slag 25:3, wanneer zwart dan 27-32
speelt, op 3 vakken kan winnen, n.l. op
38, 43 en 49. Dit is volkomen juist.
Waar de jury probleem 110. l motto
Favoriet" heeft afgekeurd, omdat na den
slag de dam op 2 vakken kan winnen, daar
lag het dus op hun weg ook dit probleem om
die redenen af te keuren. Nu dit evenwel niet
geschied is en dit de jury zeer waarschijnlijk
ontgaan is, daarom zijn wij besloten probleem
motto ,,Favoriet" niet naspel te plaatsen.
Indien de oplossers de variant A in de auteurs
oplossing even nagaan, dan zullen zij bemer
ken, dat de dam evengoed op 43 en 49 ge
plaatst kan worden. Inplaats van vijf zullen
er dus zes problemen geplaatst worden. De
oplossers gelieven hiervan goede nota te nemen.
Nu een bespreking betreffende dit probleem.
Deze auteur is voor de lezers lang geen
onbekende. Toch heeft deze problemist wel
eens wat beters geleverd.
Toch een schijf op 36" gaf de auteur als
motto" aan zijn inzending en deze is zeer
logisch daar gekomen. Wanneer wij evenjden
laatsten zet van wit nagaan dan heeft deze
32?27 gespeeld, waarop zwart 31?36 heeft
laten volgen. De stand is niet bijzonder fraai
te noemen. De zwarte schijven staan in ver
houding tot de witte te veel verspreid.
Dat wit een schijf meer heeft is niet mooi
maar verklaarbaar, daar zwart die schijf
direct terug wint. Om den tempo-zet 29?24
mogelijk te maken, is als Ie zet 27?21 nood
zakelijk : deze zet is dan ook goed verborgen.
Bij den 3en, evenals bij den 4en zet wordt
de meerslag" in toepassing gebracht. Jammer
dat na den 6en zet van zwart de dam op 3 vak
ken geplaatst kan worden, wat dan ook
foutief is. Nu de jury hierop geen aanmer
kingen maakte, blijft dit probleem voor den
wedstrijd gelden, evenwel zou het evenals
no. l om meer genoemden redenen afgekeurd
moeten zijn.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Wit (12 schijven)
Stand Zwart: 3, 5, 9, 10, 13, 14, 17/19, 22,
23, 31.
Stand Wit: 25, 29, 30, 33, 34, 38/42, 45, 47.
PROBLEEM No. 239 VAN DEN AUTEUR
J. W. VAN DARTELEN, SCHOTEN !.-j
M o 11 o H. D. C. "
WEDSTRIJDPROBLEEM No. 4
Zwart (10 schijven)
l
6
11
16
21
26
31
36
41
46
D
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Wit (10 schijven)
Stand Zwart : 4, 7/9, 14, 16, 20, 21, 23, 26.
Stand Wit: 25, 27, 35, 36, 39, 41, 44, 46,
48, 50.
Oplossingen binnen 14dagen
in te zenden.
PAMZET.
Door den Heer S. Serlui A'dam werd de
navolgende damzet gemaakt.
Zwart (15 schijven)
l
6
11
10
21
2C
31
30
41
40
-t,»1
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Wit (15 schijven)
Stand Zwart : 3, 5/11, 14/17, 19, 20, 23, 29.
Stand Wit : 25, 26, 28, 32, 35/38, 40, 42/45,
48, 50.
Nadat zwart als laatste zet speelde
24-29
maakte de heer S. dam als volgt :
28-22 17:28
37-31 28:37
38-32 37:28
26-21 16:27
31:4!
llllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimiMM
armen wat een bloemen, O wat een
bloemen maar Elizabeth !" Hier heb je
ze hoor den heelen schat ik dacht wel
dat je dat bevallen zou" met haar vluggen
veerenden tred toestappend op het bed van
haar vriendin, legde Elizabeth haar den vollen
overvloed in de armen : roode rozen, witte
rozen, helle papavers en forsche gladiolen,
kleine zonnebloemen en dan nog Oost-Indische
kers.... wat een rijkdom, wat een pracht. . .
Heleen boog het hoofd, een waas trok over
haar oogen, zij boog voorover en baadde zich
in den zuiveren, zoeten geur);?0,deaarde, de
schoone aarde drong het haar onweer
staanbaar naar de lippen.
Elizabeth keek op haar neer en glimlachte
zacht: Weet je nog, Heleen, hoe we elkaar
vroeger zwoeren, nooit blasé" te worden,
nooit te verzuren, al werden we nog zoo oud
altijd frisch te blijven om het leven te ge
nieten? Me dunkt, we doen onze gelofte
gestand en jij vooral"....
Blozend zag Helene op en keek haar
vriendin snel in de oogen Ging die nu ook
al preeken? Maar och neen, dat was toch
niets voor Elizabeth.
Ik dank je hoor" zei ze toen snel en
warm je bent lief, en je bloemen zijn
heerlijk en alles is"
Verward hield ze op. Wat mankeerde haar
nu? Wou ze niet zeggen: Alles is heerlijk? Ze
leek zelf wel een dominee gelukkig,
Elizabeth merkte niets. Die redeneerde al
weer door:
't Heele regiment potten, flesschen en
vazen wensch ik vandaag te vullen hoor,
De bloemen moeten je gezelschap zijn, zie
je. Ik heb maar vijf minuutjes tijd nog
twee lessen geven als ik thuis kom dan
eten en vanavond de concertzaal met mijn
tegenwoordigheid vereeren."
Haar vlugge vingers voeren behendig door
den geurigen schat en bogen luchtig de bloe
men in de vazen. Licht keuvelend repte zij
zich voort en nam af en toe haar vriendin
aandachtig op : zwakjes zag ze er tocli uit
en hoe aandoenlijk jong, dat fijne gezichtje
met den lichten blos zou ze veel denken
aan den naderenden dood? Zou ze troost
noodig hebben? Neen daar zag ze toch niet
naar uit. En toch, och, je wist 't nooit....
zoo hard als ze soms kon uitvallen-.... Enfin,
vragen kon je eigenlijk niets.
Elizabeth wendde zich langzaam omenliet
spelend haar laatste roos in Heiene's haar
glijden.
Flatteus hoor, in je donkere lokken je
ziet er nu uit als even twintig, mevrouw
Heleen."
Weer bloosde Heleen. "?Ja", zei ze, vlei
me maar ijdel zal ik altijd" blijven.... dat
gaat er nooit uit. Erg ijdel, erg oppervlakkig."
Daar had ze dien vreemden toon ! Wat be
doelde ze daar nu eigenlijk mee? Elizabeth
weifelde : zou ze er overheen praten? Nee,
nu maar eens doorzetten, nu maar eens weten
wat daar achter stak voor bitterheid.
Waarom oppervlakkig Helene? vroeg
ze kalm, maar dringend.
Me dunkt, dat 't duidelijk is zei Helene
stroef, en een rimpel groefde zich pijnlijk diep
in haar voorhoofd ik leef bij den dag,
neen bij het uur alle verdriet vergeet ik
voor een klein pleiziertje, een zonnestraal,
een bloem...."
Kind viel Elizabeth haar in de rede,
en haar stem werd week en zeer innig kind,
als je wist hoeveel goed jij de menschen doet,
alleen maar door te zijn als je bent: kalm
en zonder klacht over je zelf meevoelend
met ons anderen allemaal. Neen, toe laat het
mij eens zeggen ! Dikwijls, als 'k bij je ben
geweest word ik er stil van ineens ik heb
dan weer vergeten, hoe anders alles voor jou
moet zijn hoeveel inspanning 't je kosten
moet, je zóó in ons leven in te denken en
zie je, dan wordt je me tot voorbeeld"....
Daar had je 't weer, 't gehate woord!
Onstuimig hief Helene de handen op. Natuur
lijk daar moest 't weer naar toe. Ze voelde
't al aankomen op een voetstuk wilden
ze haar zetten tot iets maken wat ze niet
was immers.
,,O nee ? nee. Hou op", stootte ze uit in
plotselinge drift hou op, zeg ik je en onthou
jij tenminste, dat ik zoo niet ben, en niet zijn
wil ik wil niet, begrijp je ! Ik studeer niet
voor heilige ten jullie behoeve ! Ik ben zoo
als ik ben voor mezelf omdat 't zoo 't
verstandigste is omdat ik met nutteloos
geklaag mezelf hinder en anderen afstoot.
Wat zou ik dan nog aan m'n leven hebben?
Maar van verhevenheid is daarbij geen sprake
immers.... begrijp me dan toch !" haar stem
brak af in een diepen snik ennhijgend drukte
ze de handen op de borst.
Verschrikt en geroerd bukte Elizabeth
zich over haar heen en streelde haar de handen,
tot de aanval bedaarde : Toe -wees kalm,
m'n lieve Lene ik begrijp je immers wel
ik weet, dat jij jezelf niets verbeeldt, zoo
bedoelde ik 't ook niet neen, neen ! óók
niets als troost maar, ja, ik kan 't niet
helpen je bent voor mij nu eenmaal een
voorbeeld, al wil je 't dan zelf niet, jij koppig,
klein nest!"
Zacht kuste ze haar op 't voorhoofd en
lachte haar innig toe. Toen richtte zij zich
op ze moest nu weg, maar gauw kwam ze
weer terug natuurlijk en dan lachten ze
samen eens hartelijk om deze prachtige
scène.
Bij de deur wendde zij zich langzaam om :
een voorbeeld ondanks jezelf Jij
koppig, klein nest!"
Weg was Elizabeth. En Helene keek
lichtbeschaamd en verbijsterd de kamer rond.
Wat was dat toch geweest? Hoe dwaas was
ze daar uitgevallen wat mankeerde haar
toch? Ze begreep toch eigenlijk best, wat
Liesbetli bedoelde, en gek was dat niet, en
och, ze wist zelf niet meer wat ze denken
moest.
Ineens lachte ze hardop : wel had je nou
toch ooit! Daar lag ze nu een vrouw van
in de dertig weduwe moeder van twee
kinderen. En toch een klein koppig nest?
Daar had ze nu vier jaar lang op gezwoegd
en geploeterd, om te komen na hoeveel
tranen? -- tot deze hooge rust -- tot het
wegdoen van alle mooi-praterij, van alle
zelfbeklag, van alle opstandigheid uit haar
hamerend hart.... en was ten slotte? Een
klein, koppig nest, anders niets.
Weer trachtte ze te lachen koel en
kortaf. Maar ze voelde 't wel : ze kon niet
meer, in haar hart zwollen de tranen in
haar hart klom nog eenmaal de wanhoop
zonder uitweg ze voelde het en kon zich
niet verzetten ze wist het en kon toch niet
weerstaan.... Waar was haar trots, haar
kracht nu toch gebleven? Verslagen was ze
en verloren....
Toen sloeg ze wild de handen voor 't gezicht
en snikte, radeloos-gebroken.
Ja ! trotsch was ze geweest onverzadelijk.
Wat zij voor deemoed had gehouden, was
hoogmoed geweest den waren deemoed
had ze nooit gekend. Het moet zoo zijn, had
ze gezegd maar haar hoofd had ze nooit
gebogen. .Staan blijven dat vóór alles !
Zich nooit overgeven. Alsof zij zichzelve
geschapen had ! Hoe klein hoe erbarme
lijk bespottelijk !
Jawel de grazige weide had ze verlangd,
de koele wateren der rust Waarheen Hij
ons leiden zal. Maar zij liet zich immers niet
leiden door niets door niemand? En
Christelijker had ze vaak heimelijk zichzelf
gevonden dan hen, die er den naam van
droegen terwijl ze o schaamte ! nooit
de overgave, nooit het offer van het eigen
dierbaar Ik had gevoeld. Ofschoon Hij zich
geofferd had wiens naam ze niet waagde
uit te spreken ofschoon alle grooten der
aarde zich hadden weggegeven tot heil, tot
troost tot wat anders O God dan
tot stralend voorbeeld van allen? En zij had
gevreesd, zich aan te stellen....
Zij kreunde steeds heftiger en woelde steeds
rusteloozer ze zag geen uitweg meer nu
was 't met haar voorbij immers ja, plot
seling bedaarde zij dit was het einde het
einde van alles wat zij zelf had opgebouwd
nu moest de stilte komen.-... Wijd sloeg zij
de armen uit en opende helder de oogen.
Toen was het Helene, of zij n oogenblik de
gansche wereld als een gedaante voor zich
zag een gedaante, die zich plotseling voor
haar nederboog en toen zacht neergleed
aan haar voeten....
Met kloppend hart rees Helene langzaam
overeind daar vond zij haar dek vol
rozeblaren : het was of alle schatten van de wereld
in haar schoot geregend waren.... en plotse
ling begreep zij: het was nog niet te laat zij
leefde nog. Zij leefde wér als nieuw
geboren !
Nog even zat zij stil rechtop -- toen
vouwde zij ootmoedig de handen en liet zich
langzaam neder in haar ziekbed haar
sterfbed wellicht: Alles was goed
Het was alsof zij rustte tegen een wand
van muziek : God is liefde, God is liefde
duidelijk verstond zij nu deze woorden en
met een glimlach van geluk keek zij rond over
de wereld. Zelf stond zij op de grenzen
tusschen hier en ginder.... dat zij nog mocht
toeven, bad zij stil en vurig om voor zich
zelve niets te worden dan een kind van
God Voor anderen daardoor een troost,
een hulp, en, ach ja, wellicht ns het heilige
voorbeeld ten goede