Historisch Archief 1877-1940
19 Juni '20. - No. 2243
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
8ste Congres van den Wereldbond
voor Vrouwenkiesrecht
6-12 Jon), Qenève
v
Voor de~gelukk!gen met een ruime beurs
Is reizen een der mogelijke genietingen van het
leven. En toch is er een groot onderscheid
tusschen reizen en reizen ; want wanneer men
als suffragist een vreemd land bezoekt om
mede te werken aan een Congres, is men da
delijk op bekend terrein en men wordt door
de bevolking van het betrokken land op ge
heel aparte wijze ontvangen. Bij al het ver
moeiende en vaak vervelende werk is dit een
lichtende achtergrond, want nooit zal men
zeden en gewoonten van een land zóó leeren
kennen, dan wanneer men, zooals wij, in het
familieleven is opgenomen en, als gevolg van
het Congres, niet alleen over koetjes en kalfjes,
maar ook over wetgeving, opvoeding enz.
spreekt.
Het was daarom, dat ik ook de vergadering
van de Zwitsersche Ver. voor Vrouwenkies
recht, die een dag vóór het Congres bijeen
kwam, gedeeltelijk bijwoonde.
Na de afhandeling der gewone agenda-pun
ten kwam (voor Zwitserland) een zeer be
langrijk punt aan de orde, nml. of vrouwen,
die niet beslist van Zwitsersche nationaliteit
waren, lid mochten zijn van het Dagelijksch
Bestuur (Pres., Secr., Penningm.,) van het
Hoofdbestuur. Voor ons buitenstaanders leek
deze kwestie niet zoo ingrijpend, maar in
Zwit, serland, waar zoo vele vreemde nationali
teiten zich vestigen, schijnt dit wel van groot
belang te zijn en de stemming wees dan ook
uit, dat men alleen pur-sang Zwitsersche
vrouwen tot deze functies wilde toelaten.
l 's Avonds werd de eerste groote openbare
vergadering gehouden, waar zes Zwitsersche
vrouwen van hare oratorische talenten blijk
gaven en uiteenzetten welke de oorzaken
waren, waardoor het Referendum in drie
verschillende kantons gevallen was en welke
maatregelen men zou nemen om de aanstaande
Referenda te steunen. Die reeds gehouden
zijn, worden hier eenvoudig als proefnemin
gen beschouwd; zoo zeker was men vooruit
van den slechten uitslag.
Zöridag 6 Juni werd ons de gelegenheid ge
schonken de schoone kathedraal St. Pierre
te bewonderen, terwijl het orgel ons de
Graalmuziek uit Wagners Parsifal deed hooren.
DominéMaude Royden heeft zeker menig
kerkganger door hare welsprekendheid en
godsdienstige overtuiging gesticht. Wanneer
men dat woord mag toepassen, dan zou men
kunnen spreken van een Internationale preek,
daar zij vóór het gebed en het opgeven der
teksten Fransen sprak, maar haar eigenlijke
preek in het Engelsch hield. Zij had de gelij
kenis van den verloren zoon tot uitgangspunt
genomen. Welk land daarmede bedoeld werd,
dat moesten de toehoorsters in eigen hart
uitmaken. De schuldvraag bleef natuurlijk
onbesproken, maar zij wees er op, dat slechts
door liefde, door International under'Standing,
het huis des Vaders, waarin wij allen te leven
hebben, kan opgebouwd worden. Wat zal er
omgegaan zijn in vele harten ! Men was zicht
baar ontroerd. Het is daarom des te meer te
betreuren dat de Belgische vrouwen gewei
gerd hebben te komen, omdat aan hare voor
waarde niet kon worden voldaan. Zij eischten
nml. dat de Duitsche vrouwen zouden erken
nen dat haar land de hoofdschuldige is. Het
Hoofdbestuur heeft geweigerd deze vraag
over te brengen.
Bij alle bijeenkomsten die ik tot nu toe heb
bijgewoond, is juist het meest brandende vraag
stuk : verzoening tusschen de volkeren te
brengen. Er gaat steeds een warm applaus op
als een Duitsche, Fransche, Engelsche of
Hongaarsche vrouw het woord voert.
Dat de Katholieke kerk ook internationale
verzoening predikt, bleek wel toen Zondag
morgen een bijzondere dienst was gewijd aan
het Congres, waar pastoor Hall, bekend als
groot V. K- voorstander, daartoe aangewezen
door kardinaal Bournes en geassisteerd door
twee Zwitsersche, een Deensche, een Belgi
sche en een Fransche geestelijke, den dienst
leidde en den zegen voor het welslagen van
dit Congres afsmeekte, zooals domine Maude
Royden dit in de Protestantsche kerk heeft
gedaan.
's Avonds feestelijke opening in de groote
zaal van het Maison Communale van de voor
stad Plain Palais, een prachtig gebouw met
allerlei zalen, balcon, tuin enz. zoodat er voor
alle verschillende takken van dienst ruim
plaats was. Het weerzien van zoovele interna
tionale vrienden stemde feestelijk, al lag er
een waas van ernst over velen en ziet men
geEen groep afgevaardigden van verschillende landen
heel vergrijsden terug, van wie men in 1913
in Budapest, als jonge vrouwen afscheid nam.
De zaal was gedecoreerd met de vlaggen der
landen die het V. K- bezitten en waaronder ons
rood-wit-blauw een waardige plaats inneemt.
De aanblik van het podium was zóó eigen
aardig, als wij dit nog op geen enkel congres
gezien hebben. Daar zitten vrouwen uit China,
Japan, Britsch-Indiëen Bombay, allen in
nationale dracht, die prachtig is, zooals er
onder die vrouwen zelf ook prachtfiguren zijn.
Daarnaast de bekende IJslandsche, Fröken
Asmundson met haar kroontje en sluier, haar
nationaal feestkleed. In het midden het
Hoofd* bestuur, aan de andere zijde geflankeerd door
de afgevaardigden van allerlei regeeringen.
Weer vraag ik mijzelve af: en waar is Hol
land ?
In de zaal waren een paar leuke jongens"
die mijn aandacht trokken. Bij nadere be
schouwing bleken het een paar vrouwelijke
Inspecteurs van politie uit Engeland te zijn.
De een in een tenue, dat precies op een zee
officier gelijkt, de tweede in Khaki, beiden in
korten plooirok en leeren beenkappen.
De redevoeringen werden geopend door den
heer Mussard, voorzitter van den
kantonnalen Raad van Qenève. Hij sprak heel vrien
delijk, maar toch er ging een spotlachje
over menig vrouwengezicht; want zulk mooi
toasten is nog iets anders als het referendum
voor V. K. steunen, zooals hier, 't geen te
hopen is, eerlang in Genève noodig zal zijn,
als er voldoende handteekeningen op het ver
zoekschrift daartoe (l'initiative) verkregen
zijn.
Madame Chaponnière-Chaix, Presidente van
den Zwitserschen Vrouwenraad, volgde. Zij, die
in het boek, door den Int. Vrouwenraad
uitgegeven, de Zwitsersche wetgeving heeft
beschreven, is dus zeker wel de bevoegde om
te weten, hoe noodig het is, dat vrouwen
medezeggingschap verkrijgen. Melle Emilie
Oourd, die met levendig applaus werd ont
vangen, sprak, als voorzitster der Zwitser
sche V. v. V. K-, een welkomstwoord.
Frau Anna Lindemann, afgevaardigde van
deRegeering van Wurtemburg deelde mede,
dat in haar land iedereen voldaan is over de
medewerking der vrouwen en de mannen vol
mondig erkennen, dat het familieleven er niet
onder lijdt, integendeel op een hooger plan
komt te staan.
Madame de Witt Schlumberger uit Parijs,
besprak de groote noodzakelijkheid dat vrou
wen konden- medehelpen de groote ziekten
te bestrijden, die de menschheid teisteren,
waarvan de grootste, de oorlog, aan de vrou
wen getoond heeft, hoe machteloos zij ston
den, toen die geesel over haar land kwam. Niet
tegenstaande haar rede zeer ernstig was, wist
zij die toch door bon-mots te kruiden,
zoudat er ook vaak hartelijk gelachen werd.
Lest best de Presidente Mrs. Chapman
Catt, die door opstaan en langdurig applaus
ontvangen werd. Deze staatsvrouw stond daar
weer in al haar kracht voor ons. Zij begon
met een woord te wijden aan de zoozeer be
treurde domine Anna Shaw, bleef lang stil
staan bij het grandioze congres van K)13 in
Budapest, toen het scheen alsof wij met volle
zeilen voorwaarts stevenden en men vroolijk
uiteenging met een tot-weerziens in Berlijn
in 1914 of in Parijs in 1915, terwijl het nood
lot dit zoo anders beschikte. Haar rede is te
belangrijk om die in enkele woorden weer te
geven.
De eenige fout van de meeste spreeksters
was, dat zij te lang spraken en wij te laat
huiswaarts keerden, want een vermoeiende
werkweek wachtte ons.
N. M A N S F E L D T
DE WlTT H U B E R T S.
DE MODE
Even moeilijk als het is, een economisch
of politisch overzicht te krijgen, van wat er
door de tijden heen gebeurd is, even moeilijk
is het een overzicht te vormen over den in
vloed der Mode van 't begin harer dwinge
landij tot nu. Als we zeggen Mode" meenen
we niet alleen haar manifestatie, waar te
nemen in het eeuwig veranderen der détails
onzer kleedij, dan meenen we dat waarvan
Tarde zei : dat ze niets is dan een natuurlijke
consequentie van de wetten der imitatie.
Niets is stabiel, geen regels waarvan ook,
hebben een eeuwig leven (we laten wis- en
natuurkunde en exacte wetenschappen buiten
bespreking).
? Evenmin als er een vast schoonheids
ideaal is voor onze kleedij, evenmin bestaat
dit voor alle andere schoonheid.
Weet je wat altijd mooi bleef" zei 't
jonge vrouwtje, de echte schoonheid van de
vrouw."
Ik heb maar niet geantwoord, want wat
schiet je nu met jonge vrouwtjes op, die een
idee fixe hebben? Maar later ben ik eens
erover gaan denken. Wat nu wel eigenlijk
echt mooi is.
t En 't werd een warboel in mijn hoofd.
s De oude Grieken, nog steeds de
schoonheidsarbiters voor oud-Enropa zeiden, dat Helena
de schoonste vrouw was. Ménélaus en de
oorlog van Troje, om harentwil gevochten,
kunnen ervan getuigen.
Paris gaf zijn appel aan Aphrodite hoe
wel de twee anderen, volgens onze begrippen,
weinig in schoonheid van haar verschilden.
(Ik verdenk Paris dan ook sterk, beïnvloed te
zijn door een stoute belofte van Aphrodite).
Als we op het schilderij van Gérome Phryn
zien, haar schoonheid toonend voor de
Areopagus van Athene, kunnen we ons moei
lijk voorstellen dat een jury van Paris b.v.
daarop een vrijspraak uitgesproken zou
hebben.
In Griekenland, bij het volk der zuivere zin
nelijkheid, was Ie nu "alles.
Dezelfde Phrynèmodel voor Praxiteles en
we voelen bij dit beeld, dat hier de zuivere
zinnelijkheid van den artiest een beeld heeft
weten te scheppen, dat geen enkele zinnelijke
gedachte oproept.
Voor een Griek was schoonheid no. n,
hartstocht en deszelfs complicaties hoorden
tot een ander gebied.
De eenige kuischheid, die men kende, was
de kuischheid van het ongerept Schoune.
Toch hebben ze draperieën gemaakt, maar
nooit zoo dat het nu" verloren gaat. Die
draperieën zijn een dartel spel van Schoune
lijnen, die de lijnen daaronder nog
accentueeren.
Wat bij de Grieken Schoonheid was, werd
bij de veel grover en drastischer aangelegde
Romeinen, eenvoudig wellust.
We kennen van de Romeinen de ergste
bacchanalen, we weten van hun Keizerinnen
en favorites de ergste gruwelen, van hun
heerschers de leelijkste,débauches, die allen samen
hun climax vonden in het leven van Nero
en zijn favorites.
Schoonheid toen, eischte meer dan de
zuivere lijn waar de Grieken voor in extase
waren. -Schoonheid eischte onbeschaamdheid
en schaamteloosheid. Het naakt heeft zijn
onbewuste kuischheid verloren. In de middel
eeuwen is het er heel anders mee gesteld.
Schoonheid kreeg een nieuw aspect. De
middeleeuwen met hun opbloeiend Christen
dom eischten van de Schoonheid dat ze be
halve schoon ook deugdzaam was. De kruis
ridders die soms voor jaren weggingen om te
trachten het Heilige Graf te bemachtigen,
hadden niets aan een vrouw, wier deugd niet
beproefd was. Lieten ze haar niet alleen
met haar schqone jonge pages ?
Nog is schoonheid veel, nog wordt als een
naïef attribuut aan volmaakte vormen, iedere
man verliefd op een schoone vrouw, en top
punt van naïviteit, de koning op de schoonste,
maar deugd wordt geëischt.
Het naakt verdwijnt uit de kunst. Met de
kuischheid doet de kleeding haar intree.
De middeleeuwsche litteratuur wemelt van
deugdzame * dames, wier echtgenooten wel
geen andere waarborgen voor haar deugd
hadden, dan het feit, dat ze de zwaarste
verleidingen weerstand hadden geboden.
Niet zelden speelde zoo'n ridder een nogal
schaamteloos spel, liet zijn besten vriend de
proef nemen, zich niet afvragend of die
vriend soms niet eens inderdaad verliefd
zou kunnen worden en wat hiervan de gevol
gen zouden zijn. 't Was een zonderlinge
moraal, de moraal van dien tijd.
Petrarca, die het schoone verhaal van
Griselides te boek stelde, hetwelk later door
Boccacio (laatste verhaal der Decamerone>
overgenomen werd, gaf ons wél een blik in
de vreemde psyche der Heeren van dien tijd.
Er is veel over Griselides geschreven, er
is gepleit voor en tegen den Markies van
Saluce maar voor ons blijft zoo'n elfde
eeuwsche tyran toch eigenlijk een monster.
Koning Marke, de man van Isolde, die zijn
vrouw den melaatschen overlevert en haar
leven tot n lange kwelling maakt, heeft
voor ons niets nobels meer. Griselides, tsolde
en zooveel andere middeleeuwsche schoonen,
zewaren eerst echt schoon, als dedeugdhaar
attribuut was.
Heel anders ging het dan weer ten tijde
van Cathérina de Médicis. Een Diane de
Poit.ie.rs was een anti-dotum, tegen de stijfheid
van Cathérina, ze was zeer gezien, had
politieken invloed en was evenals Agnès Sorel
de redster van een koningshuis. Want zonder
den wijzen raad van een Diane de Poitiers had
Cathérina's moordlust nog meer onheil
aangericht en wie weet was het volk dan niet
in opstand gekomen. Door de oogen gericht
te houden op Diane de Poitiers, zag men
?soms niet de onheilsgedaante van de boos
aardige Cathérina.
Wat was er van de domein van Karel de
Vilde geworden zonder zijn maitresse Agnès
Sorel?
Zij was het die hem tegen de Engelschen
deed vechten en stuk voor stuk en stad voor
stad zijn land deed terugnemen. De eeuwen
die nu volgen willen schoonheid en invloed,
invloed, die is inzicht. We zien nu de favorites
een rol spelen tot aan het uitsterven van het
huis Capet in 1793.
En als we nog van schoonen hoo'ren, van
een Ninon de Lenclos b.v. dan hooren we
behalve van haar charmes ook van haar
geest. Dan hebben ze de fameuse salons,
ontvangen schrijvers en politici en zelfs fat
soenlijke vrouwen.
k Na het dernier empire is het weer de cocotte
tont court, die het monopolie van schoonheid
houdt met heel een arsenaal van Schmjnck,
Kohl, Chichis. Grove zinnelijke sciioo.iheid
zegeviert van de tweede helft der 18e e.'Uw,
tot ongeveer 1850. Dan komt van over het
Kanaal een roep om renovatie van de Schoon
heid.
't Is een andere reactie dan die Goethe's
Gretchen inspireerde. Deze pre-Raphaelieten
wildeneen vergeestelijkte schoonheid,de ziel,
die sterk naar buiten dringend n gelaat n
gewaad n houding en alles bescheen.
Dat was een schoone tijd vol weelderig
talent, dat zuiverheid zocht door ascese
en eenvoud. Daar was een Burne Jon.es en
een Dante Rossetti, bij ons een Thijs Maris,
in Parijs een Carrière. Daar ontstond een
prachtige litteratuur in nauw verband met
de beeldende kunsten. En nu zien we vrouwen
schoonheid veranderen en we hooren geen
namen meer, want de vrouwen die deze
mannen inspireeren, ze vragen geen roem voor
zichzelf, hun leven passeert in beate bewonde
ring en stille aandacht. Ze nemen geen deel
aan 't woeste leven. Ze zijn de moderne
anachoreten, ze zoeken eenzaamheid en stilte.
Hun vertolker in kleur en lijn vinden ze in
Liberty die hun schoonheids-ideaal in
kleedij overbrengend tevens een would be
Pre-Raphaelitisch mouvement schept.
Dit was tot voor den oorlog, tot 1900?1905
Toen opeens dwong een nieuw genre schoon
heid om den voorrang.
Waar het vandaan kwam? Het deed zijn
intrede met Mattchiche en Chaloupéen de
vrouwelijke herauten waren een Mistinguette
en een Polar.
Le genre hirsute", beau laideron" wat
heel iets anders is dan b.v. unebelle femme
laide.' ?
Le ,beau laideron" heeft kort, zwart of
goud haar, een wipneus of een hangmond,
rare manieren, malle gezegden
C'est une sotte sans esprit" legde een
Parisienne me uit.
't Is je schoonheid voor gedepraveerden,
en ze hoort bij onze moderne kunst, bij al
het Would be" gedoe van cubisme etc.
Een Polar, een Yvette Guilbert, een Hedi
Herdina, een Doury Astrai, zooveel namen,
zooveel moderne beauté's. Ach, en ik vergat
Maroussia.
Ik heb een man van zoo'n vrouw hooren
zeggen : Ze is zoo Goddelijk leelijk, een
mooi monster."
Zegt ge nu nog dat de echte schoonheid altijd
schoonheid blijft? En weet ge dan, na al dit
nog, wat chte schoonheid is?
Schoonheid is voor elk, dat wat in een
anderaan eigen ideaal beantwoordt. In zoover
is dit eeuwig als ieder type eeuwig zijn
wedertype vinden zal. ELLEN F o R E s T
iimiiii!""»' in < ' "'"" ">"""»' miiiiii
Vernieuwing
Aan d' ouden stam de nieuwe loten,
Uit d' ou kn grcnd het nieuw ge-^as,
Uit d' ou Ie plant de nieuwe ontsproten,
Op d' oude wei liet niui.ve gras.
Uit 't oud geloof liet nieuwe weten,
Uit 't oud verlangen ni uwe wensch,
En, nu liet ou 1e is versleten,
Uit 't oud geslacht de nieuwe Mensch.
'A. KLEI N?v. D. L E ij
Illllllll III IM KIIIIIIIMI IIIIIIIIIIIIIIIH'II
VERZOEKE ALLE STUKKEN VUUR DE RUBRIEK
,,VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN
KONINGINNEWEG 93, HAARLEM
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllMlllllllllMIIUIIIll'lllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIllllllllinill
iiiiiiiMimuEiuuiiiitii muil n
imtnniiiimiitin 1111
ntmtiiiinimitiinniiiivttiliiniiivmmmimmiiiuumiiiiiiliii
IN DEN MORGEN
't Was half zes, toen ik in den tuin ging.
De madeliefjes waren nog in diepe rust, het
kopje gesloten en neergebogen naar den grond.
Het had niet gedauwd, want de lucht was den
gansenen nacht broeierig geweest en bewolktj
maar aan de toppen der jonge grassprietjes
en aan de randen van velerlei bladeren blon
ken heldere waterdroppels, zoo naar buiten
geperst uit de plant. De vogels hadden hun
eigenlijken morgenzang al gestaakt, want die
begint tegenwoordig al om half vier. Alleen
de schildvink was nog bezig of opnieuw be
gonnen en een paar jonge bonte spechten zoch
ten spraakzaam een abeel af. Bij alles, wat
hen overkomt zeggen ze : tjedoek, tjedoek"
en daar kortien de koolmeezen op af, want
waar voor de spechten wat te halen valt, daar
schiet voor de koolmeezen licht iets over. Ook
merel en zanglijster waren reeds aan het
fourageeren; hoog in de lucht ook de vlugge
boerenzwaluwen en die zongen er onder het
vliegen nog een lustig liedje bij. De zon was
doorgekomen.
\ Tusschen de boomen hingen nog de geuren
van den nacht, de zware specerijachtige reuk
van de kamperfoelie^en^het frissche aroma
van de vlieren. Straks, als de zon aan kracht
wint, doen ook de jong ontsproten sparren
zich gelden en de zoete accacia-bloesem. De
kamperfoelie heeft zijn bloemen al in den
dagstand, meeldraden laag, stempels hoog,
dat heeft hij klaar gespeeld in de
morgenschemering, maar hij is toch een ongelijke
werker. Andere planten zijn veel meer punc
tueel. De papavers zijn druk bezig hun bloe
men te openen, de bloemen die gisteravond
al gereed stonden, rechtop, met een kleurig
scheurtje tusschen hun beide kelkbladeren.
Zoo hebben zij den heelen nacht gestaan,
schijnbaar onveranderd, maar nu komt er
ean vaartje in. De saamgekronkelde
kroonbladeren gaan -zich strekken, scheuren de
kelkblaadjes van hun basis los en werpen ze
eindelijk af. Er zijn drie groepjes van papavers:
in den border een partij bergpapaver, Papa
ver nudicaulis, voor het huis een partij ge
wone kale wilde klaproos Papaver dubium
en naast den border een rij groote ruige wilde
klaproos, Papaver rhoeas, die zoo mooi is,
dat hij het tegen de mooiste gekweekte bloe
men kan opnemen. De kleine Papaver dubium
is het vlugst, die heeft voor zessen al zijn bloe
men open, maar dan zijn de bergpapavers en
de ruige klaproos nog druk bezig en overal
zie je harige kelkblaadjes neertnimelen en
witte, gele of dieproode kronen langzaam
opengaan en er komen honderden slappe
meeldraden te zien, die eindelijk toch een vas
ten stand aannemen rondom den mooieii
stralenstempel. Tegelijk zijn andere
papaverbloemen bezig zich te her-openen, die hebben
gisterochtend hun kelkbladeren afgeworpen en
gisteravondjum viertal kroonbladeren netjes
saamgevouwen. Dit is een druk half uurtje
voor die papavers, 't is alsof je ze hoort
ruischen van bezigheid.
De Bergpapaver 's morgens om zes uui
Eindelijk zijn ze zoover, dat ?.e allemaal open
bloemen hebben, met helmknoppen, bepoederd
met stuifmeel, en nu wachten ze de dieren af,
die komen zullen.
Intusschen is ook de ooievaarsbek aan 't
werk gegaan, de groote beemd-ooievaarsbek,
die wel in 't wild langs dijken groeit en u ook
door den bloemist verkocht wordt.
Die slaat zijn vijf groote blauwe kroonbla
deren langzaam wijd uit. De glimmende don
kerblauwe helmknoppen zijn aanvankelijk
nog gesloten, maar weidra krijgt een enkele
een rossige lengtebarst, waar de
stuifmeelkorreltjes uit komen. Ook deze bloem is nu
gereed ; de bloemen van eergisteren hebben
geen helmknoppen meer, maar middenin de
bloem een sterretje van vijf stempels. De
breede witte voeten der helmdraden verbergen
den honig, die onder in de bloem zit, ma-ar
een klein gaatje aan den voet van de kelk
bladeren geeft er toegang heen, daar kan juist
een bijentong door.
Er verloopt nog we! een kwartier, eer dat
de bijen verschijnen en dan komt het eerst een
klein werkhommeltje van den aardhoinmel, een
jong frisch ding, prachtig zwart, en wit en geel.
Die gaat regelrecht naar de groote klaprozen
en werkt in het rond, al stuifmeel zamelend,
want honig heeft de bloem niet. Dan zijn er
opeens ook honingbijen en die uitmuntende
bloemenkenners weten direct en zonder aar
zeling de verborgen honig te vinden. < ;ok
komen er kleine wilde graafnijtjes
eneenzweefvlieg met twee rijen halve manen op zijn rug.
f Langs de geraniumstengels komt een groote
langbeenige spin aanwandelen en die gaat
midden op een blad zitten, de acht pooten
gespreid langs de hoofdnerven van dat blad.
Hij hondt zich doodstil, wachtend op een
andere spin of op een vlieg. Open bloemen en
drukte van insekten, de dag is weer duidelijk
gevorderd. Maar de madeliefjes slapen nog
steeds.
In een hoekje, dat de grasschaar gemist heeft
noemt de barbier iets dergelijks niet een
heiligendag? --- staan een paar grassen met
hooge bloeihalmen, groote grove snijdende
kropaar en het fijnere reukgras. Die zijn nu
aan de beurt. De gewone wandelaar ziet niet
veel aan die grassen, maar dat neemt niet weg,
dat hun ontbloeien behoort tot de meest
actieve verschijnselen in het plantenrijk.
In een half uur tijds heeft dat reukgras de
bloempakjes van zijn aar naar alle kanten
uitgespreid en zich omgeven met tweetallen
van wapperende meeldraden. En de kropaar
doet hetzelfde, alleen heeft hij zijn meeldraden
bij drietallen en ze steken niet zoo ver naar
buiten als bij het reukgras. Als de morgenwind
die aren schudt, voert hij kleine wolkjes
stuifmeel mee. Het loopt nu naar zevenen en
'er komt leven in de hageroos. Maar de
madeliefjes blijven dutten. Rare bloempjes. In
den winter blijven ze dag en nacht open en nu,
in het hartje van den zomer ontwikkelen ze
een gevoeligheid, alsof ze ik weet niet hoe
voorzichtig moesten wezen, zoodat ik ze
tegenwoordig alleen op zon- en vacantiedagen
in bloei zie. Ze behooren niet bij den morgen,
maar bij de bloemen van den voormiddag.
JA c. P. T u ij s s E