De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 19 juni pagina 5

19 juni 1920 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

19 Juni '20. - No. 2243 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8ste Congres van den Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht 6-12 Jon), Qenève v Voor de~gelukk!gen met een ruime beurs Is reizen een der mogelijke genietingen van het leven. En toch is er een groot onderscheid tusschen reizen en reizen ; want wanneer men als suffragist een vreemd land bezoekt om mede te werken aan een Congres, is men da delijk op bekend terrein en men wordt door de bevolking van het betrokken land op ge heel aparte wijze ontvangen. Bij al het ver moeiende en vaak vervelende werk is dit een lichtende achtergrond, want nooit zal men zeden en gewoonten van een land zóó leeren kennen, dan wanneer men, zooals wij, in het familieleven is opgenomen en, als gevolg van het Congres, niet alleen over koetjes en kalfjes, maar ook over wetgeving, opvoeding enz. spreekt. Het was daarom, dat ik ook de vergadering van de Zwitsersche Ver. voor Vrouwenkies recht, die een dag vóór het Congres bijeen kwam, gedeeltelijk bijwoonde. Na de afhandeling der gewone agenda-pun ten kwam (voor Zwitserland) een zeer be langrijk punt aan de orde, nml. of vrouwen, die niet beslist van Zwitsersche nationaliteit waren, lid mochten zijn van het Dagelijksch Bestuur (Pres., Secr., Penningm.,) van het Hoofdbestuur. Voor ons buitenstaanders leek deze kwestie niet zoo ingrijpend, maar in Zwit, serland, waar zoo vele vreemde nationali teiten zich vestigen, schijnt dit wel van groot belang te zijn en de stemming wees dan ook uit, dat men alleen pur-sang Zwitsersche vrouwen tot deze functies wilde toelaten. l 's Avonds werd de eerste groote openbare vergadering gehouden, waar zes Zwitsersche vrouwen van hare oratorische talenten blijk gaven en uiteenzetten welke de oorzaken waren, waardoor het Referendum in drie verschillende kantons gevallen was en welke maatregelen men zou nemen om de aanstaande Referenda te steunen. Die reeds gehouden zijn, worden hier eenvoudig als proefnemin gen beschouwd; zoo zeker was men vooruit van den slechten uitslag. Zöridag 6 Juni werd ons de gelegenheid ge schonken de schoone kathedraal St. Pierre te bewonderen, terwijl het orgel ons de Graalmuziek uit Wagners Parsifal deed hooren. DominéMaude Royden heeft zeker menig kerkganger door hare welsprekendheid en godsdienstige overtuiging gesticht. Wanneer men dat woord mag toepassen, dan zou men kunnen spreken van een Internationale preek, daar zij vóór het gebed en het opgeven der teksten Fransen sprak, maar haar eigenlijke preek in het Engelsch hield. Zij had de gelij kenis van den verloren zoon tot uitgangspunt genomen. Welk land daarmede bedoeld werd, dat moesten de toehoorsters in eigen hart uitmaken. De schuldvraag bleef natuurlijk onbesproken, maar zij wees er op, dat slechts door liefde, door International under'Standing, het huis des Vaders, waarin wij allen te leven hebben, kan opgebouwd worden. Wat zal er omgegaan zijn in vele harten ! Men was zicht baar ontroerd. Het is daarom des te meer te betreuren dat de Belgische vrouwen gewei gerd hebben te komen, omdat aan hare voor waarde niet kon worden voldaan. Zij eischten nml. dat de Duitsche vrouwen zouden erken nen dat haar land de hoofdschuldige is. Het Hoofdbestuur heeft geweigerd deze vraag over te brengen. Bij alle bijeenkomsten die ik tot nu toe heb bijgewoond, is juist het meest brandende vraag stuk : verzoening tusschen de volkeren te brengen. Er gaat steeds een warm applaus op als een Duitsche, Fransche, Engelsche of Hongaarsche vrouw het woord voert. Dat de Katholieke kerk ook internationale verzoening predikt, bleek wel toen Zondag morgen een bijzondere dienst was gewijd aan het Congres, waar pastoor Hall, bekend als groot V. K- voorstander, daartoe aangewezen door kardinaal Bournes en geassisteerd door twee Zwitsersche, een Deensche, een Belgi sche en een Fransche geestelijke, den dienst leidde en den zegen voor het welslagen van dit Congres afsmeekte, zooals domine Maude Royden dit in de Protestantsche kerk heeft gedaan. 's Avonds feestelijke opening in de groote zaal van het Maison Communale van de voor stad Plain Palais, een prachtig gebouw met allerlei zalen, balcon, tuin enz. zoodat er voor alle verschillende takken van dienst ruim plaats was. Het weerzien van zoovele interna tionale vrienden stemde feestelijk, al lag er een waas van ernst over velen en ziet men geEen groep afgevaardigden van verschillende landen heel vergrijsden terug, van wie men in 1913 in Budapest, als jonge vrouwen afscheid nam. De zaal was gedecoreerd met de vlaggen der landen die het V. K- bezitten en waaronder ons rood-wit-blauw een waardige plaats inneemt. De aanblik van het podium was zóó eigen aardig, als wij dit nog op geen enkel congres gezien hebben. Daar zitten vrouwen uit China, Japan, Britsch-Indiëen Bombay, allen in nationale dracht, die prachtig is, zooals er onder die vrouwen zelf ook prachtfiguren zijn. Daarnaast de bekende IJslandsche, Fröken Asmundson met haar kroontje en sluier, haar nationaal feestkleed. In het midden het Hoofd* bestuur, aan de andere zijde geflankeerd door de afgevaardigden van allerlei regeeringen. Weer vraag ik mijzelve af: en waar is Hol land ? In de zaal waren een paar leuke jongens" die mijn aandacht trokken. Bij nadere be schouwing bleken het een paar vrouwelijke Inspecteurs van politie uit Engeland te zijn. De een in een tenue, dat precies op een zee officier gelijkt, de tweede in Khaki, beiden in korten plooirok en leeren beenkappen. De redevoeringen werden geopend door den heer Mussard, voorzitter van den kantonnalen Raad van Qenève. Hij sprak heel vrien delijk, maar toch er ging een spotlachje over menig vrouwengezicht; want zulk mooi toasten is nog iets anders als het referendum voor V. K. steunen, zooals hier, 't geen te hopen is, eerlang in Genève noodig zal zijn, als er voldoende handteekeningen op het ver zoekschrift daartoe (l'initiative) verkregen zijn. Madame Chaponnière-Chaix, Presidente van den Zwitserschen Vrouwenraad, volgde. Zij, die in het boek, door den Int. Vrouwenraad uitgegeven, de Zwitsersche wetgeving heeft beschreven, is dus zeker wel de bevoegde om te weten, hoe noodig het is, dat vrouwen medezeggingschap verkrijgen. Melle Emilie Oourd, die met levendig applaus werd ont vangen, sprak, als voorzitster der Zwitser sche V. v. V. K-, een welkomstwoord. Frau Anna Lindemann, afgevaardigde van deRegeering van Wurtemburg deelde mede, dat in haar land iedereen voldaan is over de medewerking der vrouwen en de mannen vol mondig erkennen, dat het familieleven er niet onder lijdt, integendeel op een hooger plan komt te staan. Madame de Witt Schlumberger uit Parijs, besprak de groote noodzakelijkheid dat vrou wen konden- medehelpen de groote ziekten te bestrijden, die de menschheid teisteren, waarvan de grootste, de oorlog, aan de vrou wen getoond heeft, hoe machteloos zij ston den, toen die geesel over haar land kwam. Niet tegenstaande haar rede zeer ernstig was, wist zij die toch door bon-mots te kruiden, zoudat er ook vaak hartelijk gelachen werd. Lest best de Presidente Mrs. Chapman Catt, die door opstaan en langdurig applaus ontvangen werd. Deze staatsvrouw stond daar weer in al haar kracht voor ons. Zij begon met een woord te wijden aan de zoozeer be treurde domine Anna Shaw, bleef lang stil staan bij het grandioze congres van K)13 in Budapest, toen het scheen alsof wij met volle zeilen voorwaarts stevenden en men vroolijk uiteenging met een tot-weerziens in Berlijn in 1914 of in Parijs in 1915, terwijl het nood lot dit zoo anders beschikte. Haar rede is te belangrijk om die in enkele woorden weer te geven. De eenige fout van de meeste spreeksters was, dat zij te lang spraken en wij te laat huiswaarts keerden, want een vermoeiende werkweek wachtte ons. N. M A N S F E L D T DE WlTT H U B E R T S. DE MODE Even moeilijk als het is, een economisch of politisch overzicht te krijgen, van wat er door de tijden heen gebeurd is, even moeilijk is het een overzicht te vormen over den in vloed der Mode van 't begin harer dwinge landij tot nu. Als we zeggen Mode" meenen we niet alleen haar manifestatie, waar te nemen in het eeuwig veranderen der détails onzer kleedij, dan meenen we dat waarvan Tarde zei : dat ze niets is dan een natuurlijke consequentie van de wetten der imitatie. Niets is stabiel, geen regels waarvan ook, hebben een eeuwig leven (we laten wis- en natuurkunde en exacte wetenschappen buiten bespreking). ? Evenmin als er een vast schoonheids ideaal is voor onze kleedij, evenmin bestaat dit voor alle andere schoonheid. Weet je wat altijd mooi bleef" zei 't jonge vrouwtje, de echte schoonheid van de vrouw." Ik heb maar niet geantwoord, want wat schiet je nu met jonge vrouwtjes op, die een idee fixe hebben? Maar later ben ik eens erover gaan denken. Wat nu wel eigenlijk echt mooi is. t En 't werd een warboel in mijn hoofd. s De oude Grieken, nog steeds de schoonheidsarbiters voor oud-Enropa zeiden, dat Helena de schoonste vrouw was. Ménélaus en de oorlog van Troje, om harentwil gevochten, kunnen ervan getuigen. Paris gaf zijn appel aan Aphrodite hoe wel de twee anderen, volgens onze begrippen, weinig in schoonheid van haar verschilden. (Ik verdenk Paris dan ook sterk, beïnvloed te zijn door een stoute belofte van Aphrodite). Als we op het schilderij van Gérome Phryn zien, haar schoonheid toonend voor de Areopagus van Athene, kunnen we ons moei lijk voorstellen dat een jury van Paris b.v. daarop een vrijspraak uitgesproken zou hebben. In Griekenland, bij het volk der zuivere zin nelijkheid, was Ie nu "alles. Dezelfde Phrynèmodel voor Praxiteles en we voelen bij dit beeld, dat hier de zuivere zinnelijkheid van den artiest een beeld heeft weten te scheppen, dat geen enkele zinnelijke gedachte oproept. Voor een Griek was schoonheid no. n, hartstocht en deszelfs complicaties hoorden tot een ander gebied. De eenige kuischheid, die men kende, was de kuischheid van het ongerept Schoune. Toch hebben ze draperieën gemaakt, maar nooit zoo dat het nu" verloren gaat. Die draperieën zijn een dartel spel van Schoune lijnen, die de lijnen daaronder nog accentueeren. Wat bij de Grieken Schoonheid was, werd bij de veel grover en drastischer aangelegde Romeinen, eenvoudig wellust. We kennen van de Romeinen de ergste bacchanalen, we weten van hun Keizerinnen en favorites de ergste gruwelen, van hun heerschers de leelijkste,débauches, die allen samen hun climax vonden in het leven van Nero en zijn favorites. Schoonheid toen, eischte meer dan de zuivere lijn waar de Grieken voor in extase waren. -Schoonheid eischte onbeschaamdheid en schaamteloosheid. Het naakt heeft zijn onbewuste kuischheid verloren. In de middel eeuwen is het er heel anders mee gesteld. Schoonheid kreeg een nieuw aspect. De middeleeuwen met hun opbloeiend Christen dom eischten van de Schoonheid dat ze be halve schoon ook deugdzaam was. De kruis ridders die soms voor jaren weggingen om te trachten het Heilige Graf te bemachtigen, hadden niets aan een vrouw, wier deugd niet beproefd was. Lieten ze haar niet alleen met haar schqone jonge pages ? Nog is schoonheid veel, nog wordt als een naïef attribuut aan volmaakte vormen, iedere man verliefd op een schoone vrouw, en top punt van naïviteit, de koning op de schoonste, maar deugd wordt geëischt. Het naakt verdwijnt uit de kunst. Met de kuischheid doet de kleeding haar intree. De middeleeuwsche litteratuur wemelt van deugdzame * dames, wier echtgenooten wel geen andere waarborgen voor haar deugd hadden, dan het feit, dat ze de zwaarste verleidingen weerstand hadden geboden. Niet zelden speelde zoo'n ridder een nogal schaamteloos spel, liet zijn besten vriend de proef nemen, zich niet afvragend of die vriend soms niet eens inderdaad verliefd zou kunnen worden en wat hiervan de gevol gen zouden zijn. 't Was een zonderlinge moraal, de moraal van dien tijd. Petrarca, die het schoone verhaal van Griselides te boek stelde, hetwelk later door Boccacio (laatste verhaal der Decamerone> overgenomen werd, gaf ons wél een blik in de vreemde psyche der Heeren van dien tijd. Er is veel over Griselides geschreven, er is gepleit voor en tegen den Markies van Saluce maar voor ons blijft zoo'n elfde eeuwsche tyran toch eigenlijk een monster. Koning Marke, de man van Isolde, die zijn vrouw den melaatschen overlevert en haar leven tot n lange kwelling maakt, heeft voor ons niets nobels meer. Griselides, tsolde en zooveel andere middeleeuwsche schoonen, zewaren eerst echt schoon, als dedeugdhaar attribuut was. Heel anders ging het dan weer ten tijde van Cathérina de Médicis. Een Diane de Poit.ie.rs was een anti-dotum, tegen de stijfheid van Cathérina, ze was zeer gezien, had politieken invloed en was evenals Agnès Sorel de redster van een koningshuis. Want zonder den wijzen raad van een Diane de Poitiers had Cathérina's moordlust nog meer onheil aangericht en wie weet was het volk dan niet in opstand gekomen. Door de oogen gericht te houden op Diane de Poitiers, zag men ?soms niet de onheilsgedaante van de boos aardige Cathérina. Wat was er van de domein van Karel de Vilde geworden zonder zijn maitresse Agnès Sorel? Zij was het die hem tegen de Engelschen deed vechten en stuk voor stuk en stad voor stad zijn land deed terugnemen. De eeuwen die nu volgen willen schoonheid en invloed, invloed, die is inzicht. We zien nu de favorites een rol spelen tot aan het uitsterven van het huis Capet in 1793. En als we nog van schoonen hoo'ren, van een Ninon de Lenclos b.v. dan hooren we behalve van haar charmes ook van haar geest. Dan hebben ze de fameuse salons, ontvangen schrijvers en politici en zelfs fat soenlijke vrouwen. k Na het dernier empire is het weer de cocotte tont court, die het monopolie van schoonheid houdt met heel een arsenaal van Schmjnck, Kohl, Chichis. Grove zinnelijke sciioo.iheid zegeviert van de tweede helft der 18e e.'Uw, tot ongeveer 1850. Dan komt van over het Kanaal een roep om renovatie van de Schoon heid. 't Is een andere reactie dan die Goethe's Gretchen inspireerde. Deze pre-Raphaelieten wildeneen vergeestelijkte schoonheid,de ziel, die sterk naar buiten dringend n gelaat n gewaad n houding en alles bescheen. Dat was een schoone tijd vol weelderig talent, dat zuiverheid zocht door ascese en eenvoud. Daar was een Burne Jon.es en een Dante Rossetti, bij ons een Thijs Maris, in Parijs een Carrière. Daar ontstond een prachtige litteratuur in nauw verband met de beeldende kunsten. En nu zien we vrouwen schoonheid veranderen en we hooren geen namen meer, want de vrouwen die deze mannen inspireeren, ze vragen geen roem voor zichzelf, hun leven passeert in beate bewonde ring en stille aandacht. Ze nemen geen deel aan 't woeste leven. Ze zijn de moderne anachoreten, ze zoeken eenzaamheid en stilte. Hun vertolker in kleur en lijn vinden ze in Liberty die hun schoonheids-ideaal in kleedij overbrengend tevens een would be Pre-Raphaelitisch mouvement schept. Dit was tot voor den oorlog, tot 1900?1905 Toen opeens dwong een nieuw genre schoon heid om den voorrang. Waar het vandaan kwam? Het deed zijn intrede met Mattchiche en Chaloupéen de vrouwelijke herauten waren een Mistinguette en een Polar. Le genre hirsute", beau laideron" wat heel iets anders is dan b.v. unebelle femme laide.' ? Le ,beau laideron" heeft kort, zwart of goud haar, een wipneus of een hangmond, rare manieren, malle gezegden C'est une sotte sans esprit" legde een Parisienne me uit. 't Is je schoonheid voor gedepraveerden, en ze hoort bij onze moderne kunst, bij al het Would be" gedoe van cubisme etc. Een Polar, een Yvette Guilbert, een Hedi Herdina, een Doury Astrai, zooveel namen, zooveel moderne beauté's. Ach, en ik vergat Maroussia. Ik heb een man van zoo'n vrouw hooren zeggen : Ze is zoo Goddelijk leelijk, een mooi monster." Zegt ge nu nog dat de echte schoonheid altijd schoonheid blijft? En weet ge dan, na al dit nog, wat chte schoonheid is? Schoonheid is voor elk, dat wat in een anderaan eigen ideaal beantwoordt. In zoover is dit eeuwig als ieder type eeuwig zijn wedertype vinden zal. ELLEN F o R E s T iimiiii!""»' in < ' "'"" ">"""»' miiiiii Vernieuwing Aan d' ouden stam de nieuwe loten, Uit d' ou kn grcnd het nieuw ge-^as, Uit d' ou Ie plant de nieuwe ontsproten, Op d' oude wei liet niui.ve gras. Uit 't oud geloof liet nieuwe weten, Uit 't oud verlangen ni uwe wensch, En, nu liet ou 1e is versleten, Uit 't oud geslacht de nieuwe Mensch. 'A. KLEI N?v. D. L E ij Illllllll III IM KIIIIIIIMI IIIIIIIIIIIIIIIH'II VERZOEKE ALLE STUKKEN VUUR DE RUBRIEK ,,VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN KONINGINNEWEG 93, HAARLEM IIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllMlllllllllMIIUIIIll'lllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIllllllllinill iiiiiiiMimuEiuuiiiitii muil n imtnniiiimiitin 1111 ntmtiiiinimitiinniiiivttiliiniiivmmmimmiiiuumiiiiiiliii IN DEN MORGEN 't Was half zes, toen ik in den tuin ging. De madeliefjes waren nog in diepe rust, het kopje gesloten en neergebogen naar den grond. Het had niet gedauwd, want de lucht was den gansenen nacht broeierig geweest en bewolktj maar aan de toppen der jonge grassprietjes en aan de randen van velerlei bladeren blon ken heldere waterdroppels, zoo naar buiten geperst uit de plant. De vogels hadden hun eigenlijken morgenzang al gestaakt, want die begint tegenwoordig al om half vier. Alleen de schildvink was nog bezig of opnieuw be gonnen en een paar jonge bonte spechten zoch ten spraakzaam een abeel af. Bij alles, wat hen overkomt zeggen ze : tjedoek, tjedoek" en daar kortien de koolmeezen op af, want waar voor de spechten wat te halen valt, daar schiet voor de koolmeezen licht iets over. Ook merel en zanglijster waren reeds aan het fourageeren; hoog in de lucht ook de vlugge boerenzwaluwen en die zongen er onder het vliegen nog een lustig liedje bij. De zon was doorgekomen. \ Tusschen de boomen hingen nog de geuren van den nacht, de zware specerijachtige reuk van de kamperfoelie^en^het frissche aroma van de vlieren. Straks, als de zon aan kracht wint, doen ook de jong ontsproten sparren zich gelden en de zoete accacia-bloesem. De kamperfoelie heeft zijn bloemen al in den dagstand, meeldraden laag, stempels hoog, dat heeft hij klaar gespeeld in de morgenschemering, maar hij is toch een ongelijke werker. Andere planten zijn veel meer punc tueel. De papavers zijn druk bezig hun bloe men te openen, de bloemen die gisteravond al gereed stonden, rechtop, met een kleurig scheurtje tusschen hun beide kelkbladeren. Zoo hebben zij den heelen nacht gestaan, schijnbaar onveranderd, maar nu komt er ean vaartje in. De saamgekronkelde kroonbladeren gaan -zich strekken, scheuren de kelkblaadjes van hun basis los en werpen ze eindelijk af. Er zijn drie groepjes van papavers: in den border een partij bergpapaver, Papa ver nudicaulis, voor het huis een partij ge wone kale wilde klaproos Papaver dubium en naast den border een rij groote ruige wilde klaproos, Papaver rhoeas, die zoo mooi is, dat hij het tegen de mooiste gekweekte bloe men kan opnemen. De kleine Papaver dubium is het vlugst, die heeft voor zessen al zijn bloe men open, maar dan zijn de bergpapavers en de ruige klaproos nog druk bezig en overal zie je harige kelkblaadjes neertnimelen en witte, gele of dieproode kronen langzaam opengaan en er komen honderden slappe meeldraden te zien, die eindelijk toch een vas ten stand aannemen rondom den mooieii stralenstempel. Tegelijk zijn andere papaverbloemen bezig zich te her-openen, die hebben gisterochtend hun kelkbladeren afgeworpen en gisteravondjum viertal kroonbladeren netjes saamgevouwen. Dit is een druk half uurtje voor die papavers, 't is alsof je ze hoort ruischen van bezigheid. De Bergpapaver 's morgens om zes uui Eindelijk zijn ze zoover, dat ?.e allemaal open bloemen hebben, met helmknoppen, bepoederd met stuifmeel, en nu wachten ze de dieren af, die komen zullen. Intusschen is ook de ooievaarsbek aan 't werk gegaan, de groote beemd-ooievaarsbek, die wel in 't wild langs dijken groeit en u ook door den bloemist verkocht wordt. Die slaat zijn vijf groote blauwe kroonbla deren langzaam wijd uit. De glimmende don kerblauwe helmknoppen zijn aanvankelijk nog gesloten, maar weidra krijgt een enkele een rossige lengtebarst, waar de stuifmeelkorreltjes uit komen. Ook deze bloem is nu gereed ; de bloemen van eergisteren hebben geen helmknoppen meer, maar middenin de bloem een sterretje van vijf stempels. De breede witte voeten der helmdraden verbergen den honig, die onder in de bloem zit, ma-ar een klein gaatje aan den voet van de kelk bladeren geeft er toegang heen, daar kan juist een bijentong door. Er verloopt nog we! een kwartier, eer dat de bijen verschijnen en dan komt het eerst een klein werkhommeltje van den aardhoinmel, een jong frisch ding, prachtig zwart, en wit en geel. Die gaat regelrecht naar de groote klaprozen en werkt in het rond, al stuifmeel zamelend, want honig heeft de bloem niet. Dan zijn er opeens ook honingbijen en die uitmuntende bloemenkenners weten direct en zonder aar zeling de verborgen honig te vinden. < ;ok komen er kleine wilde graafnijtjes eneenzweefvlieg met twee rijen halve manen op zijn rug. f Langs de geraniumstengels komt een groote langbeenige spin aanwandelen en die gaat midden op een blad zitten, de acht pooten gespreid langs de hoofdnerven van dat blad. Hij hondt zich doodstil, wachtend op een andere spin of op een vlieg. Open bloemen en drukte van insekten, de dag is weer duidelijk gevorderd. Maar de madeliefjes slapen nog steeds. In een hoekje, dat de grasschaar gemist heeft noemt de barbier iets dergelijks niet een heiligendag? --- staan een paar grassen met hooge bloeihalmen, groote grove snijdende kropaar en het fijnere reukgras. Die zijn nu aan de beurt. De gewone wandelaar ziet niet veel aan die grassen, maar dat neemt niet weg, dat hun ontbloeien behoort tot de meest actieve verschijnselen in het plantenrijk. In een half uur tijds heeft dat reukgras de bloempakjes van zijn aar naar alle kanten uitgespreid en zich omgeven met tweetallen van wapperende meeldraden. En de kropaar doet hetzelfde, alleen heeft hij zijn meeldraden bij drietallen en ze steken niet zoo ver naar buiten als bij het reukgras. Als de morgenwind die aren schudt, voert hij kleine wolkjes stuifmeel mee. Het loopt nu naar zevenen en 'er komt leven in de hageroos. Maar de madeliefjes blijven dutten. Rare bloempjes. In den winter blijven ze dag en nacht open en nu, in het hartje van den zomer ontwikkelen ze een gevoeligheid, alsof ze ik weet niet hoe voorzichtig moesten wezen, zoodat ik ze tegenwoordig alleen op zon- en vacantiedagen in bloei zie. Ze behooren niet bij den morgen, maar bij de bloemen van den voormiddag. JA c. P. T u ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl