De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 26 juni pagina 11

26 juni 1920 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

2 > juni '20. No. 2244 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 EEN OPLOSSING VAN DE PALEIS-RAADHUIS-QUAESTIE Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek. M .WAR MllllMIIUIIIIIIIIllllllllllllilillliHimiiiiiiHlimillllIlllimillIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiMiiiiiiiniiiMiiiniii^iiiititiiiiiiiiniiitiiiiiiiiiiiituiiiiiiiiiiiiiiuiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi limillllimillllllllllllllMIII MIIMMIMIII1IMMI1IIII AMORTISEEREN Onder amortiseeren in het biljartspel wordt "verstaan: het overbrengen van de afstootkracht op den tweeden bal en het onmiddellijk doen stilliggen van den stootbal na het caramboleeren. De bedoeling er van is dus om de beweging der drie ballen willekeurig te be werkstelligen en zooveel mogelijk het toeval bij het spel uit te schakelen. Want wie dit ?onderdeel van het biljarten verwaarloost, is inderdaad bijna geheel overgeleverd aan de wisselvallige kansen van het grillige toeval, en wat ditfalzoo kan uitspoken weet ieder biljarter wel zoowat bij eigen ervaring. De amorti wordt toegepast bij trek-, band-en doorschietstooten en somwijlen ook bij masseeren^en piqueeren. Zij is, zonder anders ?dan terloops met name genoemd te zijn, in deze^rubriek reeds herhaaldelijk ter sprake .gebracht, en berust, voor wat de praktische uitvoering betreft, geheel op het meer of minder in de nabijheid van het hart raken van den stootbal. cr P" o Indien een middelmatig biljarter de ballen in de positie heeft zooals afbeelding l weer geeft, geschiedt meestal het volgende. Bal l wordt met veel rechtsch effect krachtig afgestooten op 2, caramboleert op 3 en loopt vervolgens door tot den rechtschen hoek om daar ergens tenslotte tot stilstand te komen. Bal 2 onderneemt een wandeling over het heele biljart en belandt eindelijk ook wel hier of daar; terwijl bal 3 meestal in de rich ting als weergegeven door den stippellijn een heenkomen zoekt. De eenige berekening die bij dit alles met vrij groote mate van kans op juistheid te maken valt is : dat de positie der ballen ten opzichte van elkaar na de carambole, vrijwel onberekenbaar is. De geroutineerde biljarter behandelt dezen stoot als volgt. Bal l wordt in het hart ge raakt en 2 slechts enkele millimeters naar rechts. Doordat de stootbal in het midden getroffen werd, heeft deze nu slechts een geringe draaiing, verplaatst bal 3 ook maar eenige millimeters en komt zelve na het caramboleeren bijna onmiddellijk tot stil stand. Bal 2, dik getroffen, krijgt hierdoor een geheel anderen loop dan in het eerste geval en komt over drie banden bij de twee anderen tot stilstand ; indien althans de stoot niet te hard of te zacht toegebracht was. Maar dat is natuurlijk een kwestie van oefening. B. O Nieuwe Uitgaven Engelsdie Lyriek, verzameld door A. Perdeck, uitgave van Nijgh en Van Ditinar's Uitgeversmij, te Rotterdam. De economische Gevolgen van den Vrede, door John Maynard Keynes C. B., met een inleiding van mr. G. Vissering, uitgave van de Uitgevers-maatschappij Elsevier" te Amsterdam. Bijdragen en Mededeelingen van het his < risch Genootschap 41ste deel, uitgave van johannes Muller te Amsterdam. Van de Zuiderzeevereeniging is verschenen Handelingen en Bijlagen" van de beide Kamers betreffende het Ontwerp van wet tot afsluiting en droogmaking van de Zui derzee, uitgave: Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. Brul, Leiden. De F OW GE R S rijwielen onderscheiden zich door hun bouw, constructie, af werking e i vele andera goede eigenschappen. De FONGERS is het rijwiel bij uitnemendheid. Als vijfde deel, Hle stuk, van Synthese" onder Redactie van P h. Kohnstamm en A. J. de Sopper (uitgave De Erven Bohn, Haarlem), is verschenen Een nieuwe roman tiek" door J. Petri. Wiskundige Waarheid, Werkelijkheid, door L. E. J. Brouwer is verschenen bij P. Noordhoff, Groningen. De Ster der Wijzen, door dr. D. A, W. H. Sloet is uitgegeven dooi de N. V. Uit geversmij. Paul Brand, Bu*sum. De tweede verbeterde en vermeerderde druk is verschenen van: Elementen en Atomen, eens en thans, door prof. dr. F. M. Jaeger, bij J. B. Wolters Uitgeversmij., te Groningen. IIIIIIIMIIllllllllllllllllll llllmlIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIMHHHIMIMHHMIlmil tfc DE BIECHT DOOR CENTURIO O boy hoe heb je me dat boek kunnen sturen " Een oogenblik zat hij, starend, stil. Strak ?z'n oogen rechtuit; z'n rechterhand, die met haar horloge-kettinkje gespeeld had, beweging loos nu, lam-gevallen op haar knie, toen zij zoo heftig was losgebarsten in die kreunende klacht. Steenhard voelde hij zich zitten, maar kijkend, kijkend, en zoekend den zin van haar woorden. De klank van opgekropte en nu aan den dwang van haar wil ontsprongen ?emotie trilde diep in hem na. Dan herdacht hij haar woorden zelf, waarop hij nu toch wat zeggen moest, 't Eerst, 't nadrukkelijkst was hem de diepte van haar onvermoede smart duidelijk geworden. Maar de oorzaak waarom had dit boek....? Ineens wist hij, begreep. Schuw, geschrok ken, tilde hij, met onbewust-moe gebaar, zijn hand weg van haar ruigen rok, liet den blik zakken, keek naar den grond, zonder te zien. Dat was het dus ; dat boek had haar.... O God, ? riep het om hulp in zijn bin nenste. Daarom was zij zoo stil geweest, zoo anders dan ooit eerder. Dadelijk, bij hun begroeting op 't menschenvolle perron, had hij al gevoeld: er is iets; en ook: het" is niet iets gewoons: een ergernisje, wat hoofdpijn, down-zijn. Dat zou ze niet geprobeerd hebben te verbergen 2Óó, als nu.... Hoe duidelijk hoorde hij nu weer dat geforceerde in 't metalig-helder geluid van haar stem, hoe voelde hij nog na, hem pijn doend weer en zonderling-beschamend haar willen gewoon en monter wezen, zoo, als altijd, wanneer ze hem weer zag, en on stuimig rap hem tegemoet liep, en gul-beleden blijdschap opklonk in 't Dag boy ! Snoezig dat je gekomen bent".... Zooiets had ze ook straks gezegd, maar onnatuurlijk was ze geweest, de vroolijkheid. En daarna zoo teekende zich weer in z'n moeilïjk-vastgehouden gedachten 't begin van hun tochtje dat nerveus-drukke babbelen, over thuis, en dat ze zoo moeilijk had weggekund. Vader ging juist uit. en vroeg haar mee te trammen, ze ging immers óók de richting van 't Plein? ??en over de colleges van gisteren en van Donderdag, de eerste na de novi^ten-installatie, - 't was nogal leuk geweest, ze hoopte maar dat 't zou blijven bevallen.... Hij had |m«e-geveinsd, zich gehouden alsof haar achter opwinding verscholen neerslachtigheid hem ontging, namen ge vraagd, van mede-studentjes en profs. Zoo, Wuilders ook, die heb ik zes, zeven jaar ge leden nog als leeraar gehad op 't gym... och och, wat is die man geplaagd." En, om haar te helpen zich, onder zijn gepraat, voor te bereiden op wat hij met vagen angst n op rechte belangstelling gevoeld had dat komen zou, had' hij verhalen gedaan van hun grappen op 't gymnasium, gezegd dat 't toch wel wreed was van jongens, zoo het leven van hun leeraars te verzuren. Bah, wat waren ze dikwijls flauw geweest en onredelijk.... 't Woordenspel had geduurd tot aan de tram. Aldoor was 't hem geweest als liepen zij, z'n klein vriendinnetje en hij, aan weers kanten van een muur, of van een dikken nevel, die tusschen hen hing ze konden elkander hooren, zien niet. Wat had ze dan toch, z'n Miesje.... In de tram was 't vol geweest. Gelukkig, had hij gevonden : nu hoefden ze tenminste niet meer comedie te spelen. Maar was ook dit zwijgen hem nu geen comedie gewarden? Hoe anders, vijandig bijna, was dat graag als 'n uitkomst aanvaard zwijgen geweest, voor 't uiterlijke net als vroeger, maar nu die ineens tusschen hen gekomen verwijdering vergrootend. Altijd ging hij, op zoo'n gemeenschappelijke!! rit door de stad, op 't achterbalcon staan, om hun saamzijn te helpen verbergen, en zij schoof, als 't gezelschap binnen verkend was, zoo dicht mogelijk bij den ingang. Dan hadden hun oogen elkaar gezocht, en er was, schalkscli en feestelijk geheim, een spel begonnen tus schen haar overmoedige kijkers en zijn oogen, over en tusschen de hoofden door der strakdeftig doende passagiers. Dan, kwasi-achteloos, gluurde hij langs den conducteur naar binnen, beantwoordde met 'n verholen gebaar, even bewegen van z'n cigaret, 't knippen van een ooglid, haar knikjes van prettige, listig-verborgen verstandhouding. Wat was nu, dien heelen rit tot 't eind van den Bezuidenhoutschen weg, een kille strakheid tusschen hen geweest, nu ze elkaar op zettelijk niet hadden aangekeken, hij haar onbekend verdriet respecteerend, en turend zij, gewild-aandachtig, naar de huizen en de voorbijgangers. Even bij 't omdraaien voor een uitstappend heer, was zijn haastige blik schuchter langs haar bleek gezichtje ge gleden ; trilden de hoeken van haar weeken mond, n moment, van zwakheid, dan weer verbeten?. . .. Langs 't Huis ten Bosch waren ze gewandeld. Hoog en stil droegen de boomen hun gelende kruinen. Hier had hun zwijgen hem niet zoo wreed meer geleken, stemmend met de frêle stilte van het willig-stervend loof. In 't bosch had hij haar linkerhand genomen - dat deden ze immers altijd, buiten de stad ge komen ; hij v.ïlde het nu niet laten. - Ze had die niet teruggetrokken ; liet, als gedwee, hem begaan, ook als hij de kleine koude hand in z'n jaszak had gewarmd. Wat 'n kille pootjes" had hij gezegd en dan wendde ze 't hoofd wat af. Stil maar, troostten zijn gedachten over haar treurigheid heen, als we eerst maar rustig zitten. In den tuin, achter Boschhek", hadden ze een beschut piekje gevonden. Gele en bruine bladeren lagen er tot een zacht dek op de vochtige aarde gestrooid. Je loopt op goud, prinsesje," was zijn zachte'scherts gekomen. 't Viel hem nu op, dat hij haar naam niet had genoemd. Natuurlijk, 'keurde hij goed : Mies", dat kon hij niet neutraal zeggen, zooals je gewone dingen zei.... En als vanzelf, juist als zoo vaak 't begin van hun gesprekken was, was dan zijn vraag gevallen in de stilte die weer, nadersloop en hen omkruipen wou -. En, hoe von-je Voor de poort?" Toen, na even, angstig zwijgen, dat ant woord .... Als een kreun bleef de gedempte, toch hartstochtelijke klank van haar woorden hangen tusschen de dorrende struiken rond om, in het omhaagde, knus-besloteu tuinhoekje waar /.ij zaten. Mjt zwijgen van heiden omsloot het wachten op milder woorden van troost, en begrijpen, en vergeven. Maar eerst, meende Wouter in droef-overwegen, moest zij nu maar alles hebben ge/.egd : haarzelf vooral, door 't uiten van haar bezeerd gevoel, bewust maken wat dan dit boek - en, door het te geven, hij haar had gedaan. Dan zou hij klaarheid kunnen brengen ; óf herstel, óf verbrijzeling. Maar waarheid, en helder begrip.... O dat het rste mogelijk mocht blijken : 't verbinden en heelen van haar roode wond; 't doen voortduren van hun verhouding, ongeschonden. Toch, mocht hij dat wel hopen? Verge zelden niet deze vriendschap" -?voor daar en hem beide als onontvluchtbare scha duwen : 't gevaar van altijd verdere uiteenrafeling van hun gevoelsleven, de genegeerde weemoed om de onvruchtbaarheid hunner verlangens, de dagelijks schrijnende pijn van scheefgetrokken verhoudingen.... Nooit in haar bijzijn, maar weer weg van Mies voelde hij het misdadige van dit bedrog" jegens zijn meisje - de onbeduidende, maar zachte en trouwe To zag hij deze tot intieme ge negenheid gegroeide flirtation als een laffe daad van zwakheid, vulgair haast van leelijkheid.... Stil, daar nu niet aan denken. Nu trachten te begrijpen haar droefheid, en eerlijk haar helpen, in vriendenhulp haar best zoekend te grijpen, eigen verlangen en getob niet achtend. Als /.ij van hem hield /.ooals Uet hem had toegeschenen : eenvoudig, kinderlijkhaast, in gave nieisjes-vi'reering voor den zes ja.ir ouderen jongeman, /.ij, de net achttien jarige, verheerlijkt met het zeker b.vit van zijn --U-n\e vneiiJsehap, dan was nog niets weg van het mooie en teere tusschen hen. Dan zon hij blijven komen, a's /ij 't vroeg, iN hij verlangde, na,ir Den (laag waar ze woonde, naar Leiden waar ze nu als spoorstudente dagelijks kwam. En ze zouden, als zoo vaak in dezen wonderen zomer, wandelen in de Boschjes, in de duinen, bij Scheveningen en Katwijk, en praten over haar studie en zijn werk, over boeken- en natuur-mooi, of zwijgend genieten van het wijde landschap aan hun voeten, samen luisteren naar het zoet-bedwelmend gezang van het zachte ruischeu der zee. Maar als zij - och, was dat dan zoo, kon zoo iets nooit duren zonder verliefdheid en dweperij, en moest het fijn-subtiele dan altijd breken omdat de bevende handen grepen naar het onbereikbare alles, en het bereikte en diep-genoten vél lieten vallen?.... De ellebogen op haar knieën, in de iiiteengevouwen handpalmen haar ronde kin gestut, zat Mies nu /.oo hulpeloos droef te peinzen. Hij dorst haar zwijgen niet storen, hopend op meer woorden van haar. Even keek hij, met een hand langs 't voorhoofd strijkend, onder zijn geheven arm door naar haar ge zichtje onder den zwart-glimmenden regen hoed - zag een traan glijden over de ronding van haar wang, langs haar strak-getrokken lippen, dan afdruppen in haar schoot. - Mijn arm, lief vogeltje, dacht hij, in week mede lijden niet haar jonge droefheid. Langzaam liet ze haar gevouwen handen naar voren zakken, wendde het warmroode gezichtje naar zijn kant, en begon, den blik glijdend langs zijn hals, armen en handen, kalmer nu, toonloos bijna, ais in die strakke kalmte de weerlooze openheid hullend van haar schamele biecht : Natuurlijk, - ik heb het altijd immers wel geweten. Wout dat je niet ??dat je mij niet anders kon beschouwen - jij was Scheffer uit Voor de Poort" - en ik die vrouw Liesbeth. Maar waarom, o Wout - dat jij mij dat/eggen wou, -zóó door dat boek...." De laatste woorden had zij zachter nog en haastiger gezegd, bijna fluisterend, alle klank dood in haar stem. Als gebroken van treurig heid zat ze nu ineen, 't bovenlijf nog meer voorover. De kleine voeten woelden in de dorre bladeren Het knerpend kiezel bloot. Snel overwoog hij zijTi antwoord. Haar verwijt was ongegrond : niet met dit op/.et had hij haar 't boek ge/ouden. Hij had van zijn zuivere schoonheid genoten, in stille avonden, alleen op ziiu kamer. Un ook Mies moest dat prachtige boek lezen, had hij ge dacht. Hij wist haar smaak in literaire dingen ontwikkeld sinds en door hun gesprekken over de beste hoeken der laatste dertig jaren ; en door haar telkens iets goeds 1e sturen, van l-'rederik van i-leden, Couperus, fïfinid Vere, lomans \an Robbers en t^uerido had Siij haar uitzicht willen geve'.i MJ> de herboren ?:chnonbeid der moderne litteratuur, die ook ,'iaar worden moest wal ze in zijn leven was : een rijk bezit, onmisbare heerlijkheid. Zoo INHOUD. Blz. l: Een teeken des tijds, door prof. dr. G. W. Kernkamp; De groote Afbraak Il,doorErichGutkind; Tijdgenooten, door dr. W.G.C. Byvanck. 2: Gevaarlijk vaar water, teekening van jordaan; Prof. Pirenne over den aanvang van het Ned. Anabaptisme, door ds. K. Vos; Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Buitenl. Overzicht, door prof. mr. J. C. van Oven. 3: Het Roode Lampje, door dr. Fred. van Eeden. Voor de Vrou wen (onder redactie van mej. Elis M. Rogge); Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 7: Indische Causerieen 111, door mr. H. G. Koster; Spa, teekening van George van Raemdonck: Boekbespreking, door mr. H, Giltay. 8: Boekbespreking, door prof. dr. H. Brugmans; Droom, gedicht door Jan R. Th. Campert; Boeketje Sofistiek, door Gerh. van Dijk; 'De Ned. Bank in 1919/20, door J. D. Santilhano; Een en ander over den Herald. Adelaar, door C. W. H. Verster, 10: Charivaria; Uit het KladschriftvanJantje; Onze Puzzle; Uit de Spreekzaal; Amager, door H. Salomonson. 11: Een oplossing van de Paleis-Raadhuis-quaestie, teekening van Joh. Braakensiek; Biljarten; Feuilleton: De Biecht, door Ine van Dillen. Bijvoegsel: Engelands Nachtmerrie, teeke ning van Joh. Braakensiek. had hij haar ook Top Naeff's boek gezonden, niet bedenkend dat zij z'n bedoeling zou misvatten. Maar och, wat deed dit er eigenlijk toe : ook zonder dat onjuist verwijt haar al gaarne vergeven bleef de inhoud van haar bekentenis dezelfde.... Zij had, voor zich, in Liesbeth zichzelf herkend, en dus had zij.... neen, corrigeerde hij zich : meende zij hem lief te hebben, zooals deze Scheffer liefhad, met een groote, leven en geluk offerende liefde. Een weemoedige glimlach trilde in zijn mondhoeken : hij wist, ja, dat ze van hem hield maar hoe overschatte ze de kracht en de duurzaamheid van haar jongemeisjes-Iiefde, die ze zoo gemakkelijk gegeven had en beleden. Nu, voor dit oogenblik pijnigde daarom haar desillusie niet minder fel. Het groot verdriet vulde haar heclc wezen, en hij kon haar niet helpen. Want daarin had zij gelijk : hij was Scheffer" ; had haar niet lief. Niet 7.00, in volkomenheid, en met hartstocht en vcreering, dat hij haar begeerde als de Vrouw, zijn Vrouw. Stond To tusschen hem en Mies? Neen, ontkende hij bitter, als hij Mies had iiefgekregen, zou hij zijn verloving verbroken hebben. To was hem niets mér en immers nooit veel meer geweest, o, dat hij dit nu weer zoo helder en als een eenvoudige waar heid zag, - dan de opgedrongen partij. Maar ook van Mies kon hij niet anders houden dan als van een lief kameraadje, die hem te liever werd hoe meer hij haar kon geven aan steun en hulp en vorming.... Hoe zou hij haar dit zeggen zonder haar ontloken liefde voorgoed te dooden, zonder haar vertrouwen, ook in zichzelf, te kneuzen, en haar gevoel van eigenwaarde te bezeeren, pijnlijk-wondcnd. Als zij maar eerst van dézen weg was afgeraakt, dezen weg, die immers dood liep.... Haar bruusk opzien brak zijn zoekende gedachten. Een angst-schaduw donkerde over haar oogen. Waarom zeg je niets, boy Ben je boos op me? Dacht je dat ik boos was? Toe," drong ze dan, met een nadruk die in z'n engheid van bedoelen hem haast pijnlijk verwonderde -?toe, wees maar weer vroolijk.... Je moet je van die bakvisch-schwarmerei maar niks aantrekken, hoor. Zoo'n sentimenteele bui, hè, dat gaat wel weer over...." Dan, ineens, zonder overgang, haar ner veuze opgewondenheid in scherven gevallen tegen zijn afwachtende verwondering, brak ze in schreien uit, en snikkend, met onweerhouden hartstochtelijke snikken, waarin haar ziel haar gebroken hoop uitschreide, drukte ze. net hoofd tegen zijn schouder. Starend, met niets-ziende oogen, een sche mering van grijs en goud voor zijn vochtigen blik, streelde hij zacht haar koude handen, onmachtig tot t'roost.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl