De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 26 juni pagina 8

26 juni 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

D E A M STER b A MME R," W EEKBLAD VOOR NEDERLAND 26 Juni '20. No. 2244 - p.fr. E. J.|B.|jANSEN,[ord. praed.JI. Het buskruitverraad. \\.\Giordanp Bruno. Geschiedvervalsching. III. Leiden, Uit geversmaatschappij Futura." 'Onder den titel Geschiedvervalsching ver schijnt in den laatsten tijd een serie brochures van 'Katholieke zijde, waarin verschillende voorbeelden zullen worden behandeld van wat als opzettelijke verduistering der histo rische waarheid kan worden aangemerkt. Van die serie kwam ons tot dusverre alleen het bovenstaande derde stukje onder de oogen. Het behandelt twee vragen. Allereerst wordt door p. Jansen onderzocht, in hoeverre pater Oarnett, de provinciaal der Jezuïeten in Enge land en andere leden van zijn.orde schuldig staan aan de voorbereiding van het befaamde buskruitverraad van Guy Fawkes in Novem ber 1605. In de tweede plaats wordt de beteektïrtis en vooral het karakter van Oiordano Bruno, die in Februari 1600 te Rome wegens gruwelijke ketterij door de Inquisitie is ten vure gedoemd, nagegaan en beschreven. Het komt ons voor, dat noch in het eene noch in het andere geval van geschiedvervalsching sprake is en dat dus het betoog van p.. Jansen zijn doel voorbij schiet. Afgezien van het feit, dat er in beide gevallen van opzettelijke verandering der historie geen sprake is, gaat het hier in hoofdzaak om waardeeringsoordeelen, waarbij het histo risch onderzoek slechts een ondergeschikte rol vervult. Bepaaldelijk is dat het geval met de tweede studie, die over Giordano Bruno. Over zulk een man zal de waardeering van een goed Katholiek altijd wel anders blijven dan van een modern vrijdenker. Maar hoe dicht ernstige mannen in allerlei richting elkander in hun objectieve waardeering kunnen naderen, blijkt wel uit het artikel van Van der Wijck over Bruno, dat na dertig jaar nog niets van zijn frischheid en actualiteit heeft verloren. Het naast is men stellig bij de waarheid, als men aanneemt, dat Bruno een eerlijk zoeker is geweest. Maar het is bij hem bij zoeken gebleven; zijn geest was te subjectief en te receptief om zich zelf een levensbeschouwing te vormen, nog minder om wetenschappelijk werk van blijvende beteekenis tot stand te brengen. Hoewel hij zeer veel schreef en uitgaf, was hij toch eigenlijk meer reproduceerend dan produceerend. Zijn tra gische dood heeft hem een reputatie geschon ken boven zijn werkelijke beteekenis. Meer historische kritiek komt te pas bij de eerste studie, die over het buskruitverraad. Maar ook hier gaat het toch ook wel om waar deeringsoordeelen. Dat pater Garnett naar moderne strafrechtbegrippen niet schuldig staat aan medeplichtigheid aan dat complot, staat even vast als dat een Engelsche rechter van het begin der zeventiende eeuw hem wel voor schuldig moest houden. Het feit, ook door Garnett zelf niet bestreden, was, dat hij in het vage op de hoogte was gesteld van wat men voor had en bovendien in de biecht , allerlei bijzonderheden van de uitvoering had Vernomen. Nu spreekt het evenzeer van zelf, dat het biechtgeheim voor dezen priester heilig moest zijn, als dat de Engelsche rechter, met de toepassing der wetten tegen de Katholieken belast, die exceptie onmoge lijk kon aanvaarden. Er staan hier beginselen tegenover elkander, die nu eenmaal onver zoenlijk zijn. Voor den Engelschen rechter gaat natuurlijk niets boven de Engelsche J. A. HOETIHG Hofjuwellan - Konlngmpleln 11.13 wet, die nu eenmaal de bestraffing van bepaald omschreven daden eischt. Voor den Jezuïet stond even natuurlijk ver boven de Engelsche wet het gebod van zijn orde, naar zijn wijze van zien het gebod van God zelf, om in Enge land het Christelijk geloof te prediken, te verdedigen, te verbreiden, te bevorderen. Dat daarbij bepaalde misdaden als die van Guy Fawkes uitgesloten waren, blijkt b.v. uit het pauselijk verbod, door Garnett zelf uitgelokt. Bepaald medeplichtig was Garnett dan ook niet, maar hij had van de zaak geweten en ze niet uitgebracht. Dat was voor den Engel schen rechter voldoende om een doodvonnis te motiveeren. Zoo ging het in die dagen. In zaken van hoogverraad kende men nu eenmaal geen genade. In ons land werd in 1623 Groeneveld onthoofd, alleen omdat hij zich borg had gesteld voor de opgenomen gelden, die gebruikt werden voor den aanslag op Maurits; bij de zaak. zelf was hij verder in het geheel niet betrokken. Daarmede moet men ook het doodvonnis van Garnett ver gelijken, het niet meten met den maatstaf van dezen tijd. Ook hier is van geschiedvervalsching geen sprake. P. Jansen kan trouwens gerust zijn ; reeds niemand minder dan Gardiner heeft de geringe schuld van Garnett en de zijnen naar ónze begrippen vastgesteld, waarover zelfs Ranke nog in het onzekere was. Veel nieuws brengt deze studie dus niet. Het is echter'altijd goed, dat de aandacht op zulke problemen gevestigd blijft. H. BRUGMANS lllimlIllllllllllllllllllllUMIIIMIIIIIUIIIIIIIIIIIIIHIIIII Droom En ik wacht het schoone schouwen van een hooger, dieper uur, dan de dagen kunnen brengen in hun kwellend-langen duur, dan de nachten kunnen spannen in heur bleeke, kille handen, dan de aard' vermag te bergen in haar donk're Levenswanden, en varr 't eerste morgen-grauwen, als langs lichte lente-luchten 'k hoor de snerpend-schei ie kreten van verdoolde vogel-vluchten, naar de felle, helle hitte van de laaie zonnebranden over wijde korenakkers n verstilde zomer-landen tot den milden, koelen avond van der dagen doode lust, die de stemmen van de wereld brengt tot ongerepte rust, wacht ik steeds het schoone schouwen van een hooger, dieper Tijd dan deez' uren kunnen geven in hun droeve eenzaamheid, Van de verre horizonnen ruischt het bruisend-woelend klaat'ren van de nieuwe Levens-waat'ren vloeiend van de donk're bronnen, vliedend van de steile bergen van het nieuwe leven heen naar de sombere valleien die weerklinken van 't geween van de kleine, moede menschen, die daar strijdend omme-waren, dragend in hun aller ziel 't leed van veel verleden jaren .. J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND Toch zal ns de droom mijns levens tot deze vervulling komen : Zal de droom worden tot leven en het leven : zalig droomen. Juweelen - Paarlen - Zllmwerk. Middelburg. JAN R. TH. C AM p E R T BOEKETJES SOFISTIEK XXXVIU De dooM tfey liefde Het is inderdaad, mejuffrouw, want <«t zij tevens een antwoord op het charmante schrijven waarin mlte, D. V. bemirnretijk pro testeerde tegen ons laatste 'betoog over de eenvoudigheid des waaradhtlgen en de waar achtigheid des eenvoudifgen levens , het is met de liefde al niet veel beter gesteld, meen ik, dan met alle andere wezenlijk schoone dingen in deze schoone wereld-. Vooral in onzen eigen, overigens liefeliiken tijd. Er moet in de geschiedenis dezer wereld een tijd geweest zijn alleen de zeer o«de, zeer stoffige 'en.vrijwel ongelezen Boeken van een al niet veel gelukkiger, vroeger geslacht gewagen daarvan met heimwee -- waarin ook zij, de Liefde, eenvoudig was als het licht der dagen en de lactj van een kind. Dit is echter zoo hopeloos lang feleden, dat wij er slechts in onze besctóntend-primitieve oogenblikken van atavj£«$che intuïtie aan zouden willen gelpoveufc Zij l|ad geen andere pretentie dan -. te zijn, te teven. Het hoe, waarom, waartoe had geen het minste''belang. Weten bloesems hoe zij bloeien? de vrucht waarom zij rijpt ? de lucht waarom zij blauw ot een kind waarom het blijis? De ne vond de ne, en deze vondst ont sloot allen rijkdom. Sinds echter zijn wij, menschen, bewust" geworden. Men mag daar niet mee spotten, maar men M*»et er dan ook niet over klagen of boudeeren. Het ponder meer, helaas, te aanvaarden) feit is, dat "we tusschen onze nieuwsgierige wagen en het gulle licht een fraaigeslepen prisma houden. Men noemt dit met vele namen: cultuur is een der meest gebruikelijke. Het ont leedt het licht, ontdekt de samenstellende kleuren ervan, onderscheidt ze wetenschappeij'k, kortom, analyseert, ja, anatomïseert het. Daarna verwonderen we ons dat er een pe nibel aandoend verschil is tussen het oer-beeld en de kleurige caricatuur. Is het al niet mooi genoeg dat ge een vlinder prepareert en opzet, moet ze nog fladderen ook in den zonne schijn en honing zoeken ? Is het niet een beetje onredelijk dan boos te zijn, dat in dit teedere geheim het trillende leven dood ligt ? En toch verwijten we de gedenatureerde Liefde dat zij niet meer biedt wat haar ongeschonden wezen ons had kunnen schenken. En zelfs weigeren we botweg of uit schaamte ? aan haar reëel bestaan te gelooven. Het redmiddel, meent ge, ligt voor de hand ? Schijnbaar. Zoolang wij evenwel niet zonder <d\\ ons dierbaar geworden kunstglas kunnen, zien wij nimmer het ongebroken licht, en zoo zal, wal voor de hand scheen te liggen, wel onbereikbaar ver blijven. Het is trouwens wel een zware eisch : we souden onze cultureele hoogheid, ons intel lectueel b^zit, onze verbazingwekkende su perioriteit boven de levenshouding der bar baren moeten durven desavoueeren. Want met al dit schoons schijnt de pure eenvoud der spontane, vragenlooze, onberedeneerde genegenheid maar niet te naderen. Durfden «re, kónden we,?zou zij niet verschijnen in glorie voof-onz^ onbeschutte oogen ? Zij zou vóór ons Atüan^niet verbijsterend door raffinementen,-';4ilet. demonisch-attractief, maar argeloos bloeiend, geurig en naakt. Maar van dien Gouden Tijd, waaraan naiëver geslachten^geloofden, wéten we zooals wij welhaast alles weten tegenwoordig dat hij legendarisch is, een verbeeldingsspel immers van o zoo onnoozele droomers. Voor de romanschrijvers intusschen, voor de conversatie en de chronique scandaleuse moet men hiermee vrede hebben; want is niet voorde literatuur en voor het society-leven onze en aller gebrokenheid een gelukkig, zelfs rendabel ding ? G E R H v. D. Wordt door 21.000 iffeen erkend ?l* het beste vereterkingwnUMe) voor Zenuwen eft Lltnmmm. iiiimiiliiiiimiiiimrtttkWiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiii I9Ï9/2ÖV ?, i -. ?. : ...... ? 22:382.290. «918/19 ............ ? 17.786.829: 1917/18 ............ ? 10.199.482: 1916/17 ........... . ? 9-.210.2t7: 1915/16 . . . ?. . ?. . . . . 'f 10.720.b40. > ........ / 13.252.561. DE NEDERLANOSCHE BANK IN 1919 20 Het, in de Dinsdag j.l, gehouden v rgadering van aandeelhouders der Nedélflandsche Bank uitgebrachte, jaarvefslag over 1919/20 is soberder van inhoud dun wij het in de laatste jaren gewend zijn. Algemeene beschouwingen), die een töo ruime plaats innamen in de ver slagen der vier oorlogsjaren^ worden nagenoeg geheel gemist en zelfs het vraagstuk der in flatie, dat in den laatsten tijd zooveel gemoede ren in beweging bracht, wordt niet diepgaand behandeld. De president bepaalt zich tot de Volgende opmerkingen : Het is natuurlijk zeer moeielijk om op dit punt een juist oordeel uit te spreken; op den duur zal alleen de geschiedenis eene uitspraak hierin kunnen doen. Bij de beoordeeling van dit vraagstuk moet men echter in het oog houden, dat verschillende factoren aanwezig lijn, welke een circulatie Van meer ftduciaïrgeid noodig maken dan vóór den oorlog. In alle richtingen rijn de uitgaven sterk toegenomen, «oowel van den Staat, Gerrfeen'fen en andere corporatiën als van particulieren; maar ook het buitenland doet veel meer zaken via ons land, n d«0f de betrekkelijke stabiliteit v&n den Gulden, n door de overbrenging van belangrijke kapitalen naar ons land; de tal rijke vestigingen van nieuwe zaken in ons land hebben ook haar invloed doen gelden. Daarbij zi|n de kapitalen van onze eigen groote ondernemingen, banken, stoomvaart-maa'tschappijen, cultuurondernemingen> fabrieken, enz.' zeer belangrijk grooter geworden dan vóór 1914, en vele dezer lichamen hebben uit den aard der zaak grooter kasbeweging, maar wenschen ook veel grootere kassen aan te houden in den vorm van bankbiljetten in kas en saldi-credit bij particuliere banken en bij de circulatiebank. Wij zien daarvan dagelijks de tastbare bewijzen. Bovendien hebben wij verschillende aan wijzingen, dat belangrijke bedragen in den vorm van Nederlandsche bankbiljetten en saldi tegoed in rekening worden aangehouden zoowel door landgenooten als door vreemden bij wijze van z.g. Thesaurirung" (hoarding), welke bedragen dus niet tot de eigenlijk* fiduciaire circulatie te rekenen zijn." Niet onwaarschijnlijk zullen deze nog al laag bij den grond blijvende opmerkingen den velen, die zich over dit vraagstuk warm gemaakt hebben niet geheel bevredigen. Toch wil het mij voorkomen,, dat het juist van den presi dent der Bank gezien is, niet dieper daarop in te gaan. Wij staan voor een moeilijk te beantwoorden vraag en voor het tegenwoordige schijnt het raadzamer zich te bepalen tot het zich practisch aanpassen aan de zoozeer ge wijzigde toestanden van het geldverkeer tij dens den oorlog. Wat de resultaten van de bank in het afgeloopen boekjaar betreft, deze hebben met een totaal winstcijfer van / 22.382.290 een record geslagen, zooals uit de volgende vergelijking blijkt: llllltllllMllllllilllUIIIIHIIIIIIIIIIlHIMIII IIIIMIIIIIItlMIllllllM Colbert Costu mes f 90,-naafMaat SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66 De winst heeft dus meer dan het dubbele bedragen dan in een van de vijf voorafgaande' jaren, met uitzondering van 19,1 4/15, en 19i8j' 19. In deze beide, jaren zijn echter de brui:ö; winsten ór buitengewone omstandigheden gezwollen ; in eerstgenoemd jaar door de bui tengewone credietvraag bij de Bank in het begin van den oorlog en in laatstgenoemd jaar doordat ca. ? IJ millioen op gebouwen en meubelen voor hoogere taxatie bijgeschreven is. Desondanks overtreft de winst van 1919/20 die van bovengenoemde jaren nog met resp, vijf en negen millioen, Het leeuwendeel van de meerdere winst is te danken aan de beleeningen, die bijna t 9 millioen opleverden tegen ? 4.400.00Öt ? 2.370.000, / 2.600.000, / 4.200.000 en ?4.780.000 in de voorafgaande jaren* nfi toelichting van déttórzakén van deze belang rijke toename wordt in het verslag niet gegeven. Wel blijkt dat de gesloten beleeningsposten op effecten met ca. 2{ milliard ongeveer het dubbele van het voorgaande jaar waren, terwijl de go«/eren-beleeningen met een totaal van / 9.207.600.?nog / 6.389.000 beneden het cijfer van het voorgaande jaar gebleven zijn. Hoezeer de goederen-beleeningen in de laatste jaren afgenomen zijn, blijkt uit "de volgende vergelijking: *) 1919/20 ............ ? 9.207.600, 1918/19 ............ ? 15.596,600, 1917/18 .......... , , ? 45.345.400. 1916/17 ..... ....... ? 61,244.300. 1915/16 ............ ? 71,262.700. 9Ï4/15 .......... . . ? 47,230,800. Dat bij -eene verdubbeling van het bedrag der beleeningen de daarvan gekweekte rente eveneens verdubbelde, vereischt geen toe lichting, maar toch zoude het niet overbodig geweest zijn, eenig meerder licht te verspreider) omtrent de oorzaken, waaraan deze kolossale vermeerdering van effectenbeleeningen toe te schrijven zijn. Bij dédisconteeringen is wel is waar ook een groote vermeerdering waar te nemen, maar in lange na niet zoo belangrijk als bij de belee ningen. De winst op disconteeringen bedroegin 1919/20 ............ / 7.283.900. 1918/19 ............ ? 5.506.500. 1917/18 ............ / 2.825.700. 1916/17 ............ ? 3.300.000. 1915/16 ............ / 3,516.000, 1914/15 ............ / 6.010.000 __ Ofschoon ook in 1919/20 het grootste deel der disconteeringen wederom uit schatkistprotïiessen bestond, nml. / 553 millioen van een totaal ad / 962 millioen, is toch de aanzien lijke vermeerdering van de gezamentlijke dis conteeringen in hoofdzaak te danken aan een veel sterkere toename van de disconteeringen voor den handel. Ook hier bepaalt zich het verslag tot de magere opmerking : Bij den handel was de behoefte om te disconteeren belangrijk grooter dan verleden jaar." Tot bizondere opmerkingen geeft het ver slag overigens weinig aanleiding. De onkostenrekening blijft haar stijgende richting voort- ? zetten, hetgeen trouwens niet te bevreemden is. Met ruim^ 3J millioen is zij ? 350.000 hoo ger dan het voorgaande jaar en ? H millioen hooger dan in het eerste oorlogsjaar, toen zij nog beneden de twee millioen gebleven is. Daarbij dient nog gevoegd, dat in het afgeloopen jaar voor het eerst een bedrag van bijna een half millioen in het pensioenfonds gestort is, hetgeen feitelijk met eene even groote ver meerdering der onkostenrekening gelijk te stellen is. *) In de laatste maanden is [echter weder eenige vooruitgang te bespeuren en blijkens de hankstaat van 21 Juni bedragen de goederenbeleeningen weder ca. 14 millioen. ilililiiimiiliiiiiliiliiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiitiiiiiiiimiiiiimiiu"iii "> iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiiiiiiiiiit'iiniiiiiiiiiiimn !MIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII,IIIIIIII,U iiiiiiiiiiittiiiuMiiiilllllMllllllllllliiiiMiiilliiiiliiiiiiiiiiiliiiiilliiliiiiiiiiitiMiM * IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII EEN EN ANDER OVER DEN HERALDISCHEN ADELAAR . door C. W. H. VERSTER III Voor F. A. Hoef er te Haltent. Dat reeds in de grijze oudheid afbeeldingen van gestiliseerde adelaars voorkwamen, ge tuigt o.a. een copie naar een Chaldeeuwsch bas-relief, dat op ongeveer 4000 jaren v. Chr. wordt geschat. De adelaar heeft hier een soort leeuwekop, terwijl zijn klauwen rusten op twee leeuwen, die hem in zijn vleugels bijten. Ook bij de Egyptenaren komt de arend on der eigenaardige vormen voor, waarvan Fig. 23 een voorstelling geeft. Fig 30 is de afbeelding van een Egyptische munt. Bij de Romeinen treffen wij een meer naturalistischen vorm van den adelaar aan, het geen blijkt uit den Romeinschen vogel, zooals hij in Fig. 26 te zien is. Dit model is voor een groot deel over genomen in het Fransch-Napoleontische bla zoen, waarvan Fig. 24 een voorstelling geeft. Ook in de kroon is het adelaarsmotief ver werkt, de adelaarsvleugels vormen hier de diademen. De purperen mantel is bezaaid met honigbijen. ? In de moderne Engelsche heraldiek is de adelaar ook meer natuurgetrouw afgebeeld dan in andere landen. Fig. 27 en 28 geven hier van modellen, terwijl Fig. 29 een griffioen in denzelfden stijl vertoont. Afzonderlijke deelenvan den vogel, vleugels, kop en pooten komen ook in wapens voor. Talrijk zijn de geslachten, die als helmteeken een vlucht" (twee vleugels) voeren, en, zoo men er geen nadere aanduiding bij vindt, zijn het arendsvleugels. Een fraai specimen van een adelaarskop en van een adelaarsklauw (?arendsbeen") vinden wij in Fig. 16 en Fig. 17. Wij zien daar o.a. uit, hoe juist de heraldische regel is toegepast, dat een figuur zooveel mogelijk het veld moet vullen. Ge woonlijk worden de wapenfiguren te klein, in verhouding tot het schild geteekend, zooals uit het afkeurenswaard model in Fig. 21 blijkt. Uit een vergelijking van dezen adelaar met den erboven staande zal men dadelijk het verschil ontwaren tusschen een goedgestiliseerden adelaar en een slechte moderne opvatting van dit onderwerp. Onder de hersenschimmige figuren of monsters vindt men er ook een paar, wier vormen gedeeltelijk aan die van den adelaar zijn ontleend. Het zijn de griffioen of grijpvogel en de liarpij. Fig. 16a De eerste is gevormd uit het bovendeel van een adelaar, en het onderlijf van een leeuw, terwijl de kop paardeooren draagt, (Fig. 19 en Fig. 29.) De harpij bestaat uit een adelaarsvorm, met het hoofd (gekroond) en de borsten van een jonkvrouw. Deze harpijen (in het Duitsch Junkfrauenadler" of jtingfernadler" geheeten) zijn uit de Grieksche mythologie afkomstig. (Toen Phineus zijne gemalin en kinderen mishandeld had en door de Goden gestraft was, die hem met blindheid hadden geslagen, werd hij daar enboven gestadig gekweld door Harpijen, die zijn voedsel bevuilden of het hem ontstalen, zoo dikwerf hij zich er toe zette zijn maal te nuttigen). Van de fantastische vormen, die somtijds in de oude heraldiek worden aange troffen, vinden wij in Fig. 22 een aardig voorbeeld De vleugels van den adelaar eindigen hier in adelaarskoppen. De Heral diek kent ook een wonderlijke vereeniging van een adelaar en een ram, den z.g. ramadeiaar," wiens kop met ramshorens prijkt. Lower maakt hiervan gewag in zijn interes sant boek: Curiosities of Heraldry." Van den griffioen kan nog worden gemeld. dat hij het meest klimmend" wordt voorge steld, zooals de leeuw, maar dat hij (vooral in Engelsche wapens) ook stappend" wordt aangetroffen. Ook in het Mecklenburgsche blazoen komt hij aldus voor. Zijn staart draagt hij, óf opgeheven als de leeuw, óf tusschen de achterpooten. Ofschoon Rietstap beweert, dat ieder afzonderlijk geval dient te worden aangegeven, ben ik. der meening toegedaan, dat aan den teekenaar in dit opzicht volkomen vrijheid kan worden gelaten. Ook de vleugels kunnen m.i. naar goedvinden, staand of neder waarts gericht worden afgebeeld; dit hangt af van de beschikbare of de te vullen ruimte. Over 't algemeen heerscht nog te veel bij leeken de meening, dat men van een eenmaal aangenomen model niet mag afwijken, al stamt dit voorbeeld ook uit den tijd van het verval van de heraldiek, toen er wonderlijk met de wapens werd omgesprongen.?Die slechte vormen uit den vervaltijd behooren niet te worden nagevolgd. De onkunde van bestellers en van graveurs had schuld aan die tallooze misbaksels op wapenkunstig gebied. Fig. 16a. Heraldische (?) versiering op een Chaldeeuwsch Bas-relief 4000 jaar v. Chr. Fig. 16. Adelaarskop naar verschillendevoorstellingen plm. 1520. Fig. 17. Adelaarsklauw, naar Martin, Schön (1480-1490). Fig. 18. Tweekoppige adelaar met au reolen, naar verschillende voorstellingen uit de eerste helft der 16e eeuw. Fig. 19. Griffioen naar H. Burgkmair 1520. Fig. 20. Harpij, naar verschillende voor stellingen uit de eerste helft der 16e eeuw. Fis. 21. Afkeurenswaard model van een twrekoppigen adelaar XVIIIe?XlXe eeuw. uit Ad. Hildebrandt's Heraldisches Musterbuch". Fig. 22. Wapen in Oud-Gothischen stijl van Relnmar von Zweten uit het groote Heidelbergsche Liederen-handschrift, begin 14e eeuw. Fig. 23. Egyptische adelaar. - Fig. 24. Fransch Keizerlijk wapen uit: Wapens, vlaggen en zegels van Nederland ' door T. v. d. Laars. Fig. 25. Romeinsche standaard, uit Wa pens, vlaggen en zegels van Nederland" doe» T. v. d. Laars. Fig. 26. Romeinsche adelaar. Fig. 27. Adelaar (Engelsen model). Fig. 28. Opvliegende adelaar (Engelsen model). Fig. 29. Gri'fioen (Engelsch model). Fig. 30. Adelaar op Egyptische munt. uit,,Wapens, vlaggen en zegels van Nederland" door T. v. d. Laars, T-5-2 5.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl