Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Juli 20. - No. 2245
CHARIVARIA
Grof
De minister brengt hulde aan den
heer Lohman. Hij doet dit nu, omdat
de heer 'Lohman het voornemen te ken
nen heeft gegeven het Kamerleven vaar
wel te zeggen. (Applaus rechts)"
(N. v. d. D.)
Gruwelijk
Dr. Mathijsen brak deze kip beide
pooten, die hij vervolgens verbond. Toen
wierp hij het beest door 't venster van
zijn laboratorium, en de kip liep over
den hof, alsof er niets gebeurd was. Deze
methode paste hij daarna met succes
op menschen toe." (N. Venl. Ct.)
Op de glibberige paden der beeldspraak
De virtuositeit waarmede de voor
zitter de vergadering beheerscht, waar
mede hij, als een andere Mengelberg,
de leden van zijn orkest als instrumenten
weet te bespelen, verdient de hoogste
bewondering." (,V. fsr. Wbl.)
Arme jonge lieden, kameelen van ge
duld, maar niet altijd gezegend met struis
vogelmagen." (Busken Huet, Het Land
v. Rembr.)
Op de steile trappen van vergelijking
Een unsound paard is het meest
bedenkelijkste riskante bezit."
(Paardensportblad).
Dat was verkieselijker."
(Mendes da Costa in hei Hbl.)
Zijn verwijt treft natuurlijk niet zoo
zeer de Duitschëdan wel de Fransche
regeering." (N. v. d. D.)
De eenigste redding is een betere
salarieering." (Adres Ver. Leeraren, Haarlem.)
TJZT HIEP
"V-A-HST CTAlsTTJIE
Onze adverteerende humoristen
Te koop 4 prachtige Holl.
herdershonden, oud 5 weken, alle reu; ook de
moeder, zeer prachtig dier."
(Prov. N.B.Ct.)
Heer van goeden huize zoekt voor
zijn zuster, een bepaald knappe, lange
verschijning, een man van 35 40 jaar."
(N. Isr. Wbl.)
Er biedt zich aan een net meisje
voor dag en nacht, voor de rek."
(Haagsche Ct.)
HET RIJKSMUSEUM
DE NACHTWACHT
Vanochtend heb ik een gesprek gehad met
Frans Banning Cocq, den kapitein van de
Nachtwacht. Laat ik u onmiddellijk gerust
stellen en er bij vertellen, dat het geen senti
menteel gesprek was, dat ik hem niet vroeg
wat of hij van Retnbrandt dacht en niet vroeg,
wat hij van onze mode vond, noch hem liet
dazen over dierbare zaken uit zijn tijd. Het
gebeurde zoo. Ik was om half elf reeds in
het museum en vond het net weer (de zon
scheen van' een wolkenloozen hemel), om in het
Nachtwachtzaaltje, waar het zoo prettig
mystiek duister kan zijn, op de gemakkelijke
bank wat te gaan zitten droomen.-Dikwijrs,
wanneer ik daar zit, betreur ik het dat de
Nachtwacht daar hangt, want die is de oor
zaak, dat het zoo'n af en aan geloop van men
schen is, waardoor de stilte, de rustatmosfeer
ieder oogenblik verbroken wordt door uit
roepen van menschen, die evenmin verstand
van het Kunstwerk" : de Nachtwacht"
hebben als ik en die het toch noodig vinden
de aandacht van anderen op bijzonderheden
te vestigen, die die anderen al lang hadden
opgemerkt. Een van de stereotype uitroepen
is : Hoe vindt je dat licht erop !" Waarop
de suppoost onmiddellijk aan het verschuiven
van de licht-lappen begint, omdat hij denkt,
dat de bezoekers het licht niet goedvinden.
Ik was vroeg in het zaaltje en de sup
poost, de Nachtwacht en ik waren er alleen.
De suppoost verveelde zich. Dit is een van de
weinige werkzaamheden van de suppoosten :
zich vervelen.
Een tweede werk is de bezoekers van booze
plannen verdenken. Doch daar ik rustig en
lui zat te droomen op de bank, had de sup
poost niets anders te doen dan zich te verve
len. En in opperste verveling ging hij werken :
hij begon de lichtlappen te verschuiven,
hoe
lllllllflIimimilllllllllllllllimillIllimimmHHIimiimitlimimttmmmtmmmitmmmiNllllimilt
iiiiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimitiiiilinmiiiiiiiiiimffifiiimiiifitiiiiiiiiuiuiiiiufiiciiiiuim^
imiiiiiiiimiii 8
Jut. Umus
12 ets,
HATTINK & Co. \
REMBRANDTPLEIN 62 j
| Hoek Amstelstraat, |
j AMSTERDAM. j
Tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiiiii
wel de zon nog niet aan den] achterkant van
het gebouw verschenen was.
Plotseling zag ik, toevallig naar Banning
kijkende, een misnoegden trek op zijn gelaat.
Ik meende zelfs zijn lippen te zien bewegen.
Zei je wat, ouwe heer ?" vroeg ik verbaasd.
Ja; ik zei, dat die vent met zijn gordijntjes
mij verveelt!" was het knorrige antwoord.
Heb je het tegen mij of tegen dien me
neer ?" kwam de suppoost, met zijn
schuifstok nog in de lucht, zijn hoofd naar Banning
wendend.
Kapitein Banning verwaardigde zich niet op
die vraag te antwoorden. De suppoost schoof
nog een paar gordijntjes open en een paar
andere dicht. Daarop zette hij zijn stok in een
hoek en verliet, na een minachtenden blik op
Banning geworpen te hebben, het zaaltje, waar
schijnlijk om een pruim te gaan leenen bij een
collega.
Oef," zuchtte de kapitein, eindelijk al
leen !"
Wat je maar alleen belieft te noemen,"
viel ik in. Als je de rest van je wacht hadt
thuis gelaten en ik zat niet hier, dan was het
nog wat anders."
Ik heb van die anderen geen last, en wat
jou betreft (jij bent begonnen met tutoyeeren,
dus ik doe het ook maar!) jij zit me tenminste
niet op zoo'n onbescheiden manier te bekijken
als de rest van het menschdom, die hier bin
nen eezeefd komt."
Heb je daar dan zoo het land aan ?"
Zou jij daar niet het land aan hebben om
alle dagen te moetenrecipiceren? En dan volk
te ontvangen, dat boe nog bah tegen je zegt,
maar je kleeren bewondert en het licht en den
schilder, die je tot zoo'n weergaloos knappen
jongen gemaakt heeft ? Het is gewoon niet
om uit te staan !"
Ja, ik moet erkennen dat ik dien kant van
de kwestie nog nooit bekeken heb, maar er
schijnt wat van waar te zijn !" moest ik bea
men.
Wel heb ik van mijn leven : er schijnt wat
van waar te zijn ? Neen, alles er van is waar.
't Is geen leven, waartoe ze me hier gedoemd
hadden. En als ik ooit had kunnen vermoe
den, dat dit het gevolg zou zijn, dan hadden we
dienRembrandt van Rhijn nooit die schilderij
laten maken !"
Ja, mijn waarde, dat komt nu van die
ijdeltuiterij|! Wil je een sigaret ?"
Neen, dank je ! Ook weer een van die on
mogelijke instellingen hier. Rooken verbo
den! 't Lijkt wel of ze er op uit zijn hier den
boel zoo vervelend mogelijk te maken. En ze
houden er streng de hand aan ook. Alleen
's nachts heb ik nog wel eens een kansje, wan
neer de ronde langs is. Maar ik moet altijd
sigaretten rooken, want een pijp kan ik hier
niet verbergen. Dus als je een sigaret in de lijst
wilt verbergen vo#r vannacht, dan heel graag !'
Ik stond op en stopte drie sigaretten in
elkaars verlengde tusschen de lijst en het doek,
blij dat ik den armen drommel een pleiziertje
kon doen.
Merci," bedankte hij me, toen ik weer op
mijn bank zat.
Je hebt zeker weinig aanspraak hier," in
formeerde ik.
Beestachtig weinig," antwoordde hij. Den
laatsten keer dat ik een gesprekjgevoerdjheb,
was in het Gemeente-Museum. En dat duurde
maar twee seconden. Er draaide een boertje
een heelen tijd voor de wacht heen en weer. En
ten slotte stak hij zijn handen in zijn zak,
keek mij aan en zij: Ik begrijp waarentig
niet, waarom ze jou zoo'n mooien jongen vin
den !" Ik kon me niet bedwingen om hart
grondig hardop te wenschen : Vonden ze het
maar niet!" Het boertje schrok vreeselijk
en stak zijn handen.van schrik naar mij uit.
Toen hebben ze hem$ij zijn kraag gepakt. Ik
heb later de supj^éeften elkaar .eens hooren
vertellen, dat de'arme drommel krankzinnig
is verklaard. Ja, ze waken wél goed over me,"
liet hij er bitter op volgen, toen hij bemerkte
dat ik moest lachen.
Maar, mijn beste Banning," meende ik
hem te moeten troosten, je hebt heel veel
vrienden. Ze schrijven over jau en je wacht
heele boeken en heele tijdschriften vol. Ze zijn
al heel wat over jullie te weten gekomen. En
minder mooie dingen ook. 't Stond jullui mooi
dien armen Rembrandt zestien honderd gulden
te geven voor een schilderij, dat millioenen
waard was !"
Ik wilde, dat ze zich met hun eigen zaken
bemoeiden ! Hebben wij Rembrandt soms ge
vraagd een schilderij te maken, dat millioenen
waard was ? Neen immers. Hij moest doodge
woon onze wacht schilderen, en dat heeft hij
er maar matig afgebracht. Die arme Willem
van Ruitenburg lijkt niets. En dacht jullui
soms,dat wij met zulke mooie kleeren opwacht
gingen ? Laat je toch niets wijs maken ! Geen
wonder, dat de menschen tot een dwaze the
orie komen : dat wij op een koningin stonden
te wachten !"
Dus wou je zeggen, dat zestien honderd
gulden genoeg was ?" vroeg ik verontwaar
digd.
Meer dan genoeg ! En ik wil je wel zeggen,
dat wij er al voor meer dan zestien honderd
guldens verdriet van gehad hebben. Wat ze
al niet met ons hebben uitgevoerd ! Ze hebben
ons mét vergrootglazen onderzocht, ze hebben
met ladders ons beklommen om lettertjes
te lezen en uit te maken voor welke poort we
nu wel staan. Mijn handen jeukten om ze van
de ladders af te gooien. Dat zijn zeker de vrien
den, waarvan je daarnet sprak]? Pluizers zijn
het, onbescheiden pluizers! Ze zouden me het
hemd van mijn lichaam vragen als ik mijn
mond opendeed. Maar daar pas ik wijselijk
voor. Zij zullen mij niet hooren spreken ! Laat
ze maar vechten in hun boeken en tijdschrif
tjes. Zij moesten begrijpen, dat wanneer
Frans Banning Cocq, Heer van Purmerland
en Ilpendam met zijn wacht op een schilderij
staat, de plaats, waar hij zich bevindt, bijzaak
is en wegvalt bij hem. Ik sta op de schilderij,
laat hun dat genoeg zijn !"
Je schijnt me niet zuinig met je zelf inge
nomen te zijn," kon ik me niet weerhouden op
te merken. Als je maar weet, dat je met der
gelijke theoriën hopeloos uit den tijd bent,
waarde heer!"
Dan maar uit den tijd ! Eigenlijk ben ik blij,
dat ik niet in jouw tijd leef. Maar toch moet ik
altijd lachen als ik die menschen met hun ver
grootglazen en laddertjes bezig zie. Want
weet je waar we eigenlijk staan ?"
Neen, en het kan me niet in het minst
schelen ook," moest ik bekennen.
jij bent een brave kerel," viel hij
enthusiC»CF\FfETTES
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiimiiiiMiiiiiiliiiiimiiiiiiiiiilimiinmiiii
ast uit. Jou kan ik het veilig vertellen. We
staan.... !"
O zeg, zie toch eens!" kwam op eens een
geëxalteerde meisjesstem uit de lucht vallen.
Zie eens dat licht, dat er opvalt." En te ge
lijkertijd schoot de suppoost binnen en op zijn
hengel af en begon het licht te regelen.
JöIk ving een laatst komiek knipoogje op
van Banning, toen de suppoost begon te hen
gelen. En toen ik langs hem liep om het zaaltje
te verlaten, keek hij met een scheel oog naar
de sigaretten in de lijst. Doch niemand zag
het! Niemand lette immers op Frans Banning
Cocq, Heer van Purmerland en Ilpendam !
H. V.
Electrische Lampvoeten
in Potterie LANOOY"
Papestraat 24 ? 's-Gravenhage
1IIIIIIIIIIII IIMIIIIIIIillllinilMlllllllllllllMllllllllllllltllullllMIIIIHIIIIHIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIItlM IMIIIMnlIIIIMlIHIMMIIIIHIlmlIllimMIIII
'Daily Efypress, London ^
Levensverzekering Maatschappij
HAARLEM"
Wllsonsplefn 11
DE VOORDEEUOSTE TARIEVEN
De Engelsche belastingbetaler blijft in den regen staan!
tiimiiiiiiiiiiiiiiini
»«>» '
EEN HEDENDAAGSCH CONCERT
DOOR
M. W.?V. D.
K
In de groote concertzaal, waar de clectrische
lampen zoo juist zijn aangedraaid, zoodat de
gouden zolderversieringen schitteren en de
statige palmen, gerijd langs de witte wanden
uit haar schemerdroom zijn opgeschrikt,
loopen de kellners langzaam op en neer. De
zaaldeuren zijn reeds geopend. Nu en dan kijkt
een der kellners op zijn horloge : het is nog
vroeg, hun gedienstig werk vangt nog niet
aan.
De eerste bezoekers komen langzaam bin
nen, wat vreemd in de groote ruimte, waarin
de burgerlijk bruine stoelen in hun onder
broken massa brutaal opdringerig heersenen.
De eerste bezoekers, zij die vroeg komen,
zijn de trouwe concertbezoekers ; zij komen,
allén om hun ziel te dompelen in de
tranenzware droefheid, in de zonblijde vreugde der
melodieën. Het zijn een stille man met
droomerige oogen, een schuchter jongetje van een
zestien jaren en een jong meisje in
strengeenvoudig kleedje. Zij zetten zich voorzichtig
neer op de plaatsen, die zij kennen als cie beste
plekjes in de zaal, waar men de zwakste zucht
der violen, den zachtsten roep der fluiten be
luisteren kan. Met streelende handen vouwen
zij het programma open en genieten lang den
namengeur der uit te voeren muziekwerken.
Nu en dan zien zij op en kijken naar elkaar,
zij weten eikaars namen niet, maar ze kennen
elkanders stille bewegingen en de
blij-verwachtende ziel, die in hun oogen licht.
Het loopt tegen aanvangstijd. Eenige oud
achtige heeren verschijnen iu uiterst verzorgde
kleeding; het weinige overgebleven hoofd
haar om den glimmenden schedel is kort ge
knipt, hun kin gladgeschoren, hun mannelijke
snor tot een stijfharig borsteltje vervormd.
Hun dames ruischen binnen in lichte zijde
met veel lichte kant, veel te jeugdig voor haar
grijze haren en moede gezichtslijnen, die
haar leeftijd verraden. Zijn zij bevreesd, deze
menschen, die men bijna niet met den naam
van mannen en vrouwen noemen durft, dat
men hun den eerbeid betoonen zal, dien grijze
ouderdom inboezemt, omdat zij . gevoelen,
dat hun leven minder waardevollen inhoud
heeft dan aantal jaren? De dames hebben zich
neergezet op de stoelen heel vooraan. Zij bui
gen haar hoofden geheimzinnig naar elkaar
toe eu befluisteren het sterfgeval van ecu
kennis, de atmosfeer in de zaal en de laatste
vergadering van de vereeniging voor zedelijke
opvoeding van naaistertjes, waarop dominee
Lievendag toch o, zoo lief gesproken heeft. De
heeren zijn blijven staan, den rug naar het
orkestpodium gekeerd; zij wrijven zich ver
genoegd de handen, kuchen eens eu buigen
zich naar de dames over om te zeggen, dat
advocaat Recht en bankier Sommens zoo juist
binnenkwamen.
Langzaam vult zich de zaal. Vele jonge
meisjes komen. Met kleine trippelpasjcs loo
pen zij zacht op dungezoolde schoentjes. Zij
dragen lichte kleedjes in teere en in helle kleu
ren. Als zij in groepjes binnenkomen, babbelen
zij onophoudelijk op een kinderlijk toontje,
buigen zich lief naar elkaar toe en lachen een
verschrikt bedwongen lachje. Komen zij alleen
binnen, dan doen zij heel verlegen, kijken
met bedeesd vragende oogen goed rond en
loopen snel naar de uitgekozen plaats bij vrien
din of familie ; of zij stappen binnen, zelfbe
wust, het hoofd in den nek, trotsch op haar
jeugd, op haar mooie kleeding, ongenaakbaar
den mond gesloten, de oogen koud vorschend.
Sommigen ook komen met jonge vrienden.
De meisjes zijn meestal kleiner dan de jonge
mannen en kijken onder het spreken voort
durend naar hen op. Als haar vriend wat min
der oplettend naar haar luistert er zijn zoo
veel aardige meisjes in het rond ? legt zij
even de hand op zijn arm en zegt met een ge
zicht, alsof zij nu iets heel gewichtigs vertel
len gaat: Weet je dat ik gisteren " de
rest gaat voor de omstanders verloren, maar
het is zeker heel belangrijk, want de jongeman
keert zich niet hernieuwde belangstelling naar
het stralende gezicht van zijn vriendinnetje.
Snel wordt de /.aal nu voller. De kellners,
wier houding naarmate er meer menschen
komen, oplettender en gedienstiger wordt,
loopen bedrijvig af en aan met voetbankjes
en kopjes thee voor de oude dames.
Er wordt meest zacht gesproken, doch al
het fluisterend stemgeluid smelt samen tot
n groot gesuis, dat den bezoeker, die alleen
gekomen is en zich niet bij vrienden heeft ge
voegd, bijna verdooft. Nu eu dan klinkt een
scherpe stem boven het gesuis uit, een hoes
ten of een meisjesgiechel.
Dicht tegen het aanvangsuur ontstaat plot
seling een beweging onder de jonge meisjes ;
zij wenden het hoofd naar den ingang der
zaal,reven en tersluiks, of vrijmoedig en lang.
Een troepje jongelui komt binnen, druk pra
tend en met gewichtige gezichten en gebaren.
Zij loopen de geheele zaal door, zoekend naar
plaatsen, correct buigend tegen de damesken
nissen, nonchalant groetend tegen vrienden.
Vele meisjesoogen blijven hen volgen; de
jongelui houden een gezicht alsof zij er niets
van merken, maar draaien eens aan hun
kneveltje of strijken met de hand over de hoofd
kruin om misschien weerspannige haren in
orde te brengen.
Intusschen komen de leden van het orkest
op het podium. De viool- en cellospelers be
luisteren nog even hun instrumenten om zich
van hun zuiveren toon te overtuigen en met
het stemmengeruisch vermengt zich een diepe
cello- of een hooge, fijne viooltoon en het ge
ritsel van muziekbladen. De dirigent verschijnt.
Het stemgedruisch in de zaal wordt overstemd
door toejuichend handgeklap. De dirigent,
met n 'arm steunend op zijn
muzieklessenaar, buigt even en blijft de zaal inzien. Hij
wacht tot het publiek het handgeklap zal
staken, tot het zal zwijgen eu zijn gewichtige
persoonlijkheid voor een oogenblik zal trach
ten te vergeten voor hetgeen hij het zal doen
hooren. Zijn wachtende houding heeft iets
gebiedends en het wordt stil iu de zaal.
De dirigent neemt zijn plaats in.
Zacht beginnen de violen te zingen. Een
lied van teere vreugde. De cello's vallen in,
plotseling, diep, hartstochtelijk, verscheu
rend het teere klankeuweefsel der violen.
Het wordt een strijd. Hoog schreien de violen
hun angst, de cello's dreunen zwaar hun macht.
Lichte fluiten komen de violen te hulp, zware
koperen horens ondersteunen de cello's. De
dofvreemde klank van een trom mengt zich
onder de strijdenden.
Het is doodstil in de zaal, de palmen beven.
Heviger wordt de strijd. De violen klagen,
juichen en jammeren, de fluiten jubelen
plots en kort, de cello's snikken ; schetterende
horens scheuren de geschokte lucht. Oeen
overwint. Fluiten en horens trekken zich
terug, met een zucht sterven de laatste jam
merklachten der violen, afgemat geven de
cello's den strijd op.
Eenige seconden blijft het stil in de zaal.
Dan barst een kletsend handgeklap los. Moet
dit den vertolkers beduiden, dat de klanken
hun weg gevonden hebben naar de ziel der
hoorders, dat zij den strijd huiverend hebben
meegeleefd? Hebben zij den adem ingehouden,
voelend, dat iets grootsch aan hen voorbij
ging 'i