Historisch Archief 1877-1940
3 juli '20. No. 2245
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
^ «... ,. : HANS PAASCHE
Tef herinnering aan den vermoorden 'pacifist
door dr. AI.FRED H. FRIED
Ongeveer in het tweede oorlogsjaar kreeg
ik uit Wilhelmshafeh van' een marine-officier
.een. briefkaart, raet.de tamelijk onvoorzichtige
' tögging van kojjrij voor de Friedenswarte."
,. ... Die .briefkaart kwam van Hans Paasche,
wiens naam als'ffiedeuitgever van de
Vortrupp" mij reeds vóór den oorlog bekend was.
Dit Jialfmaandelijksch tijdschrift was toen
".\%& tijd gewijd aan de
geheelonthoudings- beweging- en aSrt de belangen" der
Wandervögel" en had nog geen pacifistische strekking;
integendeel, het was zelfs eenigszins nationaal
getint. . . . .
'E'érst later in den oorlog, na de onzalige
uitspraak van Bethrnann Hollweg over een
Volkerenbond met Duitschland aan het
hoofd," begonnen er pacifistische artikels
in te verschijnen'onder het pseudonym
Fidelis." Paasche's naam was toen echter al
van het titelblad verdwenen. Toch ,hield ik
hem voor den schrijver dier artikels, die, hoe
gematigd ook, dank zijnde Duitsch.e mili
taire censuur toch eenigen opgang maak
ten. ;>-: ^ .», ... ? '-?? \ : -:?. '.
Toenjïk ?Paasche mijn vermoeden
meedeelde',i,kwam<!hi> er nadrukkelijk tegen op.
Hij schreef mij ongeveer het volgende :
.,,-. Wat denkt ge toch wel ;van mij ? ik sta
veel verder naar links, voel-mij verwant aan
Herman Fernau."
Fernau had toen juist zijn boek Durch
.zur Demokratie !"- uitgegeven ; Paasche liet
zich dus kennen als een republikein.
Hij had ondertusschen den dienst verlaten,
waarom weet ik niet en had zich op zijn
goed Waldfrieden" in de buurt van Hochzeit
in de Neumark teruggetrokken. Daar werkte
hij, zoowel met de pen als organiseerend, voor
zoover dit althans onder het oorlogsregime
mogelijk was, voor zijn pacifistisch ideaaï.
Eerst, in de Duitsche Friedensgesellschaft
ea 'in den B.und Neues Vaterland"; maar
tóen deze vereenigingen opgeheven of door
herhaalde waarschuwingen van hooger hand
in hun optreden belemmerd werden in de
daarvoor in de plaats op'gerichte Zentrale
Völkerrecht." -.
Paasche behoorde tot de weinigen, die
reeds vroeg de oorzaken van den oorlog
ingezien hebben en die .begrepen, welk lot
ons zou treffen, wanneer het ons niet gelukte
een .eind te maken aan de onverzadelijke
annejcatielust .der Alt-Deutschen. Evenals
Lïehnowsky, Beerfelde, von Gerlach, Nicolai
en'Helene Stöcker was hij daardoor in onge
nade'.' geraakt. Het baarde dan ook geen
verwortdenng, toen men op een goeden dag las,
dat hij gevangen genomen was en wel nadat
men bij huiszoeking op zijn bureau een
strooibiljet ha"d gevonden, waarin tot n of andere
staking, werd aangespoord; met het opstellen
of verspreiden ervan had hij chter niets uit
te staan. ~ "? .
Tot een proces is het niet gekomen ; maar
langen tijd heeft hij in voorarrest gezeten.
Daarna werd hjj ontóerekenbaar verklaard
en opgeborgen. Eerst den 9den November
1918 ging de gevangenisdeur weer voor hem
open. Hij kwam nog juist bijtijds om zijne
jonge vrouw, die geheel zijne opvattingen
deelde en gedurende den oorlog zeKs eenmaal'
opeÖlijk.tegen de'.patriotische ultra's was op
getreden, de oogen toe te drukken. De griep
had Ellen Paasche tot haar slachtoffer ge
maakt. Zij was een dochter van den bekenden
voormaligen Oberprasident van Posen,
Geheimrat Witting, een broer van Maximiliaan
Harden.
Paasche stortte zich in de revolutie. Hij werd
in het Centraal-comitévan den Soldatenraad
gekozen. Hij had,;opdracht in de eerste plaats
; 4e flocumenten téredden, die over het
ont-staan Van den oorlog opheldering konden
geven. Met dit doel en deze opdracht begaf
;toij zich naar het nieuwe Paleis te Potsdam,
waar de keizerin hem in den weg trad. Deze
: ontmoeting heeft ? hij later in een feuilleton
uitvoerig beschreven. Aan de nieuwe
regee. jing sloeg hij voor, als teeken der veranderde
toestanden, de Siegesallee af te breken. Hij
verzocht daarvoor de beschikking over een
afdeelihg vernielingssoldaten." Een
meer. , derheidssocialist, die later minister werd, ver
hinderde déuitvoering van dit plan.
Na de revolutie gaf Paasche zijn geschrift,
dat hij reeds gedurende den wereldoorlog
klaar gemaakt had, in 't licht onder den titel :
Meine Mittschuld am Weltkrieg." Als jong
marine-officier had hij den veldtocht»tegen
de-Herrero's meegemaakt en zonder zich te ver
zetten gebogen voor militairen dwang en
militaire^opvattingen. Dit gebrek aan verzet
beschouwde hij als de kiem voor het ontstaan
van die geestesgesteldheid, die tot den wereld
oorlog voerde. Daardoor voelde hij zich mede
plichtig en door de kern van het militarisme,
op grond van eigen ervaringen aan de kaak
te stellen, hoopte hij zich althans eenigszins
schoon te wasschen.
Tot zijn ontsteltenis ziet men in zijn boek
hoe officieren, zonder rekening te houden met
menschenlevens, op 't bemachtigen van orden
en' onderscheidingen uit zijn. Eén plaats is al
heel merkwaardig; zij volgt hier. :
Na een paar dagen raakte ik slaags
en verwierf een echt militair succes met zoo
en zooveel dooden, wat vol vreugde naar 't
vaderland geseind werd. Daar lagen nu de
bloedige en verminkte lijken, gieren krijschten
op de zandbanken in de rivier, en een eerzuch
tig kameraad riep : Nu is het zwartwitte lint
zeker ons". De negers waren verschrikt, mis
schien had dit gevecht het einde van den oor
log kunnen zijn, in ieder geval meende ik door
dit wapenfeit een groot gedeelte van het land
tot vrede te kunnen dwingen. Maar het bevel
van een ouderen officier riep mij terug voor
een z. g. onderhoud. Zijn brief begon aldus:
Ik heb het opperbevel in het opstandige ge
bied overgenomen." Wat stak achter deze
zin ? Ik merkte het al spoedig: vrees, dat
verdere successen op naam van mij en mijn
troep zouden komen Twee officieren
trachtten mij te overreden hun alle gezonde
soldaten voor een verderen opmarsen af te
staan. Daar ik niet kon inzien, wat zij hier
mee voor hadden, verrieden' zij ten slotte
hun bedoeling. Gebruik toch uw verstand;
gij hebt immers uw gevecht gehad en hebt uw
ridderorde vast en stellig beet; wij willen nu
ook nog een kans op gevecht, voordat de zaak
heelemaal uit is!"
Dat klinkt bijna ongeloofelijk ! Maar doet
niet zoo verontwaardigd ; vraagt uzelf eens
af, waarom ge die ridderorden nog duldt en
bewondert,als zij zóó werken! Jn 't vooruit
zicht van een ridderorde zoekt de krijgsman
het gevecht op en betreurt het, als een volk
mak en zachtzinnig is en zich niet te weer
stelt. Zóó alleen kan men ook het decreet be
grijpen van zekeren gouverneur : in de toe
komst zuilen alleen onderscheidingen worden
uitgereikt, wanneer aan onzen eigen kant
minstens twee man gevallen zijn."
Geeft Paasche ons hier een blik op de kern
van het militarisme, in zijn tweede geschrift,
dat Das verlorne Afrika" getiteld is, hekelt
hij de geestesgesteldheid en de politiek, welke
noodzakelijkerwijs tot deze ineenstorting voe
ren moest. Onverschrokken houdt hij het
volk den spiegel voor. Het begrip Natie",
zoo zegt hij daarin ergens, is bij ons te pas
en te onpas er bij gehaald Schril en
eentoonig klonk het steeds : Wij, wij \ Ons recht:
een plaats in de zon. Wij, boven alles ! Duitsch
land, vooraan in de wereld!.... Alles, waar
de Duitschers prat op gaan, is in miskrediet
gekomen en zal het blijven. Begrijp dit goed,
gij Duitscher, gij zijt uitgestooten uit de ge
meenschap der volkeren, als ge u niet einde
lijk met verbittering afwendt van het systeem,
dat u tot beul uwer buren maakte en ten slotte
uzelf getroffen heeft. De wereld zal voor u niet
open staan, voor ge mensen wordt "
Wie zóó achter de schermen van de reac
tie gekeken heeft en vol afschuw over het
daaraanschouwde, het door het gilde trouw be
waarde geheim aan de openbaarheid prijs
geeft, maakt zich onmogelijk. Hem wordt
nooit vergeving geschonken en ook Paasche
is dit door zijn vroegere standgenooten nooit
vergeven. Zelfs zijn familie heeft geheel met
hem gebroken.
Op zijn goed, waar hij zijn arbeiders demo
cratisch behandelde en daardoor de ontevre
denheid der arbeiders op de andere landgoe
deren verhoogde, werd hem het leven door
allerlei plagerijen verzuurd. Bij n van die
gelegenheden vond hij den dood.
Men zou weer eens huiszoeking bij hem doen
naar wapens ; op welke gronden men hem ver
dacht en wie hem aangaf, heeft men tot nu
toe niet kunnen ontdekken. Men zag de zaak
echter zóó ernstig in, dat men zich niet te
vreden meende te kunnen stellen met het zen
den van een paar politiedienaren. Een geheele
afdeeling soldaten werd er heen gezonden en
KUNSTHANDEL
JACK NIEKERKvlhChefGoupil&Co.
23 & 250 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage
MEESTERWERKEN VAN DE
ijc EEUWSCHE, HAAGSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
ONAFHANKELIJKE IERSCHE REPUBLIEK
Teekening voor??de*Amsterdammer" van George van Raemdonck
het landgoed gewoonweg belegerd. Geschoten
mocht er slechts worden zoo luidde de
instructie van den dienstdoenden officier
als een reeds gevangen genomen persoon
poogde te ontvluchten en na driemaal te zijn
aangeroepen, niet staan bleef. Paasche was
niet gevangen genomen; hij was juist aan 't
baden in een meertje in de buurt, toen men
hem kwam halen ; op 't gezicht van de solda
ten, die het slot omsingelden, liep hij weg.
Misschien heeft een der soldaten gemeend
dat hij een gevangene was; hoe dit zij, hij
schoot. En trof hem midden in 't hart.
Niemand is schuldig, zoo heet het in het
protokol over dit geval. Het spreekt verder
van de subjectief te verontschuldigen over
tuiging", waarin de bewuste soldaat gehan
deld heeft. Dat is mooi gezegd, maar daarmee
blijft de vraag,waarominen op een weerloos
mensch een troep soldaten afstuurt, waaronder
er zijn, die zoo gevaarlijke, subjectief te ver
ontschuldigen meeningen er op na houden, nog
onbeantwoord. Zou men bij een oorlogsstoker'
op even onachtzame manier en met even
groot vertoon van militaire macht huis
zoeking gedaan hebben als bij dezen pacifist
en republikein ?
)t Hans Paasche heeft een voorgevoel gehad
van zijn noodlot. In een artikel, dat hij mij
reeds in October van het vorige jaar zond,
heeft hij het erover, dat zijn vroegere mede
uitgever van de Vortrupp," Dr. Popert, hem
van meeningen verdenkt, die iedereen aan
gewreven worden, dien men tegenwoordig
op de vlucht" zoo graag doodschiet "
Nu i's hij op de vlucht doodgeschoten en
Dr. Popert haast zich in de pers mede
tedeelen, dat Paasche aan vervolgingswaan leed;
van ambtelijke zijde was dit bevestigd. Als
hij werkelijk aan dien waan geleden heeft,
dan bewees zijn dood, dat dit geen waan was,
maar een helder inzicht in het lot, dat hem en
velen met hem in het tegenwoordige Duitsch
land treffen kon.
Ik heb Paasche in den herfst van 1918 per
soonlijk leeren kennen. Zijn elegante verschij
ning, zijn ernstig en beminlijk wezen maakten
op mij een prettigen indruk. Noch in zijn
meening over Duitschlands tegenwoordigen
toestand, noch in zijn gedragingen bemerkte
ik ook maar iets, dat op gekrenkte geestver
mogens zou wijzen. Evenmin als ik schenen
anderen iets te bespeuren van deze van amb
telijke zijde bevestigde zielsziekte," want ik
trof bij Paasche menschen uit de beste krin
gen aan.
Voor het laatst zag ik hem bij een receptie,
die de Engelsche ex-minister Trevelyan den
Uden Maart v. d. j. twee dagen voor den
Kapp-Putsch in het hotel Adlon gehouden
heeft. Reeds toen klaagde Paasche over de
onverdragelijke plagerijen, die hij op zijn land
goed van zijn buren -ondervond.
Van krankzinnigheid was noch in den om
gang, noch in zijn brieven, of wanneer hij in 't
openbaar optrad, ook maar iets te bemerken.
Nauwelijks veertig jaar ligt hij daar nu
vermoord in het park van Waldfrieden."
Een offer van het einde van dezen oorlog, een
offer ook nog van diezelfde geestesgesteldheid,
die den oorlog ontketend en miilioenen ter
slachtbank heeft gevoerd.
LI.OYD GEORGE: We zouden er een millioen manschappen en vijf jaarjjorlog voor
over hebben om dit te beletten."
,n?in ii iiiiiii minimin mm miniii
Nieuwe Uitgaven
Van Onze Oude Boerenhuizen, negentig
schetsen van boerenhuizen in Nederland met
bijschriften, door Her m. van der Kloot
M e ij burg, is de derde herziene e;i vermeer
derde druk verschenen bij W. L. en J.
Brusse's Uitgeversmij, te Rotterdam.
Pietje's Ongeluksweek, versjes en prentjes,
van M. T. P. Krüsman, is een prenten
boek voor jonge kinderen verschenen bij J.
F. van de Ven te Baarn.
Van Précis historique et anlhulogie de la
Littérature francaise, door J. B. Besanc.on
en W. Struik, is het eerste deel verschenen
bij J. B. Wolters, te Groningen en den Haag.
Beroepshygiëne en Eerste Hulp bij Onge
lukken, vóór de bouwvakken, door L. H e ij
ermans, arts, verscheen in tweeden druk bij
Brusse's Uitgeversmij., te Rotterdam.
Das Wumierhorn, verzameld door C. Brou
wer en G. Ras en uitgegeven bij J, B.
Wolters, Groningen en Den Haag, is een
leesboek voor de eerste klasse der H. B.
Scholen; het eerste deeltje is verschenen.
In Morks Beroepsbibliotheek" is als No. 40
verschenen: De Dierenarts, door H. A. Kroes,
dierenarts en leeraar aan de Midd. landbouw
school te Groningen.
Eenden is de titel van No. 15 der Natuur
en Sport Serie, verschenen bij C. Morks Czn.
te Dordrecht; de schrijver noemt zich
B randaris.
Verzoening van Kapitaal en Arbeid heet
een brochure van J. Kuiper, waarin de
schr. pleit voor een Nationaal fonds ten
bate der Arbeiders; het geschriftje is uitge- ?
geven door de N. V. Drentsche en Asser
Courant" te Assen.
Van Nieuwe Klanken, Leesboek voor de
hoogere en voortzettingsklassen der lagere
school, door Josef Co hen en W ij t ze
Keuning is verschenen het vierde deeltje;
uitgever: J. B. Wolters' Uitgeversmij., Gro
ningen en Den Haag.
De vijf Elementen (Aarde, Water, Vuur,
Licht, Ester), een theosofische studie van
M. W. M ook, is verschenen bij Freni en Co.,
Amsterdam.
Het achttiende Jaarboek van het Genoot
schap Amstelodamum is uitgekomen, bij Ten
Brink en De Vries, uitgevers, Amsterdam.
Historiscli-Idealistisclie Politiek, door mr.
fiiimiHiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiimiifHiiimiiiiiiiiiiiifiiiifuifii
J. J. van der Leeuw, is verschenen bij de
Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur.
Doel en Middelen eener studievertenigingvoor
Psychical Research", heet een voordracht
gehouden in»de constitueerende vergadering
der Vereeniging op l April 1920 door den
voorzitter prof. dr. G. Heymans; zij is uit
gegeven door de Mij. voor Goede en Goed
koope lectuur.
Van Epirus, die Wiege der Gricclien (Bilder
aus Griechenland), photographiën von Fred.
Boissonnas, Vorwort van D. Baud-Bovv,
verscheen de tweede herziene druk bij de
Kunstverlag Boissonnas", Gent.
mi in i i i iininini
IIIIIIIIIIIIHIII
?uiiiiiliiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|ii|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii iiiu u iiiiiiiiiiii iiimiiuminiliimiiim m IIIIMI HUI. IIIIMII
BOEKBESPREKING
J. DE GRUYTER, Het leven en de werken
van Eduard Douwes Dekker (Multatuli).
Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier, 1920.
ANTOON THIRY, Het schoont jaar van
' '.' . Carolas, Amsterdam, Mij. voor G,
; en G. lectuur, .1920.
Werken van J. A. Alberdingk Thijm,
uitgegeven door dr. J. F. M. STERCK,
deel VIII. Bussum, Uitg. Mij. Paul
Brand, ,1920.
Een boek in twee flinke deelen over Mul
tatuli. Zou dit eindelijk het boek zijn? Is
' het 't niet, dan is het een ramp. Immers in
onze barre tijden snijdt zoo'n omvangrijk werk
den pas af aan het betere, dat er naast zou
kunnen komen. Maar we konden het slechter
getroffen hebben. Het is een goed boek, een
boek van onbevangen vereering, van min of
meer naieve eerlijkheid. De auteur behoeft
geen onbekende voor het Nederlandsche
publiek te zijn. Reeds vóór 36 jaar verscheen
van hem In memoriam, novellen en schetsen
van een Delftsche student, thans O.I. ambte
naar" (Rotterdam, Van Leenhoff, 1884).
In dezen bundel komt een student voor, die
aan een jonge dame zijn indrukken weer
geeft van een Multatuli-lezing. Hij vertelt
van het geweldig applaus en dan: Ik
weet het niet; het feit is, dat ik zweeg en
schijnbaar niet deelde in het algemeen enthou
siasme. Als men eens in mijne ziel had kunnen
lezen - hoe ik alles had willen geven, om
hem te toonen,j[hoe zeer ik hem vereerde,
hoe ik hem hadj,willen dienen, ware het met
'mijn leven. En^terwijl ik mij aan de voeten
van den titan^wilde werpen, voelde ik mij
grooter dan zooveel anderen, die niet als ik
hun minderheid voelden, wier
kruidenierstrots dien Prometheus vastklonk aan armoede
en gebrek aan weerklank, eerbied, liefde.
; Het was dezelfde alziende Jupiterblik,
waarrmede Napoleon moet rond gezien hebben,
ftoehLJihq bij Austerlitz of Jena de kracht
zijner bajo'netten schatte, die thans over de
verzamelden liep en tot alle hoeken der zaal,
;,itot In ,het; diepste der ziel drong." Twijfe
len' kunnen' we riiet meer en als knapen volgen
we den meester. Leven en werken in zijn
geest: Ziedaar ons ideaal. Dronken verlaten
wij de zaal, juichend treden we een nieuw
leven in, als discipelen van het ware en goede."
^Dezen geestdriftigen student van '84 moeten
we kennen om dit mooie boek te begrijpen en
ten volle te waardeeren. Hoe heeft hij zich
opgewerkt in die jaren, wat heeft het leven
hem een wijdheid van blik gegeven, hoe heeft
hij zijn kennis verrijkt, gelezen, vergeleken,
kritisch onderscheiden, maar de enthousiaste
jongen, die in diepen eerbied knielt aan de
voeten van den meester, leeft nog in dezen
rijpen, gevormden geest. Gelukkig. Daarom
is er in zijn boek zoo'n warmte, zulk een milde
toon, zoo'n rustige ruimte, zulk een weldadig
licht.
Nog altijd ziet hij zijn held in de
gulden schittering van de verre laaiende
vlam van zijn jeugd-enthousiasrne. Dit blijkt
o.a. uit wat hij zegt naar aanleiding van deze
uitspraak van Van Deyssel: Hij (Multatuli)
was een kunstenaar, maar wou geen kunste
naar zijn, hij was geen staatsman en wilde
een staatsman wezen. Hij was een man van
de Verbeelding, en waande zich een man
van de Daad". Was hij geen Staatsman?"
vraagt De Gruyter, Ik ben niet zeker dat
hij het was, maar wel ben ik overtuigd, dat
hij in tijden van beroering, waarin het vooral
op een ruimen blik en moed van overtuiging,
op eerlijkheid en durf en menschelijkheid, op
dadelijk en hartstochtelijk ingrijpen aankomt,
een groote en overwegende rol zou gespeeld
hebben." Och neen, als er een of andere
beroering" was geweest, zou Multatuli er
hoogstwaarschijnlijk dwars tegenin gefulmi
neerd hebben. De Gruyter ziet nog altijd een
vermoedelijk voortreffelijk Gouverneur-Gene
raal van Ned. Indie in Multatuli. In vettrouwen,
Multatuli was geen man van de rechtstreeksche
daad; maar is het niet genoeg, dat zijn Ge
dachte en Verbeelding bij anderen de Daad
gewekt hebben?
Het boek over Multatuli zou voor mij moeten
getuigen van een grootere objectiviteit. Bij
allen eerbied, warme waardeering en liefde
voor den denker, fantast en kunstenaar zou
de zuiver wetenschappelijke biograaf meer
buiten de sfeer van Multatuli's denken en
droomen moeten staan. Maar misschien kan
dit boek de eerste vijftig jaar nog niet ge
schreven worden. M. houdt ons allen nog
onder zijn betoovering.
En daarom zijn we De Gruyter uiterst
dankbaar voor wat hij gaf. Hij was niet
geheel blind voor Multatuli's gebreken. Met
groote kennis en levensinzicht plaatste hij
zijn held in de maatschappelijke en litteraire
toestanden van zijn tijd, trachtte hij de
invloeden, die op hem hebben gewerkt, de
invloeden die van hem uitgingen, de ver
houding, waarin hij tot anderen stond, te
teekenen en te verklaren. Het boek doet ons
goed, bevredigt ons over het algemeen. Dit
zou hoogstwaarschijnlijk niet het geval zijn
met het boek over Multatuli, als het thans
verscheen, in ons ouderen vooral zit nog te
veel de geest van den Delftschen student
van 1884.
Als we Pallieter niet hadden, zou het boekje
van Antooti Thiry wel de aandacht trekken.
Nu is het te veel navolging van den joligen,
brooddronken held van Timmermans, 't Is
een Pallieter met een tragisch slot. Na de
benauwenis van het seminarie werpt Carolus
zich plotseling in het volle leven. De erfenis
van een nonkel stelt hem in staat het priester
schap eraan te geven en hij drinkt zich dron
ken aan het volle, rijke, weldadige Vlaamsche
leven, als Pallieter. Al wat we bij Pallieter
beleefden, beleven we bij Carolus ; daar is de
geweldige eetpartij van heel een familie, de
ketelmuziek, de processie, de spontane goeiig
heid voor .vagebonden als Joppes. Plots
scheurde het ijs der Nethe open en door den
ruischenden nacht liep het gekraak de open
verten in, verder en verder, tot achter de
wereld, lijk een groote zucht van wellust.
De lucht rilde en huiverde ervan.
Dat's 't hart van de aarde dat openbreekt!
zei Carolus. 't Was hem of daarmee de wereld
eens zoo groot wierd en hij zelf lijk een reus,
met het hoofd in e wolken. Kom," zei hij,
't hart van de aarde gaat open ! laat er ons
in vergaan ! Hij wilde met Anna-Liza naar
buiten. Rillend van ontroering nam hij haar
op in de armen. Vervoerd sloeg ze toen heur
armen rond zijn nek en trok zich aan hem op.
Er kwam een klaarte in heur oogen, en heur
asem ruischte warm en kort over zijn gezicht.
Hij omprangde heur nog vaster en zijn
lippen gleden over heur mond, over heur
?oogen, van in heur haar tot in het putteken
van heur hals
Zij zuchtte lang en diep en liet zieh toen
maar hangen in zijn sterke armen, in volle
overgaaf. De liefde groeide bedwelmend in
en over hen, de zinnen sloten zich en glim
lachend vergingen ze in malkander. En daar
buiten in den zoelen nacht groeide al maar
door het eerste lente-lied over daken, boomen
en velden lijk een hoogtij van gonzende
waterklanken, en alles verging in het machtige
geruisen...." Dat is goed. Maar is het niet
dezelfde natuur-apotheose van Pallieter, in
dezelfde uitbeelding? Is het niet Pallieter en
Marieke in hun wilden tocht te paard?
Slap melodramatisch, de eenheid ver
brekend, gaat daardoorhcen de geschiedenis
van Lena van den notaris. Thiry is stellig
een man met talent. Dat bewijst de fijne
teekening van de borduursterswerkplaats,
waar hij Anna-Liza vindt. Dat is heel zuiver
en teer. Maar hij moet zich trachten vrij te
maken van den invloed van den confrater
met wien hij de mooie Bagijnhof-sproken
schreef.
De uitgave van Alberdingk Thijm's werken
heeft tien jaar stil gelegen. In 1910 waren
vijf deelen verschenen. Het bijeenbrengen van
een fonds bij het zilveren feest van den heer
Sterck als schoolopziener in 1917, heeft het
mede mogelijk gemaakt de gestaakte onder
neming thans voort te zetten, wat ik met
groote vreugde begroet.
Thijm toch is een der nobelste, der ge
voeligste vertegenwoordigers der Romantiek
ten onzent. Niet in de navolging van uiterlijk
heden, die aan het nationaal karakter, het
vaderlandsche hart vreemd waren, maar juist
door de vertolking van de wereldbeweging
in eigen, zeer persoonlijke vormen en tonen.
Als romantisch dichter staat Thijm met Hof
dijk voor mij boven aan, zijn Voorgeborchte
is voortreffelijk werk. Als aestheticus is hij
een geestdriftig voorganger en grondig kenner,
consciëntieus kriticus, kundig en diepgaand
historicus, die na den inspannenden, geduld
en scherpzinnigheid eischenden arbeid van
zijn historische onderzoekingen en genealo
gische navorschingen een
aangenamen,pakkcnden vorm wist te geven aan wat levend was
BATENBURG i FDLME1
Den Haag ?:? Huiigenspark 22.
SPECIALITEIT:
IERHOIZIHEI OIDER GJHUTIE-:- ?:?
-:-:- -;. -:- -:- BERGFLMTSEI fl)OR IIBOEOEIS
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiii111111'"111111111"11111111"111111111111"11111111111111111
geworden in zijn geest, meestal dien van de
historische novelle.
Onder die historische novellen en schetsen
van Thijm zijn eenige juweeltjes, die voor
altijd- tot het beste in onze litteratuur zullen
blijven behooren. Ik herinner slechts aan De
organist van den Dom, aan zijn Vondel
portretten, zijn Mejuffrouw Leclerc. Toch kan
ik me voorstellen, dat de huidige lezer met
eenigen letterkundigen smaak en ontwikkeling
nog een gevoel kan krijgen alsof dat werk
aan het verouderen is.
Ik zeg nog. Want met Thijm's beste werk
zal het gaan als met dat van onze romantische
schilders. Toen de groote herleving der
Hollandsche school kwam, toen de Marissen
in de volle schitterende glorie stonden van
hun eerste overwinning, keken de menschen,
die in het kunstleven van den dag mee
leefden met zekere geringschatting op het
werk van Kruseman, zelfs van Koekkoek,
Verschuur en den eenmaal zoo verheerlijkten
Schelfhout. Wie zijn tijd meende te verstaan
sprak er vergoelijkend uit de hoogte over.
Och ja, dat was wel degelijk solied werk,
maar er zat toch geen ziel in, geen atmosfeer,
geen lichttrilling, het was toch al heel sterk
aan het verouderen. De ware kunstkenner
bleef zijn Koekkpeks en Schelfhouts wel lief
hebben en begrijpen.
En thans, men behoeft de couranten
verslagen van onze schiiderijen-aucties maar
te doorloopen om zich te overtuigen, hoe die
krachtige kleurrijke romantiek van de jaren
vóór '60 weer in zijn volle eer is hersteld,
hoe men elkaar het bezit ervan bestrijdt.
Zoo zal ook het werk van Thijm naarmate
we het meer uit de verte naar ons toe halen,
steeds weer meer gewaardeerd en genoten
worden door hen die kunst en schoonheid van
alle tijden hebben leeren verstaan, om zijn
zuivere, geestige teekening, zijn warme kleur,
zijn romantische glorie, kunst van den echten
Hollandschen stempel, waarin Wolff en Deken
voortleven.
Het thans verschenen deel bevat o.a. de
nog niet herdrukte geestige novelle Pieter
Pijpers in gezelschap van sommige zijner tijd
genoten, waarin het leven uit het laatste
kwart der 18de eeuw wordt geteekend.
J. PRINSEN J.L.z.