De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 3 juli pagina 7

3 juli 1920 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

3 juli '20. No. 2245 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ^ «... ,. : HANS PAASCHE Tef herinnering aan den vermoorden 'pacifist door dr. AI.FRED H. FRIED Ongeveer in het tweede oorlogsjaar kreeg ik uit Wilhelmshafeh van' een marine-officier .een. briefkaart, raet.de tamelijk onvoorzichtige ' tögging van kojjrij voor de Friedenswarte." ,. ... Die .briefkaart kwam van Hans Paasche, wiens naam als'ffiedeuitgever van de Vortrupp" mij reeds vóór den oorlog bekend was. Dit Jialfmaandelijksch tijdschrift was toen ".\%& tijd gewijd aan de geheelonthoudings- beweging- en aSrt de belangen" der Wandervögel" en had nog geen pacifistische strekking; integendeel, het was zelfs eenigszins nationaal getint. . . . . 'E'érst later in den oorlog, na de onzalige uitspraak van Bethrnann Hollweg over een Volkerenbond met Duitschland aan het hoofd," begonnen er pacifistische artikels in te verschijnen'onder het pseudonym Fidelis." Paasche's naam was toen echter al van het titelblad verdwenen. Toch ,hield ik hem voor den schrijver dier artikels, die, hoe gematigd ook, dank zijnde Duitsch.e mili taire censuur toch eenigen opgang maak ten. ;>-: ^ .», ... ? '-?? \ : -:?. '. Toenjïk ?Paasche mijn vermoeden meedeelde',i,kwam<!hi> er nadrukkelijk tegen op. Hij schreef mij ongeveer het volgende : .,,-. Wat denkt ge toch wel ;van mij ? ik sta veel verder naar links, voel-mij verwant aan Herman Fernau." Fernau had toen juist zijn boek Durch .zur Demokratie !"- uitgegeven ; Paasche liet zich dus kennen als een republikein. Hij had ondertusschen den dienst verlaten, waarom weet ik niet en had zich op zijn goed Waldfrieden" in de buurt van Hochzeit in de Neumark teruggetrokken. Daar werkte hij, zoowel met de pen als organiseerend, voor zoover dit althans onder het oorlogsregime mogelijk was, voor zijn pacifistisch ideaaï. Eerst, in de Duitsche Friedensgesellschaft ea 'in den B.und Neues Vaterland"; maar tóen deze vereenigingen opgeheven of door herhaalde waarschuwingen van hooger hand in hun optreden belemmerd werden in de daarvoor in de plaats op'gerichte Zentrale Völkerrecht." -. Paasche behoorde tot de weinigen, die reeds vroeg de oorzaken van den oorlog ingezien hebben en die .begrepen, welk lot ons zou treffen, wanneer het ons niet gelukte een .eind te maken aan de onverzadelijke annejcatielust .der Alt-Deutschen. Evenals Lïehnowsky, Beerfelde, von Gerlach, Nicolai en'Helene Stöcker was hij daardoor in onge nade'.' geraakt. Het baarde dan ook geen verwortdenng, toen men op een goeden dag las, dat hij gevangen genomen was en wel nadat men bij huiszoeking op zijn bureau een strooibiljet ha"d gevonden, waarin tot n of andere staking, werd aangespoord; met het opstellen of verspreiden ervan had hij chter niets uit te staan. ~ "? . Tot een proces is het niet gekomen ; maar langen tijd heeft hij in voorarrest gezeten. Daarna werd hjj ontóerekenbaar verklaard en opgeborgen. Eerst den 9den November 1918 ging de gevangenisdeur weer voor hem open. Hij kwam nog juist bijtijds om zijne jonge vrouw, die geheel zijne opvattingen deelde en gedurende den oorlog zeKs eenmaal' opeÖlijk.tegen de'.patriotische ultra's was op getreden, de oogen toe te drukken. De griep had Ellen Paasche tot haar slachtoffer ge maakt. Zij was een dochter van den bekenden voormaligen Oberprasident van Posen, Geheimrat Witting, een broer van Maximiliaan Harden. Paasche stortte zich in de revolutie. Hij werd in het Centraal-comitévan den Soldatenraad gekozen. Hij had,;opdracht in de eerste plaats ; 4e flocumenten téredden, die over het ont-staan Van den oorlog opheldering konden geven. Met dit doel en deze opdracht begaf ;toij zich naar het nieuwe Paleis te Potsdam, waar de keizerin hem in den weg trad. Deze : ontmoeting heeft ? hij later in een feuilleton uitvoerig beschreven. Aan de nieuwe regee. jing sloeg hij voor, als teeken der veranderde toestanden, de Siegesallee af te breken. Hij verzocht daarvoor de beschikking over een afdeelihg vernielingssoldaten." Een meer. , derheidssocialist, die later minister werd, ver hinderde déuitvoering van dit plan. Na de revolutie gaf Paasche zijn geschrift, dat hij reeds gedurende den wereldoorlog klaar gemaakt had, in 't licht onder den titel : Meine Mittschuld am Weltkrieg." Als jong marine-officier had hij den veldtocht»tegen de-Herrero's meegemaakt en zonder zich te ver zetten gebogen voor militairen dwang en militaire^opvattingen. Dit gebrek aan verzet beschouwde hij als de kiem voor het ontstaan van die geestesgesteldheid, die tot den wereld oorlog voerde. Daardoor voelde hij zich mede plichtig en door de kern van het militarisme, op grond van eigen ervaringen aan de kaak te stellen, hoopte hij zich althans eenigszins schoon te wasschen. Tot zijn ontsteltenis ziet men in zijn boek hoe officieren, zonder rekening te houden met menschenlevens, op 't bemachtigen van orden en' onderscheidingen uit zijn. Eén plaats is al heel merkwaardig; zij volgt hier. : Na een paar dagen raakte ik slaags en verwierf een echt militair succes met zoo en zooveel dooden, wat vol vreugde naar 't vaderland geseind werd. Daar lagen nu de bloedige en verminkte lijken, gieren krijschten op de zandbanken in de rivier, en een eerzuch tig kameraad riep : Nu is het zwartwitte lint zeker ons". De negers waren verschrikt, mis schien had dit gevecht het einde van den oor log kunnen zijn, in ieder geval meende ik door dit wapenfeit een groot gedeelte van het land tot vrede te kunnen dwingen. Maar het bevel van een ouderen officier riep mij terug voor een z. g. onderhoud. Zijn brief begon aldus: Ik heb het opperbevel in het opstandige ge bied overgenomen." Wat stak achter deze zin ? Ik merkte het al spoedig: vrees, dat verdere successen op naam van mij en mijn troep zouden komen Twee officieren trachtten mij te overreden hun alle gezonde soldaten voor een verderen opmarsen af te staan. Daar ik niet kon inzien, wat zij hier mee voor hadden, verrieden' zij ten slotte hun bedoeling. Gebruik toch uw verstand; gij hebt immers uw gevecht gehad en hebt uw ridderorde vast en stellig beet; wij willen nu ook nog een kans op gevecht, voordat de zaak heelemaal uit is!" Dat klinkt bijna ongeloofelijk ! Maar doet niet zoo verontwaardigd ; vraagt uzelf eens af, waarom ge die ridderorden nog duldt en bewondert,als zij zóó werken! Jn 't vooruit zicht van een ridderorde zoekt de krijgsman het gevecht op en betreurt het, als een volk mak en zachtzinnig is en zich niet te weer stelt. Zóó alleen kan men ook het decreet be grijpen van zekeren gouverneur : in de toe komst zuilen alleen onderscheidingen worden uitgereikt, wanneer aan onzen eigen kant minstens twee man gevallen zijn." Geeft Paasche ons hier een blik op de kern van het militarisme, in zijn tweede geschrift, dat Das verlorne Afrika" getiteld is, hekelt hij de geestesgesteldheid en de politiek, welke noodzakelijkerwijs tot deze ineenstorting voe ren moest. Onverschrokken houdt hij het volk den spiegel voor. Het begrip Natie", zoo zegt hij daarin ergens, is bij ons te pas en te onpas er bij gehaald Schril en eentoonig klonk het steeds : Wij, wij \ Ons recht: een plaats in de zon. Wij, boven alles ! Duitsch land, vooraan in de wereld!.... Alles, waar de Duitschers prat op gaan, is in miskrediet gekomen en zal het blijven. Begrijp dit goed, gij Duitscher, gij zijt uitgestooten uit de ge meenschap der volkeren, als ge u niet einde lijk met verbittering afwendt van het systeem, dat u tot beul uwer buren maakte en ten slotte uzelf getroffen heeft. De wereld zal voor u niet open staan, voor ge mensen wordt " Wie zóó achter de schermen van de reac tie gekeken heeft en vol afschuw over het daaraanschouwde, het door het gilde trouw be waarde geheim aan de openbaarheid prijs geeft, maakt zich onmogelijk. Hem wordt nooit vergeving geschonken en ook Paasche is dit door zijn vroegere standgenooten nooit vergeven. Zelfs zijn familie heeft geheel met hem gebroken. Op zijn goed, waar hij zijn arbeiders demo cratisch behandelde en daardoor de ontevre denheid der arbeiders op de andere landgoe deren verhoogde, werd hem het leven door allerlei plagerijen verzuurd. Bij n van die gelegenheden vond hij den dood. Men zou weer eens huiszoeking bij hem doen naar wapens ; op welke gronden men hem ver dacht en wie hem aangaf, heeft men tot nu toe niet kunnen ontdekken. Men zag de zaak echter zóó ernstig in, dat men zich niet te vreden meende te kunnen stellen met het zen den van een paar politiedienaren. Een geheele afdeeling soldaten werd er heen gezonden en KUNSTHANDEL JACK NIEKERKvlhChefGoupil&Co. 23 & 250 Lange Houtstraat, 's-Gravenhage MEESTERWERKEN VAN DE ijc EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRANSCHE SCHOOL ONAFHANKELIJKE IERSCHE REPUBLIEK Teekening voor??de*Amsterdammer" van George van Raemdonck het landgoed gewoonweg belegerd. Geschoten mocht er slechts worden zoo luidde de instructie van den dienstdoenden officier als een reeds gevangen genomen persoon poogde te ontvluchten en na driemaal te zijn aangeroepen, niet staan bleef. Paasche was niet gevangen genomen; hij was juist aan 't baden in een meertje in de buurt, toen men hem kwam halen ; op 't gezicht van de solda ten, die het slot omsingelden, liep hij weg. Misschien heeft een der soldaten gemeend dat hij een gevangene was; hoe dit zij, hij schoot. En trof hem midden in 't hart. Niemand is schuldig, zoo heet het in het protokol over dit geval. Het spreekt verder van de subjectief te verontschuldigen over tuiging", waarin de bewuste soldaat gehan deld heeft. Dat is mooi gezegd, maar daarmee blijft de vraag,waarominen op een weerloos mensch een troep soldaten afstuurt, waaronder er zijn, die zoo gevaarlijke, subjectief te ver ontschuldigen meeningen er op na houden, nog onbeantwoord. Zou men bij een oorlogsstoker' op even onachtzame manier en met even groot vertoon van militaire macht huis zoeking gedaan hebben als bij dezen pacifist en republikein ? )t Hans Paasche heeft een voorgevoel gehad van zijn noodlot. In een artikel, dat hij mij reeds in October van het vorige jaar zond, heeft hij het erover, dat zijn vroegere mede uitgever van de Vortrupp," Dr. Popert, hem van meeningen verdenkt, die iedereen aan gewreven worden, dien men tegenwoordig op de vlucht" zoo graag doodschiet " Nu i's hij op de vlucht doodgeschoten en Dr. Popert haast zich in de pers mede tedeelen, dat Paasche aan vervolgingswaan leed; van ambtelijke zijde was dit bevestigd. Als hij werkelijk aan dien waan geleden heeft, dan bewees zijn dood, dat dit geen waan was, maar een helder inzicht in het lot, dat hem en velen met hem in het tegenwoordige Duitsch land treffen kon. Ik heb Paasche in den herfst van 1918 per soonlijk leeren kennen. Zijn elegante verschij ning, zijn ernstig en beminlijk wezen maakten op mij een prettigen indruk. Noch in zijn meening over Duitschlands tegenwoordigen toestand, noch in zijn gedragingen bemerkte ik ook maar iets, dat op gekrenkte geestver mogens zou wijzen. Evenmin als ik schenen anderen iets te bespeuren van deze van amb telijke zijde bevestigde zielsziekte," want ik trof bij Paasche menschen uit de beste krin gen aan. Voor het laatst zag ik hem bij een receptie, die de Engelsche ex-minister Trevelyan den Uden Maart v. d. j. twee dagen voor den Kapp-Putsch in het hotel Adlon gehouden heeft. Reeds toen klaagde Paasche over de onverdragelijke plagerijen, die hij op zijn land goed van zijn buren -ondervond. Van krankzinnigheid was noch in den om gang, noch in zijn brieven, of wanneer hij in 't openbaar optrad, ook maar iets te bemerken. Nauwelijks veertig jaar ligt hij daar nu vermoord in het park van Waldfrieden." Een offer van het einde van dezen oorlog, een offer ook nog van diezelfde geestesgesteldheid, die den oorlog ontketend en miilioenen ter slachtbank heeft gevoerd. LI.OYD GEORGE: We zouden er een millioen manschappen en vijf jaarjjorlog voor over hebben om dit te beletten." ,n?in ii iiiiiii minimin mm miniii Nieuwe Uitgaven Van Onze Oude Boerenhuizen, negentig schetsen van boerenhuizen in Nederland met bijschriften, door Her m. van der Kloot M e ij burg, is de derde herziene e;i vermeer derde druk verschenen bij W. L. en J. Brusse's Uitgeversmij, te Rotterdam. Pietje's Ongeluksweek, versjes en prentjes, van M. T. P. Krüsman, is een prenten boek voor jonge kinderen verschenen bij J. F. van de Ven te Baarn. Van Précis historique et anlhulogie de la Littérature francaise, door J. B. Besanc.on en W. Struik, is het eerste deel verschenen bij J. B. Wolters, te Groningen en den Haag. Beroepshygiëne en Eerste Hulp bij Onge lukken, vóór de bouwvakken, door L. H e ij ermans, arts, verscheen in tweeden druk bij Brusse's Uitgeversmij., te Rotterdam. Das Wumierhorn, verzameld door C. Brou wer en G. Ras en uitgegeven bij J, B. Wolters, Groningen en Den Haag, is een leesboek voor de eerste klasse der H. B. Scholen; het eerste deeltje is verschenen. In Morks Beroepsbibliotheek" is als No. 40 verschenen: De Dierenarts, door H. A. Kroes, dierenarts en leeraar aan de Midd. landbouw school te Groningen. Eenden is de titel van No. 15 der Natuur en Sport Serie, verschenen bij C. Morks Czn. te Dordrecht; de schrijver noemt zich B randaris. Verzoening van Kapitaal en Arbeid heet een brochure van J. Kuiper, waarin de schr. pleit voor een Nationaal fonds ten bate der Arbeiders; het geschriftje is uitge- ? geven door de N. V. Drentsche en Asser Courant" te Assen. Van Nieuwe Klanken, Leesboek voor de hoogere en voortzettingsklassen der lagere school, door Josef Co hen en W ij t ze Keuning is verschenen het vierde deeltje; uitgever: J. B. Wolters' Uitgeversmij., Gro ningen en Den Haag. De vijf Elementen (Aarde, Water, Vuur, Licht, Ester), een theosofische studie van M. W. M ook, is verschenen bij Freni en Co., Amsterdam. Het achttiende Jaarboek van het Genoot schap Amstelodamum is uitgekomen, bij Ten Brink en De Vries, uitgevers, Amsterdam. Historiscli-Idealistisclie Politiek, door mr. fiiimiHiiiiiiiiiiiiii iiiiiiimiifHiiimiiiiiiiiiiiifiiiifuifii J. J. van der Leeuw, is verschenen bij de Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. Doel en Middelen eener studievertenigingvoor Psychical Research", heet een voordracht gehouden in»de constitueerende vergadering der Vereeniging op l April 1920 door den voorzitter prof. dr. G. Heymans; zij is uit gegeven door de Mij. voor Goede en Goed koope lectuur. Van Epirus, die Wiege der Gricclien (Bilder aus Griechenland), photographiën von Fred. Boissonnas, Vorwort van D. Baud-Bovv, verscheen de tweede herziene druk bij de Kunstverlag Boissonnas", Gent. mi in i i i iininini IIIIIIIIIIIIHIII ?uiiiiiliiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|ii|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii iiiu u iiiiiiiiiiii iiimiiuminiliimiiim m IIIIMI HUI. IIIIMII BOEKBESPREKING J. DE GRUYTER, Het leven en de werken van Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier, 1920. ANTOON THIRY, Het schoont jaar van ' '.' . Carolas, Amsterdam, Mij. voor G, ; en G. lectuur, .1920. Werken van J. A. Alberdingk Thijm, uitgegeven door dr. J. F. M. STERCK, deel VIII. Bussum, Uitg. Mij. Paul Brand, ,1920. Een boek in twee flinke deelen over Mul tatuli. Zou dit eindelijk het boek zijn? Is ' het 't niet, dan is het een ramp. Immers in onze barre tijden snijdt zoo'n omvangrijk werk den pas af aan het betere, dat er naast zou kunnen komen. Maar we konden het slechter getroffen hebben. Het is een goed boek, een boek van onbevangen vereering, van min of meer naieve eerlijkheid. De auteur behoeft geen onbekende voor het Nederlandsche publiek te zijn. Reeds vóór 36 jaar verscheen van hem In memoriam, novellen en schetsen van een Delftsche student, thans O.I. ambte naar" (Rotterdam, Van Leenhoff, 1884). In dezen bundel komt een student voor, die aan een jonge dame zijn indrukken weer geeft van een Multatuli-lezing. Hij vertelt van het geweldig applaus en dan: Ik weet het niet; het feit is, dat ik zweeg en schijnbaar niet deelde in het algemeen enthou siasme. Als men eens in mijne ziel had kunnen lezen - hoe ik alles had willen geven, om hem te toonen,j[hoe zeer ik hem vereerde, hoe ik hem hadj,willen dienen, ware het met 'mijn leven. En^terwijl ik mij aan de voeten van den titan^wilde werpen, voelde ik mij grooter dan zooveel anderen, die niet als ik hun minderheid voelden, wier kruidenierstrots dien Prometheus vastklonk aan armoede en gebrek aan weerklank, eerbied, liefde. ; Het was dezelfde alziende Jupiterblik, waarrmede Napoleon moet rond gezien hebben, ftoehLJihq bij Austerlitz of Jena de kracht zijner bajo'netten schatte, die thans over de verzamelden liep en tot alle hoeken der zaal, ;,itot In ,het; diepste der ziel drong." Twijfe len' kunnen' we riiet meer en als knapen volgen we den meester. Leven en werken in zijn geest: Ziedaar ons ideaal. Dronken verlaten wij de zaal, juichend treden we een nieuw leven in, als discipelen van het ware en goede." ^Dezen geestdriftigen student van '84 moeten we kennen om dit mooie boek te begrijpen en ten volle te waardeeren. Hoe heeft hij zich opgewerkt in die jaren, wat heeft het leven hem een wijdheid van blik gegeven, hoe heeft hij zijn kennis verrijkt, gelezen, vergeleken, kritisch onderscheiden, maar de enthousiaste jongen, die in diepen eerbied knielt aan de voeten van den meester, leeft nog in dezen rijpen, gevormden geest. Gelukkig. Daarom is er in zijn boek zoo'n warmte, zulk een milde toon, zoo'n rustige ruimte, zulk een weldadig licht. Nog altijd ziet hij zijn held in de gulden schittering van de verre laaiende vlam van zijn jeugd-enthousiasrne. Dit blijkt o.a. uit wat hij zegt naar aanleiding van deze uitspraak van Van Deyssel: Hij (Multatuli) was een kunstenaar, maar wou geen kunste naar zijn, hij was geen staatsman en wilde een staatsman wezen. Hij was een man van de Verbeelding, en waande zich een man van de Daad". Was hij geen Staatsman?" vraagt De Gruyter, Ik ben niet zeker dat hij het was, maar wel ben ik overtuigd, dat hij in tijden van beroering, waarin het vooral op een ruimen blik en moed van overtuiging, op eerlijkheid en durf en menschelijkheid, op dadelijk en hartstochtelijk ingrijpen aankomt, een groote en overwegende rol zou gespeeld hebben." Och neen, als er een of andere beroering" was geweest, zou Multatuli er hoogstwaarschijnlijk dwars tegenin gefulmi neerd hebben. De Gruyter ziet nog altijd een vermoedelijk voortreffelijk Gouverneur-Gene raal van Ned. Indie in Multatuli. In vettrouwen, Multatuli was geen man van de rechtstreeksche daad; maar is het niet genoeg, dat zijn Ge dachte en Verbeelding bij anderen de Daad gewekt hebben? Het boek over Multatuli zou voor mij moeten getuigen van een grootere objectiviteit. Bij allen eerbied, warme waardeering en liefde voor den denker, fantast en kunstenaar zou de zuiver wetenschappelijke biograaf meer buiten de sfeer van Multatuli's denken en droomen moeten staan. Maar misschien kan dit boek de eerste vijftig jaar nog niet ge schreven worden. M. houdt ons allen nog onder zijn betoovering. En daarom zijn we De Gruyter uiterst dankbaar voor wat hij gaf. Hij was niet geheel blind voor Multatuli's gebreken. Met groote kennis en levensinzicht plaatste hij zijn held in de maatschappelijke en litteraire toestanden van zijn tijd, trachtte hij de invloeden, die op hem hebben gewerkt, de invloeden die van hem uitgingen, de ver houding, waarin hij tot anderen stond, te teekenen en te verklaren. Het boek doet ons goed, bevredigt ons over het algemeen. Dit zou hoogstwaarschijnlijk niet het geval zijn met het boek over Multatuli, als het thans verscheen, in ons ouderen vooral zit nog te veel de geest van den Delftschen student van 1884. Als we Pallieter niet hadden, zou het boekje van Antooti Thiry wel de aandacht trekken. Nu is het te veel navolging van den joligen, brooddronken held van Timmermans, 't Is een Pallieter met een tragisch slot. Na de benauwenis van het seminarie werpt Carolus zich plotseling in het volle leven. De erfenis van een nonkel stelt hem in staat het priester schap eraan te geven en hij drinkt zich dron ken aan het volle, rijke, weldadige Vlaamsche leven, als Pallieter. Al wat we bij Pallieter beleefden, beleven we bij Carolus ; daar is de geweldige eetpartij van heel een familie, de ketelmuziek, de processie, de spontane goeiig heid voor .vagebonden als Joppes. Plots scheurde het ijs der Nethe open en door den ruischenden nacht liep het gekraak de open verten in, verder en verder, tot achter de wereld, lijk een groote zucht van wellust. De lucht rilde en huiverde ervan. Dat's 't hart van de aarde dat openbreekt! zei Carolus. 't Was hem of daarmee de wereld eens zoo groot wierd en hij zelf lijk een reus, met het hoofd in e wolken. Kom," zei hij, 't hart van de aarde gaat open ! laat er ons in vergaan ! Hij wilde met Anna-Liza naar buiten. Rillend van ontroering nam hij haar op in de armen. Vervoerd sloeg ze toen heur armen rond zijn nek en trok zich aan hem op. Er kwam een klaarte in heur oogen, en heur asem ruischte warm en kort over zijn gezicht. Hij omprangde heur nog vaster en zijn lippen gleden over heur mond, over heur ?oogen, van in heur haar tot in het putteken van heur hals Zij zuchtte lang en diep en liet zieh toen maar hangen in zijn sterke armen, in volle overgaaf. De liefde groeide bedwelmend in en over hen, de zinnen sloten zich en glim lachend vergingen ze in malkander. En daar buiten in den zoelen nacht groeide al maar door het eerste lente-lied over daken, boomen en velden lijk een hoogtij van gonzende waterklanken, en alles verging in het machtige geruisen...." Dat is goed. Maar is het niet dezelfde natuur-apotheose van Pallieter, in dezelfde uitbeelding? Is het niet Pallieter en Marieke in hun wilden tocht te paard? Slap melodramatisch, de eenheid ver brekend, gaat daardoorhcen de geschiedenis van Lena van den notaris. Thiry is stellig een man met talent. Dat bewijst de fijne teekening van de borduursterswerkplaats, waar hij Anna-Liza vindt. Dat is heel zuiver en teer. Maar hij moet zich trachten vrij te maken van den invloed van den confrater met wien hij de mooie Bagijnhof-sproken schreef. De uitgave van Alberdingk Thijm's werken heeft tien jaar stil gelegen. In 1910 waren vijf deelen verschenen. Het bijeenbrengen van een fonds bij het zilveren feest van den heer Sterck als schoolopziener in 1917, heeft het mede mogelijk gemaakt de gestaakte onder neming thans voort te zetten, wat ik met groote vreugde begroet. Thijm toch is een der nobelste, der ge voeligste vertegenwoordigers der Romantiek ten onzent. Niet in de navolging van uiterlijk heden, die aan het nationaal karakter, het vaderlandsche hart vreemd waren, maar juist door de vertolking van de wereldbeweging in eigen, zeer persoonlijke vormen en tonen. Als romantisch dichter staat Thijm met Hof dijk voor mij boven aan, zijn Voorgeborchte is voortreffelijk werk. Als aestheticus is hij een geestdriftig voorganger en grondig kenner, consciëntieus kriticus, kundig en diepgaand historicus, die na den inspannenden, geduld en scherpzinnigheid eischenden arbeid van zijn historische onderzoekingen en genealo gische navorschingen een aangenamen,pakkcnden vorm wist te geven aan wat levend was BATENBURG i FDLME1 Den Haag ?:? Huiigenspark 22. SPECIALITEIT: IERHOIZIHEI OIDER GJHUTIE-:- ?:? -:-:- -;. -:- -:- BERGFLMTSEI fl)OR IIBOEOEIS niiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiii111111'"111111111"11111111"111111111111"11111111111111111 geworden in zijn geest, meestal dien van de historische novelle. Onder die historische novellen en schetsen van Thijm zijn eenige juweeltjes, die voor altijd- tot het beste in onze litteratuur zullen blijven behooren. Ik herinner slechts aan De organist van den Dom, aan zijn Vondel portretten, zijn Mejuffrouw Leclerc. Toch kan ik me voorstellen, dat de huidige lezer met eenigen letterkundigen smaak en ontwikkeling nog een gevoel kan krijgen alsof dat werk aan het verouderen is. Ik zeg nog. Want met Thijm's beste werk zal het gaan als met dat van onze romantische schilders. Toen de groote herleving der Hollandsche school kwam, toen de Marissen in de volle schitterende glorie stonden van hun eerste overwinning, keken de menschen, die in het kunstleven van den dag mee leefden met zekere geringschatting op het werk van Kruseman, zelfs van Koekkoek, Verschuur en den eenmaal zoo verheerlijkten Schelfhout. Wie zijn tijd meende te verstaan sprak er vergoelijkend uit de hoogte over. Och ja, dat was wel degelijk solied werk, maar er zat toch geen ziel in, geen atmosfeer, geen lichttrilling, het was toch al heel sterk aan het verouderen. De ware kunstkenner bleef zijn Koekkpeks en Schelfhouts wel lief hebben en begrijpen. En thans, men behoeft de couranten verslagen van onze schiiderijen-aucties maar te doorloopen om zich te overtuigen, hoe die krachtige kleurrijke romantiek van de jaren vóór '60 weer in zijn volle eer is hersteld, hoe men elkaar het bezit ervan bestrijdt. Zoo zal ook het werk van Thijm naarmate we het meer uit de verte naar ons toe halen, steeds weer meer gewaardeerd en genoten worden door hen die kunst en schoonheid van alle tijden hebben leeren verstaan, om zijn zuivere, geestige teekening, zijn warme kleur, zijn romantische glorie, kunst van den echten Hollandschen stempel, waarin Wolff en Deken voortleven. Het thans verschenen deel bevat o.a. de nog niet herdrukte geestige novelle Pieter Pijpers in gezelschap van sommige zijner tijd genoten, waarin het leven uit het laatste kwart der 18de eeuw wordt geteekend. J. PRINSEN J.L.z.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl