Historisch Archief 1877-1940
10 Juli '20. No. 2246
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE JONG-FRIESCHE BEWEGING
n]
De kunst der Jong-Friezen, die dan gekomen
is verdedigd en gedragen [door een aantal
dichtersjwelke inJ1915 een Jong-Friesche Ge
meenschap stichtten'?beweegt zich in een
atmosfeer vanffijn-zinnige aesthetiek, zij is
wel evenjsensitief etfkleurgevoelig. Er»wordt
gezocht, aandachtig, naar hetj'wèl-luidende en
melodieus is het gaan van" de rhytmen. Het is
de kunst van de individualistische
verbizondering, de kunst van de lyrische uitzegging
der bewogenheden van het enkel eigene hart.
Er zingt een mineur in meer dan n lied :
de al te lichte ontroerdheid, die in jonge harten
graag nestelt en een zacht geklaag aanheft
als soms het getjuik van alleenig een vogel
in de geluidlooze spanning van den avond. Er
is de schemering van de melancholie om de al
tijd vlottende vergankelijkheid, in wel eeu
wig schoone wisseling, der genegen dingen
van den dag.
Het is van de stemming, die hangt in de lite
ratuur der Engelscfte iake-poetrv : het lied
om het leven neuriet een gedempt droefgeestige
wijs. Het Friesche volk heeft van het zwaar
moedige in zich.
Gedurig ook stijgt de stem uit de stilte, die
verhaalt van het verlangen naar het verloren
vaderland, het vél-schoone en beminde. De
zwervers en exil" weten niet te vergeten
het land uit verre jaren van hun eerste dagen.
Het uitgeweken volk draagt deze sterke aan
hankelijkheid met zich als eens een oud volk
in zijn omzwerving met zich droeg de arke
des verbonds.
Maar ook waait er het gerucht van zalige
vreugden door de maatgangen der gezangen
om het hevige dagen-licht, dat over de
zomeropene velden van Friesland in hoog
feestgefonkel uiteenbarst. In de prismen van het
doorzichtig woord wiegelt de schittering van
de wijde lucht-verklaarde meren en wordt
het eeuwig geheim zichtbaar van het zwijgen
der sterren. Er is de verteedering en
windlichte verwarring der liefde.
Zóó bloesemt de eerste literatuur der
Jong'Friezen, als de voorzichtig-witte heerlijkheid
van den over-zonden voorjaars-bongerd
vlamt aan takken-donkerte,wanneer het uur
van de lente mild is.
Als alle kunst met een sterk subjectief ly
risch accent zullen niet allen haar verstaan
onmiddellijk en weten te volgen de wendin
gen van deze in de Friesche literatuur onge
wone schoonheid.
Het is niet de kunst voor hél een gemeen
schap zooals ns Pieter Jelles wist te schep
pen. Niet weten deze Jongeren nog te naderen
aan zijn lyrische epiek, aan zijn zoo schoon,
hél het volkshart doorzingend lied.
Daarom hoe sterk begeeren zij hun we
reld te winnen tasten de jonge kunstenaars
naar woord en beeld om te bereiden een aesthe
tiek, die de harten der tienduizenden zal be
wegen : een nieuwe volkskunst wordt betracht.
Maar deze beweging der Jongeren heeft niet
een exclusief aesthetische bedoeling, zij draagt
integendeel mede een sociaal-politieke strek
king.
Als vanzelf nam in den aanvang de beweging
van 1915 een revolutionair letterkundigen
vorm aan, omdat in de oude literatuur, die tot
op dien dag wilde gelden, getroffen moest
worden en neergelegd de geest die niets meer
vermocht van wat des geestes was. Want het
opleven der Jongeren is de uiting van dit
aandringende en altijd durende verlangen dat
veel tijden mede de besten in Friesland heeft
vervuld : het verlangen naar het behoud en de
verdieping van het volks-eigen.
De letterkundige rebellie verheft zich tot
cultuurbeweging.
De eerste en alvast groote verdienste der
jonge mannen van '15 is, dat zij door hun
kunst, kunstbedoelingen en hun algerneene
cultuur-idealen wisten te bereiken wat de
oude Friesche organisaties op letterkundig
gebied nimmer wisten tot stand te brengen
dat een groot aantal intellectueelen zich de
beweging op eenigerlei wijze dienstbaar ver
klaarden en de voortrekkers wilden zijn van
het Friesche volk in zijn moeizamen tocht
naar het land van eigen^cultuur.
Historici in hun beschrijving van de levens
der Friesche grooten wekken aandacht en
genegenheid voor het volks-eigen-aardige; in
deze geesteshelden moet het volk verstaan
en zal het verstaan, aanschouwt het, geobjec
tiveerd naar buiten, zijn eigen onzichtbare
leven des harten, verhelderd en gereinigd van
alle al-dagelijksche menschelijkheid en ont
dekt het wat aan mogelijkheden het eigen
leven in zich bergt. De stem van den held is
de stem van zijn volk!
Natuur- en plantkundigen dekken voor zijn
oogen open het eindelooze wonder van het
weelderig-geschakeerde leven der flora van
zijn landsbodem.
Zijn schilders beelden het gloriëerend
ademluchtig licht dat langs de kimmen schrijdt
naar den nacht.
Overal de zingende stemmen die luiden
over de morgenwijde landen om het volk te
roepen naar den arbeid voor de eigen zaak.
Friesland voor de Friezen" vollediger
dan het ooit was of gezocht werd. Het Friesch
de voertaal in school en in gerechtshof; in en
van de regeeringsinstituten, de taal van de wet,
de taal óók van de kerk en van het kind.
Er is de droom van een groot Friesland. Een
gemeenschap des geestes moet worden ge
zocht en gesticht met het stam-verwante volk
in Noord-DuitschlandenWest-Sleeswijk?men
weet mede van een taai-verband tusschen
het Friesch en het Angel-Saksisch.
Binnen de staatkundige grenzen der be
staande rijken verlangen de Jongeren op grond
van zede- en taaiverwantschap,.op grond van
eigen historie als volk, naar hechter aaneen
sluiting, naar inniger samenwerken en samen
wonen in een sterker en wijderspannend on
derlinge eenheid, om te komen tot een
gezamelijke ontplooiing van wat er nog leeft aan
typisch Friesch in het verspreide volk, dat
zijn leven ontwikkelen moesi onder wel veler
lei onderscheiden historische omstandigheden.
En in zoover de Rijksregeering hierbij kan
helpen zal van haar bijstand worden gevraagd, l)
De gebeurtenissen van den jongsten tijd,
die met kosmische kracht de wereld bewegen,
en omwentelen, verhoogen het geloof en het
vertrouwen in grooter mogelijkheden en drij
ven de sterken van de begeerte naar de daad.
Het opeenstooten der volken heeft het bewust
zijn van eigen-aard verscherpt en den wil om
deze al meerenmeer uit te leven verlevendigd.
Friesland beleeft bovendien in economischen
zin een hoog-conjunctuur, hetgeen de ont
vankelijkheid voor geestesbewegingen bevor
dert : de mensen is van een primitieve zorg
ontlast, voelt zich vrijer en machtiger, minder
bedreigd in de bestendiging van zijn bestaan.
Zoo komen de Jongeren met het pleit van
tal van gunstige omstandigheden vóór hen tot
het Friesche volk, dat in zijn groote geheel
voor cultureele bewegingen immer gemakke
lijk toegankelijk was.
In den grooten maatschappelijken strijd
onzer dagen, in den strijd om de socialistische
gemeenschap, namen breede massa's van het
arbeidende Friesche volk een actief aandeel.
Naar getalsterkte der bevolking heeft de soci
alistische beweging in géne provincie van ons
land zóó veel harten geraakt en begeesterd.
Waarbij nog te bedenken valt, dat naar de
wijsbegeerte van het Marxistisch-economisch
determinisme, dat een overwegenden in
vloed toekent aan de economische verhoudin
gen, ten opzichte van het menschelijke geestes
leven in het agrarisch Friesland niet in de
allereerste plaats de voorwaarden aanwezig
zouden zijn, die een zóó breede en gefundeerde
socialistische beweging in het leven zouden
roepen.
Het is het volk mede, dat, humanitaire be
doelingen licht verstaand, een geheel-ont
houders-beweging schiep van groote kracht
en omvang; bijna de helft van de Geh. Ont
houders die in ons land zich organiseerden
in de N. V., de meest invloedrijke organisatie
op het gebied der radicale drankbestrijding,
brengt Friesland op.
Het is het volk dat den grooten sociaal
idealist Troelstra mocht opleveren.
Het is het volk dat in besef van eigen-aard
en zoekend naar behoud en verdieping daar
van, met zijn aanhankelijkheid aan eigen zede
en grond, niettemin voor reeds bijkans hon
derd jaar in n van zijn volksliederen wist
Tfekenlng voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
In de Nederl. Bank: Als het zoo voort gaat met de briefjes van 25 gid
""" n m» ui UMI n iiiiiiii i ,
te zingen van dit allerhoogste humanisme,
van de broederschap aller menschen : alle
minsken bin' myn broerren. En de hielewrald
myn thüs" (alle menschen zijn mijn broeders,
in heel de wereld voel 'k mij thuis).
Het is het volk dat met zijn mér dan
alledaagschen zin voor overdenkingen en bespie
geling den vermaarden wijsgeer Heymans
voortbracht.
Het is het land van J. Zandleven, van Ype
Wenning, van Ids Wiersmaen Piet v. d. Hem.
Het is het land dat inde cultureele ontwik
keling van Nederland zijn goede aandeel had
en hebben zal. De Jonge Friezen, zij roepen
het volk tot de eigen zaak, om daarin op zijn
best te dienen de zaak der menschheid.
Friesland voor de Friezen" d. i. Friesland,
het meest volledig, voor Nederland, Friesland
op zijn best voor de wereld.
DenHaag G. H. WIERSMA
1) Belangstellenden, die willen kennis
nemen van deze letterkunde, zij verwezen
naar een bundel gedichten verzameld onder
den titel : It sjongende Fryslan" in
karlèzing ut it wirk fen alde en jonge Fryske
skriuwers. Gearsteld en ynlaet fen D. Kalma.
(Gebr. Westerlaan, Berlikum, uitgevers).
2) .Bereids werd door het Lid der Tweede
Kamer, cTen heer Troelstra, in de Staten-Ge
neraal bepleit een leerstoel voor het Friesch
aan de universiteit te Groningen.
in..........u...
......i.....i i
SCHILDERKUNST-KRONIEK
PULCHRI STUDIO. GROEPEN
De groepen in Pulchri gaan hun
sukkelgang, zelfs door den heeten zomer heen; het
lijkt me nu en dan toe of deze eenmaal
begonnen beweging door de wet der traag
heid volhardt in haar gang, meer dan dat
zij dien volhoudt door den zuiveren wil der
deelnemers. Toch is deze groep, nu te zien,
Electrische Lampvoeten
in Potte LANOOY"
Papestraat 24 - 's-Gravenhage
niet een der zwakste. Er is werk van W.
de Zwart, van, Anna Abrahams, van Bakels,
van Fl. Artzenius. Hel werk van de Zwart
vertoont de meeste schildersmacht,
al was het alleen, dat ge die macht
ondervomit in het schilderij met den boer, die
gebukt staat bij het kind met de roode
schort aan. Vooral in het aangeduide land
schap voelt ge den schilder,' dien ge ook
erkent in de zittende vrouw, in het wit tegen
een donkeren achtergrond, op een ander werk.
Anna Abrahams, vrouwelijk haar gam
ma's schakeerend en met zwier de vormen
aanduidend, is net zuiverst in het stilleven
met de vruchten in parten gesneden, en het
meest ongewoon in het paarse stilleven
(bloemen in een pot). Iets te waardeeren is
er in liet hart der open witte rozen, die
FI. Arnt/enuis hier laat zien; Bakels,
niet geheel zuiver in zijn Veere (zie het rose
paars), is het beste in de schepen op het
droge (No. Hl), zooals Bosch' violen te
noemen blijken tegenover zijn grooter, maar
leeger werk.
P LA SS C II A E R T
Illlllllllllll... l. IIIIIIIIMIIIIII.il. lllllllll.il. IIIIIIUIIII.IIIIIIIllluiiii'IIIIHI.
Chineesche Gedichten
van Li TAI Pon,
bewerkt door W. H. DE Roos
Het uite-lied in den lente-naclit
Wie dreef, in welig-donk'ren lentenacht,
Een vlucht van tonen uit nefrieten fluit?
Zij kwamen mee met zoelen lentewind
Ik hoorde: 't was een oude melodie,
En huiv'rend schouwde ik mijn verloren
thuis.
Bij het ontwaken uit den roes op een lente-dag
Het Leven hier is meer niet dan een droom;
Zorgen en zwoegen maakt het doelloos zwaar."
Zoo zinnend dronk ik heel den langen dag,
Totdat ik neer-viel in mijn vóór-portaal.
Ontwaakt stond ik te turen in mijn tuin.
Een enk'le vogel in de bloesems zong,
Een nachtegaal. Ik vroeg hem naar den tijd.
Hij jubelde, dat lente-wind hem streelde.
Maar mij drong weemoed tot een diepen zucht.
Mijmerend liep ik om, met hangend hoofd.
Totdat ik neerzat en een eindloos lied
Zong, in 't verbeiden van de held're maan,
Wijl al mijn weemoed in muziek ontvlood.
Zelj-vergetelheid
Ik dronk den wijn en wist van einden niet.
Dat schemer daalde werd ik niet gewaar.
En niet, dat bloesems, vallend meer en meer,
Vulden de plooien van mijn wijd gewaad.
Maar toen ik eindlijk, dronken, rees en ging
Den ouden weg, lag mane-licht de stroom;
Heen al de vogels en ook menschen schaars.
Verleiding
(Het eerste der vier Wu-liederen naar
den trant van Tzu Jch)
Lo Tu is schoon. Aan de^oever van den stroom
Plukt ze^"uit den moerbei-boom de malsche
blaren.
Haar handje schijnt, blank in hetbladergroen,
En in den lichten noen blinken haar wangen.
Haar schoonheid lokt den eedlen menner.Zie,
Hij spant den teugel, steig'rend staan derossen.
Hij fleemt. En zij: Mijn rupsjes hongren, Heer!
Ik haast mij met mijn blaren hen te voeden,
Houdt gij U bij uw vijfspan, laat mij gaan!
Verlangen
(Het derde der vier Wu-liederen naar
den trant van Tzu Jeh)
Nu dat de hoofdstad duikt in manelicht,
uit alle huizen klapt het natte linnen,
En zoeven van den herfstwind eindloos is,
Doet alles denken aan den ouden tijd.
Wanneer, mijn lief, zult gij in 't verre land,
Den wilden vijand eind'lijk pver-heeren ?
O! dat toch einden mocht die wreede strijd;
Opdat gij weldra tot mij weer moogt keeren.
Eenzaam aan den voet des King-T'ing-Bergs
Dan liet een late vlucht den hemel ledig,
Een avondwolk, verweesd, dreef ver aiover.
Nu ben ik met den King-Ting-berg alleen.
O! Rustig staren wij elkander aan!
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIUIIIIIIII
Starkadd-voorstelling door de N. V.
Het Klassieke Tooneel"
dir. Albert Vogel in het Openlucht Theater
van het Openlucht Museum op den
Waterberg te Arnhem.
Minister de Visser was er en mr. Duparc
was er en mr. Feith was er en de burge
meester van Arnhem zou er geweest zijn,
maar deze liet zich verontschuldigen,
omdat nóg gewichtiger bezigheden hem
in beslag namen op dezen zonnigcii dag. En
daarom hield een mijnheer een toespraak,
waarin hij zijne Excellentie het welkom toeriep,
den eersten Nederlandschen Minister, die
metterdaad toonde te voelen voor de kunst
van het Tooneel en hij riep de Arnhemmers
en niet-Arnhemmers, die van heinde en ver
gekomen waren, het welkom toe en de heeren
van de Pers.
P Dit alles gaat buiten het artistieke deel
van het Openluchtspel om, maar wij vermel
den het om te doen zien dat er een kant van
plechtigheid aan was.
Een openluchtspel heeft iets vóór en iets
tegen. Zooals de meeste dingen des levens.
Als het niet regent en de zon niet te veel
schijnt, is het gezond. De zon scheen iets te
fel, maar dit deed" wel iets in het spel, vooral
bij de woorden : zooals de zon gloeit en
gloriet aan den hemel", maar in een bedrijf ver
der moesten wij ons het dondergerol en de
onweerflitscn.... verbeelden. Wat ook wér
niets tegen heeft, wijl het naar vergeestelijking
leidt. Intusschen van vergeestelijking
gesproken : Wanneer een stuk op het gewone,
het minder natuiirlijk-openluchtige-spel in
mineur staat, dan draait men aan 't electrischc
knopje en het tooneel is duister ; staat een
stuk of een gedeelte er van in majeur, men
draait aan 't knopje en het tooneel is licht.
De zon laat zich niet opdraaien. De zon stoort
zich niet aan electro-techniek. Vervolgens:
Het openluchttooneel beslaat een groot vlak.
De menschen heel achteraan hebben ook recht
op het woord, op het gebaar. Alles moet dns
vergroot en laat het ons maar eerlijk zeg
gen vergroofd worden in de open lucht. En
zóó zijn er stukken, die er zich toe leenen,
stukken van de oude romantiek, zooals b. v.
Medea" van Legouvé, dat verleden jaar te
Bilthoven ging, maar er zijn ook stukken die
het minder goed verdragen, zooals Starkadd"
van Alfred Hegcnscheidt, dat wij nu te aan
schouwen kregen en dat, ondanks
Shakespeare-allures, in zekeren zin tot de
neo-romantiek behoort.
Shakespeare-allures: Er is veel overeen
komst tusschen Hegenscheidt's Saemund,
kamerheer van Koning Froth; en den schurk
Jago in Shakespeare's Othello". Beiden
druppelen zij het gif in het oor van hen, die
zij voor het werktuig van hunne snoode plan
nen willen gebruiken. Hier haalt Saemund
des kouings zoon Ingel over zijn' vader te ver
moorden. Dan zal de zwakkeling Ingel koning
zijn en Saemund kan hem zetten naar zijne
hand. Dan zon deze kunnen trouwen met
Ingels zuster Helga, die nu door koning Froth
tot bruid was gegeven aan Starkadd, krijgs
man en zanger, die op zou trekken tegen de
Friezen om den smaad uit te wisschen die de/.e
den Denen (het stuk speelt in Denemarken)
hadden aangedaan. Starkadd laat Helga ach
ter in de hoede van zijn trouwen dienaar Wolf,
maar de sluwe Saemund maakt door listige
vleipraat haar hart afvallig van den stoeren
Starkadd. Als deze terugkeert na een
zegenrijken strijd, hoort hij de vreeselijke dingen, die
er zijn gebeurd. Hij maakt ecu lied op den
vermoorden koning Froth en doodt Ingel en
Saemund. Dan zóó staat in het programma
-?- keert hij naar zijn schepen, naar de zee
terug om bij het bruisen der golven en het
brullen tier zee rust te vinden voor zijn zoo
pijnlijk gefolterd hart."
De tooneelbouw is geschied en de costumes
zijn ontworpen door Joh. de Meester Jr. De
tooneelbouw was eenvoudig en harmonisch,
de costumes goedkoop, maar hel en fleurig,
zoodat de figuranten, wier uiterlijk overigens
niet elegant was, aardige vlekken waren in
hun bewegelijk doen. Joh. de Meester Jr. was
ook Ingel en hij trof, zonder overdrijving, de
juiste accenten voor den wilszwakken, door
booze inblazingen te bewerken, prins. Soms
liep hij voor zich zelf weg en hij deed dit te
letterlijk, hij ging op hol, alsof hij krijgertje
ging spelen met een ander in de bosschen.
Dit maakte de goede bedoeling wel eens even
een klein beetje ridicuul. Maar overigens
niets dan lof voor het zuivere van de Meester's
creatie.
Fel stond naast hem Saemund, door Paul
Huf gespeeld. Intelligent gaf deze den soms
zoet gevooisden sluwaard, mooi en fijn. Deze
twee spelers en Louis van Gasteren in zijn zeer
kleine rol van Wolf waren den gang naar het
openluchtspel waard. De koning Froth van
Willeni v. d. Hoog was somtijds wel waardig
en zijne grime was goed, maar hij was vaak
van eene geposeerde aandoenlijkheid en toen
hij zich zelf na den doodelijken dolksteek van
zijn' zoon den genadestoot gaf, maakte hij
letterlijk een salto mortale, die iet-wat be
lachelijk was. De Helga van Greta Gijswijt
was zwak en hare klinkers klonken
ongeacheveerd. Toch haalde zij op in het vierde bedrijf
in haar samenspel met Starkadd, als zij zijn
hartstocht afwijst en hem hare zusterlijke
liefde biedt. Haar plastiek van f rêle maagdelijk
heid was ook wel mooi. Mevrouw Aleida
Roelofsen was de jonge vrouw van den jongen
Ingel. Zij heeft het groot-dramatische accent
van cene Medea, maar haar de rol van Hilde
in Starkadd" toe te bedcelen, was onoordeel
kundig.
:Ten slotte Albert Vogel als Starkadd.
In het begin wat rhetorisch, wat galmerig,
Later liet hij zich drijven op zijn mooi geluid.
maar in het laatste bedrijf, vooral in het lied
van koning Froth, wist hij te ontroeren.
De regie was nog niet geheel af: De figuran
ten gebaarden nog wat zonderling van tijd tot
tijd en de twee wachters, die zoo'n beetje de
rol der clowns" van de Shakespeare-stukken
vervulden, waren slap en niet boertig in hunne
grollen.
E D M o N D VISSER
l l t. ...Mll.l.lllll IIIII..IIIII...... III........IIIIIII.
J. A. HOETING
Hofjuwelier - Koningsplein 1I.Ë3
Juweelen - Paarlen - Zilverwerk.