De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1920 10 juli pagina 8

10 juli 1920 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

Dp AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Juli '20. - No, 2246 BELGISCHE FEEST-ZIN (Vlaamsch Toon- en Tooneelkunstenaarscongres) Mengeling, van parade en intensiviteit! Mengeling van goedmoedigheid en gestreng heid l In het voornaamste caféhoudt de kellner met u een praatje als met zijn gelijke en tege lijker tijd werken zijn handen als molenwieken bij het verdeelen van stapels borden en hoopen messen, lepels en vorken. In Belgiëlijkt alles klatergoud en bord papier, maar de inhoud is degelijk. Als je 'n uniformpet ziet van 'n trein-conducteur denk je dat straks de wielen zullen knakken, zoo dun lijkt alles, maar je dondert door de gou dene korendreven als nog nimmer een inboor ling van slootjes-Krommenie heeft durven droomen. Het gaat er alles zoo gewoontjes en toch ge beuren de dingen. Een Belg strijdt den struggle for life en ont vangt de slagen met een schokschouderen als wil hij zeggen : En wel, 't is nikske ;" maar de rimpels op zijn voorhoofd en de verbeten mondhoeken zeggen u: Something has past". Er zijn in Belgiëgroote en kleine huizen; dikke en dunne portemonnaies; geleerden en dommen, practici en geestes-dronkenen, maar de contrasteerenden scheiden zich niet als bij ons. Komt dat omdat /Belgiëiets dichter in de buurt is van Saïomo's graf en wordt er daar door de reductie van het menschengedoe tot ijdelheid beter verstaan? 'n Belgisch officier rinkelt niet met zijn sabel. Hij draagt hem niet buitendienst,even min als zijn inferieur. Maar alweer ziet ge geen meerdere en mindere. Ze bestaan niet voor elkaar, ze zien elkander niet, laat staan dat ze elkander salueeren. Ik heb hooren vertellen dat de griffie van het Hoog-Militair Gerechts hof daardoor per jaar een half miljoen aan proces-paperassen (inclusief schrijfloon) be spaart. 'n Belg siert zijn opper-hoofdinspecteur van politie met dubbele zilveren banden, waar 'n mensch die maar kan opleggen ; spreekt van hem tegenover 'n vreemdeling als van den commissaris" ; maar dit verhindert niet dat bij z'n nachtelijken ommegang op zoek naar clandestiene schenkgelegenheid 'n heel gemoe delijk : Kom, het is beter om te gaan slapen" 'n beter wapen blijkt dan z'n revolver, die anders dan in Holland in z'n foudraal blijft. Ik ben geneigd, al is 't na kort oponthoud voorbarig, aan te nemen dat men in Belgi eerst rechtgeaard op z'n Hollandsen filoso feert: Alles zal recht kom" en dan plots op Romaansche wieltjes de zaken afdoet. Met 'n allerliefst lachje moet de tandarts daar u be groeten en u een kies ontfutseld hebben voor ge goed en wel door zijn tang gegrepen zijt geweest. Maar de ontsierende kaakleegte blijft. Zoo worden er door het gehandschoende lot wonden geslagen, en doet men verkeerd achter de Belgische parade niet den ernst te vermoeden. Maar die parade op zichzelf is reeds weldadig. Vrees niet. De beenen gaan er niet in de hoogte als op Pruisen's hoofdwacht-voor plein. Heel gemoedelijke burgermenschen en burger-instrumenten, burger-muziek en bur ger-commissarissen-van-orde. Zie daar 'n Zondag-morgenwandeling, als men in het Katholieke Belgiëzelfs zonder vergunningaanvrage houden mag.Dekerkgangers kijken'n anderen kant uit,of hebben watjes in hun ooren. In het Godeshuis schijnen ze niet als in Hol- . land in niet-overdrachtelijken zin over koetjes en kalfjes te spreken en daardoor niet door de muziek in hun aandacht gestoord te worden, althans er heeft daar nog geen ministerie een Zondagswetsontwcrp verlaten. En al het overige op Zondag genotene schijnt den Bel gen goed te bekomen, zooals de muziek. Het is niet goed te zeggen : Niemand let er op." Integendeel ieder let er op, maar het is niet voor ieder een reden om te gaan hollen, elkaar te verdringen en een stoet nauwelijks doorgang te laten. Het is of alle honkvaste Belgen wel eens buiten hun dorpje geweest zijn en maar weinig menschelijks hun vreemd is. Daardoor komt het, dat 'n stoet van een Colbert Costumesf90.-naarMaat SfclT & C0., P. C. Hooftstraat 66 uuiiiiiiuiiiumiiiiiiuii mui immuun imiuiiimiiiiiii Prof. VAN DIJK OVER DANTE'S VITA NOVA *> De vrienden van Prof. Van Dijk weten dus nu, dank zij het Persoonlijk woord vooraf", waar hij zich, na zijn Groningse werkkring te hebben verlaten, voor goed heeft gevestigd ; zij kennen ook enkele der boeken die hij met zich heeft genomen. Het zullen er nog al wat zijn, te oordelen naar wat deze studie over het Vita nova bevat aan nauwkeurige litte ratuur-aanwijzingen, die de nabijheid ener uitgebreide, bibliotheek doen veronderstellen ; maar bovendien, waar hij ook is, draagt Prof. Van Dijk met zich die massa kennis, vrucht ener zeldzame belezenheid, waardoor hijzelf om in Dante's trant te spreken het sym bool wordt van een uitgezochte, louter hoge geesteswerken bevattende boekerij. Wel be nijdenswaardig is de vacantie zonder einde" van de voortreffelike geleerde die in de stilte van het oude Heusden leeft in het gezelschap der grootste mannen van wetenschap en kunst, en die de frisheid van geest behoudt, nodig om zulk een levend en levendig boek te schrijven als het hierboven genoemde. De schrijver verhaalt ons van een jong meisje dat het Vita nova zo treffend vond omdat Dante het reeds zo vroeg, immers op negenjarige leeftijd, met Beatrice eens was geworden. Een andere lezeres interesseerde zich voor het verhaal om een dergelijke reden. Zo past ieder het werk uit de XI He eeuw, dat elk beschaafd mens" nu eenmaal schijnt te moeten lezen, aan zijn mentaliteit aan, en verdiept zich op zijn wijze in een geschrift dat eigenlik op elke bladzijde hem moest afschrik ken door wat er on-moderns aan is. Prof. Van Dijk wil ons er natuurlik toe brengen, omge keerd, onze mentaliteit aan te passen aan die *) Groningen, Noordhoff, 1920. zeventienhonderd menschen bij het schouwburgbedrijf betrokken in alle gemoedelijkheid kan worden opgesteld en door de straten trek ken met volle muziek zonder een enkelen politie-maatregel. Aan kruispunten behoeven geen trems en auto's door politie-dienaren tot stil staan te worden gebracht. Alles regelt zich van zelf. Rustig zwenkt zoo'n stoet het markt plein op. Het publiek behoeft er niet achteruitgestompt te worden of door paardenbillen achteruitgedreven. Ik heb geen tijd gehad om te onderzoeken of Belgische moeders bij Ellen Key, Ligthart of Montessori zijn te rade ge gaan, maar de kinderen en ook de groote menschen schijnen mij beleefder dan in Hol land. Zou men in Holland 'n n-jarig bestaansfeest van een tooneel-kunstenaarsvereeniging inzetten met een optocht met muziek? Nog an ders, zou men zelfs aan feest denken? In Hol land komt men er eerst toe een kunstenaarsfeest te houden als er geld noodig is en men op de , burgerlijke nieuwgierigheid rekenen kan, die wel gaarne een hoog entree over heeft voor het doorbrengen van een ganschen nacht in een balzaal met echte dames en heeren artiesten. En wat viert men dan? Niets. Men komt bij elkaar, omdat men op Goeden Vrijdag toch nergens heen kan. Maar zouden we er zooveel slechter .aan toe zijn, als we wat meer openbaar leef den, in dividueel en collectief? We zouden elkander meer waardeeren en ons wat meer voor elk ander verantwoordelijk gevoelen. En er zou ware volkskunst ontstaan, waarbij het woord volks" geen toynbeeaansch-fifantropisch-bijsmaakje zou hebben, als men proeft in en bij alles wat in Holland populair heet. Want de Ruben's Marsch van Peter Benbit is van heel het volk, arm en rijk, groot en nederig. Men voelt zich door gansch een volk beroerd als het met de muziek op straat of in de entre-acte in den foyer met het strijkje meezingt: Dan zal de beyaard spelen". Het Belgische volk acht zich te hoog voor, Karlineke kom" en het scheele nichtje Adèle," als het in massa bij elkaar is. Waar is in Holland de zich respecteerende man, die op straat of in publieke bijeenkomst een regel zou durven zingen uit een kerseniied of een ode aan het groene gras en een bonte koe, of de kaas, anders dan op theevisite bij een naaikrans? Tot wat heeft ons volk zich in schoonheid vereend? Het ziet in de hoogte Michieltje draaien, maar geen componist heeft er ons een lied gebracht van door ons gemaakte schoonheid, dat we allen durven zingen, groot en klein, anders dan op koninginneavond, als we losgelaten zijn. Om van den beyaard te weten, moet het volk minstens omhoog gekeken hebben. Streuvels heeft met de oogen zijn volks de zengende zon en de korenaren gezien, Timmermans vertolkt de leute zijn volks. Zeker, in Belgiëklopt het noodlot aan de deuren en stroomen bloeds hebben er ge vloeid. Maar eerewijn, marschmuziek en officiëele speech zijn er schering en inslag. En toch gaat er niets aan het volk voorbij. Achter de tonen der muziek, de gemoede lijkheid der politie, over den looper, die men in Holland wel voor 1ste klasse trouwparen maar niet voor artisten over de treden naar het stadhuis legt, achter alle statigheid der ontvangst als bij 'n menuet of 'n quadrille, achter allen vorm en aankleeding botst de belangenstrijd merkbaar, zegt men elkaar de waarheid. Zoo weerstond er op den kunstenaarsdag van 27 Juni te Antwerpen een wethouder een geheel congres, dat hem om instelling van een stedelijk orkest vroeg en verweet het: lyrische fraze." En de voorzitter van de trekkenden boog bij het kluitje in het riet, en de vergezellenden gingen de statige trappen af, en weer klonk de muziek. Maar op het daaropvolgende congres ont hielden de toonkunstenaars zich uif protest. Pang ! Zelfs de intensiviteit is in Belgiëeen demon stratie. De voorzitter van de toonkunstenaren deelde het plan tot die houding mee in een geestig-smartelijke peroratie, en borduurde op het thema : Wij, wij klagen altijd." En er was stilte, rouw, verontwaardiging en stilzwijgende belofte om verder te strijden voor het doel : Instandhouding van de kunst door de gemeenschap. Hedorl. Munt Holland* ntooml gowlldo mlgmai" iiiiliiii immuun ilmiliiiiiiitiimi In het kartonnen en goud-papierbeplakte Belgiëvindt men f r. 109,450,?voor een Nederlandschen schou wburg,fr. 194.150,?voor een Vlaamsche Opera, f r. 199.250 voor een Franschen schouwburg, pluSjkapitaal en rente der gebouwen niet genoeg. Men wil meer. Zich-intensiviteit-inbeeldend-Holland zet pas den eersten stap, draait het te geven dubbeltje om en om, doet wel en ziet om naar zede, godsdienst en momenteele staatsorde. In Holland zit men vast aan de dingen van den dag. Het congres zelf was een uitdrukking van zich beheerschende kracht in de klare gebon denheid der korte speeches, die resulteerden in den telegrafisch aan de gemeenteraden uit gesproken wensen om meerdere subsidie voor de Vlaamsche schouwburgen, vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, mede ter verhoo ging der Vlaamsche Tooneelkunst. Een feest besloot den dag. Geld kostte het niet. De grootsten van België's vocale en dra matische kunstenaren gaven er alles om niet, zooals de Gemeente het gebouw en het perso neel van de Vlaamsche Opera om niet gege ven had. De componist begeleidde er zijn eigen liederen. En het geheel eindigde in een apo theose, de optocjit. uit de Opera Quinten Matsys" waarin grooten en kleinen in de kunst, dirigent, orchest, solisten, koor, figuranten en technisch personeel in eenzelfde eenheid samen werkten als in den optocht en op het congres overdag. Het was n gejubel en kleurig als een schilderij van Teniers. De 27ste Juni was te Antwerpen een dag aan de schoonheid gewijd en aan de belangen harer brengers en verzorgers. In de gelagkamer zong men een lied van den beyaard en de Belgische Bouwmeester, Piet Janssens, rookte er als kastelein zijn pijp. Eenige uren later in mijn hotelkamer, toen alles stil was hoorde ik inderdaad den beyaard. Moge ik hem hebben verstaan. HIJMA^J C R o i s E T hartige kind. Welbeschouwd zijn 't allemaal goeie en prettige menschen, al hebben ze hun foutjes en kleine gebreken, waarmee Willy Pétillon je eenige uren in gezelschap brengt; eigenlijk slechte menschen komen er in 't verhaal niet voor, of zij blijven zóó op den achtergrond, dat wij ze nauwelijks opmerken. En zoo is dit een vriendelijk, ik durf wel zeggen, een zonnig boek geworden, met, natuurlijk, een genoegelijken afloop, goede onderhoudende lectuur voor jonge meisjes en wat oudere menschen. En Pol Dom teekende er tot opluistering eenige zeer goede plaatjes bij. De Blokhut in hel Stoeveveld, door Kerst Zwart, bij de Uitgeversmij. Van Loghum Slaterus en Visser, te Arnhem. Drie historische verhalen bevat dit boek, waarvan het eerste en grootste den bovengenoemden titel voert en in en kort na de Fransche overheersching in 't begin der vorige eeuw speelt. De anderen hceteri: Hoe Vossenderks Janna zes Pruisen gevangen nam" en Hoe Derk Langcnberg den grooten Bromberend fopte;" zij voeren ons terug naar 1787, toen de Pruisen in ons land drongen en naar 1672, toen de Munsterschen hier binnen vielen. Een drietal verhalen uit Gelderlands geschiedenis, zonder veel pretensie, vlot vertelde gebeurtenissen uit vroeger tijd, die de aandacht onder 't lezen bezig hourien. Misschien niet geheel als jongens boek bedoeld, zullen vooral Geidersche knapen er hun pleizier aan hebben, ook om het lokale en om het dialect in sommige dialogen. Als de Duitsche zinnen hier en daar hen bij de lectuur niet in den weg zitten! Vaarzon More/ illustreerde het boek. B. J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND iiMiiiiilimiiiiiiiiumiit IIIIIIMIII Nieuwe Uitgaven laa en haar Moeder, door V/illy Pétil lon, met illustraties van Pol Dom, bij de N.V. Uitgevers Mij. Van Loghum Slaterus en Visser, Arnhem. Je houdt van Ina, als je het boek uit hebt, en, ben je wat ouder en lees je het boek, dan hou je nog meer van Ina's moeder, het cordate werkzame vrouwtje, en je houdt van Otto Doorninck, den jongen dokter, die zoo'n leuke baas is en kinderlijk-jong kan zijn met kinderen, en toch zoo hartelijk en innig, zoo vastberaden en krachtig; van Bep ga je houden, Ina's vriendinnetje, en van Pop zelïs, het verwende, nuffige en dikwijls hoogLAGE PRIJZEN. SCHITTERENDE KWALITEITEN. GENERAAL AGENTR. v. NEDERLAND N.V. R. A. MI." LEEUWARDEN. Telegr. RANIE. Te laf. 232. De Nederland sche HandelMaatschappij in 1919 Reeds meermalen is er bij de bespreking der jaarverslagen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij op gewezen, dat de zeer bevredigende resultaten, die deze bijna honderdjarige zonder onderbreking opleverde, hoofdzakelijk aan de groote verscheidenheid van haar bedrijf te danken zijn. Aanvankelijk eene geprivilegieerde instel ling, die als verkoopsagente der regeeringsproducten uit Indiëzeer groote winsten maakte, waaruit niet alleen behoorlijke dividenden a?n de aandeelhouders konden uitgekeerd, maar ook dikwijls vrij aanzien lijke verliezen op minder oordeelkundig ge leide andere takken van bedrijf gedekt werden, is zij tot voor enkele jaren in hoofdzaak Indische Cultuur-bank geworden. Ofschoon nog altijd de exploitatie van eigen Indische cultuur-ondernemingen en hare uit gebreide relatiën tot die van derden een belangrijke tak van het bedrijf der Handel-Maatschappij uitmaken, is zij zich in de latere jaren meer bepaaldelijk op het bankbedrijf in den uitgebreidsten zin gaan toeleggen en overschaduwen de uitkomsten van dat bedrijf thans verre die van de andere takken. Het dezer dagen uitgebrachte verslag over 1919 doet zien, dat in die richting in het afgeloopen jaar weder belangrijke vorde ringen gemaakt zijn. De gecombineerde winst- en verliesrekening van alle kantoren wijst toch aan, dat van eene totale bruto winst van ruim ?281 millioen, ruim / 23 millioen of ca. 81 pCt. verkregen is uit het ba nkbedrijf (provisie-, interest- en wissel-. rekening), terwijl cultuur-ondernemingen in Nederlandsen-Indiëslechts voor ? 5.2(10.000. of 18 pCt in die bruto-winst deelden. Alhoewel aanmerkelijk beter dan het voor gaande jaar,*,toen de winst uit cultuur-onder nemingen slecht;; / 792,288 bedroeg, wordt het resultaat over 1919 toch teleurstellend geacht, omdat bij de aanzienlijk hoogere prijzen der voornaamste Indische producten meer speciaal het hoofdproduct suiker eene belangrijkere bate uit dien hoofde verwacht werd. Het verslag bevat daaromtrent geene nadere toelichting, maar niet onwaarschijnlijk hebben lagere productie en hoogere loonen medegewerkt tot dit niet ten volle aan de verwachtingen beantwoordende resultaat. Toen ik in Juii 1919 het verslag over 1918 besprak, meende ik met gerustheid te mogen neerschrijven: Met het oog op den tegenwoordigen hoogen stand der suikerprijzen, behoeft men geen profeet te zijn om aan te nemen, dat het loopende jaar (1919) weder tot de vette jaren van het cultuurbedrijf zal behooren en in dit opzicht vermoedelijk wel een nieuw record zal slaan." Het bewijst weer, hoe gevaarlijk het is, zich aan profetiën te wagen. Tot de vette jaren behoort 191g zeer zeker, maar een record slaat het geenszins, daar het ten aanzien der winst uit cultuur-ondernemingen nog ca. / 2A mil lioen beneden het tot nu toe gunstigste jaar (1909) is gebleven en zelfs nog een paar ton beneden 1916. Ik zal mij daarom maar niet weder aan voorspellingen wagen, hetgeen echter niet wegneemt, dat het al zeer moet tegenvallen, indien bij de sedert verder sterk verhoogde suikerprijzen 1920 in dat opzicht niet eene aanmerkelijke verbetering aanwijst, Intusschen, zooals reeds opgemerkt, wijst 1919 eene zeer belangrijke vermeer dering der winsten uit het bankbedrijf aan. Ik laat hier volgen een overzicht van de winsten uit dat bedrijf in de laatste tien jaren. in 1919 f 23,056,938 tegen 1918 19,645,961 1917 14,203,745 1916 13,710,613 1915 8,099,277 1914 7,176,220 1913 7,720,594 1912 6,685,324 1911 , 5,804,950 en 1910 5,360,065 Hieruit blijkt, dat terwijl vóór 1916 de winst uit dat deel van het bedrijf geleidelijk van ruim vijf millioen tot acht millioen ge stegen is, zij in de laatste vier jaren nage noeg verdrievoudigd is. Voorts blijkt uit de onderdeden der winst- en verliesrekening, dat deze vermeerdering voor het grootste deel aan de uitbreiding der werkzaamheden op dat gebied hier te lande te danken is. In 1914 bedroeg de winst uit provisie, wissels en interest hier te lande / 4,850,000.?, in 1919 ca. / 14,500,000.?. Daarbij speelt de bate uit in terest een groote rol, daar zij van / 3,764,000. in 1914, tot / 10,282,000.?in 1919 gestegen is. De sedert plaats gevonden kapitaals-uitbreidingen van ?50 millioen tot ? 80 millioen en de daarmede gepaard gaande sterke ver meerderingen van aan de instelling toever trouwde vreemde middelen (deposito's, reke ning-courant saldi enz.), is daaraan natuurlijk niet vreemd. Einde 1914 bedroegen deze vreemde middelen bij de kantoren hier te lande nog niet ten volle negentig millioen, terwijl zij op 31 December 1919 tot 295 millioen gestegen waren. Met de vestigingen in het Oosten medegerekend, wijzen de vreemde middelen, vergeleken bij 1914, de volgende hoogst belangrijke vermeerderingen aan: PADOX OEN HAAGi VARMOND HOUTBOUW IKANTOOR FCEDERIK JEN (1AAQ - TCUNT.ycri.256Q-25ai LEVERT DE/VERLANCDINZEER KORTEN TUD ALLE HOUTCONyTRUCTlEX AL/ LANDHUIZEN SCHOOLGEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINGEN OPAANVRAAC liiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimimiiiiiimiiiimniiiiimiiiiMitilmmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii van Dante's tijd, en daarom is zijn doel ons in te lejden in de kennis van de wijsgerige, godsdienstige eu dichterlike begrippen eu opvattingen van toenmaals. Een duideliker en aantnoedigender gids kan men zich mocielik denken. Een vergelijking met de kunst en de weten schap die aan Dante's werken voorafgingen voert ons tot het onderscheiden van twee fac toren die door de dichter zijn saamgevoegd. De poëzie der Provengaalse troubadours, in Italiëovergeplant, deed hem niet alleen liet kader aan de hand voor zijn liefderoman, doch bepaalde ook, litterair gesproken, zijn houding tegenover Beatrice ; de scholastieke wetenschap, die hem opleidde tot mystieke vereniging met God, verhief zijn werk op hoger plan, maakte zijn hartstocht tot een gewijde verering. Om de ontleding dier beide elementen is het Prof. Van Dijk vooral te doen. Aan velen zul len de bladzijden welkom zijn, gewijd aan de mystiek vóór Dante, van Plato over Plotinus en Augustinus tot Dionysius, en waarin ook op het belang van het symbool en andere eigenaardige denkgewoonten der Middeleeu wen wordt gewezen. Immers'Dante's psychologies verhaal voert ons op tot de kringen waar engelen wonen; de geliefde van Beatrice ziet God in de ogen en de lach ener vrouw: het aardse vertoont, zij het zwak, de glans van het hemelse licht. De biografie neemt aldus de vorm aan ener wijsgerige verhandeling, omdat een nauwe band de scholastiek samenhield met de mystiek, die voor ons eerder geheel ervan is gescheiden, de eerste, object van studie voor het streng redenerende verstand, de laatste, hoogste uiting van extaties gevoel. Voor de Middeleeuwse denker was de filoso fie slechts de voorschool voor het leren kennen van God, en de vereniging met God de vrucht van weten. Harmonie tussen weten en geloven, tussen verstand en openbaring is het hoofd kenmerk van de Middeleeuwse wereldbescha ving. De echte volle wijsheid is slechts in God, en in de mensen alleen voor zover zij deel heb ben aan de goddelike wetenschap. Tussen de dichter en hem die God zoekt, en tussen deze en de man van studie bestaat geen afscheiding. Van Provencaalsc oorsprong zijn, in het Vita nova, verscheidene motieven, zoals de veredelende kracht van de liefde, de volkomen onderwerping van de minnaar aan de aange bedene. Prof. Van Dijk somt er enige op, doch weidt daarbij vooral uit over de rol die deze thema's spelen in de werken van Dante en beschouwt zeer terloops de Provenc.aalse kant der kwestie. Anders zou hij, zonder twijfel, niet hebben gesproken van het rondzenden van sonnetten" door de troubadours, daar deze immers geen sonnetten hebben geschre ven en wél samen gesprekken in dichtvorm voerden, waarbij zij om beurten strofen dicht ten van een zelfde lied, doch deze niet rondzonden ; weliswaar kwam het in de laatste periode der Provenc,aalse litteratuur voor dat een dichter een enkele strofe vervaardigde, waarop een ander, eveneens met n strofe, antwoordde, maar dit waren persoonlike, satiriese versjes, niet, zooals de Provi'ncaalse jocs partitz en de Italiaanse sonnetten, dis cussies over liefdesproblemen. Ook de droom" beschouwt Prof. Van Dijk als ontlening aan het Provenijaals. ? Is dit zo zeker? Ik weet wel dat Giraud de Bornelhi, in No pose sof r ir, ver? telt hoe hij droomt van een jonge sperwer die op zijn vuist zit en die tegelijk tam en wild is, doch naderhand gewillig zich tot de jacht doet africhten, hetgeen iraud's heer aldus verklaarde dat hij de liefde ener hooggeboren vrouw zou verwerven. Maar daarom i's de droom" nog niet een Proven caals mo tief. In de provenc.aalsche poëzie verschijnt de geliefde dikwijls in een droom", zegt Prof. van Dijk ; maar al overkomt het de trouba dours niet zelden dat zij, in hun droom, zich verbeelden dat een liefdevvens wordt verwezenlikt die de werkelikheid hun ontzegt, dan is dat toch nog iets anders dan de allegoriese verschijningen vóór Dante's verbeelding. En waarop slaat, wat Prof. van Dijk noemt de kring van deelnemende vrouwen rondom den provencaalschen dichter"? Dat de geliefde zelf voorkomt in een kring van vrouwen, ja daarvan hebben wij in de 'reva van Guilhem de la Tor, en de Carros van Raimbaud de Vaqueiras, voorbeelden, maar waarschijnlik heeft Prof. Van Dijk het oog op XVIIl en XX!II van het Vita nova. Indien dus, onder de opgesomde motieven, er zijn waarvan de Provenc/ialse afkomst onzeker is, zo zouden er twee gewichtige aan kunnen worden toege voegd, nl. het thema van het opgegeten hart en dat van de vrouw der beschutting".; Zo vormt dus het werkje dat wij bij dezen aan allen die Dante willen kennen aanbevelen, een inleiding tot de lezing van het V mi Noru; vél van hetgeen daarin' verwonderde en zelfs verbijsterde, wordt duideliker. \Vil dat zeggen dat het werk nu ook geheel verklaard' is in zijn ontstaan? Volgens Prof. Van Dijk is tusschen het troubadour-element en den ove rigen inhoud van het boekje geen naad te ontdekken : hij is troubadour en mysticus in nen, de provencaalse Jvriek is organisch verbonden met de mystiek." Het /ij zo. Maar is juist niet die vereniging voor ons het grote raadsel, het geheel nieuwe, het geheel enige? Het is heel eenvoudig, te zeggen dat Beatrice werkelik heeft bestaan ; trouwens wie twijfelt daaraan nog? Ook de troubadours richtten hun verzen tot vrouwen uit hun omgeving, lin wanneer Dante, de zoete nieuwe stijl" kenschetsende, zegt: Ik ben een die neerschrijft wat Liefde mij inblaast en het weergeef zoals zij het mij voorzegt," of, in het Vita Nova, spreekt van woorden die het hart mij zeide met de tong van Liefde", dan betekent dit, dat de nieuwe school streefde naar de spontane, oprechte uiting van ware gevoelens. Met de onmiddellike voorgangers van Dante, slaafse navolgers der troubadours, was dit voorzeker niet het geval, maar men vergete niet en misschien heeft Prof. Van Dijk dit niet voldoende doen uit komen dat, hoe meer men de Proven caalse dichters leert kennen, vooral de vroegere zoals Bernart de Ventadour, hoe meer men ook bij hen, zij het ook zacht, ware tonen kan horen. In elk geval is er in die poëzie geen godsdienstig element ; het is kunst zonder wetenschap en zonder mystiek, ook al bepaalde de scholastiese denkwijze voor een deel de denk- en dichtvormen der zangers. Toen echter de liefde van de dichter voor een vrouw werd vereenzelvigd met de Liefde, de drang van allen naar God, werd de werkelikheid geëlimineerd. Guinizelli's Al cor gent il is zuiver abstracte poëzie, evenals Cavalcanti's Donna mi pre«a; diens meer persoonlike gedichten hebheb echter niets mystieks." Alleen in Dante's cycles van sonnetten en canzonen, saautvei'bomlcn door zijn commentaar, blijft de liefde tegelijkertijd de aandoening die Beatrice in hem opwekt en de begeerte naar het goddelike: het aardse houdt stand naast het hemelse. En dat is het wat maakt dat het Vita Nova op geen ander werk gelijkt dan de Couimctfai. De bekende scène in het Aards Paradijs, waar Beatrice tegelijkertijd is de verpersoonliking van het hoge ideaal en de ijverzuchtige vrouw, die zich erover beklaagt dat een jong ding" Dante heeft geboeid, is wel de meest krasse verbinding van werkelikheid en sym bool die denkbaar is. Ik leg de nadruk op tegelijkertijd". Dat Dante's gevoelens voor Beatrice zich langzamerhand gelouterd zouden hebben, zo dat zij voor hem de beschermengel zou zijn geworden die hem aan het lagere leven zou heb heb onttrokken, wat zou natuurliker zijn ge weest? Maar dat de door God uitverkorene op liet ogenblik zelf waarop zij Dante in de wereld der gelukzaligen binnenleidt nog zó aards ge voelt als Beatrce dat doet, ziedaar het geheel enige, en door geen parallellen of gelijktijdige denkgewoonten of denkvormen te verklaren nieuwe feit. Als Prof. Van Dijk spreekt van Beatrice's heilige coquettcrie", dan drukt hij zeer kernachtig uit wat ik hierboven heb omschreven : alleen zou ik gewenst hebben dat hij had vermeld dat die combinatie van dit adjectivum met dit zelfstandig naam woord het eigenlike van Dante's zeer persoon like kunst kenschetst en daarom niet te ver klaren" is. De gehele ivina Commedia ontleent haar kracht en haar pracht aan dat, vóór en na Dante, nooit vertoonde samengaan van menselike en bovenmenselike gewaarwordingen, en het feit dat, in de hoogste zaligheid, de zielen belang blijven stellen in wat er op aarde voorvalt, ziedaar wat het eigenlike wezen van het gedicht bepaalt. Was deze samenvoeging van heterogene elementen een vinding van Dante zelf? Men weet dat onlangs, niet zonder goede gronden, is vermoed dat hij Arabiese modellen zou hebben gehad. Dit is zeker dat hij in de Euro pese letterkunde de eerste en de enige dichter is geweest, die dit stoute ondernemen heeft bestaan. A m s t e rd a m J. J. S A L v E K D A D i; G K A V !?;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl