Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2.4 Juli '20. -- No. 2248
wordt door 21.000 artsen erkend
als het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
TJIT
KIU.AJDSOHCRrF'T VA1ST
BOEKETJES SOFISTIEK
XL
AAN DE BRON
Saus Souci", Feriënthal, 17 Juli '20
Mijnheer de Redacteur,
Bij voorbaat erken ik mijn schuld en on
waardigheid, maar ik moet mijn (overigens
heilige) sofisten-beloften voor nmaal breken.
Ik verzeker u niet schrijvens-onwillig te zijn,
maar slechts onmachtig. Tusschen een bad en
een bergtocht in ga ik mij verantwoorden,
eershalve, en duik dan weer haastig achter
uw horizon weg.
Geschrijf in kranten en periodieken, ??-u,
mijnheer de redacteur, weet het beter dan
iemand onderstelt verstandelijke bezin
ning; vergt geestelijke werkzaamheid; is pro
duct van intellectueel bedrijf. Dit alles is al
erg genoeg, en vrij belachelijk; het ergste is
echter de hoogmoed, de onontbeerlijke
superioriteits-waan van eiken criticus. Vanaf het
gezegend oogenblik nu, dat ik op Sans Souci
mijn intrek nam om er wat vacantie te vieren,
mis ik genoemde condities; ontzonk mij dit
alles als waardelooze ballast en schadelijke
overbodigheid. Sinds voel ik mij rijk in
armoede ?
Er zijn hier meren. Jaren geleden leerde ik,
zonder er nut van te wachten, pagaaien en
zwemmen. Nu leef ik, uren aaneen, in den
natuurstaat van vliegende visch. En een visch,
mijnheer de redacteur, is geen intellectueel,
nietwaar.
Er zijn hier bosschen. Halve dagen ben ik
woudlooper of KUeine Johannes. En noch
Aimard's, noch Van Eeden's creatie kunt u
zi|h voorstellen, artikelen pennend of ironie
bedrijvend.
Er zijn hier kinderen; zwartoogige Jeans;
blondlokkige Gretchens. Zij zitten op mijn
zeehondgladden zwemmersrug; of vleien,
moegespeeld, de zonnige kopjes tegen mijn schou
ders, tegen mijn knie, als we onder de
ruischende boomen op het mosbed een beetje
droomen of sprookjes beleven. Welke ordente
lijke zeehond hanteerde ooit een vulpen?
Welke Engelbewaarder werkte met een repor
terboekje?
En 's avonds.... Is ergens een wereld waar
men kranten behoeft, en tooneel, en cobblers,
en taxi's? Wij begeeren niets dan deze
Umwelt: het meer, de nacht die zingt in het
boomenloof, die blinkt in de heilige, onsterfelijke
sterren, hoog boven ons sterfelijk hoofd en
boven de eeuwige sneeuw.
Het moet u duidelijk, en mij vergeven zijn :
hier is geen beschaafde wereld. Wie politiek
zegt, of literatuur, of Spa, of Bela Kun, zegt
een onwelvoegelijkheid. Men praat hier niet;
men leeft slechts.
Het laatste dat ik mij uit den cultuurstaat
van voor eenige dagen of eeuwen? her
inner was de wanhopige beaming dezer
kantteekening van Dirk Coster: Sinds
drie?iiiiiiiiiiiiiimii
FISK
NON-SKI D
De beste AUTOBANDEN
tegen billijke prijzen
Voor Nederland:
N.V. R.A.M.I."
L.EEU WA R D E N.
Telegr. RAMI. Telef. 232.
l J. H. DE BOIS, Kruisweg 68, HAARLEM
1 Schilderijen - Prentkunst - Boeken over Kunst
CATALOBI OP AANVRAAQ
iiHimiiiiiitiiiiiittiiiiiiiiiiiimmiiiiiimiiiititiiiiiiiimiiiittiiimiiiiiittiiiiiitiiiminimiiiiiiiitM itmtmitiimitiitiimiiiiiiiimtiiiiiiim -11111111111111111
SLUIT UW LE VENSVERZEKERING BU
OEAMSTERDAMSCHE
VERZEKERD BE P RAG 65 M l LLIOEN
iiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiifiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifffiiiiii
J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM-R'DAM
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
iiiiiiiiiiMiiuiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiuiiiiiiiMiiiMiiii iiiiiintiiiiiiii umi
honderd jaren is het intellectueele Europa een
kweekplaats van levenloozen". Vanuit deze
onze levenloosheid viel het gemakkelijk het
leven, de liefde, den dood, oorlog en vrede,
kunst en weterij met ironie te bejegenen. Maar
hier, met gulzige teugen drinkend aan de
borst van Natura Mater Sacra zelve, zien wij
ons lompengewaad der cultuur en de bord
papieren kroon der intellectualiteit ter aarde
vallen, en wif verliezen allen zin voor analyse
en critiek, voor sarcasmen en
liefdeloosheidspose.
Hoe zou men dan, mijnheer de redacteur,
voor al de gewichtigheden van de doening
eener gehavende wereld van schijn en scha
duwen, van onnatuur en zinlooze
Wichtigtuerei nog gedachten overhouden?
Maar stel u gerust, deze afdwaling naar de
bronnen van zuiverheid, goedheid en
ongckunsteldheid is een tijdelijke. Een Westerling
blijft niet lang immuun voor de
cultuur-besmetting onzer weer wachtende samenleving:
de tijd der infectie is daarvoor te lang geweest.
mii iiiiiimiiiiiiiimiii
iillliiilllllmmiiimi
IDALVW DEN HAAG j
KAl/VJA WARMOND'
HOUTBOUW
IKANTOOC FBEDERIK nENDCiKLAANö5
.DEN HAAG - TEL INT7Ch 25ÖO-23ftl
LEVERT OE/VEPLANCD INZEER KORTEN
T'JD ALLE HOUTCONyTRUCTlEy
ALX
LANDHUIZEN
SCHOOLCEBOUWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTINGEN OP AANVRAAC
Wij wanen onzen blik hier ingesteld op den na
tuurlijken horizon, maar ongetwijfeld zal ook
dit een snel uitgewerkte zelfsuggestie blijken.
Der natürliche, gesunde Mensch", schreef
onlangs Max Harden, kennt und versteht
ironische Regungen nicht. Wo sie sich melden,
musz schon eine Kultur berreif geworden und
mit Schimmelgespinnst bedeckt, ein Glaube
geborsten, ein Baugrund versumpft sein
Ironie ist die letzte Stütze der dein Tode
Geweihtcn; und wenn gar die Weiber, die
Pathetrker unter den zweizinkigen Gabelthieren,
ironisch werden, dann hat einar Kultur, die so
Unerschautes sctutf, schon die Sterbeglocke
gelautet " ' :
Morgen verlaten wij Sans-Souci, overmorgen
zal onze natürliche, gesunde Mensch hier een
zaam begraven zijn, en weer klinken de galmen
dezer doodsklok, en weer trekken wij zelf aau
het klokketouw, en herzoeken onze wegen in
het fascineerend leven van de
grootestadsmoerassen, leunend immers op den staf der
ironie, die letzte Stütze....
Uwe weliwillcndheid, mijnheer de redac
teur, behoeft dus mijne schrijfbelofte niet
voor geannuleerd te houden.
Intusschen met beleefden vacantie-groet,
Uw immer dienstw.
OER n. v. D.
IlllllllllllllllllllltllllllllHlIUIIIIIUlllllllllllMIIMlIIIIIMIIIIMIIMMlIIIIIUM
Vrouwen-emancipatie in China
Ook China verwestert," schoon niet in
denzelfden graad als Japan, en de Chinee
sche vrouwen ontwaken" ook, zooals Y. J. N.
schrijft in The Trans-Pacific." Maar het ont
waken is niet heftig, doch geleidelijk. Bijvoor
beeld, thans vragen zij nog geen politieke ge
lijkstelling met de mannen, in 1912 deed een
troep vrouwen een inval in de Wetgevende
Vergadering te Kanton met den kreet: Stem
recht voor vrouwen." Maar 't was niet meer
dan een flikkering, en een groote meerderheid
van de Chineesche vrouwen vraagt thans geen
stemrecht.
Aan den anderen kant is er een groote voor
uitgang in de opvoeding der Chineesche vrouw
in 't algemeen en daardoor zijn in haar andere
wenschen ontwaakt dan die van politieke
gelijkstelling. Vele jonge meisjes studeeren
buitenlands, voornamelijk in de Vereenigde
Staten, of zij zoeken een beroep, niet het
minst in den handel. En tengevolge daarvan
verlangen zij andere hervormingen, op het
gebied van het huwelijk ook. Het is niet langer
de wil des ouders alleen, die over de huwelijken
der kinderen beslist. En zijn reeds vele paren,
die zelve kiezen. Maar wel raadplegen zij nog
de ouders over hun keuze en men kan er zeker
van zijn, dat vele jaren zullen verloopen voor
deze gewoonte wordt afgeschaft.
In China, zegt de schrijver, is dikwijls de
gewoonte sterker dan de wet en 't werkt wei
nig uit als men tracht de schakels te verbreken
van een oud gebruik uit onheugelijken tijd.
De Westerling gaat er prat op, dat zijn huwe
lijk op liefde is gebouwd. Als dat zoo is, vraagt
de .Chineesche broeder, waarom zijn er dan
zoovele echtscheidingen, zoo menige kwaad
willige verlating in uw land? In het Oosten
zijn echtscheiding en verlating iets bijna
ongehoords. De macht der openbare meening, die
ontbinding van het huwelijk veroordeelt, ten
zij voor een zeer geldige reden, wat de wet er
ook van zegge, werkt als een heilzame bescher
ming voor de Chineesche vrouw, maar nog
zwaardere redenen zijn er in dit land voor de
handhaving van den huweiijksvrede, namelijk
eerbied voor de beslissing der ouders, vertrou
wen in hun oordeel en afkeer van het verbreken
van een band, die eenmaal is gelegd. Wijlen
Sir Robert Hart, die een halve eeuw lang een
hooge plaats bekleedde in China, vergeleek
een Westersch huwelijk bij een ketel kokend
water, dien men op een kouden haard zet en
afkoelen laat, en een Chineesch huwelijk bij
M» S S BJLFVNCHE
ClGFVRETTES
IIIIHIIIIIIIIIIII III
een ketel koud water, dien men op een warme
kachel aan den kook brengt.
Desniettemin, Chineesche weduwen zijn
thans ontwijfelbaar er niet zoo meer op ge
steld, als zij vroeger wel waren, om zich te
offeren op de graven harer echtgenooten. Zij
blijven leven en hertrouwen zelfs bij gelegen
heid. B.
iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiittiimiiiiMiiiiiiiiiini 111111111111111111
PflHFUM M ROS l
oa CARHB/=V
iiiiiiiu IIIIIIHII iiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiii i ii
De Troost
door G. L. KROES
Ze *) konden niet slapen,'
Het feestgedruisch '4 ^
Stuwde z'n klanken
Naar 't stille Huis.
Ze lagen te luist'ren
Naar vuurwerkgeknal,
Naar sleepende wijsjes
Van 't roezige bal.
Ze lagen te luist'ren
Zoo stom en stil,
Met starende oogen
En zonder wil.
Ze zaten gericht nu,
De oogen vol glans
1 En wisten daarbuiten
Een vroolijken dans.
Ze werden heel leutig
En zagen zich gaan
Door feest'lijke straten
En lichtende laan.
Toen kwam weer het and're,
De stil-grijze kluis,
De knippende sloten,
Van 't dreigende Huis.
De half-donk're slaapzaal,
Hun bedje van stroo,
Hun blauw linnen jasje,
De werkplaats, 't bureau.
Ze zuchtten es even
En draaiden zich om,
Ze vonden hun vroegere
Leven zoo stom.
Toen klonk er een stemmetje
Klaar in den nacht,
Dat hope en moed
En weer levenslust bracht.
Dat *temmetje zong er,
Zoo jolig en kwiek:
,,Misschien krijgen wij
Ook nog wel eens muziek!"
*) De jongens van de Kruisberg".
Tof InT IET
miiiimnmiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiii
Colbert CostumesiflO.-naa.Maat
SMIT & C0., P. C. Hooftstraat 66
MiiimiiMiimiiiiimiiMimiiMimiMiiii am IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
l BEZOEKT[
i de Kon. Kweekerij l
LMOERHEIM"!
i voorheen B. RUYS I
! DEDEMSVAART
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiWtiiiiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiii mm i
ZOMERDROOM
DOOK
PIET P L U I Z E H
21 Juli. De eerste dag van mijn vacan
tie ! Met groeiend verlangen heb ik dezen tijd
voelen naderen, met zoet verlangen ; want
ik wil deze maanden weer doordroomen den
bitter-zoeten zomer van verleden jaar. Van
dag tot dag wil ik m'n vacantie indeelen als
toen ; het zal anders zijn, maar juist daar
om wil ik me losmaken van het reëele van nu en
nieuw doordroomen m'n zoeten zomerdroom.
En waarom wil ik dit ? Want woog niet de
last van m'n leed me zwaar op de ziel? Maar
de pijn is verstild : waarom wil ik dan weer
die pijn me voelen doorwonden? Is het een
koesteren van leed_? een martelend, zinloos
droomen aan wat niet kon en nooit had kun
nen zijn? een in week zelfbeklag m'n ziel door
drenken van zoeten weemoed? Maar het is
een (ja, ik weet wel: hopelooze !) poging om
het vergane jaar, van zomer tot zomer, te
elimineeren uit m'n denken, om die purperen
dagen van licht en leed weer te leven en te
doen duren, om weer met jou te zijn als
toen. Voor de Augustusdagen heb ik, vroeg
in den zomer al, dezelfde kamer genomen,
waarin ik verleden jaar iederen avond, als het
in huis en buiten nachtstil was geworden, m'n
liefde en leed van den voorbijen dag herdacht
en neerschreef. Daarnaar wil ik de dagen op
nieuw doorleven om bij je te zijn. Zélf zul
je er niet komen, want (al weet ik, dat je 't
zou willen !) je zult overleggen, dat ook Paul
erheen zou kunnen gaan en er jou dan ont
moeten ; en dan zou je trots het voelen als een
vernedering, wanneer je in z'n oogen dacht
te lezen een ongezegd : Dus ook jij !"
Toch (en weet je dit niet?) : toch zou je
hem er niet zien, - want hij is als jij!.. Frans
en hij hebben me gevraagd om mee te gaan
zeilen in Friesland, maar ik heb gezegd, dat
ik niet kon, omdat ik al een uitnoodiging naar
Zeeland had aangenomen. Waarom heb ik
hun niet onbewogen kunnen zeggen, dat ik
weer naar 't Geldersche, naar E. ga? Maar
ik heb ook m'n trots xdie halve waarheid
(want ik had dan gezegd : ik vind er de om
geving zoo mooi!") had hun mogelijk m'n
zoet geheim ontdekt en daarvan mag gén
weten ! Morgen gaan ze weg; ongestoord
kan ik dan heendroomen naar m'n Augustus
dagen !
22 Juli. Aan den trein heb ik nog wat
staan komediespelen van: Ik wou, dat ik
mee kon l" en Wat allemachtig jammer, dat
ik het niet eerder heb geweten !" Ik voelde
Paul zoo wat meelijerig op me staan neerzien,
als op een slachtoffer!" Om me nog wat
schadeloos te stellen, vroeg hij me om, waar
ik in Augustus niet kon, dan tenminste deze
week nog mee te gaan. Maar ook deze
dagen zijn van m'n zomerdroom ! ,,Van
schrijven, zal wel niet veel komen uit onze
wildernis", zei Frans. Gelukkig! dat bespaart
me de noodzakelijkheid om verder te liegen :
ik had anders een reden moeten geven, waarom
ik in Zeeland geen vast adres kon noemen !
En zouden ze dan niet zijn gaan vermoeden?
m'n zoet geheim maakt me wantrouwend !
Toen ze weg waren en ik den Stationsweg
terugslenterde, drong het even wel
scherppijnlijk tot me door, hoe anders dan verleden
jaar dit is, - hoe anders de komende dagen
zullen zijn : toen was ik vaak bij de Kringa's ;
we zaten 's avonds veel in de schemerdonkere
serre : Ans, Paul, jij en ik, -- soms Frans ook.
Dat zal tui dit jaar anders zijn. Maar ik wil
me hiervan losmaken en me indroomen in
dat voorbije.
Over elf dagen ga ik naar E. !
28 Juli. Aardig in Ans : dien ik haar
gisteren even sprak, zei ze: Ik wou, dat ik
in Augustus naar li. kon !" Want ze hield
van je, Bé. Maar ik ben toch blij, dat ze
niet kan : ze zou m'n droom verstoren.
l Augustus. Het regent ! Wat was het
verleden jaar een prachtavond, den dag vóór
ons gaan ! Ik was klaar met pakken en was
naar de Eringa's gegaan om Frans en Ans
een handje te helpen ! (ik zou er immers jou
vinden !) Maar jij was er niet: Paul was naar
jou toe. Toen 't al donkerde en we in de serre
zaten, kwam je nog even met Paul mee.
Jullie gingen tegenover Frans en mij zitten ;
Ans liep wat heen en weer, was nog niet klaar ;
de avond was zoet van zoelte ; in 't donker kon
ik nog zien, dat Paul z'n arm om je schouders
had; je leunde naar hem over, met je hoofd
tegen z'n schouder; zijn vrije hand hield bei
jouw handen; even bewegend streelde hij
soms z'n wang langs je haar ; dan keek je
even naar hem op.
2 Augustus. Het regent! het drupt
maar stil en staag. Met regen benjik hier aange
komen : in en langs de laan van Z. naar E.
was het triest en troosteloos van regenmist;
drenzig sjokte het (open !)paardetrammetje,
waarin ik de eenige passagier was. Verleden
jaar was het schroeiheet toen we aankwamen ;
we gingen toen ook met het trammetje : naast
mij zat Ans, daarnaast jij en Paul ; Frans
stond achterop /.waar-gewichtig tu redeneeren
met den conducteur; hij heeft het ons later,
onder het eten (waar jij tegenover me zat !)
zitten vertellen. Uit m'n raam zie ik,
donkerder tegen 't nachtedonker, de verre
dennen, roerloos in den regen ; onder m'n
raam getikkel op heesterbladereii, gedrup op
't kiezel.
3 Augustus. Eentonig als de geschie
denis van Saïdjah's vader: het regent! Toch
is dat niet zoo erg : jullie gingen er in die
eerste dagen altijd samen op uit. Dan bleet'
ik hier ; het liefst was het me dan, als Frans
en Ans ook weg waren ; dan zocht ik, in zoete
zelfkwelling, me te verbeelden, hoe je nu samen
ging langs 't stille boschpad of in droome-rust
lag in de zoetgeurige hei ; in de boschlaan was
nu schichtig spel van lichtplekjes langs de
donkere stammen en op den groenen grond;
op de heide gonsde nu gezinge/.oein met soms
van ver een ijle klokkeslag. Ik droomde 't mee,
in zoete pijn. -- Je was in die dagen zoo diep
in-gelukkig : als eindelijk, eindelijk verzadigd
van eu toch steedss weer dorstig naar geluk ;
storeloos gelukkig leek je. M'n ziel was ge
drenkt in leed en dronk het gretig in !?Als
hij bij je zat, in onzen kring, als hij z'n arm
om je schouders lei en zacht je haar streelde,
soms het even kuste, dan was dat voor me
om het uit te schreeuwen als van physieke
pijn ; maar als je dan, met het geluk
vochtigglanzend in je oogen, naar hem opkeek, dan
verstilde de pijn, verzachtte het schrijnen,
vervloeiden brandend verlangen en wondend
leed tot stil, droevig, maar diep en troostend
geluk. Het zijn toen m'n goede, m'n heilige
dagen geweest, want eigen verlangen en eigen
smart verstilden voor de macht van m'n
goddelijke (want in zichzelf vertrooste) liefde
tot jou.
4 Augustus. --- Zon vanmorgen ! Toen
ben ik, vroeg ai, uitgegaan, naar 't pad langs
't korenland ; daarnaast ligt het veld met ,,die
bloem van /omerrood : papaver." Ze staan
niet dicht bijeen, maar over heel het veld
wappert toch vlamrood op teer-groenen sten
gel het geflakker van den zomerbluem.
Ans was met Frans gaan fietsen ; Paul en jij
waren al vroeg weggegaan ; ik had een tijdje
zitten lezen en was toen opgestaan, door 't
weiland gegaan naar 't pad door 't korenland:
dat pad was je lief. En toen ik onder 'l
spoorviaductje doorkwam, zag ik je staan iu 't
papaverveld, gebogen naar zoo'n vlamroode
bloem. Wat verder stond Paul, zorgelijk
schuivend uiteen en buigend terzij de
graanstengels : om korenbloemen. Op den akker
rechts van het pad ging met gemeten tred een
boer achter den ploeg : met korten roep dreef
hij soms het paard. Je was in het wit, en als
je rechtstond, vlamde het papaverrood in je
hand tegen je borst. Toen ging ik terug.
Vanmorgen ben ik erheen gegaan : het was
er nu stil je stond er gebogen naar de bloem!
5 Augustus. Ik weet, hoe ik in die dagen
wel heb getracht me te denken, hoe je toch je
geluk moest voelen. Mij dacht, dat het je soms
moest zijn als het ruischen in schemerige
boschschaduw ; en soms als het stralend op
schieten, het kleurfonkelend neersproeien
van een klaterfontein in zon ; als de stille
wijding van een hooge koele kerk in de bran
ding van bruisend grootestads-gewoel, met
licht neer door ruiten van gebrand glas ; als
de reine, stille vlam van een altaarlicht; als
een flonkerjuweel in lichtstraling; als een
vuurroode bloem, een purperen roos, een
zwellende, rijpende vrucht van scharlaken.
Want je geluk sloeg soms brandend uit, uit je
oogen ; en soms was er de rust. In slechts
halve scherts heb ik je toen eens gezegd :